NIEUWSTIJDINGEN.
MLIJRUMlir(ifMlENTIi HKLUEll.
geschiedt niet alleen in Nederland, maar in bijna alle landen
van Europa. En dat toetsen en beoordeelen heeft nu tege
lijker tijd plaats met een der bloedigste oorlogen tusschen
twee volken, die beiden voorgeven aan het hoofd der bescha
ving te staan. Zou de toekomst ons dat verschijnsel nos: meer
malen vertoonen Dat de Hemel ons beware Iedereen
intusschen verfoeit den oorlog, waarvan de Vredebonden ons
het bewijs geven iedereen betreurt en beweent de verschrik
kelijkheden, die hij met zich voert, getuige het Roode Kruis
toch wordt het bloedvergieten voortgezet en nog in de verte
zien wij niets, dat ons een spoedig einde belooft. Zal de toe
komst ook daarvan eene herhaling geven
Die enkele voorbeelden getuigen voldoende, dat de spreuk,
letterlijk opgevat, minder juist, doch nog veel minder wen-
schelijk zou zijnen toch gelooven wij dat zij eene gewig-
tïge waarheid bevat, die tevens zooveel opbeurends heeft, dat
wij die, na onze ernstige beschouwingen van 31 December,
onzen lezers, ja al onze landgenooten toeroepen in plaats van
de vele gemeènde en niet gemeende, opregte en valsche zege-
wenschen, die dezer dagen werden uitgesproken. »Het verle
den is de spiegel der toekomst": dat is: de oorzaken, die vroe
gere groote gebeurtenissen in het leven riepen en de hartstogten,
die daarbij de hoofdrol speelden, zuilen ook in de toekomst werk
zaam blijven, al brengen zij ook niet geheel dezelfde gevolgen
voortmaar tevens: even als vroeger uit het kwade eindelijk
het goede voortkwam, zoo zal het^jok in het vervolg zijn zoo
min als vroeger het geweld zegepraalde, zal het dit ook later
doen zoo als in het verleden zal ook in de toekomst der
waarheid vaak geweld worden aangedaanmaar zij zal des
niettemin zegepralende partijen zullen even als vroeger
blijven voortwoelem, maar juist dat ijveren zal ons in staat
stellen over hare waarde te oordeelen.
Ziedaar slechts enkele opmerkingen, waarvan intusschen
niemand de waarheid zal betwisten. En mogen wij Neder
landers vooral daarin niet veel opbeurends vinden Onze
geschiedenis biedt ons zulk een aantal bewijzen, dat wij niet
schromen ons op haar te beroepen, en al onze wenschen zamen
te vatten in deze woorden dat de toekomst voor Nederland
blijken moge het afbeeldsel te zijn van het verleden, namelijk,
dat ons vaderland, even als vroeger, in weerwil van alle ge
varen, zijne vrijheid en onafhankelijkheid behoude Dat koning,
regering en burgers eenparig en eensgezind zijne dierbaarste
belangen krachtdadig bevorderen Het vrije Nederland leve
Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz., 3 Jan. 1870.
Gisteren morgen is door de politie alhier gearresteerd
een persoon, woonachtig te Amsterdam, die zich heeft schuldig
gemaakt aan verscheidene diefstallen bij verschillende personeii
ter dezer plaatse.
Op nonactiviteit zijn gesteld: de luitenant-generaal W. J.
Knoop, de generaal-majoor M. D. Graaf van Limburg Stirurri
en de luitenant t/z. 2e kl. M. J. G. Lucardie; laatstgenoemde
zal met den 16n dezer vervangen worden als officier van po
litie bij het Instituut alhier door den luitenant t/z. 2e kl.
F. Zegers Veeckens.
De heer J. G. Leich, als teekeuaar wel bekend, heeft
in vereeniging met den heer W. Degenhart, eene onderne
ming beproefd, die voor de schooljeugd eeue even aangename
als nuttige verpoozing kan leveren. Het is een cahier (ver
schenen bij den heer G. L. Funke te Amsterdam, en getiteld
Tafereeelen uit de Nederlandsche Geschiedenisuit eigene
opstellen geschetstmet prenten over onderwerpen uit de
Yaderlandsche Geschiedenis, waarbij den leerling op een daar
nevens gehecht blad, een opstel kan vervaardigen. De plaatjes
zijn redelijk goed gekozen en uitgevoerd en wij kunnen
deze onderneming in de aandacht der ouders en leermeesters
aanbevelen. Het voornemen is meer van deze cahiers te doen
verschijnen. H.
Men schrijft uit Beesd (Gelderland)
Bij den aanvang der tegenwoordige strenge koude had hier
in de nabijheid een zonderling voorval plaats. Een heer, die
de dijk overkomt, hoort eensklaps een jongen kennen, en ziet
er dan ook een aan den kant van den wal tusschen het ijs
en het water spartelen. De jor.gen had de kracht van het
jeugdige ijs willen beproeven, en was er dadelijk doorgezakt.
De heer schiet toe, en trekt er hem met weinig moeite uit.
Nu roept de knaap evenwel: //er zit er nog een in," en de
lieer bukt en steekt zijn arm onder het ijs, of hij ook den
anderen drenkeling grijpen kan, maar bespeurt niets. Daar
de knaap evenwel jammerend blijft roepen: //er zit er nog
een in," gaat de heer tot aan de heupen in het water staan,
om des te beter zijne menschlievende pogingen tot redding
aan te wenden, maar alles te vergeefs. Hij roept den jongen
toe: //wie zit er dan in?" en deze antwoordt al weeneude:
■vmijn andere klomp." Inderdaad had hij maar één klomp aan
zijn voeten. Toornig springt nu de heer, die een tijdlang in
het ijskoude water geploeterd had, op den wal, dient den
bengel een paar schoppen toe, en gaat verder, bibberende van
de koude, naar zijne woning, die gelukkig nogal nabij was.
De dood van Prim heeft een diepen indruk gemaakt.
De Cortes heeft verklaard, dat Prim zich jegens zijn va
derland hoogst verdienstelijk heeft gemaakt. Zijn naam zal
in de vergaderzaal prijken. Zijne familie is onder de be
scherming der natie gesteld. Ook verklaarden de Cortes, dat
zy volkomen vertrouwen in het gouvernement stellen.
OORLOG8BERIGTEI.
Le Mans, 1 Januarij. (Officieel.) Generaal Chanzy heeft
getelegrapheerd, dat de onzen gisteren eene verkenning heb
ben gedaan, waarbij de troepen zich heldhaftig gedragen hebben.
Bij die gelegenheid is de vijand aan den linkeroever der Loire
teruggeslagen en hebben de onzen zich van eene uitmuntende
positie tegenover Yendöme meester gemaakt. 200 Pruisen
vielen als krijgsgevangenen in onze handen.
Versailles, 2 Januarij. (Officieel.) Het beschieten van
de vijandelijke positien aan het noord-oostelijk front van Parijs
is den 31n December en den ln Januarij met goed gevolg
voortgezet. De vijand heeft zijne geavanceerde positiën langs
dat front in allerijl ontruimd. De forten Nogent, Rosny en
Noisy hebben den ln geen teeken van leven meer gegeven.
Onze twintigste divisie is bij Vendöme door een sterkeren
vijand aangevallen en teruggeworpen te midden van het ge
vecht is de generaal von Luederitz er niettemin in geslaagd
zich van vier stukken geschut meester te maken.
De overste von Wittich heeft den 30n December tusschen
Arras en Bethme met eene vliegende kolonne, 5 officieren en
170 man van den vijand gevangen genomen.
Mézières heeft gekapituieerd. De onzen zouden er heden
middag ten 12 ure hun intogt houden.
De Duitschers hebben aan de stad Caudebec (2625 inw.)
een brandschatting van 50,000 frs. opgelegd. Daar in Orleans
een Pruisisch soldaat mishandeld zou zijn, is van de stad we
derom 800.000 frs. geeischt. Wanneer die som niet onmid-
delijk opgebragt werd, zouden 50 der aanzienlijkste inwoners
als gijzelaars naar Duitschland vervoerd worden.
De Shipping and Mercantile Gazette ontving een brief
uit Havre, die geen twijfel meer overlaat omtrent den hoon
door de Duitschers de Engelsche vlag aangedaan, nu een Duit-
sche bevelhebber zes Engelsche kolenschepen nabij Duclair
heeft doen vernielen. In dezen brief wordt bevestigd dat er vijf
schepen in den grond werden geboord, en dat er een ontredderd
werd. Voorts wordt gemeld dat de Duitschers een zeker bedrag
voor de schepen hebben betaald, maar'de correspondent be
weert dat dit het gedrag der Duitschers volstrekt niet ver
ontschuldigd, te minder omdat zij op de schepen hebben gevuurd.
Nogtans onderstelt men, naar hij verzekert, dat de koning
zich zal haasten den Duïtschen bevelhebber, die zoo lïgtvaardig
handelde, in het ongelijk te stellen en volledige genoegdoening
geven zal: aangezien Pruisen op dit oogenblik allerminst in
een oorlog met Engeland zou wenschen gewikkeld te worden.
Hans Wachenhausen zelf erkent, dat hij melancholiek
wordt in dezen veldtogt. Geen wonderZelden sprak dan
ook melancholie sterker, dan in het artikel, hetwelk dé Köln.
Zeitung van hem bevat, onder den titel»Aan het einde van
het zwaarste jaar." Deze enkele passage strekke ten bewijze
»Men voelt een neiging-men weet zelf niet waarom om
te vernielen, waar men nog iets vindt, hoe nietig ook, dat
het gewaagd heeft zich aan de algemeene vernieling te ont
trekken en nog onaangetast bleef. Eene pendule, die men op
den schoorsteenmantel ziet, en waarvan de slinger nog met
rustig getik heen en weder gaat, kan ons zenuwachtig maken.
Want hoe komt de klok er toe, om nog te gaan, nu alles
sinds laDg den arbeid gestaakt heeft Wie heeft haar verlof
gegeven, om nog ongerept onder den stolp te staan? Een
kopje, waarvan althans het oor niet is gebroken, een glas,
een bord, dat nog verguldsel draagteene vaas, die overeind
is gebleven, en ons met haar bontgeschilderd landschap ver
veelt; eene schilderij, die nog rustig in hare lijst hangteen
gordijn, waaruit althans geen half dozijn zakdoeken zijnge-
sneden een laars, die niet ten minste is scheef geloopen en
van onder en boven gelapt; kortom, elk voorwerp, dat niet
half of geheel vernield is, wekt in ons een zenuwachtige lust
tot vernielen, want vernield moet alles worden, omdat alles
onbeheerd is. Geen mensch heeft in dezen oorlog eenig regt
op zijn leven, omdat dé eerste de beste kogel het in het vol
gende oogenblik kan uitblazen geen dak heeft het regt op een
huis te staangeen schepsel heeft eenig zedelijk regt op eenig
voorwerp dat een ander hem bij de eerste gelegenheid ont
nemen kan, omdat deze gelooft het meer noodig te hebben.
Daar staat nog een huis, eene hut, waarvan de ruiten nog
ïn haar geheel zijn gebleven. Een uur later vliegen eenige
flesschen of pooten van stoelen er kletterend door, of een gra
naat valt en slaat het geheele huis ineen. Daar staat een
rijtuig, een equipage, dat misschien aan de intendance behoort.
Morgen is het geheele lederbekleedsel er afgehaald, om voor
laarzen van soldaten te dienenAlles spant zamen om
alles te vernielen. Het oog staart smeekend rond naar de
beschaving die opbouwt; de gedachten zoeken steeds naar
rust en orde, maar waar zijn die te vinden Er moet maar
verder geruïneerd worden.
Daar de Dnitsche vestingen geheel gevuld zijn met
Fransche krijgsgevangenen, is men er op bedacht verdere in de
overwonnen Fransche vestingen met name in Metz op te ne
men. In de laatste maand heeft men weder 20,000 man gevat.
De ongelukkigen lijden veel van de koude, en velen beweren,
dat de ellende nog erger is, dan in 1812 in Rusland geleden.
Men hoort veel van dood gevroren menschen of van soldaten,
wier beenen of armen zyn bevroren.
Van 23 tot 30 Dec. 1870.
ONDERTROUWD: H. Kruimer, matroos bij de marine, 27 jaren en E.
de Bruin, 28 jaren.J. Kleijn, schipper, 24 jaren en M. Koster, 22 jaren.
GEHUWD: C. Noordewier en T. C. S. Heijning. K. Krijnen en M.
Duinker. P. J. van Tornhout en A. C. Valkenstein. J. G. A. van
Deinum en M. A. J. Munnik. J. Mens en J. Keijzer. W. Kamper en
Blinkhoff. J. Kassies en M. T. de Buisonjé.