HELDERSCHE COURANT. Jïteums* en Woensdag <ftÖoer(entie*6faÖ. 14 Februarij. M 1120. Twaalfde Jaargang. 1872. Vaststelling der '278ste Slaals-Lolerij. Jgfet-officiëel gc&ccïtc. Vaderlandsliefde. Verschijnt D1NGSDAG- en VRIJDAG-AVOND. Abonnementsprijs voor 3 maanden 0.50 Franco per post 0.65 Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren. Brieven franco. De prijs der Advertektien van 1—4 regels is 60 Centen; voor eiken regel meer 15 Centen. Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve men de Advertentiën intezenden. Ingezonden stukken minstens één dag vroeger. G IL T J E S. ijcöiTÏtx. Het GEMEENTEBESTUUR van den Helder brengt ter openbare kennis, dat, bij resolutie van Z. Exc. den Ministor van Financiën, van den 19 Januarij 1872, no. 25, krachtens de daartoe door den Koning verleende magtiging, is vastge steld de 278ste STAATS-LOTERIJ bestaande uit 20,000 LOTEN, 10,000 PRIJZEN en 2 PREMIEN, overeenkom stig het plan aan de resolutie gehecht. Beide stukken, geplaatst in de Staats-Courant, zijn voor belanghebbenden aan de Secretarie der gemeente ter lezing nedergelegd. Het Gemeentebestuur voornoemd Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester. 12 Februarij 1872. L. VERHEY, Secretaris. POLITIE. Dezer dagen op de publieke straat gevonden een Zilveren RING en eene Bonte DAMES KRAAG. De regtmatige ei genaars kunnen zich ter terugbekoming aanmelden ten burele van den ondergeteekende. A. C. BOONZAJER, Helder, 13 Febr. 1872. Commissaris van Politie. ii. Wij waren niet voornemens, thans wederom op de Aprils- feesten terug te komen maar wij kunnen het onmogelijk laten. Wij zullen echter kort zijn. Ons vorig artikel eindigden wij met de opmerking, dat die feesten in één opzigt zeker nut zouden aanbrengen, want »men zou elkander beter leeren kennen." Wij konden toen niet denken, dat ons zoo spoedig daarvan het bewys zou worden geleverd. Wij hebben dit te danken aan de heeren Nuijens en Alberdingk Thijmen wij beschouwen die opmerking als zóó gewigtig, dat wij ze thans laten voorafgaan. De zaak zelve is bekend. De heer Nuijens geeft zyn adhaesie aan het programma der Utrechtsche commissie ten opzigte dier feesten of het met of zonder restrictie geschiedt, laten wij daar. De heer Alb. Thijm daarentegen beweert, dat een katholiek, die gezond verstand bezit, daaraan niet kan me dewerken. Hij neemt het zelfs zijn vriend Nuijens nog al kwalijk, dat hij met het woordje wij heeft gesproken. Wij gelooven alle redenen te hebben, om ons over dat verschijnsel te verheugen, omdat het ons tot eene nationale feestviering nader kan, en ook nader moet brengen. Niet, dat wij ons verblijden over het verschil van gevoelen bij onze tegenstanders, als een middel, om dien tegenstand krachteloos te maken wij vreezen het verzet oneindig minder, dan wij de eensgezindheid wenschen maar wij hebben andere redenen. Vooreerst zien wij in den ommekeer van den heer Nuijens een blijk, dat de stem der vaderlandsliefde ook by hem nog niet geheel schijnt te hebben opgehouden zich te doen hooren uit de gevolgen zal moeten blijken, of zij krachtig genoeg spreekt, en, wat van het meeste belang is, of zij bereidwillig wordt aangehoord. Verder geeft ons bet verschil van gevoelen, tusschen twee van de voornaamste woordvoerders der tegenstanders, het bewijs, dat zij bij ai hun schrijven, en hun ijveren tegen de nationale viering dier feesten, hun persoonlijk gevoelen uitspra ken, maar niet het algemeen gevoelen van twee vijjdeu onzer landgenooten. Dat verheugt ons, niet enkel, omdat wij dat altijd beweerd hebben, maar vooral, omdat het in ons de hoop ver sterkt, dat ook die landgenooten met ons op den voorgrond zullen stellen, dat zij Nederlanders zijn, waardoor de tegen stand waarschijnlijk zal ophouden. En eindelijk geeft ons het hoofdargument van den heer Alb. Th. eene gegronde verwachting, dat hij hoe langer hoe meer allóón zal blijven staan met zijn gezond verstand, en dat allen, die nog een weinig hart daarbij bezitten, niet veel naar hem zullen luisteren. Zijn redenering komt hierop neder vóór 1 April 1572: godsdienstvrijheid voor de katholieken, vervolging voor de protestantenna dat tijdstip, godsdienstvrijheid voor de hervormden, vervolging voor de katholieken. Dus geen monument ter eere van zulk een tijdstip. Wij willen nu eens voor een oogenbiik aannemen, dat die voorstelling geheel juist is maar dan moet toch ieder, die ook een weinig naai de stem van het hart luistert, den heer Th. met den meesten ernst afvragen, met het oog op den toestand, die er later uit is voortgevloeid, en dien wy thans dankbaar genieten keurt gij dan den toestand vóór April 1572 goed? Kunt gij, als mensch even als wij allen, beweren, dat die toestand, die dan toch onnatuurlijk, onchristelijk was, op een andere wijze op geheven had kunnen worden Waren de vervolgingen na dat tijdstip, iets anders dan een gevolg van hetgeen er vóór had plaats gehad Kortom ieder, die een weinig nadenkt, en die ook men- schenliefde onder de christelijke deugden rekent, moet met ons de voorzienigheid danken, dat zoowel de geloofsvervolgingen die vóór, als die na 1 April 1572 zijn voorgevallen, nu tot het verledene behooren, en dan zal hij als gedrongen worden, dat tijdstip broederlijk met zijne landgenooten te berdenken. Hebben wij dus geen redenen ons te verheugen over het geuoemde verschijnsel Een en ander brengt ons als van zeiven weder tot ons on derwerp, de vaderlandsliefde terug wij zien toch ook hier wederom, hoe verschillend dat woord toegepast wordt, en hoe ligtelijk het besmet wordt door baatzucht, nevenbedoelingen en andere verkeerde beginselen. Doch was dit niet in alle tijden het geval De geschiedenis van Frankrijk met al hare omwentelingen zou ons rijke stof geven tot verschillende beschouwingen, en evenzeer die der andere rijken van Europa maar wij behoeven slechts onze eigen geschiedboeken op te slaan, om de zonder lingste toepassingen van dat verheven woord op. te merken. Gedurende den strijd tegen Spanje was het vooral de vader landsliefde, die het kleine Nederland onafhankelijk maakte. Maar gaan wij de latere tijden na, dan zien wij haar maar al te vaak verdringen door baatzucht, ambtsbejag en klein geestige heerschzucht. Het behoeft dan ook niet to verwon deren, dat de welvaart afnam, en Nederland den eerbied, dien het zich door eendragt en krachtsinspanning had verworven, begon te verliezen. Nog meer valt dit in het oog in den zoo- genaaraden patriotten tijd. Waar was de vaderlandsliefde, toen de eene partij den vreemdeling in het land lokte, om de andere te overheerschen Was dat hetzelfde volk, dat vroeger niet schroomde de dijken door te steken, om van den vijand bevrijd te worden Toch riep diezelfde partij welligt nog harder over vaderlandsliefde dan de andere. Het is waar, die harde les heeft hare uitwerking niet gemisteen andere vraag is het echter, of zij de vaderlandsliefde zoodanig heeft gelouterd, dat zij niet tot andere uitersten oversloeg, namelijk tot bekrompenheid en kleingeestigen hoogmoed. Wat hebben wij toch tijdens de Belgische omwenteling kunnen opmerken? Als wy ons de dagbladen, brochures, spotliederen, schimp dichten van dien tijd voor den geest brengen, dan kunnen wij soms een glimlach niet weerhouden. Met genoegen herinneren wij ons voorzeker de bereidwilligheid van het Nederlandsche volk, toen het te wapen snelde, en zich alle, zelfs de grootste opofferingen getroostte, om zijn regten te handhaven maar meer zouden wij die toejuichen, wanneer zij minder gepaard had gegaan met zulk eene opgeschroefde taal, die ons zoo ligtelijk aan een stroovuur kon doen denken. Wanneer de vaderlandsliefde zich voornamelijk openbaart in verachting van de naburen, dan is zij niets anders dan een kleingeestig pa triotisme, dat noch duurzaamheid belooft, noch goede vruchten waarborgt. Wij lagchen om'de wijze, waarop de zegepralen der Pruisische wapenen werden medegedeeld, alsof daaruit Gods regtslreeksche tusschenkomst en zijne bijzondere liefde voor dat rijk kennelijk uitblonkmaar als wij de geschriften

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1872 | | pagina 1