HELDERSGHE COURANT. Jiieums-- en Zaturdag <ftÖoer!entte--öfttÖ. 23 December. Elfde Jaargang. Prijs per kwartaal ƒ0.50 Franco per post >0.65 qjtjficiccï jjcijccïtc. j3ttt-officiëcl pöccltx. Feestviering van 1 April 1872. M f104. 1871. Verschijnt DINGSDAG- en VRIJDAG-AVOND. Abonnementsprijs voor 8 maanden. 0.50 Franco per post K 0.G5 Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post directeuren. Brieven frauco. De prijs der Advebtentien van 14 regels is 60 Centen; voor eiken regel meer 15 Centen. Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve men de Advertentiön intezenden. Ingezonden stukken minstons één dag vroeger. Uitgever G IL T J B S. Zij, die voornemens zijn zich met 1 JANUARIJ a. s. op dit Blad te abonneren, kunnen, van heden af, de nog in deze maand verschijnende nommers kosteloos ontvangen. Op 1 J a n u a r ij a. s. zal even als vorige jaren een EXTRA NOMMER van dit blad verschijnen, waarin zal worden opgenomen een alpliabetisclie NAAMLIJST van allen die hunnen Nieuwjaarsgroet wenschen uit te brengen aan Familie, "Vrienden, Bekenden, Begunstigers, enz. Voor de plaatsing van iederen naam betaalt men 50 Centen, ten voordeele der Armen in deze gemeentena aftrek van 5 Centen, ter gedeeltelijke goedmaking der onkosten waar onder is begrepen het bezorgen van een exemplaar van dat nommer, aan elk wiens naam op die lijst voorkomt. Men wordt beleefd verzocht zich vroegtijdig en franco te adresseren aan den uitgever van dit blad S. GILTJES. De VOORZITTER van den RAAD der gemeente Helder brengt ter openbare kennÏ3, dat de RAAD ZAL VERGA DEREN op ZATURDAG den 23 DECEMBER 1871, des AVONDS ten ZEVEN URE. Helder, De Voorzitter voornoemd den 21 December 1871. STAKMAN BOSSE. punt ter behandeling: Wijziging begrooting 1872. Wij weten, dat het denkbeeld bestaat, op 1 April 1872 feest te vieren, en te Brielle een gedenkteeken op te rigïen ter ge dachtenis aan de voor 300 jaren plaatsgevonden inname dier stad door de Watergeuzen. Ook in deze gemeente heelt ziek eene subcommissie gevormd, om de uitvoering van dat plan te bevorderen. Wij vinden als Nederlanders, de idéé, die ten grondslag ligt, uitmuntend maar wij hopen, dat, alvorens het plan tot uitvoering komt, eenige naar ons oordeel zeer noodige wijzi gingen daarin zullen worden gebragt. Het feit zelf kreeg hoofdzakelijk zijn gewigt door de gevolgen bet was slechts het aanvangspunt van een loop der dingen, waaraan Nederland zijne vrijheid te danken heeft. Als zoodanig is het eene Ne- derlandsche, eene nationale zaak. Het is dus minder het feit dier inname zelve, die feestelijk behoort herdacht te worden, dan de strijd van Nederland tegen het magtige Spanje, van de vrijheid tegen de slavernij, van den moed tegen de overmagt. Daarom moet de lokale kleur daaraan ontnomen worden, welke zoo ligtelijk tot verkeerde redeneringen aanleiding kan geven, zoo als wij ons voorstellen heden aautetoonen, zonder nu aan gaande den aard dier feestviering vooruit te willen loopen. Dat de ultramoDtaansche partij hare stem tegen dergelijke feestviering zou verheffen, was te wachten. Wat ons echter verwondert en tevens verheugt, is, dat zij het zóó ruiterlijk doet, dat bij niemand eenige twijfel kan overbiijven, wat wij in ons vaderland aan die partij hebben. Wij willen eerst even zien, wat hare woordvoerders zoo al zeggen, en dan zullen wij wel met eenige korte opmerkingen kunnen volstaan. De gedecoreerde historieschrijver Nuijens zegt »De inname van den Briel door de Watergeuzen was een revolutionnair e daad daarom kunnen wij aan de feestviering geen deel nemen." De Noord-Brabanter noemt ze »het werk van oproerlingen en zeeschuimers, die den wettigen souverein zijne staten kwamen ontweldigen." Bat woord revolutionnair is nog al fatsoenlijk, hetgeen trou wens van een ridder ook niet anders te wachten isoproer makers en zeeschuimers riekt zoowat naar de Peeleene land streek, waar wij ons niet te huis zouden gevoelen. Wij willen den heer Nuijens echter rondborstig bekennen, op gevaar af, van ons de kwalificatie van den Noord-Brabanter op den lials te halen, dat revolutionnair bij ons volstrekt niet altijd identiek is met slechtoproerigonwettig, enz. Wij gelooven niet aan koningen bij Gods genadedie daardoor het regt zouden hebben, hunne onderdanen te trappen, te vernietigen. Wij eerbiedigen den vorst, die het welzijn zijner onderdanen behartigt, be schermt en bevordert wij hebben goed en bloed voor hem veilwant hij vervult eene heilige roeping. Elk mensch heeft op deze aarde zijne taak te vervullen, dus ook de vorst, als zoodanig kan hij zeggen door Gods genade daartoe geroepen te zijn. Maar wij gelooven even onwrikbaar aan een heilig menschenregt, dat geen vorst mag noch kan schenden, zonder zich zijnen titel onwaardig te maken. Waar dit nu geschiedt, op eene zóó blijkbare, opentlijke en onbeschaamde wijze, als de koning van Spanje het gedaan heeft, daar kan de burger, die ook door Gods genade zijne rnenschelijke regten ontvangen heeft, wanneer hij die nog waardeert, niet anders dan revo lutionnair worden, of hij is laaghartig en karakterloos. In der gelijk geval nu is revolutionnair te zijn eene deugdDiet eene misdaad. Wij willen dus de inname van den Briel met den heer Nuijens wel revolutionnair noemen, doch geven hem vol strekt niet toe, dat zij daarom den waren Nederlander zou beletten aan de feestviering deel te nemen. Is dit nu met de ultramontanen wél het geval, dau zullen wij het aan ieders beslissing overlaten, in hoeverre zij nog Nederlanders kunnen genoemd worden. Hetzelfde is van toepassing op de uitdrukking van den Noord-Brabanterdat »de Watergeuzen den wettigen souverein zijne staten kwamen ontweldigen." Wij gelooven, dat er eeuig onderscheid bestaat tusschen iemand, die zijne bezittingen bij zijn dood aan zijne erfgenamen nalaat, en Karei V, die afstand deed van een deel zijner staten, ten behoeve van zijn zoon. Philips. Wij komen dus op hetzelfde terug zoodra een vorst misbruik maakt van zijne rnagt, om zijne onderdanen te ver treden; zoodra hij de heilige regten van dezen schendtmen moge die nu privilegiën noemen of hun een anderen oaam geven dan houdt hij op wettig souverein te zijn. Wij willen niet beweren, dat reeds dan onmiddelijk de opstand regt heeft zich te uiten maar wanneer alle pogingen en verzoeken, om bescherming van zijne wettige regten op onverzettelijke dwin gelandij en onderdrukking afstuiten, dan, zoo als wy reeds zeiden, heeft de revolutie niet alleen regt van bestaan, maar zij wordt pligt. Wij kunnen niet uitvoeriger zijn, doch vermeenen duidelijk genoeg te hebben aangetoond, dat wij van het woord revo lutionnair een geheel ander begrip hebben dan de beer Nuijens. Wij begrijpen echter zeer goed, dat hij niet anders kan spreken tegenover hen, die hij wenscht voortelichten, zelfs al verbood het gezond verstand hem, aan dat woord altijd en onbeperkt een ongunstigen zin te verbinden. Wij zullen er dus niet verder over uitweiden. De heer Nuijens geeft verder als beletselen voor hunne deel neming op »dat het feit derinname bij hen droevige indrukken heeft achtergelaten, en dat daarmede een reeks van gebeurte nissen is begonnen, die bij een aanzienlijk gedeelte des Ned. volks eene droevige herinnering heeft achtergelaten." De heer Alberdink Thijm spreekt van »het plunderen der kerken 'en het gevangen nemen of ophangen van een vreedzame geestelijkheid." Ook wij betreuren met beiden de wreedheden, die nog gevolgd zijn, alvorens het Nederlandsche volk geruster adem koude

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1871 | | pagina 1