HELDERSCHE COURANT.
Zaterdag
10 Augustus.
M 1171.
Twaalfde Jaargang.
1872.
OTteums- en
<flÖoertenüe--6f(iÖ.
Stemmen uit den vreemde.
Verschijnt DINSDAG- ea VRIJDAG-AVOND.
Abonnementsprijs voor 3 maanden f 0.50
Franco per post 0.65
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en
Postdirecteuren. Brieven franco.
De prijs der Advertentien van 1—4 regels is 60
Centen; voor eiken regel meer 15 Centen.
Voordes Dinsdags en Vrijdags middags 12 uur gelieve
men de Advertentien intezenden.
Ingezonden stukken minstens één dag vroeger.
Uitgever S. GI L T J E S.
2fo>frji2^iemand zijn.
mog&raiet geheel te
I.
althans onder hen, die hun denkver-
vergeefs liebbeu ontvangen, welke zieb
zoo weinig over de toekomst bekommert, dat bij niet zou
wenscheD, het gordijn, dat ze voor ons verbergt, op te lichten,
al ware bet slechts een hoekje daarvan? Die wenscb moet
echter onvervuld blijven. En toch is er een middel, om eeuiger-
mate in de toekomst te zienwel niet met mathematische
zekerheid, maar toch met eene vrij grootë waarschijnlijkheid.
Het verleden is de spiegel der toekomst leert men het eerste
goed doorzieD, dan zal men doorgaans de laatste niet geheel
blindelings behoeven te gemoet te gaan.
Deze denkbeelden kwamen bij ons op door het lezen van
een artikel van den heer Duvergier de Hauraune in de Revue des
deux Mondesgetiteld 1' Alliance Anglaise. Niemand, die geen
Franschman is, zal zich in alle opzichten met zijne zienswijze
vereenigen, en toch hebben wij er zoo machtig veel in gevonden,
dat onze aandacht verdient, dat wij het nuttig oordeelen, ons
eenige oogenblik-ken daarbij te bepalen.
Het geheele artikel ademt een hooge mate van verbittering
tegen Engeland, den ouden bondgenoot van Frankrijk, hoofd-
zadelijk, dewijl het eerstgenoemde rijk aan het laatste, door
zijn houding gedurende den fransch-duitscheu oorlog, allen
zedelijken steun ontnamen door zijn invloed op de andere
vor9ten Frankrijk in een bijna weerloozen toestand plaatste
tegenover zijne vijanden. De schrijver erkent rondborstig, dat
de fransche regeering op onverantwoordelijke wijze zichzelven
in dien hoogst treurigen toestand had gebracht, en dat En
geland bij den aanvang van den oorlog 'alle reden had
verstoord te zijn. Maar zoodra het keizerrijk gevallen was,
hing het voor het grootste deel van Engeland af, Frankrijks
geheelen ondergang te verhinderen, terwijl het integendeel alles
heeft aangewend, om dat rijk te gronde te richten, waardoor
het, zoowel aan Europa in het algemeenals aan zichzelven
een onberekenbaar nadeel heeft toegebracht.
Met echt Fransche overdrijving begint de schrijver zijn
stuk met de woorden: nll ny a plus d' Europe." Verder
wijst hij op twee zaken, die beiden beurtelings kunnen dienen
om in Europa het evenwicht te bewaren, of verwarring te weeg
te brengen het antagonisme van Frankrijk en Duitschland, en
dat van Rusland en Engeland. Daaruit trekt hij het gevolg,
dat Engeland door zijn neutrale houding het evenwicht in
Europa heeft verstoord, en tevens aan zich zeiven een groot
nadeel heeft toegebracht, dewijl het Rusland de handen vrij
liet, om zijn gezag in het oosten uittebreiden. Engeland wei
gerde aan Frankrijk niet alleen militaire medewerking en
diplomatieken steun, maar zelfs de erkenning van het voor-
loopig bewind, waardoor het toch aan Frankrijk een over-
groote dienst zou hebben gedaan. «Engeland," zegt hij, «wist
wel, wat het deed. Wel verlangde het niet de vernietiging
van Frankrijk, maar troostte zich intusschen met de gedachte,
dat het daarvan toch geen schade zou ondervinden. Door aan
de Duitsche legers hun gang te laten gaan, hoopte het al de
verantwoordelijkheid van bet verbroken europeesch evenwicht
op Frankrijk te doen drukken." Het weigerde zelfs mede te
werken, toen op zijn eigen raad, Frankrijk aan Duitschland
een wapenstilstand vraagde, en bracht daardoor Rusland tot
de volvoering van zijn plan: het traktaat aangaande de on
zijdigheid der Zwarte-zee te vernietigen. De schijnbaar krachtige
taal, die Engeland toen aansloeg, eindigde in minder dan vier
en twintig uren als een stroovuur, en Rusland had zijn zin
gekregen, terwijl Engeland toegaf; doch tevens daarvan den
schijn zocht te vermijden. Het einde van den oorlog was
dat Frankrijk werd vernederd en Engeland om den tuin ge
leid de groote voorzichtigheid van. het engelsche kabinet
heeft voor dat rijk niets dan vernederingen ten gevolge gehad.
Het oordeel van den schrijver over de eDgelsche neutraliteit,
is hard; maar is het onverdiend? Wij willen niet ontkennen,
dat zijne uitspraken van eene eenzijdigheid getuigen, die des
te minder gepast is bij een volk, dat zoo diep overtuigd be
hoort te zijn van eigen schuldmaar wanneer Europa eens
een dergelijk vonnis velde, vreezen wij, dat het Engeland hoogst
moeilijk zou vallen, zich in alle opzichten te rechtvaardigen.
Wij zijn het ten minste volkomen met den schrijver eens,
wanneer hij beweert, dat Engeland niet langer meer de boogc
plaats in Europa inneemt, die het vroeger bekleedde Wei
is het nog de meest vrije, de rijkste, de gelukkigste natie van
Europamaar het mist den moed om het minste krijgsgevaar
te trotseeren, zoodra dit de voordeelen van handel en nijver
heid kan in gevaar stellen: het is de slaaf geworden van zijn
rijkdom en van zijne rust. Men zou bijna zeggen, dat het zich
de rol voorschrijft van die kleine onzijdige staten, die vroeger
rustig voortleefden onder de engelsche bescherming en wier
voortbestaan hun thans de grootste ongerustheid baart. «En
geland," zegt de schrijver verder, «wijdt zich vóór alles aan
de politiek van het comjort. Het laat zich zonder gevaar tergen.
Bij de rampen zijner bondgenooten zal het eenige liefderijke
tranen storten, maar het zal hen zonder hulp laten, en den
degen niet uit de schede trekken." Op het laatste merken
wij enkel aan, dat voor zooverre Engeland die richting volgt,
het zeker niet als een gevolg te beschouwen is, alléén van den
duitsch-franschen oorlog onze geschiedenis geeft ons over
vloed van bewijzen, dat het ook vroeger steeds het eigenbelang
op den voorgrond plaatste en daaraan desnoods zijn vrienden
opofferde.
Wij zullen niet in bijzondere beschouwingen treden over de
beweringen van den heer Hauraunenoch over het meer of
minder overdrevene daarvan uitspraak doen wij laten dat te
zijner verantwoording.
Intusschen achten wij het stuk aller aandacht ten volle
waardig, vooral met het oog op de toekomst. Wanneer wij
zien, hoe in alle landen van Europa de brandstoffen voor een
oorlog zich ophoopen, en hoe overal het ultramontanisme en
de internationale het hoofd opsteken, of in het geheim woe
len, en daarbij letten op de niet onnatuurlijke verbittering
van het zoo diep vernederde fransche volk, dan vertoont de
toekomst zich waarlijk niet rooskleurig. Wij mogen dan eene
taal als die van den schrijver overdreven noemen, wij geloo-
ven toch, dat hij slechts uitspreekt, wat het overgroote deel
der natie gevoelt, en daarmede mag naar ons oordeel wel re
kening gehouden worden. Zoo lezen wij onder anderen
«Frankrijk zal voorzeker geen nieuwen oorlog uitlokken.
Wij hebben in ons land te veel te doen, om buiten nieuwe
moeilijkheden te gaan zoeken. Ongelukkig echter hangt de
toekomst niet enkel van ons af. Kan de oorlog niet ontstaan,
in weerwil van ons Kunnen wij er borg voor blijven, dat
hij niet binnen weinige jaren zal uitbreken Wij zouden er
dan niet vreemd aan kunnen blijvenwij zouden voor eigen
veiligheid de ééne of de andere zijde moeten kiezen. Indien
Engeland onze vriendschap versmaadt, of niet waardeert, bij
Ruslaod zouden wij althans welkom zijn." En verder:
«De EDgelschen mogen wel bedenken, dat wij ons niet lan
ger kunnen laten vertrappeD, enkel om hunne ondankbaar
heid in te oogsten. Zoolang het engelsche kabinet zich aan
zijn geliefd stelsel van non-interventie blijft vasthechten, is
Frankrijk met den besten wil niet in staat den algemeenen
vrede te bewaren. Wij zouden dupe worden van onze trouw,
als wij voor Engeland den dolenden ridder wilden spelen,
zonder zelfs zijn ernstigen steun te ondervinden. Dan liever
alles ondergeschikt maken aan de enkele gedachte van we
dervergelding te nemen, en ons eigendom terug te bekomen.
Liever, in geval van nood, de medeplichtigen van de russi-
sehe eerzucht, dan eigen ondergang. Des te erger, indien
het europeesch evenwicht op nieuw moest worden verbroken."
Wij houden ons overtuigd, dat zulke taal in Frankrijk vrij
algemeen sympathie zal vinden. Juist daarom beschouwen
wij het als plicht, die niet lichtzinnig in den wind te slaan.
Dwaas zou het voorzeker zijn, zich door die dreigende woor
den buitensporige vrees te laten aanjagen maar niet minder
dwaas achten wij het, uit de hoogte daarop neder te zien
met eene soort van voorname minachting, en het gevaar al
te gering te achten.
Juist, omdat het gevaar voor kleinere staten het grootste
is, hebben wij de"aandacht op het genoemde stuk gevestigd,
en wenschen daarop nog eens terug t£ komen.