HELDERSCHE COURANT. M i\ 5. 1872. Jlieuros* en Zaturdag <Eöoerteiitte--6faö. 20 Januari). Twaalfde Jaargang. 't Is te veel voor 't fluitje. NIEUWSTIJDINGEN. Verschijnt D1NGSDAG- en VRIJDAG-AVOND. Abonnementsprijs voor 3 maanden f 0.50 Franco per post 0.65 Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren. Brieven franco. Do prijs der Advebtentien van 1 4 regels is 60 Centen; voor eiken regel meer 15 Centen. Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve men de Advertentie» intezenden. Ingezonden stukken minstens één dag vroeger. Uitgever S. GILTJES. Redevoeringen, verhandelingen, voorlezingen zijn soms vrij vervelend. Waar zij een bepaald wetenschappelijk doel hebben, kunnen zij voorzeker zeer nuttig zijn, en zullen het ook meestal wol zijn. In de Kamers zijn zij soms onvermijdelijk, ofschoon het toch wel eens blijkt, dat zij door eenige meerdere kortheid misschien in dezelfde evenredigheid in kracht zouden winnen. Maar waar zij enkel moeten dienen, om een luisterend publiek nuttig en aangenaam bezig te houden, daar is het doen eener verhandeling over het algemeen een ondankbaar werk, want het is niet aan ieder gegeven, zijne hoorders tot het einde toe friach en belangstellend te doen luisteren. Er is een tijd geweest, dat eene nutsvergadering zonder verhandeling naauwelijks denkbaar was. Er bestond voor die lezingen, als het ware, een geijkte vorm. Eerst eene vooraf spraak, doorgaans eindigende met het inroepen van de toe gevendheid der hoorders. Vervolgens eene algemeene beschou wing» of verklaring van het onderwerp, soms met de bijvoeging van de een of andere hoogst interessante bijzonderheid, hoe de spreker tot dat onderwerp gekomen was. Verder eene verdeeling in hoofddeelen en onderdeelen, en eindelijk als toe passing een zeer gemoedelijk slot, waarin de gevolgen werden geschilderd, en de noodige lessen gegeven. Die mode begint echter langzamerhand verloren te gaan, en waarlijk, wij vinden het niet kwaad. Een andere vraag is het echter, of men zich de moeite gegeven heeft, om ze door iets beters te vervangen; anders mogt het Nut zelf er welligt minder door gewaardeerd worden, en dat zou toch minstens eenigzins ondankbaar zijn het heeft te lang zijn naam gehandhaafd en zou nog te veel goeds kunnen stichten, om het als uitgediend te kunnen be schouwen. Wij weten het, de menschen zijn tegenwoordig al gemeen zóó beschaafd en ontwikkeld, dat zij aan die voorle zingen minder behoefte gevoelen dan vroeger maar zou het niet voor het algemeen nuttiger zijn, dat zij die beschaving en ontwikkeling aan den dag legden door wat beters te leveren, dan door met zekere hoogheid neder te zien op hetgeen vroeger waarlijk nog zoo verwerpelijk niet was Dat toch vroeger menig spreker zijne hoorders nuttig en tevens aangenaam wist bezig te houden, zonder te vervallen in hetgeen sommigen wel eens zeer ongepast een preektoon noemen, hebben wij voor ongeveer 25 jaren reeds ondervonden, en het is toevallig, dat ons dat juist nu wederom moet in vallen. Onze vriend B. deed toen voor een talrijk auditorium op eene nutsvergadering een verhandeling over de woorden, die wij boven dit artikel hebben geplaatst, en nooit te voren zagen wij een meer ingespannen aandacht en belangstellling dan toen. De spreker is reeds jaren dood, en wij geloven niet, dat de verhandeling ooit in druk is verschenen, hoezeer zij het ook verdiend zou hebben. De woorden ntls te veel voor't fluitje." zijn afkomstig van Franlclin. Als knaap ontving hij op zijn verjaardag een goudstuk ten geschenke, liep er mede de straat op en ontmoette eene koopvrouw, die hem een kinderfluitje vertoonde. Natuurlijk vond hij dat nog uitlokkender dan het goudstuk en was ook terstond bereid het daartegen te verwisselen. Vrolijk fluitende komt hij te huis, doch werd niet weinig bespot en uitgelagchen. Diep bedroefd zag hij in, dat hij te veel voor het fluitje had gegeven, en nimmer vergat hij de gevoelige les, die juist daarom waarlijk niet te duur betaald was. Zou het werkelijk wel zoo vreemd zijn, dat wij ons die ver handeling juist nu weer moesten herinneren, toen wij in ver schillende bladen berigten en beschouwingen lazen over de op- rigting van den Willemstoren te Dillenburg Laat ons even zien. Ondankbaarheid is eene hatelijke ondeugd, en wel te meer daar de dankbaax-heid toch zoo gemakkelijk te beoefenen is men ziet dat immers aan hen, die de verwachting mogen koesteren op nieuw gunsten te ontvangen wat zijn zij niet innig dankbaarWij zijn daarom ook geen vijanden van stand beelden, gedenkteekenen, monumenten en gedenkfeesten zelfs ridderorden hebben veel goeds. Als wij er ons toe in staat achtten, wie weet zelf, of wij ook niet, even als Nuijens, be proefden, om een geschiedkundig werk te schrijven, of zoo iets het moet toch wel aardig zijn, als men degenen, die men ontmoet, met een soort van eerbied naar zoo'n lintje ziet kijken. Wij vinden hef dan ook goed, dat wij in de maand April den aanvang van Nederlands verlossing feestelijk gedenken, en wij voeden nog altijd hoop, dat de weinigen, welken die zaak op een verkeerd terrein trachten te brengen, zullen inzien, dat zij daardoor aan de eensgezindheid in Nederland veel nadeel doen. En zij willen toch de spreuk onzer vaderen Eendragt maakt magt niet verloochenen Maar Wij vreezen, dat de voorstanders ook zullen gaan afdwalen met andei-e woorden, dat zij de zaken beginnen te overdrijven. Wanneer men toch spreekt van feestvieren, zal het hoe ook wel eenigzins in aanmerking komen. Wil men de feestelijke herinnering werkelijk, althans zooveel mogelijk, nationaal ma ken, dan moeten alle Nederlanders daaraan deelnemen, althans kunnen deelnemen, rijken en armen, aanzienlijken en geringen. Maar dat kost geld, veel geld. Hetzij men nu denke aan deze of gene instelling van algemeenv'nut, of iets dergelijks, (want wij zijn niet voornemens daarover'thans uitteweiden), een ding is zeker, dat alleen door een ruime, algemeene deelneming de feestviering waarlijk nationaal zal worden, en indien wij daarin mogten slagen, zou het fluitje niet te duur betaald zijn. Maar wat zien wij gebeuren Men spreekt te Brielle van een monument of van een zee manshuis elders heeft men andere plannen de een wil den ln April feestvieren anderen op den datum, waarop hunne stad zich aan de Spanjaardeu onttrok en terwijl al die plannen nog onbeslist schijnen te zijn, tracht men in Nederland gelden te verzamelen voor een gedenkteeken aan Frins Willem van Oranje te Dillenburg. Van plannen, om de armen, de behoef- tigen in den lande bij die gelegenheid zóódanig feest te doen vieren, dat het aandenken voor hen blijvend zij, dat zij en hunne kinderen daarop voortdurend mogen [terugzien, heb ik tot heden nog weinig of niets vernomen. Maar dat kost geld, veel geld Zonder nu juist het denkbeeld der oprigting van een ge denkteeken te Dillenburg te verwerpen, weuschten wij toch de voorstanders wel in bedenking te geven, of het niet oneindig meer Nederlandsch gehandeld zou zijn, wanneer, althans in dit jaar, de gelden, die daarvoor mogien worden afgezonderd, konden worden besteed in ons vaderland, ten voordeele der minder gegoeden, die zeer zeker weinig sympathie zullen ge voelen voor iets, dat zij nimmer zullen zien. Men spreekt over den werkman, over den arbeidermen betreurt zijn lot nog altijd, hoe gunstig het ook in vele opzigten moge zijn boven dat van andere landen maar dat men dan ook, met het oog op onze gedenkfeesten, eerst zichzelven afvrage, of men die feesten, met het oog op dien stand, niet waardiger kan vieren, dan door de gelden te versnipperen, hoe schoon in. zichzelven het denkbeeld ook moge ziju. Op die wijze toch gelooven wij, dat men even als Franklin te veel voor 'tfluitje zou geven. Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz., 19 Januarij 1872. Woensdag avond jl. heeftin Tivoli de tweede vergadering der Werklieden-vereeniging alhier plaats gehad. Eene zeer talrijke opkomst van werklieden was een zeer duidelijk blijk van hunne groote belangstelling. Jammer dat de patroons en werkbazen maar al te schaars vertegenwoordigd waren. Wij hopen dat dit toch niet als een blijk van tegenwerking zal moeten worden beschouwd, daar eene goede verstandhouding en zamenwerking maar al te zeer noodig is tot welslagen van het beoogde doel. Liever willen wij het dan aan eenige zamenloopende omstandigheden toeschrijven, waardoor zij ver hinderd zijn geworden. Deze vergadering, die ten doel had, de bespreking en vaststelling van de statuten en hc-t reglement, werd door den president der voorloopige commissie L. Hartog Jr.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1872 | | pagina 1