HELDERSCHE COURANT.
,M 1182.
Jïteuios-- en
Woensdag
<ftÖöerteiitie--6faD.
18 September.
Twaalfde Jaargang.
1872.
Een onweersbuitje.
Verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND.
Abonnementsprijs voor 3 maanden 0.50
Franco per post H 0.65
Men abonneert zich bij alle Bockhandelaren en
Postdirecteuren. Brieven franco.
De prijs der Advkrtentien van 1—4 regels is 60
Centen; voor eiken regel meer 15 Centen.
Vóór des Dinsdags en Vrijdags middags 12 uur gelieve,
men de Adverteutiëu intezcuden.
Ingezonden stukken minstens één dag vroeger.
Uiteever S. G I L T J E S.
Er was een leelijke bui in aantocht.
Als altijd, wanneer de lucht zoo duister begint te worden,
hoorde men de ware en ingebeelde weêrsprofeten voorspellen,
wat er gebeuren kon sommigen spraken zelfs rondborstig uit,
wat er plaats hebben zou; de meer behoedzamen voegden er
nog een paar indien s bij, om door den uitslag niet gelogen
straft te worden. De bevreesden zagen angstig naar de lucht
en den wind, zonder veel wijzer te worden. Even als altijd,
kwamen er spoedig eenige verstandigen tot hen, om zoo
mogelijk hun angst nog te vergrooten door een aller deftigst
schouderophalen, en een hoog ernstig gelaat. Zulke menschen
vindt men overal, die zich maar niet kunnen weerhouden,
zoodra zij vreesachtige menschen ontmoeten, hunne ongerust
heid zooveel mogelijk te vergrooten. Het is, of zij daardoor
zich zeiven moediger beginnen te gevoeleneen moed echter,
die door zulke liefdelooze kunstmiddeltjes moet verhoogd
worden, komt ons niet bijzonder groot voor.
Er waren echter ook anderen, die te verstandig waren, om
zich over die donkere lucht te verontrusten. In ieder geval
kan men het immers bedaard afwachtenhet was toch altijd
tijds genoeg, zich angstig te maken voor een onweêrsbuitje,
dat doorgaans spoedig over is, zonder schade te hebben aan
gericht, en na in tegendeel de lucht gezuiverd te hebben. Bo
vendien, hoe menige donkere lucht trekt voorbijzondereenig
kwaad te hebben gedaan
En zoo ging hot ook hier.
Als een donderbui vertoonde zich onlangs de Internationale
aan onzen staatkundigen hemel. Het ontbrak in ons vaderland
niet aan angstige gemoederen, en evenmin aan die hoogwijzen
die de onrust op alle mogelijke wijzen zochten te vermeerderen,
minder, omdat zij er eeri zeker vermaak in vonden dan om
onze regeering tot daden te verleiden, die zij in hun belang
zouden kunnen exploiteeren. Wie eenigzins met de pers bekend
is, weet, wat het Dagblad al niet verzon, en welken onzin
het uitkraamde, om de gemoederen op te windenwij hebben
volstrekt geen lust, die zotternijen nog eens te herhalen.
Evenmin ontbrak het echter in den lande aan verstandigen,
die de zaak in het rechte licht wisten te plaatsen. Vooral onze
regeering was niet dwaas genoeg naar het getier van het
Dagblad te luisteren. Zij begreep te recht, dat een kwade
zaak niet altijd weggenomen wordt, door haar een noode-
loozen tegenstand te biedenmaar dat hst veel staatkundiger
is, haar te veroorlooven, zich in al hax-e naaktheid te ver-
toonen. De regeering verbood daarom het congres der Inter
nationale niet.
En de uitslag heeft bewezen, dat zij goed gehandeld heeft.
De 2warte lucht is overgedreven, zonder eenig gevaareen
enkel heel klein en flauw bliksemstraaltje, een bijna onhoor
baar donderslagje was alles wat men zag en hoorde; de
pessimisten en het hoogwijze Dagblad stonden beschaamd.
Het laatste bovendien zeer waarschijnlijk ook wrevelig. Als
er toch maar een paar zware slagen waren gevallen, als men
slechts tusschenbeiden eenige felle bliksemstralen had mogen
zien, waar door brand had kunnen ontstaanmaar niets
volstrekt niets! Wat moest ieder nu toch van zulk een pro
feet denkenMen kan nauwelijks anders, dan hem uitlachen
Doch neen laat ons niet lachenmaar liever den drijver
ten toon stellen, wien zelfs ongeregeldheden en uitspattingen,
welkom zouden geweest zijn, om hem in de gelegenheid te
stellen de regeering lastig te vallen. Maar verheugen wij ons,
dat de onweêrsbui, hoe weinig beteekenend zij ook ware,
toch een onberekenbaar nut heeft gesticht door de lucht te
zuiveren van den staatkundigen hemel. Wij hebben nu gezien,
dat de Internationale met hare Fransche, Engelsche, Duitsche
en Vlaamsche sprekers, een lichaam is, dat door inwendige
verdeeldheid veel minder geducht is, dan menigeen dacht; de
wijl hare levenskracht niet bijzonder groot schijnt te zijn. Wij
hebben echter ook gezien, en dat verheugt ons dubbel, dat
de geest van het Nederlandsche volk voor haar geen sympa-
thie gevoelt. Het moge vrijgevig genoeg geweest zijn, om
hai-e congressen op den Nederlandschen grond niet te ver
hinderen, toen zij oproer predikte, toonde het publiek zonder
geweld, zonder iets onwettigs, dat zulke taal in ons vader
land niet te huis behoorde. Waar zij de commune verhief,
antwoordde het met Oranje boven en Wien Neêrlandsch bloed,
en wist die gewezen commune-mannen zelts te dwingen, daarbij
hunne hoofden te ontblooten. Kortom, de vergaderde interna
tionalen hebben duidelijke blijken ontvangen, dat, indien zij
op Nederlandschen grond mochten willen zaaien, hun oogst
zeer zeker slecht zou uitvallen. Moge het zoo blijven!
Wij vreezen dus de Internationale niet, maar daarmede is
niet alles gezegd. Er bestaat een ander, een groot gevaar,
ook in ons vaderland, dat wij niet mogen voorbij zien
de toenemende ontevredenheid van den werkman. Het
verwekt werkelijk treurige gewaarwordingen in ons gemoed,
wanneer wij zien, wat in de laatste dagen in sommige fa
brieksplaatsen, vooral in het oproerige Vrïezeveen heeft plaats
gehad. Of is het niet treurig, dat onze krijgslieden, die ge
lukkig niet tegen een buitenlandschen vijand behoeven te
worden aangevoerd, tegen hunne landgenooten moeten ageeren
Wij betwijfelen geenszins, dat wellicht de aanvoerders voor
een kleiner of grooter deel uitlanders zijn, maar dat bewijst
weinig. Begrijpen de werklieden dan niet dat zij hun lot,
in plaats van het te verbeteren, oneindig slechter maken
Wij hebben meermalen het lot van den werkman behandeld.
Rondborstig hebben wij het eene schande genoemd, dat som
migen een loon verdienen, te karig, om in hunne behoeften
voor vrouw en kinderen te voorzien. Niet alleen, zelfs niet
in de eerste plaats, is dit het geval bij de fabriekarbeiders,
maar evenzeer bij den bóeren-werkman, die van f5. 's weeks
of minder moet leven. Maar de werklieden schijnen ééoe
zaak geheel te vergeten, nl. dat ook buiten hun stand een aantal
personen in onze maatschappij leven, die niet minder het noo-
dige missen, dan zij, vooral, omdat zij door hunne bezigheden,
of door den kring, waarin zij moeten verkeeren, genoodzaakt
zijn tot meerdere uitgaven, en dikwijls geheel buiten de ge
legenheid, om hunne inkomsten op eenigerlei wijze te vermeer
deren.
Wij weten nu wel, dat dit voor den werkman een zwakke
troost is, en dat het enkel bewijst, dat onze maatschappij nog
altijd groote verkeerdheden bezit. Wij gelooven echter juist
daarom, dat die gebreken eens zullen ophouden. Wij twijfelen
niet aan een voortdurenden vooruitgang, die door niets tegen
te houden is, zelfs niet door den genoemden toestand. Het
is intusschen duidelijk, dat groote, diep ingewortelde gebreken
niet in eens kunnen worden weggenomendit kan alleen
trapsgewijze geschieden, door eendrachtige samenwerking en
door gepaste middelen; wij zouden hem, die ze wist aan te
wijzen, een weldoener der menschheid willen noemen. Dat ze
wellicht nog niet zijn gevonden, bewijst intusschen volstrekt
niet dat ze niet zulten worden ontdekt.
Dat echter werkstaking, vooral wanneer deze met ongere
geldheden gepaard gaat, het rechte middel is, ontkennen wij
ten sterkste. Wel kan niemand den werkman daartoe het recht
betwisten, maar dan hebben ook alle andere standen daartoe
het recht. Maar dan vragen wij den eersten in gemoede af
wanneer nu eens allen, die dat recht hebbeD, tegelijkertijd
den arbeid staakten, wat zou er dan van de maatschappij
worden? Eu zou niet juist de werkman zelf het eerst daarvan
het slachtoffer zijn? Met een weinig nadenken zal hij zelf
het moeten erkennen.
Neen, er zijn andere middelen, waarop wij reeds vroeger zijn
neergekomen. De schuld ligt ook voor een gedeelte bij den
werkman zeiven. Alleen door onderÜDge eendrachtige samen
werking is de kwaal weg te nemen, De werkstaking is het
middel in geenen deele. Wij kunnen echter daarover thans
niet verder uitweiden.