HELDERSCHE COURANT.
Jïteui»s= en
Woensdag
<flDoertenfie--6foÖ.
29 Maart.
Elfde Jaargang.
<®jficiüeï gedeelte.
AANBESTEDING.
.Gtet-offjciëcï gedeelte.
De arbeider is zijn loon waardig.
in.
M 1027.
1871.
Verschijnt DINGSDAO- en VRIJDAG-AVOND.
Abonnementsprijs voor 3 maanden. 1.00
Franco per post p n 1-2.5
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post
directeuren. Brieven franco.
De prijs der Adyertejctien van 14 regels is 60
Centen; voor eiken regel meer 15 Centen.
Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve
men de Advertenticn intezenden.
Ingezonden stukken minstens één dag vroeger.
Uitgever S. GILTJES.
Op Zaturdag den 8 April 1871, des avonds ten
zeven ure, zal aan het Raadhuis der gemeente, in het open
baar, alleen bij inschrijving worden aanbesteed:
Het maken van een BAZiliTilHJUR
langs liet Molenplein, ter lengte van
106 meters.
Het bestek ligt ter lezing aan de Secretarie der gemeente.
Gedrukte exemplaren zijn aldaar a 50 Cents verkrijgbaar.
Nadere inlichtingen zijn te bekomen bij den Gemeente-
Bouwmeester, den Heer G. SCHOLTEN, door wien op
Woensdag den 5 April aanstaande, des morgens ten 10£- ure,
aanwijzing in loco zal worden gedaan.
Helder, den 25sten ..Maart 1871.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
STAKMx^N BOSSE, Burgemeester.
L. VERHEY, Secretaris.
Waarneer wij eene vergelijking maken tusschen den onder
wijzer van onzen tijd en van veertig jaren geleden, dan is bet
verschil groot. Wij zouden bijna zeggen, dat het onderscheid
in weinig standen zoo blijkbaar isvooral wat de kundighe
den betreft. De tegenwoordige hulponderwijzer staat in kennis
bijna gelijk met het grootste gedeelte der vroegere hoofdon
derwijzers. De ruimte laat ons niet toe over de oorzaken
uit te weiden, die daartoe hebben medegewerkt, maar het feit
zal wel niet worden tegengesproken, en wij noemen het een
gelukkig verschijnsel, wanneer de zaak niet overdreven wordt.
In alle standen is men vooruitgegaan: men vergenoegt zich
niet meer met eene algemeenemaar .vordert eene grondige
kennisen zou dan de onderwijzer, die anderen daarvoor ge
schikt moet maken, zelf achterlijk blijven Wanneer wij
nagaan, wat van jongelieden van 16 jaren wordt gevorderd,
om opgeleid te worden voor de marine, de geneeskundige
dienst, enz., dan kunnen wij een glimlach niet terughouden,
als wij lezen, hoe weinig vroeger gevorderd werd, van hen,
die op achttienjarigen leeftijd zich aan het examen voor hulp
onderwijzer onderwierpen. Dat die eischen dus tegenwoordig
oneindig hooger gesteld zijn, kunnen wij niet anders dan
toejuichen. Wij mogen nu immers met grond verwachten,
bekwame, degelijke onderwijzers te bekomen, die den stand
eere aandoen, en dat kan niet anders dan gunstig werken
voor onze maatschappij. Wij meenen daaraan nu reeds te
moeten toeschrijven, dat de spreekwoordelijk geworden pe
danterie bij de onderwijzers bijna geheel verdwenen is: hij
die degelijke kennis bezit, zal hoogst zelden eeu verwaand
mensch zijn.
De zaak heeft echter eene keerzijde. Of de bekwaamste
onderwijzer altijd tevens de beste in de school is, meenen
wij te mogen betwijfelen. Daarom zeiden wij zoo even, dat
de zaak niet moet overdreven worden, en wij vreezen dat dit
tegenwoordig wel eenigzins het geval is. De groote mate
van kennis, die van hem in zoovele vakken wordt gevorderd,
dringt wel eens andere, niet minder wezentlyke vereischten
op den achtergrond, die vroeger een der eerste plaatsen in
namen. Dat keuren wij ten sterkste af, want het gevolg is
niet zelden, dat een onderwijzer zich meer te huis gevoelt in
wetenschappelijke werken, dan in zijne lagere school te mid
den zijner kinderen, en wij gelooven dat de op sommige
plaatsen gehouden vergelijkende examens, zelfs ook de zooge
noemde provinciale examens, voor een goed deel schuld daaf-
aan hebben. Het is naar ons oordeel niet do wetsbepaling,
waarvan de bedoeling vrij duidelijk is, maar die uit den aard
der zaak eenige speelruimte moet overlaten, maar de over
dreven toepassing der examinatoren, welke verdient te worden
afgekeurd. Wanneer men toch de verslagen in sommige
bladen nagaat, dan kunnen vele vragen niet anders dan onze
verbazing opwekken door hare ondoelmatigheid en hare af
wijking van het doel der wetsbebepalingen. Hoe vaak lezen
wij opgaven over natuurkunde, die een veel hoogeren graad
van kennis vereischen, dan van den onderwijzer mag gevor
derd wordenvraagstukken, die niet kunnen opgelost worden
dan met eene aanzienlijke ervaring in mathesis, welke toch niet
onder de verpligte vakken is opgenomen, en die de onderwijzer
eigentlijk niet eens mag onderwijzen, tenzij hij daarvoor
examen hebbe afgelegdvragen over geschiedenis en aard
rijkskunde, die meer de sterkte van het geheugen dan het
nadenken op de proef stellenvragen over de theorie der
muziek, waarvoor men bijna componist zou moeten zijn.
Als wij nu daarby in aanmerking nemen, hoe moeijelijk
het is, in e'e'n vak doorkneed te zijn, en hoeveel studietijd
dat vordert, dan meenen wij met het volste regt het over
dreven opvoeren der examens schadelijk te mogen noemen
voor het onderwijs en onbillijk en ontmoedigend voor den
onderwijzer.
Denken wij verder aan zijoe opleiding, die ongetwijfeld
verbeterd, maar nog verre van volmaakt is. Is hij geslaagd
bij het examen voor hulponderwijzer, dan moet hij te midden
van zijne vele, soms afmattende bezigheden zich tot hoofd
onderwijzer bekwamen. Gelukt het hem de eerste, tweede
of soms derde maal, ook die akte te verkrijgendan komen
de vergelijkende examens aan de beurt. Na eenige, zoo niet
vele te hebben ondergaarf, is hij welligt gelukkig genoeg ge
plaatst te worden op eene bezoldiging van vijf of zeshonderd
gulden. Nu vragen wij in gemoede, of die bezoldiging in
eenige de minste verhouding staat tot de bekwaamheden, die
van hem gevorderd worden, en waarop hij zich jaren lang,
welligt soms met opoffering zijner nachtrust, heeft moeten
toeleggen? Neen, ieder zal erkennen, dat zijn loon nietge-
eveni'edigd is naar den aard de hoeveelheid en het gewigt
van zijnen arbeid noch naar de kennis die van hem ge
vorderd wordt.
Denken wij nu verderwat hem te wachten staatwan
neer hij óf door ouderdom óf door ligchaamsgebreken niet
langer in staat is zijne taakte vervullen. Ook daarin is on
getwijfeld eene groote verandering ten goede geschied hij
verkrijgt pensioen. Stellen wij ons nu den onderwijzer voor,
die den ouderdom van 65 jaren heeft bereikt, 40 jaren dienst
heeften aan wien naar eene bezoldiging van f 600.pen
sioen wordt verleend, dan geniet hij jaarlijks f400.Voor
zeker niet te verwerpen en beter dan niets maar is het
een loon den arbeider waardig En aan hoe weinigen is
het gegeven na zulk eenen werkkring dien leeftijd met den
gevorderden diensttijd te bereiken
Wij hebben in een vorig artikel gezegd aan vooruitgang te
gelooven en wij herhalen het. Wij verheugen ods dan ook,
dat de onderwijzers in de laatste jaren zoowel in bekwaam
heid als degelijkheid zijn vooruit gegaan. Maar juist daarom
bedroeft het ons diep dat de gemeentebesturen over het al
gemeen in billijkheid en humaniteit nog zeer weinig zijn voor
uit gegaan. Het is waar, enkele (zoo als b. v. Kampen,
Callantsoog en andere maken eene loffelijke uitzondering,
maar welk een aantal staan daartegenover wien het lot der
onderwijzers al zeer weinig ter harte gaatZij vorderen wel,
dat de onderwijzer een knap man zij dat hij een of twee
vreemde taleD kennne kan ook ai geen kwaad als het er
zoo gemakkelijk bij te bekomen is maar wat zij vergeten
Dat de toenemende duurte van levensmiddelen als anderszins,
waardoor de landman de winkelier en anderen veelligt wor
den gebaathem dubbel druktdat hetgeen voor eenige ja
ren een voldoende bezoldiging mogt heeten nu een armoedig
bestaan is datwil men een knap man aan het hoofd der
school zien het dan ook niet meer dan een dure pligt is
te zorgen dat die man met zijn gezin door behoeftige om-