HE1DERSC
COURANT.
31ieutüs= en
Woensdag
flöoertentie-öfaö.
15 Maart.
M 1023.
Elfde Jaargang.
Bekendmaking.
AANBESTEDING.
1871.
Verschijnt DINGSDAG- en VRIJDAG-AVOND.
Abonnementsprijs voor 8 maanden. 1.00
Franco per post 1-25
Men abonneert zich bij alle Bockhandelaren en Post
directeuren. Brieven franco.
De prijs der Advertenties van 1—4 regels is 60
Centen; voor eiken regel meer 15 Centen.
Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve
men de Advertentiën intezenden.
Ingezonden stukken minstens één dag vroeger.
Uitgever
GIL T J E S.
Officieel gcbci'Ite.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER brengen -
ter openbare kennis, dat de Lijst der Kiezers voor Leden van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal, de Provinciale Staten en van den Gemeenteraad,
door hen op heden zijn vastgesteld, dadelijk aangeplakt en gedurende veertien
dagen op de Secretarie der gemeente voor een ieder ter inzage nedergelegd.
Helder, den 14 Maart 1871. Burgemeester en Wethouders voornoemd,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
L. VERHEY, Secretaris.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente
HELDER zijn voornemens op "Vrijdag- Maart
fiS7l des avonds ten 7 ure, in het openbaar, bij enkele
inschrijving, aan het Raadhuis der gemeente aan te besteden
Het BESTRATEN van de lste en 2de
Vroonstraat benevens van eenige dwars
en bijstraten in het zoogenaamde "LAND,"
als ook het leggen van RIOLEN en het
dempen van een SLOOT, enz.
Het bestek en de voorwaarden ligt op de gewone kan
tooruren ter lezing aan de Secretarie der gemeente. Gedrukte
exemplaren zijn aldaar tegen betaling van 50 Cents ver
krijgbaar.
'Nadere inlichtingen zijn te bekomen bij den Gemeente-
Bouwmeester, den Heer G. SCHOLTEN, aan zijn Bureau
op de Kerkgracht, des voormiddags van 9 tot 10 ure.
Aanwijzing in loco zal worden gedaan op Woensdag
den 22 Maart, des voormiddags ten 10 ure, beginnende
bij de le Vroonstraat.
HelderSTAKMAN BOSSE, Burgemeester.
14 Maart 1871. L. VERHEY, Secretaris.
jBiet-ojficiccl gcbcdtc.
Indrukken.
De indrukken, die wij tegenwoordig ontvangen, ook zelfs
wanneer wij ons geheel buiten het oorlogstooneel houden,
zijn soms verre van aangenaam. Van dien aard is het con
flict, dat onlangs heeft plaats gehad tusschen het gemeente
bestuur van Alkmaar en den schoolopziener in het 6e district
van Noordholland, bij het benoemen eener hoofdonderwijzeres
aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs
voor meisjes. Ofschoon die zaak breedvoerig in de Alkmaar-
sche bladen is behandeld, gevoelen wij toch behoefte den
indruk, dien zij op ons gemaakt heeft, mede te deelen.
Wij willen het gebeurde niet stap voor stap volgen, maar
wat ons reeds terstond heeft getroffen, was: dat Burgemeester
en^ Wethouders aan den Raad eene voordragt indienen van
drie personen, waarop mej. Retel niet voorkwam, ofschoon
zij de meeste punten schijnt te hebben behaald. Was die daad
wettig Maar als zij al naar de letter der wet konde worden
verantwoord, zon zij dan billijk zijn De Minister van Bin-
nenlandsche Zaken schijnt het anders te hebben ingezien,
dewijl Burgemeester en Wethouders werden genoodzaakt ook
mej. Retel op de voordragt te brengen. Wij willen nu gaarne
gelooven, dat die heeren verheven zijn boven de gevolgtrek
kingen, die daaruit kunnen worden gemaaktonder ons bur
gerlieden, echter, zou men spoedig tot den wensch komen, aan
dergelijke behandeling geen deel te hebben genomen.
De zaak was daarmede echter niet afgeloopen. De regering
van Alkmaar durfde den Minister openlijk verklaren, dat bij
bet examen kennelijke vooringenomenheid met eene der sol
licitanten had i bestaan. Wij herinneren ona niet wie den heer
Luijmesden Schoolopziener, hebben bijgestaan, maar duide
lijk is het, dat op een dier heeren, of op allen, maar in de
eerste plaats op den Schoolopziener, een blaam wordt geworpen,
die voor elk fatsoenlijk man grievend moet zijn. De vraag
is nugeeft het lidmaatschap van dergelijk collegie een vrij
brief, om geachte personen zoo grof te beleedigen Dan
mogen de kiezers wel dubbel voorzigtig zijn bij bet kiezen
van raadsleden, om te voorkomen, dat daartoe personen wor
den benoemd, die niet schromen van dat middel gebruik te
maken
De Minister laat dat punt in tusschen onbeantwoord. Het
voegt ons niet naar de redenen daarvan te radenmaar toch
komt het ons voor, dat van die beschuldiging niet magtig veel
nota schijnt genomen te zijn, want dan had zij naar ons oor
deel niet onbeantwoord kunnen blijven.
Bij de stemming nu verkreeg de eerst weggelaten Mej. Retel
6 van de 14 stemmen. Die uitslag verheugt ons voor die
dame en den heer Luijmesmaar of zij Burgemeester en Wet
houders bijzonder veel genoegen zal hebben gedaan, meenen
wij te mogen betwijfelen. Wij willen echter geene gevolg
trekkingen maken.
De heer Luijmes meende echter bij de bovenstaande be
schuldiging niet lijdelijk te moeten blijven. Wanneer zij hém
alleen getroffen had, zouden wij hem bijna den raad hebben
willen geven, liever te zwijgen. Hij is toch als schoolopziener
zóó algemeen, zóó gunstig bekend, dat zulk een smet niet op
hem kan kleven. Zelfs dan niet, wanneer hij door Burg. en
Weth. van Alkmaar op hem geworpen wordt, vooral na het
na het stilzwijgen van den Minister. Met het oog echter op
zijne mede-examinatoren mogen wij het niet afkeuren, dat hij
schriftelijk mededeeling verzocht van de feiten, die bun aan
leiding hadden gegeven tot die beschuldiging. Wij willen dien
brief en het antwoord van Burg. en Weth., benevens de repliek
van den heer Luijmesdie allen in de Alkm. Ct. zijn opge
nomen, niet uitvoerig behandelen, want wij schrijven geen ver
slag, maar alleenlijk den indruk, dien het op ons heeft gemaakt.
Wat ons daarbij echter vooral heeft getroffen, was de uitdruk
king in het antwoord van Burg. en Weth.: »dat het niet
aangiDg een lid van den Raad rekenschap te vragen, veel
minder te eischen vau hetgeen hij in het belang der gemeente
meent te moeten zeggen." Wij vinden die onderstreepte woorden
zóó curieus, dat wij nog een oogenblik daarbij wenschen stil
te staan.
In hoeverre de gemeentewet aanleiding geeft tot die bewering
willen wij niet onderzoeken maar zeer zeker is de bedoeling
toch nimmer geweest, dat de leden van den Raad het regt
hebben een fatsoenlijk man van oneerlijkheid te beschuldigen,
zonder eenige verantwoording daarvan verschuldigd te zijn.
Dit is toch naar ons oordeel hier gebeurd. Een examinator
heeft naar ons gevoelen eene vrij moeijelijke taak te vervullen;
maar zijn voornaamste pligt is dat te doen met de grootste
onpartijdigheid; zoodra hij eene kennelijke vooringenomenheid
aan den dag legt, is hij ongeschikt voor die taakis het de
schoolopziener zelf, dan kan hij bezwaarlijk langer schoolop
ziener blijven men begiDt hem te wantrouwen. In dit geval
nu, zoo als wij straks reeds zeiden, komt de verdenking in
de eerste plaats op zijn hoofd neder. De gemeentewet moge
nu zeggen wat zij wil, het Dagelijksch Bestuur van Alkmaar
is redelijk verpligt opheldering te geven. Heeft de school
opziener zijne pligten verwaarloosd, men make het bekend,
opdat hij door een ander vervangen worde, want dan zou hij
het vertrouwen onwaardig zijn. Is dit twijfelachtig, ook dan
is het pligt de feiten aan te geven, opdat hij zich kunne regt-
vaardigen. Is een der examinatoren de schuldige, dat men
het zegge, opdat zoo iemand niet meer in de gelegenheid gesteld
worde onregt te bedrijven. Maar nu men zich verschuilt
achter de beweriDg, dat een lid van den Raad geen rekenschap
van zijne woorden behoeft te geven, heeft ieder het regt daarvan
te denken, wat hij verkiest, en de Raad verwondere zich niet,
wanneer de gevoelens van de groote meerderheid voor den
heer Lnijmes geenszins ODgunstig zullen uitvallen.
De bijvoeging nin het belang der gemeenteis tamelijk zon-
derliug, en voorzeker zeer rekbaar. liet is waar, niet ieder