HELDERSCHE
Woensdag
F 1
23 Augustus.
M 10G9.
Elfde Jaarg ang.
1871.
IS-"
-•«-v -
(©jfinccï tjebccltt.
ÜJiet-afficiëri gein-rite.
Gezag of vrijheid?
Versqlnjnt DINGSDAG- cn VRIJDAG-AVOND.
Ahouueiqeutsprijs voor 3 maanden. 0i50
rViinco per post0.65
Men 9l.onlieert, zich bij alle Boekhandi-larcn eu Post
directeuren. Brieven franco.
- De prijs dor Advertkntikn van 1—4 rc»cls is 60
Centeuj voor eiken regel meer 15 Centen.
Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve
men de Advcrlcnticn intezenden.
Ingezonden stukken minsteus écn dag vroeger.
Uitgever S. GILTJES.
POLITIE.
Ten burele van den ondergeteekende kunnen inlichtingen
verkregen worden omtrent eene op de openbare straat ge
vonden COUPON.
A. C. BOONZAJER,
Helder, 22 Aug. 1871. Commissaris van Politie.
VI.
Wij hebben in eenige artikelen onze aandacht bepaald bij
zeer uiteenloopende zaken: de ultramontanen, de zoogenaamde
nieuwere rigting, het godsdienst-onderwijs en de internationale.
Wij hebben daarbij gelegenheid gevonden aan te toonen, hoe
nog altijd van de eene zijde de vrijheid vaak wordt over
dreven, zoo niet tot losbandigheid, dan toch tot een inbreuk
maken op de regten van anderen; terwijl van de anu ere zijde
het .gezag ontaardt in dwang. De oorzaak van het eerste
moet gezocht worden in een verkeerd denkbeeld, dat men van
de ware vrijheid koestertvan het laatste in heerzucht of
andere hartstogten. Wij trekken daaruit het gevolg: dat de
vrijheid onbestaanbaar is, tenzij, eenig gezag haar binnen de
grenzen houde; en omgekeerd, dat het gezag onwettige dwang
wordt, zoodra het de vrijheid aanrandt, waarop elk individu
regt heeft. Volkomen, onbeperkte vrijheid bestaat er dus niet,
op geen enkel gebied, in geen enkelen stand, op geen enke
len leeftijd. Dat de Schepper zelf dit ook niet heeft gewild,
blijkt genoeg daaruit, dat Hij ons het geweten schonk het
verhevenste, het schoonste gezag, dat er bestaat.
Hieruit volgt, dat in vele gevallen, de Staat gezag, mag
uitoefenen, niet alleen, maar zelfs daartoe verpligt is, dewijl
hy tot roeping heeft de regten van alle burgers te beschermen.
Wanneer wij echter een blik slaan op hetgeen wij dagelyks
zien gebeuren, dan erkennen wij, dat het hoogst moeijelijk is,
die roeping te vervuilen, zonder de vrijheid aan te randen.
Zelfs eene regering, die den diepsten eerbied koestert voor de
wetten, welke de regten der burgers moeten waarborgen,
blijft altijd in groot gevaar, van, of door te groote zwakheid,
of door overdreven magtsgebruik zich de beschuldiging op den
hals te halen, de vrijheid der onderdanen te schenden, of niet
naar eisch te beschermen. Of die beschuldiging intusschen
altijd gegrond is, dan of zij niet dikwijls uit bekrompen in-
zigten voortvloeit, is eene andere vraag. Wij hebben bepaal
delijk afkeer van hetgeen men wel eens noemt staats-almagt
maar even verkeerd vinden wij het, de maatregelen der re
gering met het oog op bijzondere belangen te berispen, wan
neer men niet op de hoogte is of zijn wil, de -algemeene be
langen te overzien en te begrijpen.
Als wij lezen, hoe in den tijd der Nederlandsche republiek
de legers werden bijeengebragt, dan begrijpen wij niet, hoe
een Maurits daarmede de Spaansche benden wist te verslaan,
hoe een Frederik Hendrik daarmede zoovele steden wist in
te nemen. Aan Napoleon hebben wij het middel te danken,
dat ook nu nog de soldaten naar de gelederen brengtde
loting. In de laatste tijden is niet alleen in Nederland, maar
ook elders niet weinig sprake van het afschaffen der plaats
vervanging, en van het invoeren eener algemeene dienstplig-
tigheid. Toen de loting (de zoogenaamde conscriptie) werd in
gevoerd, vervulde zij de Nederlandsche harten met schrik.
En geen wonder! Men wist, wat den jongeling te wachten
stond, die het ongeluk had een laag nummer uit de bus te
trekken. Hij werd uit het midden zijner bloedverwanten ge
rukt, verre weggezonden, om te strijden tegen menschen, die
hèm noch zijn vaderland ooit hadden benadeeld, en men zag
hem welligt nimmer terug. Het is dus zeer natuurlijk, dat
die gehate conscriptie menigen traan in het oog, menigeu
vloek op de lippen deed komen. Toch is die loting in ons
vaderland niet afgeschaft, maar wordt nog elk jaar toegepast.
Ook dat is-geen wonder; want hoe zal men zijn vaderland
verdedigen zonder krijgslieden? Bovendien wordt de jongeling
nu zelden buiten 's lands gezonden, maar heeft tot roeping de
grenzen van zijn vaderland te verdedigen, en dat is immers
ieders pligt Men heeft zich dus nu eenmaal aan die instel
ling gewend, en, zij het ook bij velen met een beklemd hart,
men heeft zich daarbij nedèrgelegd. Nu men echter spreekt
van de plaatsvervanging af te schaffen en eene algemeene
dienstpligtigheid in te voeren, nu roepen velen van dwang,
aanranding van do regten der burgers, en wat niet alZiet
dat verwondert ons ten hoogste. Op den voorgrond stellende
dat alle burgers belang hebben bij het behoud des vaderlands
dat de verdediging der grenzen tegen den vijand het leven
in gevaar kan brengen dat zij in ieder geval gepaard gaat
met de opoffering van vele bijzondere belangen dan noe
men wij én de loting, én de plaatsvervanging beiden onbillijk
in den hoogsten graad, en geheel in strijd met de regten,
waarop ieder burger, zonder uitzondering aanspraak heeft.
Wanneer toch allen belang hebben bij de verdediging des
vaderlands, waarom moeten dan enkelen die taak vervullen,
en voor de anderen hun leven wagen Of is hun leven minder
waard Of kan het leven vergoed worden met het geld, dat
men voor een plaatsvervanger betaalt Bovendien wordt door
de loting de diensttijd voor de minder gelukkigen verlengd
want ware ieder jongeling verpligt, zich in de behandeling
der wapenen te oefenen, dan zou die tijd immers kunnen
worden bekort. Bedenken wij hierbij, dat door de plaatsver
vanging de gehalte van de militairen stand daalt, daar de meer
bemiddelde zich vrijkoopt, terwijl de even fatsoenlijke, doch
minder welgezeten burgerzoon dagen en weken doorbrengen
moet naast hem, die zichzelven voor geld heeft verkocht,
dan noemen wij de geheele plaatsvervanging onzedelijk en in
strijd met het ware belang der maatschappij. Deze toch heeft
behoefte aan flinke burgers niet aan dezulken, die voor elk
gevaar terugdeinzen, en zich door eene geldelyke opoffering
daaraan onttrekken. Menig rijk jongeling zou er welligt wat
degelijker door zijn geworden, indien hij een jaar aan het
krijgsmansleven had moeten deelnemen. In elk geval zou hij
in tijden van gevaar zijn burgerplïgt kunnen vervullen, waar
toe hij nu niet in staat is.
Maar de weerbaarheid dan Door deze kan hij immers
toch daartoe bekwaam worden
Juist de weerbaarheid heeft ons getoond, wat in vele ge
vallen de vrijheid is, zonder door gezag te worden gesteund.
Toen men van de zijde van Pruisen gevaar meende te moeten
verwachten, ontbrandde bij velen eene geestdrift, die iedereen
trof. Doch wat heeft zij uitgewerkt Het gevaar, dat men
toen duchtte, is nu of in het vervolg nog evenzeer mogelijk,
van welke zijde dan ook. Mogt het echter komen, dat God
verhoededan zouden er welligt plotseling wederom weer
baarheidskorpsen ontstaan, doch omniet eerder gereed te zijn,
voor de vijand niet meer tegentehouden was. Zoolang de
Staat zich niet aan eene meer doelmatige organisatie laat ge
legen liggen, hetgeen immers zeer goed zonder misbruik van
magt zou kunnen geschieden, vergeve men het ons, dat wij
van de weerbaarheid, die zich tot heden heeft vertoond, als
een stroovuur, weinig verwachting koesteren.
En toch, Nederland moet zich kunnen verdedigen. Wij zouden
er dus niets anders in zien dan een regtmatig gezag in het
belang der ware vrijheid, indien eene algemeene dienstplig
tigheid wierde ingevoerd en de plaatsvervanging afgeschaft.
Dan ook zou er welligt mogelijkheid bestaan eene weerbaar
heid in het leven te roepen, die haren naam eere aandeed.
Daarin zouden wij althans geen dwang zien, maar een gezag,
dat de ware vrijheid beschermt, terwijl thans de burgers geene
gelijke regten genieten. Dat het tevens onze middelen van
defensie meer zou versterken dan de redevoeringen in de kamer,
of het veranderen der kleedingstukken van den soldaat zal
wel geen betoog behoeven.