HELDERSCHE COURANT.
JiicuiHS- en <RÖoertentie-0faÖ.
Zaterdag
13 Juli.
1163.
Twaalfde Jaargang.
1872.
gebeeïte.
Jgict-offidccï gcbcclte.
Het nieuwe ministerie en de
dagbladen.
Verschijnt DINSDAG- en VRIJ DAG-AVOND.
Abonnementsprijs voor 3 maanden 0.50
Franco per post 0.65
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en
Postdirecteuren. Brieven franco.
De prijs der Advertentien van 1—4 regels is 60
Centen; voor eiken regel incèr 15 Centen.
Vóór des Dinsdags en Vrijdags middags 12 uur gelieve
men de Advertentiën intezenden.
Ingezonden stukken minstens één dag vroeger.
Uitgever S. GIL T J E S.
BEKENDMAKING.
De BURGEMEESTER der gemeente HELDER maakt ter voorkoming van
ongelukken aan de ingezetenen bekend, dat in deze gemeente ARTILLERIE-
SCHIET-OEFENINGEN zullen plaats hebben
Dat die oefeningen zullen bestaan in het schieten met kanon van de
batterij KAAPHOOFD en het schieten en werpen van het fort KIJ KDUIN,
waardoor een gedeelte van het terrein ten zuiden van dit fort ter breedte
van ongeveer twee honderd en ter lengte van twaalf honderd
meter, tijdens het varen ONVEILIG zal zijn.
Dat de Schietoefeningen den 15 dezer maand aanvangen en ongeveer drie
weken zullen duren.
Op de dagen, dat gevuurd wordt, zal eene ROODE VLAG op het fort
KIJKDUIN eu eene ROODE VLAG aan het EINDE der ROOILIJN op
een uit den omtrek zigtbaar punt geheschen worden.
Helder, den 12 Julij 1872. De Burgemeester voornoemd,
STAKMAN BOSSE.
POLITIE.
Dezer dagen op de publieke straat gevondenTwee
Gouden OORBELLETJES. De rechtmatige eigenaar kan
zich ter terugbekoining aanmelden ten burele van den onder-
geteekende.
A. C. BOONZAJER,
Helder, 12 Juli 1872. Commissaris van Politie.
Dat aan het thans opgetreden ministerie geen onverdeelde
toejuiching te beurt valt, is zeer natuurlijk; het is immers
bepaald onmogelijkzelfs een engel uit den hemel zou zulk
een ministerie niet hebben kunnen zamenstellen. Wij gelooven
evenwel niet, dat daarin juist een zoo groot ongeluk ligtde
zaken kunne.n desniettemin toch goed gaan. Wij achten het,
om vele redenen eenigzins voorbarig, reeds nu aan het mi
nisterie lof toe te zwaaien. Doch niet alleen voorbarig, maar
onkiesch en zeer weinig vaderlandslievend noemen wij het,
te beginnen met verdenking en wantrouwen te zaaien tegen
over achtenswaardige mannen, die zich bereid hebben betoond
eene taak te aanvaarden, waartoe waarschijnlijk het grootste
gedeelte dier verdachtmakers in de verste verte niet bekwaam
zoude zijn.
Of is de ministerieele waardigheid tegenwoordig in Neder
land een zoo benijdenswaardig baantje Yan ben, die er het
minst naar haken, zou men wellicht de meeste verwachting
kunnen koesteren. De ware staatsman, die geen overdreven
eerzucht bezit, moge bereidwillig de taak aanvaarden met den
gegronden wensch voor het vaderland nuttig te kunnen zijn,
hij zal er toch niet naar hunkeren.
Wat onze nieuwe ministers moge hebben bewogen die taak
te aanvaarden, wij mogen er niet over oordeelendoch zoo
lang ons niet het tegendeel zal zijn gebleken, kunnen wij niet
anders dan aan eerlijke motieven denken, en wat hunne be
kwaamheden aangaat, dat zal spoedig genoeg blijken. Waartoe
reeds nu begonnen, wantrouwen te zaaien, of hatelijke insi
nuaties te uiten Het is waar, het levert stof voor een
hoofdartikel, maar bet zijn er dan ook hoofdartikelen naar.
Wij willen geene collectie geven van de beschouwingen van
alle bladen, het zou ons onmogelijk en voor den lezer hoogst
vervelend zijn; wij willen ons tot een paar opmerkingen be
palen, die wel op de meeste van toepassing zullen zijn.
Ouder gewoonte, zoodra er hatelijkheden vallen te debiteren,
staat het Haagsche JJagbl, bovenaan. Het noemt de oplossing
der zoogenoemde crisis ncurieus" een woord, dat in den geest
van dat blad zooveel beteekent als bespottelijk, dom, verkeerd,
of nog erger, maar in ieder geval als iets, dat geheel in strijd
is met de dierbare belangen der dagbladpartij. Nu, dat is
ook natuurlijk. Ware de vorming van het ministerie aan
Heemskerk opgedragen, wellicht ware het blad met vergulde
randjes uitgekomen, thans moest de pen in gal worden gedoopt.
Of is dit te veel gezegd, wanneer wij lezen«dat het mi-
«nisterie is tot stand gebracht door den invloed van laster
ren intrigue, en dat de redactie van het Dagblad daarvan
»al de draden in handen heeft, maar die verzwijgt uit eerbied
«voor de beslissing van den Souverein."
Wij weten niet wat meer te bewonderen de geslepenheid
van den schrijver, of zijne huichelachtige taal, of zijn gebrek
aan vaderlandsch gevoel. Wij vallen wel eens de Ultramon-
tanen lastig, omdat zij Rome, meer dan Nederland, als hun
vaderland beschouwen, en men dus geen vertrouwen in hen
stellen kan maar wij vragen met den meesten nadruk, of
men een haarbreed vertrouwen kan schenken aan eene partij
zoo als die van het Dagbladdie door allerlei middelen zou
wenschen de regeering des lands in handen te bekomen, of
schoon zelfs een schooljongen kan begrijpen, dat ons vaderland
daardoor in gevaar zou komen Toch kan het blad iets der
gelijks zonder gevaar zeggen, in de volle overtuiging, dat
niemand de moeite zal nemen naar die ndraden" te vragen.
Immers de eerbied voor de beslissing van den Souverein' zou
toch het schild zijn, waarachter men zich kan verschuilen.
Maar juist dat is het huichelachtige van de zaak, wantmaast
de beschuldiging, dat laster en intrigueinvloed hebben uit
geoefend, toont toch de schrijver niet uil het oog te verliezen,
dat de benoeming door den Souverein is geschied. Voor domme
lezers is het intusschen alleraardigst verzonnen, want men kan
er nauwelijks anders dan het zwijgen toedoen.
Er is echter iets, dat wij ook curieus vinden, namelijk de
aanhaling van het fantastisch Abderawant als er iets is,
dat ook ons daaraan doet denken, en soms zelfs aan den twist
over de schaduw van den ezel, dan is het voorzeker de taal,
die het Dagblad gewoonlijk voert.
Dat ook de Nieuwe Arnh. Ct.y de doublure van het Dagblad
dezelfde taal voert, en eveneens releveert, dat twee der be
noemde ministers, Fransen van de Putle en van Deldeny vóór
de inkomstenwet hebben gestemd, zal voorzeker niemand ver
wonderen. Alleen zouden wij vragen, of die wet, die afge
stemd, en althans nu niet aan de orde is, niet een argument
mag worden genoemd, dat er, als het ware, bij de haren is
bijgesleept
Ue Amsterd. Ct. is als altijd meer bezadigd, zoo als men dat
van bejaarden mag verwachten toch is zij nu wel wat heftig
ouwe lui kunnen ook wel eens baas worden. »De liberalen
hebben geen beginsel; zij zijn onbekwaam en hebben geen regt
om te regeeren het stel ministers heeft niets, dat den immo-
reelen oorsprong kan vergoeden." En dat zegt zij van het
stel ministers, dat door onzen Souverein is benoemdMaar
teleurstelling en drift kan evenzeer als dronkenschap, wel
eens dingen doen zeggen, die niet zoo geheel den toets kunnen
doorstaan. Wij gelooven dan ook niet, dat de Souverein, noch
eenig verstandig mensch, daarvan veel nota zal nemen.
Het zijn echter niet enkel de conservatieve bladen, die onze
afkeuring opwekken ook in sommige liberale vinden wij een
en ander, dat wij minder kiesch noemen. Zoo lezen wy in
de Arnh. Ct„ «dat zij haar oordeel over het ministerie voor
eerst zal opschorten en in hetzelfde artikel erkent zij «weinig
verwachting" daarvan te koesteren. Zij vreest zelfs, dat de
«samenwerking hortende en stootende zal gaan," en gaat zoo
verre van personen te noemen, die er wellicht beter in zouden
passen. Ziet, het is mogelijk, dat wij de redeneering der Arnh.
Ct. niet volkomen hebben gevatmaar het komt ods voor, dat
zij tamelijk inconsequent is. Wilde de Arnh. Cf. haar oordeel
opschorten, dan gelooven wij, dat zij zeer verstandig zou han
delen ook wij zijn daaromtrent geheel van dezelfde opinie
maar hoe is dat overeen te brengen met hetgeen zij daarop
laat volgen Men spreekt toch wel degelijk reeds een oordeel
uit, wanneer men zegt, dat men niet veel anders verwacht
dan dat het ministerie «hortende en stootende" zal werken.
Wij hebben in het algemeen veel op met de hoofdartikelen der
Arnh. Cf., maar toch zouden wij haar wel in bedenking willen
geveD, of zij niet den schijn op zich laadt, dat ook voor haar,