EIDERSCHE
Jïteums= en
Zaterdag
<flÖoertentte--6fttÖ.
27 Juli.
Twaalfde Jaargang.
1872.
AANBESTEDING.
Gehalte onzer Maatschappij.
M 1167.
Verschijnt DINSDAG- ea VRIJDAG-AVOND.
Abonnementsprijs voor 3 maanden 0.50
Franco per post u 0.65
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en
Postdirecteuren. Brieven franco.
De prijs der Adykbtentien van 1 4 regels is 60
Centen; voor eiken regel meer 15 Centen.
Vóór des Dinsdags en Vrijdags middags 12 uur gelieve
men de Advcrteutien intezendeu.
Ingezonden stukken minstens één dag vroeger.
Uitgever S. GILTJES.
QBffiriëd gcöedte.
Op 1/RAJDAG den 3 AUGUSTUS 1873, des
avonds ten 7 ure, zal aan het Raadhuis der gemeente, in
het openbaar, alleen bij inschrijving, worden aanbesteed
Het doen van eenige herstellingen en
vernieuwingen aan de Molenbrdg.
Het bestek ligt op de gewone kantooruren ter lezing aan
de Secretarie der gemeente.
Nadere inlichtingen zijn te bekomen bij den Gemeente
bouwmeester, door wien Woensdag den 31Etea Jnlij a. s.,
des voormiddags ten 10 ure, aanwijzing in loco zal worden
gedaan.
Helderden 24 Julij 1872.
Burgemeester en Wethouders dier
STAKMAN BOSSE,
Ij. VERHEY, Secretaris.
jgiet-ojfictëd gcücdtc.
IV.
Wie zou er niet eene eer in stellen, een fatsoenlijk man
genaamd te worden, vooral wanneer hij overtuigd is, dien
naam werkelijk te verdienen Het is in waarheid eene eere-
titel, die, wij mogen wel zeggen door iedereen, op hoogen
prijs wordt gesteld. Menigeen maakt zich zelfs minder boos,
wanneer zijne zedelijkheid eenigzins verdacht wordt, dan
wanneer men zou durven betwijfelen, of hij een fatsoenlijk
man is, waaruit zou moeten volgen, dat men het laatste kan
zijn, ook zonder dat de eerste een strengen toets zou kunnen
doorstaan. Wij zijn het echter met dezulken niet eenswij
beschouwen hunne zienswijze eerder als een bewijs, dat de
oordeelvellingen over het fatsoen tamelijk uiteenloopen, eD
dat sommigen daarvan al zeer zonderlinge denkbeelden
koesteren. Wij kunnen ons geen echt fatsoenlijk man voor
stellen, die het met de zedelijkheid zoo nauw niet neemt. Hij
moge zich van de wereld, naar het algemeene oordeel, on
berispelijk gedragen, en zich als een echt gentleman weten
voor te doen, zoodra hij bewijzen geeft, dat zijne grondbe
ginselen weinig degelijk zijn, verdient hij den naam van
fatsoenlijk man niet meer.
Wij willen echter over de ware beteekenis van het woord
niet twisten; wij bepalen ons tot de opmerking, dat het fat
soen in onze huidige maatschappij een hoogstbelangrijlce rol
speelt, en door eeue verkeerde opvatting of toepassing veel
kwaads sticht, ja als eene der oorzaken mag worden beschouwd,
dat onze middelstand in de laatste tijden achteruitgaat.
Zeker russisch schrijver laat zich over de vrij algemeen
heerschende zucht naar weelde, of het zoogenaamde comfort
op scherpe wijze aldus uit
»Het comfort staat in onzen tijd hoog aangeschreven. Roem,
liefde, onsterfelijkheid zijö voor de kinderen van onze negen
tiende eeuw niets in vergelijking van het comfort, dat zijne
onmetelijke aantrekkingskracht op de menschen uitoefent.
Het is de afgod onzer eeuw, en alles wat ons lief en dier
baar is brengen we daaraan ten offer. Voor het comfort leidt
men een leven van koortsachtige inspanning, kruipt men,
verlaagt men zich, handelt men tegen het geweten, jaren
.achtereen; voor het comfort verlaat men huis en haard,reist
men de wereld rond, wordt men ziek en sterft men van
honger in de woestijnvoor het comfort tracht men langs
jrechte en kromme wegen machtig te worden, laat men zich
omkoopen en wordt soms ten slotte een misdadiger."
Voorzeker een vrij sombere schildering, die niet van over
drijving vrij te pleiten is; maar toch gelooven wij, dat veel
van het bovenstaande met alle recht op de toenemende zucht
naar weelde toegepast kan worden. Dat deze met de bescha
ving is toegenomen en doorgedrongen waar zij vroeger on
bekend was, zal niemand betwijfelen. Wij gelooven ook, dat
het één een noodzakelijk gevolg is van het ander, en als zoodanig
niet berispelijk, zoolang de beschaving van den echten stempel
en krachtig genoeg is, om de weelde te houden binnen de
grenzen, die zij niet kan overschrijden, zonder aan de maat-
sehappy een onberekenbaar nadeel te doen. Maar is dit te
genwoordig werkelijk het geval?
Dat de vroegere eenvoudigheid, die vooral in de neder-
landsche gezinnen heerschte, verdwenen is, kan niet tegen
gesproken worden. Het kan ook niet anders. De beschaving
is in alle plaatsen, in alle standen doorgebroken zij heelt
den gezichtskring uitgebreid; men heeft landen en volken
leeren kennen, waarvan men vroeger weinig meer dan de namen
wistde middelen om welvaart te verbreiden en genoegens
te smaken zijn toegenomenmen treft thans bij ons jeugdig
geslacht reeds eene kennis en ontwikkeling aan, die men
vroeger bij de volwassenen te vergeefs zochtvoegen wij bij
dat alles de zucht naar het nieuwe, naar het vroeger onbe
kende, dan kan het toch niet anders, of die steeds toenemende
beschaving moest de oude eenvoudigheid verdrijven. De olie
lamp of vetkaars maakte plaats voor onze sierlijke lampen,
en later voor het zoo schitterende en heldere gas; en wat wij
van het licht zeggen, kunnen wij evenzeer toepassen op kleeding,
woning en alle andere levensbehoeften. Waar het betere, schoo-
nere, meer doelmatige bekend is geworden en zoo licht ver
krijgbaar gesteld, vergenoegt men zich niet meer met het een
voudige en vaak hoogst gebrekkige van vroeger zelfs al wilde
men het, men zou het niet kunnen
En zullen wij dat laken Of zullen wij wellicht daarom
de toenemende beschaving betreuren? Wij zouden ons dan
tevens betoonen vijandig te zijn van den vooruitgang met
andere woorden, wij zouden bestrijden wat bet edelste in den
mensch is het streven naar hooger en beter. Dat zal zeker
niemand van ons verwachten. Het is toch waarlijk niet de
schuld der beschaving, dat de mensch haar zoo slecht begrijpt,
om zijne dierbaarste, zijne heiligste belaDgen aan de zucht
naar weelde ten offer te breDgen. En hierin juist zoeken wij
het groote gebrek onzer tegenwoordige eeuw. De oude een
voudigheid moest natuurlijk wijken, maar daarom behoefde
zij toch geen plaats te maken voor een overdreven weelde.
En toch is dit ongelukkig maar al te veel het geval. Zij is
maar al te zeer de »afgod onzer eeuw, waaraan wij ten offer
brengen, wat ons lief en dierbaar is." Of mogen wij dat niet
zeggen van den man. die, om zijn «fatsoen" te houden, het
geen veelal gelijk staat met «zich boven zyn stand te ver
heffen," de heilige belangen van zijn gezin, van zijoe kinderen
verwaarloost, zich in schulden stort, en hen tot armoede brengt
Het behoort waarlijk evenmin tot de uitzonderingen, dat de
weelde den mensch verlaagt tot kruipen en tot het handelen
in strijd met zijn geweten, waarvan het onvermijdelijk gevolg
moet zijD, dat het zedelijkgevoel verstompt, en de zucht naar
het waarlijk goede en groote hoe langer hoe meer plaats maakt
voor een den meDSch verlagend materialisme. Wij mogen het
vernederend vinden voor ons, verlichte wezens der negentiende
eeuw, maar ontkennen kuDnen wij het niet, dat de zucht Daar
weelde algemeen schrikbarend toeneemt, en vooral onzen
middelstand met den ondergang bedreigt.
Maar is dat kwaad tegentegaan Kan het overwonnen
worden Het is voorzeker te wenschen, anders zouden wij
aan de toekomst wanhopen. Toch gelooven wij, dat wel
niemand in staat zal zijn een specifiek middel aantewijzen.
Zoodra echter de oorzaak eener kwaal bekend is, mag men
op geneziüg hopen, en zoo ook hier. De zucht naar weelde
overheerscht de andere meer edele beginselen, waarnaar de
mensch behoort te handelen. De dingen worden niet op den
rechten prijs geschatmen wil liever schitteren dan in dege
lijke waarde toenemen men wil zich wel opofferingen ge
troosten, om dat doel te bereiken, al ware het ook de liefde