<0|fiüëd fjeüccïte. Bekendmaking. |3ict-o(fictcel rjcijccïte. 1 Januarij 1872. NIEUWSTIJDINGEN. Vliet, L. G. van scheepsdiepgangmeter. Voogt-Ihnen. Wed. J. A. Vries, J. de rur. schilder Vries, M. N. de mr. meubelmaker. Waard, P. de schipper op Anna Paulowna. Wal Cz., J. W. van der deurwaarder. Waldenmaier, J. koornmolenaar Weers, J. opperschipper bij de marine. Weijens, H. horologiemaker. Wielick, B. F. vleeschhouwer en spekslager. Wigraan T. en Eehtgenoote. Witsenburg Jr.M. mr. broodbakker. Wooning. W. van der Woude. J. van dei- Wijngaarden Jr., P.v. logem.- en koffijhuish. I Wijngaarden Sr., P.v. logem,- en koffijhuish. 1 Zur Mühlen Co. Varik. J. P. van Veen van van der Meulen. Venster. J. Verboom, L. in galanterii'n, enz. Verdoorn, J. A. direct, van v. Gend Loos. Verfaille, J. mr. broodbakker Verhey. P. Visser. S. C. Vliet, K. C. van cargadoor. De BURGEMEESTER der gemeente HELDER brengt, tengevolge ontvangene aanschrijving, ter algemeene kennis dat de Koninklijke Pruisische Landdrostie te Aurich den invoer van rundvee uit Nederland in de landdrostie verboden heeft. Helder, De Bnrgemtester voornoemd, den 30 Dec. 1871. STAKMAN BOSSE. Het is eene geheel eigenaardige betrekking -tvaarin de dag bladschrijvers staan tot de dagbladlezers. Doorgaans kunnen zij elkander persoonlijk weinig of in het geheel nieten toch bestaat er tusschen hen een zekere band. De schrijvers open baren hunne rigting in hunne artikelen de lezers leggen door hunne meerdere of mindere belangstelling aan den dag, in hoeverre zij zich daarmede kunnen vereenigen. Ziedaar de oorzaak van een soort van sympathie, die tusschen beiden bestaat en voor beiden nuttig en aangenaam is. Ey zijn uitzonderingen. Het is niet zonder voorbeeld, dat een dagbladschrijver in een andere rigting schrijft, dan die hij zelf belijdt; zoo kan b. v. een vurig conservatief journa- nalist welligt inwendig zeer liberaal zijn. Dat getuigt juist niet van een waardig karakter, wei van sluwe gevatheid. Toch gelooven wij niet, dat die voorbeelden talrijk zijn; gaarne doet men zoo iets niet, alleen de nood kan daartoe dwingen, want het spreekt van zelf, dat men het slechts be hoeft te weten, om alle vertrouwen op dergelijk schrijven te verliezen. Omgekeerd ondervindt de journalist nog altijd te vaak, dat zijne artikelen, waaraan hij bepaald alle inspan ning had gewijd, waarover hij met de meeste belangstelling had nagedacht, door sommigen met weinig aandacht worden gelezen, óf omdat het onderwerp hen niet boeit, niettegen staande het een der gewigtigste vraagstukken van den dag betreft, óf om dat het te ernstig is, óf te uitgebreid, enz. Dat is nu wel minder aangenaam, maar wij gelooven, dat de dagbladschrijver zich daardoor niet moet laten ontmoedigen. De Vicar of Wakefield ondervond reeds dat »the squire so- metimes ivould fall asleep in the most patlietic parts of his sermonen misschien zou hij het ook nu nog wel ondervin den. De soort van onverschilligheid, die nog altijd bij vele dagbladlezers bestaat, is zeer verminderd, en wij verwachten met grond, dat zij neg meer zal afnemen. Wanneer de dag bladschrijvers maar zorgen, dat hunne artikelen verdienen gelezen te worden, dan zal het getal lezers ook voortdurend blijven toenemen. Wij verzekeren intusschen plegtig, dat wij niet behooren tot de schrijvers die hunne rigting verloochenen. Wij hebben onze overtuiging steeds onverholen uitgesproken, zelfs daar waar wij konden verwachten hevige tegenspraak te zullen vinden. Die tegenspraak, voor zooverre zij kwam van hen die eerlijk meenden wat zij zeiden, was ons ten allen tijde aangenaam. Waar zij uit nevenbedoelingen voortvloeide, hebben wij niet geschroomd het masker af te rukkenhet geen onmogelijk altijd met zachtzinnigheid geschieden kan; doch wij meenden in het belang onzer lezers daarvoor niet te moeten terugdeinzen; en wij zullen aldus blijven handelen. Evenmin hebben wij ons over het algemeen te beklagen over de belangstelling onzer lezerszij is ons menigmaal op de duidelijkste wijze betoond wij danken hen daarvoor en hopen dat die belangstelling bij voortduring zal toenemen. Wij hebben van onze zijde althans gezorgd, dat de prijs van ons blad daarvoor geen hinderpaal kan zijn. Wij houden ons dus ten volle overtuigd, dat tusschen onze lezers en de re dactie van ons blad sympathie bestaat en dat dringt ons, nu weder een jaar geëindigd is, ons eerste woord te rigten tot onze Geachte Lezers Het is een oude gewoonte, dat de menschen elkander op dezen dag hunne zegewenschen toebrengen. Wij hebben die gewoonte wel eens hooren bespotten, doch zouden ze zeer on gaarne zien wegsterven. Er is iets aandoenlijks in, dat aan zienlijken en geringen, rijken en armen van dat tijdstip gebruik maken om de gevoelens van hun hart uit te spreken. Dit zou natuurlijk ook op andere dagen des jaars kunnen geschieden; maar zou het dan werkelijk plaats hebben Waarschijnlijk niet. Welgemeend wenschen wij dan bij deze gelegenheid op nieuw onzen lezers uit alle standen alles toe wat hun geluk als mensch kan bevorderen. Moge gezondheid en voorspoed hun deel zijn, en dat van hunne echtgenooten, kinderen, vrien den en betrekkingen. Wij mogen intusschen niet vergeten, dat wij burgers zijn van Nederland en voor een groot deel inwoners van dezelfde gemeente. Moge dus ons vaderland in voortdurende welvaart toenemen; moge het, ondanks zijn weinigen omvang, deplaat3 blijven, waar de ware vx-ijheid bloeit, waar de geestdrijverij geen plaats vindt, waar geen zaden van godsdienst haat kunnen tieren, waar de bewoners elkander als medeburgers blijven beschouwen die verpligt zijn elkanders ware belangen te be vorderen, waar eindelijk noch verschil van godsdienstige be grippen, noch van politieke overtuiging in staat is, de eendragt te vernietigen, die Nederland eens heeft vrijgemaaktMoge het vrede blijven genieten met zijne naburen, opdat handel en nijverheid die magtige hefboomen onzer welvaart, onverhinderd hun werkkring kunnen uitbreiden Zwaar is de taak, die aan onze regering is opgedragen, dewijl voor een groot deel de vervulling onzer wenschen als burgers van haar afhankelijk is. Wij willen volgaarne aannemen, dat haar doel groot en goed is maar zal zij het bereiken, dan behoeft zij daartoe krachtige medewerking. Wij wenschen dus onzen Ministers, als raadslieden van onzen geëerbiedigden Ko ning, wijsheid, bedachtzaamheid en geestkracht toe, in de ruimste mate. Mogen hunne maatregelen strekken tot welzijn van Nederland en zijne koloniën, tot versterking van onze inwen dige kracht en tot handhaving onzer onafhankelijkheid On getwijfeld moeten zij daarbij op de ijverige medewerking der Kamers kunnen rekenen. Die ijver betoone zich dan ook, minder door veelheid van woorden en sierlijke redevoeringen, dan door verstandige besluiten minder door hatelijkheden op godsdien stig of maatschappelijk gebied, dan door eene bezadigdheid die de eensgezindheid bevordert. Vooral den koning en het koninklijke huis brengen wij onze beste wenschen toe. Moge Hij er in slagen zich door ver standige raadslieden te omringen, die hem de regering verligten Dat Hij met zijn Huis zoo mogelijk beveiligd blijven voor rampen en tegenspoeden, die zelfs niet altijd buiten de paleizen kunnen worden gesloten Doch vooral dat Hij voortdurend de liefde blijve genieten, die het Nederlandsche volk koestert voor het dierbaar Huis van Oranje Kunnen wij echter op een dag als dezen elkander als Ne derlanders alles goeds toewenschen, zonder een blik te werpen op onze naburen Wanneer wij opmerken, welk een behoefte het zegepralende Pruisen heeft aan een verstandige gematigd heid Frankrijk aan kalmte en geduld Engeland aan meêwa- righeid Rusland aan vredelievendheid; Spanje aan inwendige rustBelgië aandoch genoegwij zouden te uitvoerig worden. Op een oogenblik echter, dat onze borst zich verruimt en van liefde overvloeit, kunnen wij ons niet maar alleen als Nederlandsche burgers beschouwen. Wij zijn wereldburgers en omvatten in onze zegewenschen niet alleen onze naburen, maar alle rijken der wereld. Dat alom de vrede bloeije, en het zal allen welgaan. Ongemerkt zijn wij in onze wenschen uitvoeriger geworden dan wij voornemens waren de lezers kunnen daaruit afleiden, dat wij uit het hart hebben gesproken. Zullen onze wenschen worden vervuld? Niemand kan het zeggen. Hebben wij echter gronden, om hunne vervulling te verwachten of te betwijfelen Eene gewigtige vraag, maar die niet kan beantwoord worden dan na dat wij een blik hebben geslagen op het verledene. Wij willen dat in een volgend artikel doen, en ons vlugtig trachten voor den geest te halen, wat de laatste maanden hebben opgeleverd. Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz., 1 Januarij 1872. Zaturdag namiddag ten ongeveer drie ure arriveerde alhier ter reede het stoomschip Prins van Oranjekapitein Braat, komende van Batavia, laatst van Gibraltar. Gemeld stoomschip is Zondag voormiddag, geadsisteerd door een der sleepbooten, in de haven gekomen. Volgens telegram uit Batavia d. d. 29 dezer, is het stoomschip Prins Hendrik der stoomvaartmaatschappij Ne derland 's morgens ten 10 ure aldaar aangekomen. Aan boord was alles wel. Vertrekken van Nieuwediep den 19 November des morgens ten 11 ure, is alzoo de geheele reis volbragt in minder dan 40 etmalen, waarvan 36 etmalen op zee, 1 in Port Saïd, 2 in het Suez-Kanaal en 1 te Suez. De duur der reis is dus nog vierendertig uur korter, dan die der uitreis van het stoomschip Prins van Oranje. De luitenant ter zee 2e klasse W. A. Buytendijk, laatst behoord hebbende tot het eskader in Oost-Tndie en van daar den 19n dezer in Nederland teruggekeerd, wordt met dat tijdstip op non-activiteit gesteld. Vrijdag jl. werd aan het ministerie van marine aan besteed de levering van 22,000 kilogrammen roode tarwe, 22,000 kilogr. witte tarwe en 4000 kilogr. rogge. Slechts 3 billetten, waarvan de monsters werden goedgekeurd, waren ingekomen. De laagste inschrijvers voor de roode tarwe de heer B. A. Janzen, alhier, voor f 16.05, voor de witte tarwe de hh. Heijink en Co., te Amsterdam, voor f 16.36 en voor de rogge de genoemde heer Janzen voor f 11.13; alles ge rekend per 100 kilogrammen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1872 | | pagina 2