HELDERSCHE COURANT. •JTieuius-eii Woensdag <ÖDuerteiitte--6faÖ. 15 Mei. Twaalfde Jaargang. <0ff(riëeï gebcdte. AANBESTEDING. JJtct-uffiriëd gcöcdte. Juich- en Klaagtoonen. M 1146. 1872. Verschijnt D1NGSDAG- en VRIJDAG-AVOND. Abouncmoutsprijs voor 3 maanden 0.50 Franco per post 0.65 Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren. Brieven franco. De prijs der Advektentien van 14 regels is 60 Geuten; voor eiken regel meer 15 Centen. Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve men de Advertentiën intezenden. Ingezonden stukken minstens één dag vroeger. Uitgever S. GI L T J E S. Op Vrijdag den 24 Mei 1872, des avonds ten* urezalaan het Raadhuis der gemeente Helder in het openbaar alleen bij inschrijvingworden aanbesteed Het verrtgteu wan eeatig- verfwerk enz. aan «9e Giemeeute-gebouwe», met EïS.peveFBBig- waai materiaüeaa. Het Bestek ligt ter Secretarie ter lezing. Nadere inlichtingen zijn te bekomen bij den Gemeente- Bouwmeester den Heer G. SCHOLTENdoor vvien op Woensdag den 22 Mei 1872, aanwijzing in loco zal worden gedaan, te beginnen aan het Bureau voor Gemeente werken des morgens ten 9 ure. Helder den 14 Mei 1872. Burgemeester en Wethouders voornoemd STAKMAN BOSSE, L. "VERHEY, Secretaris. Men moet juicheu met de juichenden en klagen met de klagenden. Het e'én is vaak even moeijelijk als het ander. De juich- toonen kunnen ons soms niet minder pijnlijk aandoen, dan de klaagtoonen. Wij hebben tegenwoordig nog al de gelegenheid, om dit bevestigd te zien. Het eerste artikel der voorgestelde wet op de inkomsten werd verworpen met 51 tegen 27 stemmen. De Minister van Finantie'n heeft de wet ingetrokken. De ministers hebben hunne portefeuilles beschikbaar gesteld. Ziedaar in korte woorden drie zaken, die wel waardig zijn, ons eenige oogenblikken bezig te houden. Voor hen, die onze vroegere beschouwingen over die wet hebben gelezen, zal het duidelijk zijn, dat wij geen redenen hebben gevonden, ons over hare verwerping te verwonderen. Wij hadden die, kort en goed gezegd, verwacht. Evenmin behoeven wij te herhalen, dat wij ons daarover meer verheugen, dan ze te betreuren. Niet, omdat wij in den kuidigen stand van zaken geene gebreken zien maar, omdat wij niet kunnen begrijpeD, dat de bestaande gebreken door haar zouden worden weggenomen wel, dat de lasten, die thans onregelmatig druk ken, met dezelfde onregelmatigheid op andere schouders zouden worden geplaatst. Hebben wij dus geene redenen tot klagen Ook tot juichen bestaat nog niet veel aanleiding, en daarom kunnen wij ons moeijelijk met de redeneringen der bladen van beide zijden vereenigen. Vreest niet, lezers, dat wij nog eens over het vóór en tegen dier wet willen redenerenhet zou al te vervelend zijn de kamerleden hebben die taak zóó breed opgevat, dat wij die noodelooze moeite wel kunDen sparen. Liever willen wij eenige oogenblikken stilstaan bij de verschillende oogpunten, waaruit de verwerping wordt beschouwd, want dat is inderdaad zeer leerzaam. Wij zien de grootste afwisseling, niet alleen tusschen tegenover elkander staande partijen, maar ook bij de onder- deelen der partijen zeiven. Dat het Handelsblad en de N. R. Ct. de verwerping be treuren, is natuurlijk, en vloeit voort uit de overtuiging, waar mede zij de gebrekkige patentwet en de belasting ophetge- slagt en de zeep hebben bestredeu. Ook de Arnh. Ct. is het daarmede eens. Het is echter eene andere vraag, of die bladen bij die klaagtoonen niet al te eenzijdig op het goede letten, dat die wet zou kunnen voortbrengen, en te_ weinig op hare gebreken, waarvan zoovele uitvoerig zijn behandeld, doch wei nige afdoend wederlegd. Een dergelijke vraag zouden wij ook aan de tegenstanders willen doen bij kunne juichtoonen, en zoo komen wij tot het besluit, dat van beide zijden de zaken overdreven worden. In één punt vooral meenen wij met de genoemde en andere bladen te moeten verschillen. Er is veel geredeneerd over de kwestie »of het hier gold een economisch of een politiek vraagstuk," teneinde daaruit te kunnen beslissen over de strekking der verwerping. Wij gelooven, dat men daarover nog wel een jaar had kunnen debatteren, zonder tot een bepaald besluit te komen. Wij be twijfelen geen oogenblik of het betrof hier eene zuiver eco nomische kwestiemaar met welk regt zouden wij diegenen kunnen lastig vallen, die het tegenovergestelde beweren Zij. die de politiek daarmede verbinden willenzullen zich van hunne dwaling toch niet laten overtuigen, en wij vinden het zelfs zeer doelloos, dat te beproeven. Het is toch natuurlijk, dat b. v. het Dagblad als vinnig bestrijder der regering, de zaak op dat terrein brengt, om te speculeren op eene voor onderstelde verdeeldheid in de liberale partij, waaruit weliigt voordeel zou te trekken zijn. Met de Tijd is het evenzoo gelegen. Zoo natuurlijk wij dat vinden in dergelijke bladen, zoozeer verwonderen wij ons in de liberale bladen ook iets dergelijks te lezen. Het Handelsblad betreurt het »dat een gedeelte der liberalen met de tegenstanders hebben medegestemd." DeA. Rott. Ct. zegt, na te hebben geschilderd, met welk gebrekkig belastingstelsel wij nu blijven zitten »dat alles is verkregen met medewerking van een deel der liberale partij." Dergelijke uitdrukkingen hinderen ons, en wij noemen ze alles behalve liberaal. Waarom mag de liberaal niet tegen eene wet stemmen, die hem slecht voorkomt Moet hij eerst vragen, wat de minister daarvan denkt Of moet hij naar overtuiging zijoe stem uitbrengen Wij zijn te velde getrokken tegen de Lim- burgsche coalitie, maar indien znlk een stelsel doorging, zou het tamelijk hetzelfde worden. Een minister behoeft dan slechts van elke wet, ook de slechtste, eene kabinetskwestie te maken, om allen, die in rigting met hem overeenkomen, te dwingen vóór te stemmenmaar is dergelijke pressie met eene vrije volksvertegenwoordiging overeen te brengen Wij zouden bijna moeten zeggen, dat beide bladen, en nog zoovele anderen, die in dien geest spreken, een geheel ander denkbeeld hebben van liberalisme dan wij. Wel willen wij gaarne aannemen, dat er, weliigt vele, stemmen zijn uitgebragt, waarbij eigen belang of nevenbedoelingen den toon hebben aangegeven, en wij verfoeijen dit zoo diep mogelijk, maar dat geelt niet het regt, om van de liberalen te verwachten, dat zij met den minister zullen stemmen, omdat hij te kennen geeft, dat hij anders heengaat. Wij wenschten dus wel, dat die bladen minder uit het oog verloren, dat een dergelijke eisch verre van liberaal is. Het Handelsblad gaat nog verder, en geeft van de te ver wachten verwikkelingen en proefnemingen de verantwoorde lijkheid aan hen, »die inden waan verkeeren, dat in een par lement politieke en economische kwestiën van elkander te scheiden zijn, en dat zonder gemeen overleg tusschen de mi nisters en de meerderheid het regeren onmogelijk is". Het eerste blijven wij gelooven, zoolang men ons niet van het tegendeel overtuigt. Het tweede houden wij ook voor onmogelijkmaar dat dan de minister zich niet bóven het gemeen overleg stelle door eene pressie, die, zoo niet ongeoorloofd, dan ten minste on- voorzigtig is. En doet hij dat, men wijte dan de noodza kelijkheid der aftreding aan hem, maar niet aan hen, die hunne stem naar hunoe overtuiging hebben uitgebragt. Dat het Dagblad het medestemmen der liberalen een "ze gepraal noemt van het conservatieve beginsel" laat ons vrij onverschillig. Evenzoo kan de Tijd het weliigt toeschrijven aan hut beginsel der ultramontanen. Met hen kunnen wij niet over liberalisme spreken, evenmin als met den blinde over de kleuren Meer bezadigd spreekt de Arnh. Ct. wanneer zij zegt

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1872 | | pagina 1