NIEUWSTIJDINGEN. namelijk voor, dat de regering wel eenigzins den schijn aan neemt van inconsequentie. Zij wil de zedelijke en militaire waarde van schutterij en leger doen rijzen, en hoopt door de ingediende wet een beter kader en bekwamer officieren te verkrijgen. Wij hebben in de laatste tijden gezien, hoe weinig zelfs een talrijk leger vermag, wanneer het gebrek heeft aan bekwame officieren. Wij kunnen dus deze bedoeling niet anders dan toejuichen. De minister van Oorlog, een dergenen, die de memorie van toelichting mede onderteekend hebben, gelieve het ons ten goede te houden, dat wij aan die woorden, voor zooverre zij van hem zijn, weinig waarde hechten. De zaak van kapt. Janssen ligt ons nog te versch in het geheugen na de door den Minister gegeven inlichtingen is zij zoo mo gelijk nog duisterder geworden. Wanneer wij echter zien, hoe weinig een officier behoeft te doen, om aan den dijk te worden gezet, en hoe uiterst moeijelijk het voor hem is, zich zelfs te verdedigen, om zijne eer te behouden wanneer wij opmerken, dat de bijzonderheden der geheele zaak worden bedekt ge houden, alsof zij het daglicht niet mogen zien wanneer wij haast niet anders kunnen denken, dan dat een officier, zelfs ai heeft hij jaren dienst, als burger van Nederland nog minder regten geniet dan een kantoorklerk, dan vragen wij althans den Minister van Oorlog af, of hij het kader niet eerder zou verbeteren door zijne handelwijze tegenover de officieren te wijzigen, want wij kunnen waarlijk niet inzien, dat na het gebeurde, de bekwame jongeling sterk wordt uitgelokt, om dien stand te kiezen. De Min. van Oorlog zal echter aftreden. Wij hopen niet, dat dit aanleiding zal geven, dat wij niets meer van de zaak van kapt. Janssen zullen vernemen wij vreezen het echter. Als intusschen door zijne aftreding de ingediende militiewet in sommige artikelen mogt worden gewijzigd, zouden wij ze luide toejuichen. Deze wet toch komt ons evenmin geschikt voor, om goede en bekwame officieren te vormen als het ontslag van den heer Janssenzooals wij nader hopen aantetoonen. Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz. 12 December 1871. In de Huisvergadering, op Vrijdag avond jl. in het lokaal Tivoli alhier gehouden, werd de spreekbeurt vervuld door den heer J. W. Margadant, die tot onderwerp had gekozen de Internationale Werklieden-vereeniging. Spreker schetste in zeer bevattelijken laat ons zeggen populairen vorm, het ontstaan, de voortgang, het doel en de overdrijving dezer vereeniging; inzonderheid trok spreker te velde tegen hare dwaze en onuitvoerbare theorie: de gelijke verdeeling van kapitaal en eigendom. Wij betreuren het dat de bijeenkomst zoo slecht was be zocht en dat die klasse der maatschappij de werkmans stand waarvoor de lezing zoo nuttig en leerzaam was, hier niet tegenwoordig kon zijn. Wij zoudeu den heer Marga dant wel in bedenking willen geven, dezelfde lezing, met een kleine wijziging, andermaal en dan voor het publiek, of uit sluitend voorden werkman te willen houden; wij stellen ons een zeer gunstig resultaat daarvan voor. Na een genoegelijk zamenzijn en onderlinge gedachten- wisseling over het besproken onderwerp, werd door den heer J. C. Leich cene bijdrage geleverd, getiteld//Voor zaken op reis, of 14 uren in den vreemde." In ons oordeel over deze bijdrage stemmen wij volkomen in met den voorzitter, die in zijne sluitingsrede zoo teregt getuigde dat men kunstenaar moet zijn, om eigen wederwaardigheden zoo talentvol weder te geven. Het inteekenings-concert der vier Delftsche heeren, di lettanten, ten behoeve eener arme weduwe, heeft jl Zaturdag plaats gehad. Wij hadden gelegenheid kennis te maken met de muzikale talenten dezer heeren en wij moeten gulweg be kennen, dat wij in onze verwachting niet zijn teleurgesteld. Zoowel de beide pianisten als de violist en de zanger, allen hebben een zeldzamen aanleg voor de muziek. Hunne ver schillende soli werden met tact en smaak voorgedragen en getuigden van hunne ijverige en volhardende studie. Indien het niet te veel gevergd ware geweest, hadden wij van som mige nommers een daverend bis willen doen hooren. Wij hopen, dat in het belang der arme weduwe het materieele van dit concert even goed geslaagd moge zijn als het muzikale. De opbrengst der tooneel-voorstelling van de onder officieren der infanterie, ten voordeele van de weduwe van den timmerman Bruin, is, 11a aftrek der onkosten f 35.575. Z. M. heeft den luitenant ter zee 2e klasse P. H. Ledeboer met den 15n daaraanvolgende op zijn daartoe ge daan verzoek, eervol uit de zeedienst ontslagen. Bij de gisteren door de Directie der Marine gehouden herbesteding voor de levering van versch rundvleesch voor de zeemagt alhier, over het jaar 1872, was de minste inschrijver de heer W. S. J. Beek, voor f 67.de 100 kilogr. En voor de levering van versch vleesch ten behoeve van het Marine-Hospitaal, de heer A. L. van Gelder, voor f59.60 de 100 kilogr. De heer Boeke, te Alkmaar, heeft bedankt voor de benoeming tot leeraar aan de inrigtigtingen voor middelbaar onderwijs te Deventer. Door de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij (lijn AmsterdamRotterdamHelderZaandam), zijn ge durende de maand November 1871 vervoerd 137,699 ren zigers opbrengst daarvan f 123,056.37-^-, idem der goederen f53,882.78; totaal f 176,939.15». Sedert primo Januarij aantal reizigers 1,762,424opbrengst van reizigers en goederen f 2,120,302.27 De werkzaamheden aan het kanaal door Holland op zijn Smalst zijn geheel gestaakt, ten minste wat 't buiten werk betreft, waardoor een tal van arbeiders zonder werk zijn. Wij maakten dezer dagen kennis met een Jaarboekje of Almanak, dat voor korten tijd het eerste levenslicht zag, onder den titel*de liefde sticht." De kennismaking met genoemd boekske was ous hoogst aangenaam wij vertrouwen dat ook dit jaarboekje zijn weg wel zal vinden. Wat de inhoud bevat? Yoor iederen dag een spreuk, waaronder sommigen zeer schoon en kernachtig; vervolgeus, bijdragen in proza en poëzie van de hh.ds. Ha- verschinidt, de Geuestet, J. J. Cremer, H. de Yeer, C. P. Tiele en anderen. En dit alles is te bekomen voor f 0.10 zegge tien centen. De heeren J. L. Kikkert c. s., uitmakende al de te genwoordige houders van obligatiën, groot in kapitaal per resto f 52,500, gevestigd op de haven beoosten het Oude Schild op het eiland Texel, die sedert 1852 geen rente hebben genoteu, omdat, tengevolge van het Kon. Besluit van 19 Dec. 1851, No. 72, de hoofdzakelijke revenuen dier haven hebben opgehouden, hebben zich bij uitvoerig adres gewend tot Z. M. den koning, om de geschiedenis dier zaak uiteen te zetten en hieraan de gronden ontleend voor hun vertrouwen, dat Z. M., na onderzoek van de billijkheid van hun verzoek, de afdoening dier zaak wel zal gelieven te bevorderen, en aan de wetgevende magt voor te stellen lo. genoemde schuld, met de renten ad 3 pCt. tot lieden, a pari af te doen 2o. daarentegen den zeedijk, van de haven van Texel tot voorbij het westeinde van het dorp //Het Oude Schild" daar, het onderhoud van Rijkswege op te heffen en de daarvan door het Rijk aangelegde steenglooijing over te dragen aan de eigenaars van dien zeedijk, zijnde het dijkscollegie van Texel. Men schrijft ous van Terschelling, 9 Dec.: Gisteren is alhier tengevolge van ijsgang en wegens ge brek aan steenkolen in de haven binnen gebragt de Zweed- sche stoomboot Sa7idvilcent gezagvoerder P. Schutt, met een lading stukgoederen, van Antwerpen naar Gothenburg be stemd tengevolge van de intusschen iugevallen dooi, zal gemeld stoomschip waarschijulijk weder spoedig van hier Vertrekken. Den 6 dezer bevonden zich vele Urker- en Yolendammer visscherschuiten in zee, nabij dit eiland, die des namiddags met den intusschen invallenden zwaren storm en dikken sneeuwgang weder naar binnen zeilden, op enkele vaartuigen na die vermist werden, doch des avonds zag men van hier een noodlicht ter hoogte van de Noordsvaarder, en ging om streeks ten 9 ure de reddingboot, met genoegzame beman ning, op weg, ten einde zoo mogelijk hulp te verleenen doch moest de reddingboot weder terugkeeren, daar dezelve tengevolge van den zwaren ijsgang lek werd hierop werd des nachts eene andere boot naar den Noordsvaarder gebragt en daar in zee gelaten, in welke boot zich bevonden de schipper der reddingboot, de heer P. T. Krul, benevens de zeelieden W. van Keulen, D. de Ring, Steven Knop en Jacob Jelles Spits, die afgingen naar de plaats, waar het noodlicht het laatst was gezien, en na door den hevigen golfslag een maal teruggeslagen te zijn het geluk hadden des morgens ten 6 ure bij een Volendammer visscherschuit te komen, die op een buitenrug bij den Noordsvaarder aan den grond was geslagen en vol water zat, terwijl de bemanning in het grootste levensgevaar zich in den mast bevond, en daar den geheelen nacht hadden moeten vertoeven, als zijnde den vo- rigen avond ten 6 ure reeds gestrand. Met veel moeite en levensgevaar werd de bemanning der visscherschuit, bestaande uit schipper Jan Kieft en drie opvarenden, door den heer Krul eh .zijne wakkere bootslieden uit den mast gehaald en in de boot gelaten, terwijl zij het geluk hadden hen behouden aau land te brengen, ofschoon die arme visscherlieden half dood waren door de geleden koude en onrust, zoodat twee hunner dadelijk geneeskundige hulp behoefden. Gemelde vis scherschuit is totaal verloren en daarvan slechts eenig tuig ge borgen zoo van deze als van de overige visschers-vaartuigen is op den 6 dezer het meeste vischwant verloren geraakt. Behalve de opgegeven visscherschuit is denzelfden nacht nog een ander Volendammer botter op den Noordsvaarder ge strand, waarvan de bemanning zonder hulp op die bank is gekomen en door den aldaar zich bevindenden zeeman E. dc Beer naar Westterschelling geleid. Aan de Zutpliensche Cé. wordt van 's Gravenhage ge meld, dat kolonel Weitzel de man zou zijn, op wien het Kabinet het oog heeft gevestigd om den heer Engelvaart te vervangen; of hij de portefeuille van Oorlog zou willen aan vaarden, zou echter twijfelachtig wezen. Volgens dezelfde correspondentie zal de heer Thorbecke

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1871 | | pagina 2