HELDERSCHE COURANT.
24 Juli.
Jlirums' en <M><ftöoertentte--öfQÖ.
Woensdag
Jfè 1166.
Twaalfde Jaargang.
1872.
Uitgever S. GIJjTJES.
gcijedte.x
Schutterij.
JAARLIJKSCHK OEFENINGEN MET DE BRANDSPUITEN.
JSiet-officiceï rjcbceltc.
Gehalte onzer Maatschappij.
Verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND.
Abonnementsprijs voor 3 maanden 0.50
Franco per post u 0.65
Men abonneert zich bij alle. Bockhaudclarcn en
Postdirecteuren. Brieven franco.
De prijs der Advertentien van 14 regels is 60
Centen; voor eiken regel meer 15 Centen.
Vóór des Dinsdags en Vrijdags middags 12 aar gelieve
men de Advertentien intezenden.
Ingezonden stukken minstens één dag vroeger.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER brengen
ter kennis van de belanghebbenden, dat de Commissie, bedoeld bij art. 15
der wet op dc Schutterijen, zitting zal houden aau het Raadhuis, op VRIJ
DAG den 26sten JULIJ e.k., des namiddags ten zes ure, tot hut onder
zoekeu der redeneu tot vrijstelling van dienst, die bij de onlangs gehouden
loting en naloting zijn ingediend, zoomede tot het onderzoeken der redcuen,
tot vrijstelling of uitsluiting, DIE DE REEDS INGELIJFDE SCHUTTERS
MOGTEN HEBBEN VOOR TE DRAGEN, en tot onderzoek van beu, die
bij nommervervvisseling voor anderen verlaugeu op te treden.
Wijders wordt in herinnering gebragt, dat degene, welke voor die Com
missie niet verschijnt, gehouden wordt gecne redenen tot vrijstelling te hebben.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Helder, v STAKMAN BOSSE, Burgemeester,
don 19 Julij 1872. L. VERHEYSecretaris.
De BURGEMEESTER der gemeente HELDER brengt ter kennis van de
belaoghcbbonden, dat de JAARLIJKSCHE OEFENINGEN MET DE BRAND
SPUITEN der gemeente zijn bepaald als volgt
Met de spuiten No. 1, No. 2, No. 4, No. 5 en No. 6, op WOENSDAG
den 24 JULIJ a. s., des namiddags ten z e s ure, op het MOLENPLEIN,
cd met spuit No. 3 op DONDERDAG den 25 JULIJ e. k., des avouds ten
zeven ure, te HUISDUINEN.
Ter voorkoming van het toepassen van geldboete, worden -de -personen die
voor het houden dezer oefeningen zijn opgeroepen, aangemaand om aau die
oproeping stipt te voldoen.
Helder, De Burgemeester voornoemd,
den 20 Julij 1872. STAKMAN BOSSE.
III.
En hoe is het met den zoogeDaamden middelstand Is die
in welvaart en gehalte gedurende de laatste jaren toegenomen?
Wij vreezen, dat de verhouding nog minder gunstig zal blijken
te zijn, dan by de arbeidende klasse.
De middelstand verbindt de rijken en armenhij maakt
als het ware den overgang der beide standen uit. Eene maat
schappij kan niet alléén uit armen en rijken bestaan. Neem
den middelstand weg, en de staat zal vallen. Is dit waar,
dan is do bovenstaande vraag ongetwijfeld van het hoogste
gewicht, en verdient ten volle, dat zij rijper en grondiger
overwogen worde, dan een couranten-artikel het toelaat. Het
ligt dus in den aard der zaak, dat onze beschouwingen
slechts oppervlakkig zullen zijn.
Eene bepaalde omschrijving te geven, wie tot den middel
stand al of niet behoort, zou hoogst moeilijk, doch ook ge
heel onnoodig zijn. Wij behoeven die grenzen niet zoo juist
te stellen ieder weet, wat door het woord middelstand ver
staan wordt. De zoogenaamde rijke b. v. kan wel door eigen
schuld of door rampen tot beneden den middelstand dalen;
de werkman kan zich omgekeerd, door gunstige omstandigheden,
daarboven verheffenwij beschouwen die voorbeelden als
uitzonderingen, die thans niet in aanmerking komenwij
schrijven geene verhandeling.
De woorden rijkdom en armoede hebben geen absolutezij
hebben eene betrekkelijke beteekenis. Hetgeen voor den een
rijkdom heet, kan voor den ander armoede zijn, en omgekeerd.
Zoo kunnen van twee personen, onder dezelfde omstandigheden,
met dezelfde middelen, in denzelfden stand, de één rijk en
de ander arm worden genoemd.
Deze opmerking is voorzeker alles behalve nieuw; maar
het kan geen kwaad die nog eens te herinneren, om te be
wijzen, dat het geldbezit op zichzelven de welvaart niet uit
maakt; en dat het niet als doelmaar als middel behoort
beschouwd te worden. Dit is niet alleen toepasselijk op de
individu's maar evenzeer op de volken. Niet de rijkdom
maakt de waarde eener natie uit, maar het algemeene heil, de
welvaart van het grootste gedeelte der ingezetenen; en die
welvaart is niet enkel van het geldbezit afhankelijk.
En heerscht nu die welvaart bij onzen talrijken middelstand?
Is hij in de laatste jaren vooruitgegaan in dat opzicht?
In 1846 sprak de Leer J. Haibertsma eene redevoering uit
Over de gevolgen van het vervoer door stoom" Ofschoon hij
zich daarvan een groot voorstander verklaarde te zijn, ge
bruikte hij toch de volgende hoogst belangrijke woorden, die
wij overwaard achten thans te worden aangehaald
»De stoom verbreekt het verband der standen, grypt in de
ziel der maatschappij en dreigt den middelstand meer en meer
te stikken. De schulden uit vroegere oorlogen en de lasten
daaruit afkomstig, de staande legers, de kostbare huishoudingen
van staat, de steigerende weelde en een grenzenlooze mede
dinging, maken, dat de middelstand zich bijna nergens in zijn
vroegere kracht kan handhaven. De kapitalisten vereenigen
zich tot kolossale ondernemingen, om, door het getal der kleine
winsten te verdubbelen, de vroegere groote winsten te even
aren. Voor deze reusachtige associatiën versmelten de afzon
derlijke leden uit den middelstand, van welke tien tot den"
rang der rijken opklimmen, om de negentig overigen tot den
armenstaat te laten nederzinken. De middelstand, dezerzijds
grenzende aan de rijken, generzijds aan de armen, heeft tot
roeping de beide uitersten te verbinden en te verzoenen. Be
zwijkt deze, dan staat de hongerende, met arbeid en lasten
bezwaarde arme onmiddelijk tegen den rijke in al zijn glans
en genot overmaar dan ook begint de algemeene oorlog in
de staten tusschen de twee uitersten de rentegevers en de
renteheffers."
Wij zullen nu over den invloed van den stoom niet beslissen
doch het is toch opmerkelijk, dat juist een groot bewonderaar
van den stoom in de overdreven toepassing daarvan zulk een
groot gevaar ziet. En het moet ons wel diep treffen, als wij
een onbevangen blik slaan op onze huidige maatschappij, dat
de heer H. reeds voor 26 jaren zulk een scherpzinnigen blik
in de toekomst sloeg. Staat niet de internationale vóór ons,
als om dien ge vreesden strijd te aanvaarden, die misschien
beider ondergang zou na zich slepen En is onze tegen
woordige middelstand niet het bewijs, dat het gevaar, dat de
heer H. schilderde, althans geen overdreven pessimisme mag
worden genoemd
Het is waar, als wij op het uiterlijke alleen onze aandacht
vestigen, dan zouden wij, ten opzichte der bestaande welvaart,
tot een ander besluit komen maar wie den middelstand van
nabij heeft loeren kennen en het leven in huisgezin en maat
schappij met opmerkzaamheid heeft gadegeslagen, zal gedwon
gen zijn toetegeven, dat hij in die jaren niet is vooruitgegaan,
dat hij geen algemeene welvaart geniet, en dat nu nog de
zelfde gevaren dreigen als toen, zoo niet nog grootere. Het
zal wel niet noodig zijn, dit door voorbeelden te staven. Zoo
lang nog zoo menig burger, hij moge een nijverheidsvak uit
oefenen, of een wetenschappelijke betrekking bekleeden, of tot
den ambtenaarsstand behooren, of welke plaats hij ook in de
maatschappij moge innemen, zoo lang, zeggen wij, zoo
menig burger niet in staat is in de behoeften van zijn gezin
te voorzien zoolang hij nog verplicht is, gebrek te lijden of
schulden te maken zoolang er nog zoovele geheime zooge
naamde fatsoenlijke armoede bestaat zoolang men nog gedurig
voorbeelden ziet van gezinnen, die in verval geraken en ein
delijk geheel behoeftig worden tot zoo lang meenen wij
het recht te hebben te beweren, dat de middelstand geen al
gemeene welvaart geniet, ja zelfs met een geheel verval wordt
bedreigd.
Het zou een dwaasheid zyn, van dat alles de schuld te
geven alléén aan den stoom. Wie niet geheel vreemdeling
is in de geschiedenis, vooral van Frankrijk in het laatst der
vorige eeuw, toen althans de stoom die groote rol niet speelde,
die hij thans vervult, moet wel tot het besluit komen, dat
er ongetwijfeld nog andere oorzaken zijn, die dezelfde gevol
gen kunnen teweegbrengen. Maar dat juist die andere oor
zaken, in de algemeene toepassing van den stoom op het ver-