HELDERSGHE COURANT. Zaturdag 14 Mei. M 935. Tiende Jaargang. 1870. Jïieuros» en Aöocrtcnlic'fifai). (©jftrictl geöceltc. AAKBESTEDING. J3tet-offiricel gcöceïte. Wettelijke Schoolpligtigheid. Verschijnt DINGSDAG- en VRIJDAG-AVOND Abonnementsprijs voor 3 maanden 1.00 Franco per post n n1-25 Men abonneert zich bij alle Boekbandelaren en Post directeuren. Brieven franco. De prijs der Ad verten tien van 1—4 regels is 60 Centen; voor eiken regel meer 15 Centen. Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve men de Advertentiën intezenden. Ingezouden stukken minstens één dag vroeger. Uitgever S. GILT J ES. Op Vrijdag den 20 Mei 1870, des avonds ten teven ure, zal, aan het Raadhuis der gemeente Helderin het openbaar, alleen bij inschrijving, worden aanbesteed 1. Het jaarlijksèh onderhoud der Gemeente-Gebouwenenz. 2. Het verwen van eenige Gemeente-Gebouwenenz.in twee perceelen. De bestekken liggen op de gewone kantooruren op de Se cretarie der gemeepte ter lezing. Nadere inlichtingen zijn te bekomen bij den Gemeente-Bouwmeester, den Heer G. SCHOLTEN, door wien op Woensdag den 18 dezer maand aanwijzing in loco zal werden gedaan, en wel voor het on derhoudswerk, des morgens ten 10 ure, en voor het verwwerk des middags ten 1| ure, te beginnen bij het Bureau der Ge meentewerken. Helder, den 12 Mei 1870. Burgemeester en Wethouders der gemeente, STAKMAN BOSSE, Burgemeester. L. VERIiEY, Secretaris. Ofschoon dit artikel een vervolg is op onze twee vorige over de steenovenshebben wij toch het bovenstaande op schrift gekozen, daar wij het onderwerp meer uit een alge meen oogpunt wenschen te beschouwen. Dat wij het woord schoolpligtigheid hebben genomen, in plaats van het meer juiste woord leerpligtis enkel, omdat wij dat woord in ons vorig hoofdartikel hebben genoemd als de conclusie der commissie van onderzoek aangaande het lot der fabriekskinderen in Nederland, doch niet, omdat wij het meer gepast achten. Het woord doet echter minder ter zake, wanneer de bedoeling maar duidelijk is. De schoolpligtigheid of zoo men wil leerpligtvindt in Nederland veel tegenstand. Van de zijde der conservatieven verwondert het ons niet, doch van sommige liberalen des te meer. Wij kunnen het bijna aan niets anders toeschrijven dan aan begripsverwarring. De argumenten echter, die daartegen worden aangevoerd, zijn zoo zwak, dat men naauwelijks weet wat men daarvan denken moet. Allen willen met ons, dat de kinderen, zoowel arme als rijke, behoorlijk onderwijs ontvangen. Allen keuren af dat de kinderen in fabrieken, of bij landlieden, of door huisselijke bezigheden, ten nadeele van hen zeiven en van de maatschappij, worden geëxploiteerd. Allen, voor zooverre zij de oogen niet moedwillig sluiten ontwaren dat alle andere aangewende middelen, weinig baten. En toch vindt het eenige middel, dat genoegzaam algemeen nuttig zou werken, zoo vele tegenstanders. Men zou bijna genoopt worden te denken aan die traagheid, welke de vreemdeling ons Nederlanders zoo gaarne ten laste legt. Waarin bestaat leerpligt? Wanneer wij de statistieke opgaven van het schoolbezoek in Nederland inzien, dan moge ons vaderland welligt hooger staan dan Italië en eenige andere landen, evenwel zal niemand ontkennen, dat het zeer veel te wenschen overlaat en bij sommigen onzer naburen achterblijft. Toch is de gelegenheid tot onderwijs alom voorhanden. Wie het wil, kan zijnen kin deren behoorlijk onderwijs verschaffen. Gebeurt het dus niet, dan is het niet een verzuim van de kinderen, maar eene mis dadige verwaarloozing der ouder3, waardoor zij de maatschappij, en dus ons allen benadeelen. De voorstanders van leerpligt redeneren nu aldus alle burgers hebben voor de wet dezelfde regten de wet waakt voor de handhaving van aller regten zij heeft de magt, hen, die de regten van anderen verkorten, krachtdadig binnen de grenzen hunner bevoegdheid te houden zij nu, die verzuimen hunne kinderen behoorlijk te doen on derwijzen, schenden de regten hunner kinderen, die niet in staat zijn zei ven daarvoor te waken, en die hunner mede burgers, die niet de magt hebben, het te verhinderende regering alleen kan de regten van kinderen en burgers be schermen het is dus hare roeping en haar pligt, de nalatige ouders te gebieden des noods te dwiDgen, een hunner heiligste pligten jegens de kinderen te vervullen. Ziedaar leerpligt! Het is hierbij niet de vraag: zal dit allen aangenaam zijn Wij wenschen wel eens eene wet te zien uitvaardigen, die bij niemand tegenspraak uitlokte. De vraag is enkel: is leerpligt nuttig, noodig, geoorloofd, uitvoerbaar? Zoodra deze vragen bevestigend kunnen beantwoord worden, en de argumenten der tegenstanders kunnen bewezen worden gezocht, of van onwaarde te zijn, aarzelen wij niette beweren, dat de rege ring hare roeping niet begrijpt, of die willens verzuimt, wanneer zij Dalaat een middel te gebruiken, dat elders met vrucht wordt aangewend, en ook in ons vaderland naar alle gronden van waarschijnlijkheid een groot kwaad zou doen ophouden. Wij willen die vragen nader beschouwen. Het nut van den leerpligt zal zeer zeker geene tegenspraak vinden, zoodra de andere vragen met ja kunnen worden be antwoord wij zullen dht gedeelte dus niet verder in behan deling nemen. Maar is hij noodig? De tegenstanders ontkennen het. Zij wijzen op een aantal andere middelen vermaningen, belooningen, stoffelijke hulp, misschien nog brochures, traktaatjes, en wat dies meer zij. Maar wij vragen: zijn die middelen tot heden nog in het geheel niet gebruikt P Dat zou zeker niet getuige voor de philantrophie van het Nederlandsche volk, maar dergelijke beschuldiging verdienen wij niet. Verschillende dier middelen zijn wel degelijk aangewend en welligt nog een aantal andere; maar heeft het gebaat? Wij letten hier niet op enkele uit zonderingen, die ons verheugen, doch de waarheid niet om- stooten, dat de zaak over het algemeen is gebleven, wat zij was. Nog altijd worden de kinderen in vele fabrieken, bij sommige landlieden en in vele gezinnen aan winzucht opge offerd; neg maar al te vaak wordt hun door onverschilligheid het onderwijs, waarop zij een heilig regthebben, onthouden, of althans op eene zoo karige wijze toebedeeld, dat het bijna met een totaal gemis gelijk staat. Indien men dus leerpligt onnoodig acht> dan wijze men een middel aan, dat het on- noodig maakt; zoodra dat plaats heeft zullen wij onze bewering herroepen. Eene belangrijker vraag is echter, of leerpligt geoorloofd is, want ware dit niet het geval dan zou ons betoog geheel vervallen. Wij kunnen in het kort bestek, dat wij ons hebben voor gesteld, onmogelijk alle tegenwerpingen opnemendie daar tegen worden aangevoerd. Daar echter de meeste naauwelijks wederlegging waardig zijn, bepalen wij ons tot deze twee de leerpligt zou gemoedsbezwaren te weeg brengen, dewijl de kinderen soms scholen zouden moeten bezoeken, die door de ouders voor schadelijk worden gehouden; en: hij zou on geoorloofde dwang uitoefenen op de ouders met betrekking tot hunne kinderen. Op gevaar af, van door de tegenstanders voor iemand te worden gehouden, die zich om God noch godsdienst bekreunt, moeten wij bekennen, dat die gemoedsbezwaren bijna een glimlach bij ons zouden te weeg brengen. Aan leerpligt is immers geenszins verbonden het bezoeken eener bepaalde school maar het leeren, op welke wijze dan ook, mits het werkelijk geschiede, hetzij op eene bijzondere inrigting, heizij door privaatonderwijs. Het kan toch niet moeijelijk zijn, zich daarvan te overtuigenzonder andere regten van den staats burger te schenden, wanneer men althans wilanders is alles moeijelijk. Doch gesteld het geval, men heeft bezwaren tegen de open bare school, die dan toch tegenwoordig overal gevonden wordt, zonder zijne kinderen naar eene bijzondere school te kunnen zenden, en zonder hun privaatonderwijs te kunnen doen ge ven. Kan men zich nu een vader voorstellen, die wel ge-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1870 | | pagina 1