Zaturdag 10 September. M 969. Tiende Jaargang. Wat nu 187®. Uitgever S. GILT J ES. Verschijnt DINGSDAG- en VRIJDAG-AVOND. Abonnementsprijs voor 3 maanden 1.00 •Franco per post 1-25 Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post directeuren. Brieven franco. De prijs der Advertentien van 1—4 regels is GO Centen; voor eiken regel meer 15 Centen. Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve men de Advertcntiën intezenden. Ingezonden stukken minstens één dag vroeger. Twee onderwerpen van den dag ontlokken ons deze vraag de verkiezing van den heer van Foreest tot lid der 2e Kamer, en de gevangenneming van Napoleon; de eerste van Neder- landsch, de tweede van Europeesch belang. Zullen wij naar de eischen der waarschijnlijkheid daarop een antwoord kun nen geven In de laatste tijden zijn wij zóózeer aan ver rassende wendingen in de gebeurtenissen van den dag gewoon geraakt, dat wij bijna huiverig zouden worden eenige bere kening in de toekomst te maken. Hetgeen zeldenwelligt nooit bij eene dergelijke verkiezing gebeurd is, heeft onlangs plaat9 gehad, namelijk, dat beide kan didaten een gelijk getal stemmen hadden. Bij de herstemming verkreeg de heer van Foreest de meerderheid, terwijl bij de vorige verkiezing de heer Knoop met een aanzienlijk getal stemmen gekozen werd. De reden kan niet gezocht worden in de houding, welke de heer Knoop in de Kamer heeft aan genomen deze was even waardig als wij het verwacht had den. Evenmin, naar het ons voorkomt, in de meerdere sym pathie, die de heer v. Foreest thans geniet, want geen enkel verschijnsel doet ons denken aan achteruitgang van den libelalen geest in ons district. Wij schrijven het toe óf aan onverschilligheid van vele kiezers, die niet zijn opgekomen misschien, omdat zij zoodanig hunne aandacht hadden geves tigd op den strijd van naburige volken, dat zij het belang van hun vaderland daardoor uit het oog verloreneene on verschilligheid, die hoogst laakbaar mag worden genoemd, zoo als de uitslag der stemming heeft bewezenóf ook daaraan, dat sommige kiezers zich door de beweringen van de conser vatieven, dat de heer Knoop niet benoembaar was, hebben laten misleiden welligt ook door de schoonschijnende woorden van den heer van Foreest zeiven, van te zullen aftreden, zoodra de heer Knoop wederom op non-activiteit zou worden gebragt. Vooral echter aan de onbegrijpelijke, maar hoogst inconsequente houding van de »N. Rott. Ct.", welke den Alk maarder kiezers aanraadt, een tegenstander van den heer Knoop te kiezen. Wanneer toch dat blad niet zoo geheel strijdig met zijne politieke rigting gehandeld hadde, zouden stellig al de genoemde redenen te zamen genomen den heer van F. nog niet in de Kamer hebben gebragt. Wat die redactie bewo gen heeft, zich zoo belagchelijk te maken, weten wij niet, en wij zullen er niet naar raden, maar dat zij haar tegenpartij met opzet in de hand gewerkt heeft, is aan geen twijfel on derhevig. Welke dan ook de oorzaken mogen zijn, de heer van Foreest is gekozen en zal de plaats van den heer Knoop in de Kamer innemen. Die uitslag moge ons hebben teleurgesteld, toch is er veel dat bij eenig nadenken de juichtoonen der conservatieven behoorde te matigen Het doet ons leed, dat de kiezers in ons district wederom zoovele blijken van laauwheid en ligtgeloovigheid hebben ge geven omdat de heer Knoop heeft moeten ondervinden, dat ook in het staatkundige de spreuk nog doorgaat: qni quitte sa place la perd, dewijl zijn tegenpartij van de tijdsomstan digheden gebruik heeft gemaakt-, om ze in te nemen. Wij willen daarmede geen blaam werpen op den heer v. Foreest, wien wij als raeusch, als burger hoogachten, maar die naar ons oordeel in onzen tijd niet meer in de Kamer voegt, om redenen, die wij vroeger genoegzaam hebben ontvouwd en die ook nu niet meer behoeven te worden aangehaald. Een maal benoemd, hopen wij dat hij in de Kamer nuttig moge werkzaam, zijn, daar het altijd goed is, dat de partijen tegen elkander kunnen worden gehoord. Waaneer wij den loop der zaken sedert onze laatste aan beveling van den heer Knoop in aanmerking nemen, zouden wij bijna betwijfelen, of het wei te betreuren is, dat de zaak der verkiezing dezen uitslag heeft gehad. Wij vreezen toch, dat den heer Knoop niet spoedig do non-activiteit op nieuw zal worden verleend. In dat geval zou hij zich welligt toch door zijne loyale denkwijze hebben genoopt gevoeld, zijn man daat weder neder te leggen. Wij hadden dan al wederom tot eene verkiezing moeten overgaan, die dan toch denzelfdcn uitslag zou hebben gehad als heden. Of echter de conservatieven wel reden hebben, zulke luide juichtoonen aan te heffen, gelooven wij niet. Behalve de zoo even opgenoemde oorzaken, die de verkiezing van den heer van F. hebben in de hand gewerkt, moeten wij al we- I derom de aandacht vestigen op de hoogst berispelijke taal, /elke sommige bladen hebben gevoerd, om die te bevorderen. Ik bepaal mij thans enkel tot de N. Alkm. Ct., welke onbe schaamd heeft durven beweren, »dat de heer K. eene valsche vrijheid predikt, die het gezag verzwakt en de godsdienst en zedelijkheid van hare kracht beroofd". Wij hebben de candidatuur van den heer van F. altijd bestreden, maar nimmer hebben wij zijne waarde als menseh aangerand. Wat doet nu echter dat blaadje? In navolging van zijn model (het Haagsche Dagblad) werpt het daar woor den neder, die, indien zij waarheid konden wezen, den man, op wien zij toegepast worden, niet enkel in de schatting van alle weidenkenden zouden doen dalen, maar hem geheel zouden onteeren. Men zegge niet wie kan nu zoo dom-partijdig zijn, om aan zulke taal eenige waarden te hechten? Nog altijd zullen er onder de kiezers gevonden worden, die dergelijke bombast voor goede munt aannemen, hoe bespottelijk het ook schijne. Toch gelooven wij dat door zulke praktijken de conserva tieve partij meer aan crediet verliest, dan zij in sterkte ge wonnen heeft, en wij twijfelen niet, of de heer van F. zelf moet zulk een blad, dat zoo geheel den tegenovergestelden geest uitspreekt, van hetgeen hij zelf in zijnen brief heeft gezegd, diep verachten. Wanneer toch de heer van F., die waar schijnlijk den heer K. beter kent, dan de schrijver in de N. A. C., bewust ware, dat deze zulke verderfelijke stelsels aan hing, dan zou het van zijne zijde onverantwoordelijk, ja ka rakterloos zijn, van zijn voornemen te reppen, om later het Vaderland in gevaar te brengen, zulk een man wederom in de Kamer te bekomen door zijn eigen mandaat weder te leggen. Terwijl wij dit schrijven valt ons iets in, dat wij onlangs in de Spectator lazen. Flanor, sprekende over de zendingsfeesten te Ileilo, zegt: De bedevaartgangers hebben ook het Wille- brordusputje een bezoek gebragt. De waarheid (Esopus heeft het gezegd) woont in een putje. Verbeeld udat daar, uit Willebrordus bronput, op het aanheffen van een psalm, op eens de waarheid opdook! Wat zouden zij schrikken, de goede vromen, want de waarheid is eene schoone vrouw, en zij is van alle kleeding verstoken. Maar wat zouden zij nog erger schrikken, als de waarheid eens begon te spreken, enz." Wanneer de schrijver iu de N. A. C. zich dan op dat oogen- blik ook eens onder die vromen bevond Wanneer de waarheid hem dan eens het éóne woord nlasieraar' toeriep? Zou hij dan ook schrikken Of zou hij meer aandacht hebben op de schoonheid der vrouw, dan luisteren naar hare woorden Hij zou in ieder geval den troost hebben, als dagbladschrijver van een dergelijk allooi niet allóón te staan getuigen de berigt- gevers van den Fransch-Pruisischen oorlog. En wat nu eindelijk IJit het voorafgaande blijkt genoegzaam ons gevoelen, dat, wij mogen het betreuren, dat de heer van Foreest de plaats van den heer Knoop heeft ingenomen, de zaak toch niet van dien aard is, dat de liberale partij in ons district zich ont moedigd behoeft te gevoelen, evenmin als de conservatieven redenen hebben, om victorie te roepen. Wij spreken echter ten slotte den wensch uit, dat de kiezers in ons district hunne onverschilligheid en ligtgeloovigheid mogen afleggen, om voor het vervolg te voorkomen, dat daardoor een verstandige voor uitgang worde tegengehouden. Wat eindelijk betreft de af treding van den heer van F. ingeval do heer K. non-actief mogt worden, wij hebben tot heden aan dat voornemen weinig waarde gehecht. De tijd zal leeren, of wij ons in dat opzigt vergissen. Plaatsruimte ontbreekt ons, heden, met het oog op het tweede feit, namelijk Napoleons gevangenschap, op de vraag wat nu een antwoord te zoeken. Indien de loop der zaken niet reeds 't antwoord gegeven heeft, komen wij daarop welligt later terug.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1870 | | pagina 1