HILDERSCHE
COURANT.
Jïieutos» en
Zaturdag
<flDoedeii(te--6faö.
7 Januarij,
Elfde Jaargang.
Europa's toekomst.
NIEUWSTIJDINGEN.
J\$. 1004.
1871.
Verschijnt DINGSDAG- en VItIJDAG-AVOND.
Abonnementsprijs voor 3 maanden 1.00
Franco per post «1.25
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post
directeuren. Brieven franco.
De prijs der Adveutestusn van 14 regels is 60
Centen; voor eiken regel meer 15 Centen.
Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve
men de Advertcntiën intezenden.
Ingezonden stukken minstens één dag vroeger.
Uitgever S. GILT J ES.
Als wij een blik slaan op het verleden der meeste rijken
van Europa, dan schijnt hunne toekomst vrij wat donkerder
dan die van Nederland.
Letten wij eerst op het ongelukkige Frankrijk. Met een
weemoedig oog moet elk Franschman op het verloopen jaar
terugzien. Door zijne regering in een poel van jammeren ge
stort, door eene welligt valsche eerzucht voortgedreven, spant
het Fransche volk blijkbaar thans zijne laatste krachten in.
En zullen ook deze worden vernietigd? of zal het eindelijk
nog een of meerdere zegepralen behalen Wie zal ons zeggen
wat van beiden het meest te wenschen is, in het belang van
Europa
In het eerste geval zou Frankrijk geheel afhankelijk worden
van Pruisens edelmoedigheid. Wij willen niet beweren, dat
het deze niet bezit; maar daar wij tot heden daarvan nog geeae
blijken hebben gezien, kunnen wij het den Franschman niet
ten kwade duiden, dat hij er niet aan gelooft. Nog op bond-
genooten te rekenen zou dwaasheid zijn. Italië en Oostenrijk
zijn onvermogendRusland is door eigenbelang op de zijde van
PruisenEngeland is onwillig, en heeft door zijne baatzuch
tige houding te veel van zijne prestige verloren, om eenig be
langrijk gewigt in de schaal te kunnen leggen.
In het tweede geval intusschen staat te vreezen, dat het
einde van den oorlog nog evenzeer verre te zoeken zal zijn.
Toen de oorlog begon, beweerde Pruisen te strijden tegen de
Fransche regering. Toen deze gevallen was, voerde het den
oorlog tegen het Fransche volk, omdat het zich niet terstond
slaafsch onderwierp en niet gewillig afstand deed van twee
Fransche gewesten, waardoor het boeten zou voor de schuld
van een vorst, dien het niet terugwenschte. Wierd een der
Pruisische legers geslagen, dan zou de strijd voortgezet worden,
om de militaire eer te handhaven. Dus strijden, en blijven
strijden
Tot hoe lang? Tot Parijs gevallen zal zijn?
Indien Parijs vallen moetdan hopen wij, dat het spoedig
zal zijn, en een gewensehten vrede ten gevolge zal hebben.
Maar het laatste betwijfelen wij zeer. Parijs is geen gewone
stad; zelfs met Straatsburg of Metz is zij niet te vergelijken.
De vraag is dus, of Pruisen door den val van Parijs zijn doel
zal bereiken. Wat moet het te midden van den winter met
een millioen uitgehongerde inwoners beginnen Wat aanvangen
met het aanzienlijke leger van Trochu (1) Ziedaar slechts
twee vragen, maar wij zouden er een aantal kunnen doen, en
wij vreezen, dat zelfs het brein van v. Bismarck op allen geen
voldoend antwoord zou kunnen geven.
Wanneer wij ons niet geheel vergissen, dan is Pruisen te
verre gegaan om terug te keeren, hoe gaarne het welligt zou
willen. Ook Berlijn is een wereldstad, en of de zedelijke
gehalte harer bewoners, in weerwil van 's kouings vroomheid,
wel veel hooger staat dan die der Parijzenaarsbetwijfelen
wij zeer. Wij weten natuurlijk niet of Pruisens hulpmidde
len voldoende zijn, om de ellende van den winter die thans,
tengevolge van den oorlog, die zoovele gezinnen in armoede
en gebrek heeft gedompeld, oneindig vermeerderd is genoeg
zaam te verhelpen. Maar gesteld eens, dat uit Berlyn eene
volksstem opging, gevolgd door die uit tallooze andere oorden
van Duitschland«zendt onze vaders, onze mannen, onze
zonen terug, want wij lyden gebrek en de val van Parijs kan
ons niet tegen den honger beveiligenZou dan ook die
stem door de bajonnetten tot zwijgen worden gebragt Het
zou waarschijnlijk niet moeijelijk vallen, want het zouden
zeker grootendeels vrouwen en kinderen zijn, welke die stem
verhieven. Intusschen gelooven wij niet, dat te Berlijn een
oproerig verzet tot de onmogelijkheden zou behooren.
Doch al gebeurt dat Diet, dan nog houden wij ons over
tuigd, dat Pruisen zich door den krijgsroem heeft laten me
deslepen, en daardoor de sehooDe gelegenheid heeft verzuimd
zyne plaats aan het hoofd der Europescbe Staten in te nemen.
Toen het edelmoedig konde wezen, heett het niet gewild
welligt zou het nu edelmoedig willen zijn, indien het konde.
Of zou deze werkelijk met onderling goedvinden fort Valérien bezetten?
De achting, de eerbied, dien velen voor dat rijk koesterden,
hebben plaats gemaakt voor wantrouwen. De groote staten
moeten het wantrouwen, wegens den overmoedigen trotschen
toon dien het aanslaat. Men leze slechts de Duitsche bladen
over Engeland. En wat moeten wij denken van het onlangs
laten zinken van zes Engelsche kolenschepen
De kleinere staten moeten Pruisen wantrouwen, daar het
blijkbaar een veroveringsoorlog voert, en met zijne groote
krijgsmagt, even weinig eerbied voor de tractaten aan den dag
legt als Rusland. Waar nu zulk een gegrond wantrouwen
bestaat, wordt het prestige, dat toch niet enkel op naaldge
weren berust, ondermijnd, en de grond gelegd tot eene ver
wijdering, waarvan Pruisen later wel eens de nadeelige ge
volgen zou kunnen ondervinden, doch die in ieder geval de
vrede van Europa zal blijven bedreigen. Een en ander be
wijst, naar ons oordeel, voldoende, dat de toekomst noch voor
Frankrijk, noch voor Pruissen, zeer bemoedigend is, en waar
twee aanzienlijke rijken zulke gewigtige gevolgen te duchten
hebben, kunnen de andere bezwaarlijk hopen, daarvan geheel
bevrijd te blijven.
Des te meer betreuren wij het stelsel van non-interventie,
dat Engeland tot heden heeft gevolgd, en waardoor dat rijk
zeer is gedaald. Het is waar, de mogelijkheid bestond, dat
zijne tusschenkomst geen doel hadde getroffen, en dat zou voor
het eergevoel pijnlijk zijn geweest. Wanneer Engeland echter
daarbij de noodige energie had betoond, houden wij ons over
tuigd, dat Pruisen zich toch wel tweemalen zou hebben be
dacht, alvorens de zaken zóó verre te drijven. Maar al waren
ook zijne pogingen mislukt, dan zou toch de eer van Engeland,
zijn prestige zijn gestegen, in de zelfde mate als die van Pruisen
zou gedaald zijn. Indien dus Pruisen het evenwigt van Eu
ropa verbreekt, mogen wij dat althans grootendeels toeschrij
ven aaü de fiaauwe houding van Engeland, waardoor het zich
eene vreeselijke verantwoordelijkheid heeft op den hals gehaald,
en reeds thans de strafte der minachting ondervindt. Toch
zou het nu nog zijn prestige kunnen herkrijgen, wanneer het
in het belang van Europa, niet voor eenige opofferingen terug
deinsde. Het is zelfs de vraag, of het daarnaar, met het oog
op zijn eigen toekomst, niet behoorde te trachten. Wij hebben
echter nu geen gelegenheid, daarover verder uit te weiden.
En wat zullen wij van Spanje zeggen Eindelijk heeft het
een koning gevonden; moge de toekomst bewijzen, dat hij de
geschikte vorst is, om in dat verwaarloosde, onrustige rijk
de orde te herstellen en het eindelijk tot rust te brengen en
te doen bloeijen. Het verwekt eene pijnlijke gewaarwording,
dat zijne komst tot den troon gepaard moest gaan met den
geweldigen dood van generaal Primaan wien het rijk zoo
veel verpligting heeft. De nakomelingschap zal welligt zijne
verdiensten beter op prijs stellen, dan zijne tijdgenooten heb
ben gedaan.
Rustiger mogen wij de toekomst van Italië te gemoet zien
nu eindelijk Rome de hoofdstad is geworden en de Fransche
soldaten zich hebben verwijderd. Het moge onze Katholieke
tijdgenooten pijnlijk hebben getroffen, dat de paus niet langer
als regerend vorst in die stad zetelt, wij houden ons overtuigd,
dat het katholicisme er niet bij zal verliezen. Het is echter
hier de plaats niet, daarover verder uitteweiden.
Wij zien dus overal onzekerheid en donkere wolken, doch
wij laten ons niet ontmoedigen. De donkerste wolken geveu
niet altijd de zwaarste onweders, maar steeds zuiveren deze
de lucht. En daaraan had Europa sedert laDg de grootste
behoefte.
Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz., 6 Jan. 1871.
Gisteren is door het Burgerlijk Armbestuur alhier aange
vangen met het uitreiken van warme spijzen aan behoeftigen.
Een scheepssjouwer, werkzaam op de stoomboot Pollux,
in het spoorbassin alhier, zijn vier vingers verpletterd tusschen
de raderen van de donkey, een toestel tot het in- en uithijschen
der lading.