HELDERSCHE COURANT.
Jïieuros- en
Woensdag
«aöoertenUe-öfaD.
9 October.
M i 88.
Twaalfde Jaargang.
1872.
Lichamelijke Straffen.
Verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND.
Abonnementsprijs voor 3 maanden 0.50
Franco per post 0.65
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en
Postdirecteuren. Brieven franco.
De prijs der Advektenxien van 1—4 regels is 60
Centen; voor eiken regel incer 15 Centen.
Vóór des Dinsdags eu Vrijdags middags 12 uur gelievè
men de Advertenticn intezcnden.
lugezonden stukken minstens één dag vroeger.
Uitgever S. GILT JE S.
ABONNENTENdie dit blad per
post ontvangenworden verzocht
het verschuldigde bedrag van ƒ0.65 per
kwartaal, in postwissel te willen overzenden
aan het adres van den uitgever
S. G I L T J E S.
Naar aanleiding van een ingezonden stuk in het N.v.d.D.
werd onze aandacht onlangs nog al eens gevestigd op de ver
schillende straffen, in gebruik bij de marine. Wel vond dat
stuk tegenspraak; wij zijn echter daardoor niet teruggebracht
van het denkbeeld, dat die straffen onmens chelijk zijn, en dat
daardoor de gehalte onzer marine niet beter zal worden. Het
is waar, men kan daarop antwoorden "de beste stuurlui
staan aan walmen moet eerst met dergelijk volkje opge
scheept, of liever ingescheept zijn, om er over te kunnen
oordeelen". Wij gevoelen ons niet in staat dit te wederleggen
men late ons intusschen de vrijheid het diep te betreuren,
dat de lichamelijke straffen bij onze zeemacht niet zouden
kunnen gemist worden. Misschien is het bij andere volken
evenzoo gesteld doch dat maakt de zaak niet beterzij is
en blijft leelijk.
Dat wij ons thans die zaak weder herinneren, hebben wij
te danken aan een bericht uit de N. R. Ct. aangaande een
hoofdonderwijzer te Amsterdam, die wegens het mishandelen
van een zijner leerlingen voor drie maanden in zijne betrek
king werd geschorst door den gemeenteraad. Wij zouden
bijna zeggen, dat dit bericht ons niet minder pijnlijk trof,
dan het bovengenoemde stuk over de marine-stratten. Bij
de marine toch worden ze toegepast op jongelingen of mannen,
wier leeftijd hen in staat stelt over het strafbare hunner
daden te oordeelenmaar om een knaap met een geesel van
touwtjes op het bloote lichaam eene zoodanige dracht slagen
toe te brengen, dat een zenuwtoeval daarvan het gevolg is,
wij vinden het zóó stuitend voor ons gevoel, dat wij, als
wij ons voor een oogenblik een dwaze vergelijking veroor-
looven, de marine-straffen veel minder berispelijk vinden, dan
de toegepaste straf door den hoofdonderwijzer.
Het is waar, ook hier zou men kunnen tegenwerpen: »de
beste stuurlui staan aan walmen moet eerst met zulke
deugnieten van jongens opgescheept zijn, die u den geheelën
dag het leven zuur maken om er over te kunnen oordeelen."
Hierop meenen wij echter het recht te hebben niet te zwijgen.
Door lichamelijke straf zal de onderwijzer den kwaden aard
van een kind niet verbeteren in ieder geval, waar zij wel
licht noodig of nuttig moge zijn, dan is toch hij niet de
persoon, die ze behoort of behoeft toe te passen; ja wij mogen
wel zeggen, die ze mag toepassen.
Er was een tijd, dat in onze nederlandsche scholen roede
en plak voor den onderwijzer onmisbaar werden geacht; maar
het waren er dan ook scholen naar. Later begon men de
vrijheid, om daarvan gebruik te maken te beperkennog
later werden lichamelijke straffen geheel verboden. En te
recht! Dat zij gemist kunnen worden bewijzen zoo vele flinke
onderwijzers van onzen tijd aller duidelijkst wij gelooven
dus, dat de onderwijzer, die er behoefte aan gevoelt, de schuld
daarvan liever bij zichzelven behoorde te zoeken, dan bij de
verdorvenheid zijner leerlingen.
Gunstig onderscheidt zich Nederland in dat opzicht boven
onze Engelsche naburen. Bij hen heeft den onderwijzer nog,
zoo tamelijk het recht de knapen af te ranselen. Wel mag
hij het niet al te erg maken. Zoo sloeg onlangs een onder
wijzer te Blackburn vier rottingen stuk op Veeknapen. Geen
•wonder, dat de vermoeidheid hem noodzaakte op te houden,
anders waren er lichtelijk nog een paar bijgekomen. De
Straf scheen hem toch nog onvoldoende te zijn; zeer verstandig
liet hij echter een der knapen nog een paar uren met de
handen boven het hoofd op een touw staan, liever dan zich
nog meer te vermoeien. De rechter vond intusschen, dat de
onderwijzer zijne vrijheid te buiten was gegaan, en geen
wonder dan ook, dat in het vrije Engeland, hem een zware
straf werd opgelegd. Hij werd veroordeeld tot eene boete
van 20 shill. Had hij slechts óón rotting stuk geslagen,
wellicht ware de boete 5 sh. (f3.geweest. Wie zou der
gelijk verschijnsel in onze eeuw bij het Britsche volk ver
wacht hebben
Maar juist, omdat wij in dat opzicht zoo gunstig zijn voor
uitgegaan, betreuren wij het te Amsterdam gebeurde des te
meer. Wij begrijpen zelfs niet, hoe een onderwijzer, die ove
rigens niet zonder verdiensten schijnt te zijn, zichzelven, zijne
roeping, zijne plichten zóóverre heeft kunnen vergeten. Ware
het in drift geschiedwij zouden het voorzeker afkeuren,
maar het toch meer natuurlijk vinden wij weten, hoe moei
lijk het ons soms valt met het kleine getal onzer eigene kin
deren, onzen toorn altijd te beheerschenmaar de straf
schijnt hier zeer kalm, met een zeker overleg te zijn toege
diend, en dat maakt de zaak onbegrijpelijk, eu in ieder ge
val berispelijk. De verontschuldiging toch, »dat de vader van
dien knaap reeds van plan was geweest hem in een verbe
terhuis te doen plaatsen," kon hem niet het recht geven, een
straf uit te oefenen, die de wet hem uitdrukkelijk verbiedt.
Heeft hij zich door het verzoek des vaders, »hem eens ern
stig onder handen te nemen," laten verleiden, dan getuigt
dit, zachtst gesproken, dat hij zijne roeping niet begrijpt. Wij
houden ons wei verzekerd, dat de opvoeding der kinderen er
veel bij zou winnen, indien ouders en onderwijzers meer
samenwerkten, dan thans algemeen het geval is.
Het getal der dwaze ouders, die in hunne'kinderen geen
kwaad kunnen zien, die soms zelfs in tegenwoordigheid van
dezen, niet de minste achting aan den dag leggen voor den
man,'die hen tot menschen moet vormen, is nog zeer groot.
Evenmin ontbreekt het aan onderwijzers, die zich met de ou
ders volstrekt niet verkiezen meer in te. laten, dan onvermij
delijk is. Meer samenwerking zou voorzeker zeer gewenscht
zijn. Maar die samenwerking mag niet zóóverre gaan, dat
de onderwijzer daarbij eene taak op zich neemt, die hem ver
nedert, die hem de achting doet verliezen en hem zijn plich
ten doet vergeten. Is dus die onderwijzer werkelijk in andere
opzichten een verdienstelijk man, dan betreuren wij het ge
beurde des te meer wij hebben bepaald medelijden met hem,
doch verschoonlijk kunnen wij zijne wijzo van handelen, zooaJs
ze wordt medegedeeld, niet vinden.
De gemeenteraad van Amsterdam heeft hem drie maanden
geschorst, eu naar men zegt, wordt de zaak door de justitie
onderzocht.
Wat zal nu het gevolg zijn? Wij zijn niet genoegzaam op
de hoogte om dit te voorzien. liet komt ons echter voor, dat
die onderwijzer zelfs in het gunstigste geval, in die school
niet meer kan werkzaam zijn, en tevens, dat het hem uiterst
zwaar zal vallen aan een andere geplaatst te worden. En zoo
zal dan wellicht éëne eukele onbedachtzaamheid den man on
gelukkig maken, althans zijne toekomst, naar alle waarschijn
lijkheid, voor goed bederven. Voorzeker hoogst treurig, maar
tevens een geduchte les voor zijne ambtgenooteD, vooral die
genen, die door opvliegendheid zoo lichtelijk in gevaar kunnen
komen, in denzelfden misslag te vervallen.
Toch gelooven wij niet, dat de gemeenteraad verkeerd heeft
gehandeld. Wij herhalen het echter, wij mogen niet verder
oordeelen want het is zeer mogelijk, dat omstandigheden, die
ons tot heden niet volledig bekend zijn, ons oordeel zouden
wijzigen. Wij wenschen den onderwijzer van harte toe, dat
hij zich op betere wijze moge kunnen verantwoorden, dan
hij door zijne verontschuldiging tot heden schijnt te hebben
gedaan doch geen medelijden met den persoon mag ons ver
leiden, om het verkeerde goed te noemen.