HELDERSCHE COURANT. Jïïeums- ea Woensdag <ftöoerteiitte--6f(iÖ. 9 November. M 986. Tiende Jaargang. 1870. De Vredebond. Verschijnt DINGSDAG- en VRIJDAG-AVOND. Abonnementsprijs voor 3 maanden 1.00 Franco per post 1.25 Men abouneert zich bij alle Boekhandelaren en Post directeuren. Brieven franco. De prijs der Adverteren van 1—4 regels is 60 Centen; voor eiken regel meer 15 Centen. Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 nur gelieve men de Advertentiën intezendcn. Ingezonden stukken minstens één dag vroeger. Uitgever S. GILT J ES. SM. Elk burger soldaat <»IK soldaat burger. Ten tijde van Frederik den groote, zeide men: «Gelukkig het land, waar de koning een wijsgeer, en de wijsgeer een koning is." Wij zeggen daarentegen «Gelukkig het land waar elk burger soldaat, en elk soldaat burger is." Naar onze overtuiging zouden de oorlogen niet sterker kunnen be streden worden dan door dat stelsel algemeen en in alle landen in te voeren. Wij hebben in onze vorige artikelen over een vredebond, ge noegzaam bewezen, dat de vorsten het regt van oqrlog en vrede niet behoorden te bezitten, dewijl hunne heerschzucht in verreweg de meeste gevallen den oorlog doet ontstaan. Het ware dus te wenschen, dat het artikel, waarbij hun dat regt, wordt ver leend, uit de grondwet konde worden verwijderd. In afwach ting daarvan is echter de vraag, of het misbruik maken van dat regt kan worden voorkomen, en wij meenen daarop be paaldelijk een bevestigend antwoord te kunnen geven. Het regt zonder de magt het te handhaven, heeft weinig te beteekenen. De vorsten ontleenen hunne magt aan het volk, het is dus niet anders dan natuurlijk, dat de vorsten geen oorlog zouden kunnen voeren, indien het volk niet wildeHet komt er dus enkel op aan, hoe hun dit te beletten. Het denkbeeld van Garribaldi is bekend. Hij verlangt eene wereld-unie te sluiten door de Vereenigde Staten, Engeland, Scandinavië, Frankrijk en Duitschland, onder wier bescher ming al de kleine staten zich konden scharen. De afgevaar digden van alle natiën zouden te Nice een areopagus vormen, waarvoor elk geschil zou moeten gebragt worden, met het vaste besluit in geen geval den oorlog toe te laten. Een uitlokkend denkbeeld, maar is het uitvoerbaar? Mis schien in eene verre toekomst, maar wij gelooven niet, dat het menschdom tot heden rijp daarvoor is. Anderen willen de staten van Midden-Europa tot een bond vormen met eene bondsdiplomatie, een bondsleger,' eene bondsvloot, enz. Wij vreezen, dat wij hiervan, hetzelfde zouden moeten zeggen als van het plan van Garribaldi. Sommigen willen eene permanente verdubbelde kamer, die echter alleen in tijd van oorlog werkzaam zou zijn, en zonder welke de vorst geen oorlog zou kunnen verklaren noch vrede sluiten. Ongetwijfeld zou daardoor het volk meer in de zaak worden gemoeid, maar toch staat het te vreezen, dat het middel weinig afdoend zal zijn. Velen daarentegen wenschen eene algemeene volkswapening. Elk burger moet bereid zijn en de bekwaamheid bezitten, om voor zijn vaderland te kampen en te sneven. Ook de heer Groen schreef onlangs «Het zou eene weldaad zijn voor het volk, wanneer aan den eersten der burgerpligten door alle ingezetenen in eene organisatie, soortgelijk aan die der Prui sische landweer, voldaan werd." De aanhef van ons artikel toont reeds aan, dat ook wij eene algemeene volkswapening beschouwen als een der krach tigste middelen, om den oorlog te voorkomen. De hierboven genoemde middelen mogen schoon schijnen, maar wij aarzelen niet ze voor alsnog onuitvoerbaar te noemen. De vredebonden zullen den oorlog niet verhinderen, maar zij kunnen hoogst nuttig worden, wanneer zij het regte middel trachten te be vorderen. Den oorlog uit te roeijen, zal nog lang tot de vrome wenschen behooren, maar dien moeijelijk te maken, te belem meren, de oorzaken weg te nemen, de middelen te onthouden, ziedaar de weg om het doel in de toekomst te bereiken, en het is de taak van den Vredebond dien weg aan te wijzen, te vereffenen en te doen bewandelen. Hebben wij daartoe als eerste hoofdmiddel opgegeven, de ontwikkeling des volks, op dat het ware begrip van regt en pligt algemeen worde, en dat te bevorderen door leerpligtigheid, als tweede hoofd middel, vooral gerigt tegen de heerschzucht der vorsten, schro men wij niet de algemeene volkswapening aan te prijzen. «Elk burger moet soldaat, elk soldaat moet burger zijn", ziedaar onze leus. Men werpt ons welligt tegen, dat wij daardoor het militai risme bevorderen, en wijst ons op Pruisen, als een volk dat tegen ons getuigt. Wij gelooven echter, dat men zich daarbij vergist. Wel zou men kunnen zeggen, dat in dat rijk elk burger soldaat is, wanneer de nood het vordert, en ziedaar de groote oorzaak van de magt, die bet ontwikkeld tegen zijne vijanden; maar wie zou durven beweren dat elk soldaat daar tevens burger is? Juist van die verbinding zien wij eene krachtige uitwerking te gemoet. Elk burger moet soldaat zijn; dat is: hij moet geleerd hebben de wapens te hanteren hij moet des gevorderd ieder oogenblik gereed zijn, die voor zijn vaderland aan te grijpen, wanneer het aangevallen wordt; hij moet de overtuiging hebben, dat het zijn heiligste pligt is voor zijn vaderland te strijden, des noods daarvoor te sneven, als liet noodig is. Maar hij moet niet ophouden burger te zijn; dat is: hij verfoeit den oorlog, dewijl hij met het menschelijk gevoel in strijd is, en neemt daaraan alleen dan bereidwillig deel, wanneer zijn burgerpligt het gebiedthij acht zich niet verpligt, de wapens aan te gorden, om de heerschzucht der vorsten voldoening te geven of hunne veroveringszucht als werktuig te dienen; blijmoedig gordt hij zich ten strijde voor zijne betrekkingen en voor zijn vaderland, maar met vreugde begroet hij bet oogenblik, dat hij de wapens kan nederleggen om de taak wederom op te vatten, die hem in het maatschap pelijk leven is opgedragen. In die vereeniging nu zien wij een krachtig middel, om den vorsten de mogelijkheid te benemen, uit heerschzucht deu oorlog te beginnen. Maar zou ook hiervan soms kunnen worden gezegd, dat het onuitvoerbaar is Wij gelooven het niet. Het valt intusschen niet te ontkennen, dat er moeije- lijkheden aan de uitvoering verbonden zijn. Wij hebben niet de noodige ruime, die allen te behandelen; wij zullen ons tot enkele bepalen. Een eerste stap zou moeten zijnde jaarlijksche loting af te schaffen. Elk jongeling, in staat de wapens te dragen, zou die ook moeten leeren gebrpiken, zonder te letten op verschil van standen. Als burgers moeten allen gelijk staanzij heb ben allen dezelfde regten, dus ook dezelfde pligten. Niemand behoort het regt te hebben zich door een ander te laten ver vangen, waardoor de taak voor de overigen vernederend zou worden. Maar dan die oefeningen ook niet langer gerekt, dan noodig is, om het rijk noodelooze uitgaven te besparen en de jongelingen niet te lang uit hunnen werkkring te rukken. Of het mogelijk zou zijn de staande legers geheel af te schaffen, meenen wij te mogeu betwijfelenmaar in ieder ge val moeten zij tot het minimum worden gebragt. Immers zij zouden voor een groot deel van zeiven noodeloos worden. Dat van tijd tot tijd de oefeningen zouden moeten worden hervat, spreekt van zelf. Ongetwijfeld zou dit met eenige opofferingen gepaard gaan, maar door gepaste maatregelen zou den vele daarvan kunnen worden verzacht en dragelijk gemaakt. In het algemeen meenen wij dat van de gebeele zaak te mogen zeggen. Zonder opofferingen zou de maatregel niet kunnen worden uitgevoerd, maar zonder in bijzonderheden af te dalen, gelooven wij, dat zij niet meer drukkend zouden zijn dan thans. En zouden dan de vruchten niet eenige op offeringen waardig zijn? In den aanvang zouden zich zeker luide kreten daar tegen verheffen, vooral van hen, die zich nu door geld aan hunnen burgerpligt kunnen onttrekken maar hoevele stemmen hebben zich niet vroeger verheven te gen de conscriptie En niet ten onregte, want zij berust eigenlijk op een onregtvaardigen grondslag. Niettegenstaande dat, verheft daartegen niemand thans zijne stem. Wat hebben wij dan te wachten van een maatregel als bovengenoemden, die allezins billijk is, en ons onze vrijheid waarborgt Wij herhalen het, velen verzetten zich zoowel tegen de leer pligtigheid als de thans met korte woorden voorgestelde volks wapening. Als wij echter de tegenwerpingen gaan ontloden, komen wij tot de gevolgtrekking, dat daarbij het belang des vaderlands doorgaans overstemd wordt door eigenbelang of partijbelang.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1870 | | pagina 1