NIEUWSTIJDINGEN.
in Nederland hun onderhoud komen zoeken, kunnen zich niet
weerhouden, van dat denkbeeld te doen blijken. En waarom
zouden zij het ook verzwijgen Uit kieschheid Zij achten
dit wellicht niet eens noodig, en bevreesd behoeven zij zich
niet te maken de Nederlander kan veel verdragen eer hij
boos wordt.
Behalve de vele in Nederland wonende Duitschers heeft men
bovendien een aantal duitsche reizigers, die onze aandacht ook
wel waardig zijn. Men heeft daaronder zeer beschaafde men-
schen, die onze taal vrij goed spreken niet zelden ontmoet
men onder hen gewezen officieren van het pruisisehe leger, en
wat ons wel eens verwondert, is hunne nieuwsgierigheid (want
belangstelling mag het niet heeten) naar alles wat ons vader
land aangaat: de ligging der plaatsen, de sterkte van het leger
en de vestingen, de inkomsten der verschillende takken van
'handel en scheepvaart, en wat niet al. Nog onlangs verhaalde
men ons iets dergelijks van een gewezen Uhlanen-officier, die
thans in wijnen reist, en door zijn houding aanleiding gaf,
dat enkelen bepaald hem als een spion beschouwden.
Het is natuurlijk zeer mogelijk, dat men in dergelijke ge
vallen verkeerd kan oordeelenmaar als wij ons herinneren, dat
tijdens den fransch pruisischen oorlog de Pruisen met Frankrijk
tot in de geringste bijzonder heden, oneindig beter bekend waren,
dan de Franschen zeiven, dan kan het toch geen kwaad het
eenigszins in gedachten te houden. Men is niet in éen dag door
kneed in de kennis van een vreemd land in al zijne bijzonder
heden men behoeft daartoe studie, en het zal toch wel niet
enkel de zucht zijn, om zijne kennis te vermeerderen, welke
daartoe lust geeft en tijd doet gebruiken.
Dat men zich ook elders op eventualiteiten voorbereidt,
blijkt mede uit de gedwongen beoefening van vreemde talen.
De Pruisische officieren zijn verplicht het Russisch aan te
leerenthans heeft ook de Oostenrijksche regeering aan de
officieren die taak opgelegd. Dat dit de verbolgenheid der
Russische regeering heeft gaande gemaakt, zou geheel onbe
grijpelijk zijn, indien daarbij niet aan een toekomst wordt
gedachtdie iedereen vermijdt in woorden te kleeden.
Indien wij dus den staatkundigen toestand van Europa met
eenige oplettendheid nagaan, dan vragen wij in gemoede of
een aanstaande oorlog niet veel meer dan mogelijk, of hij niet
zeer waarschijnlijk is? Wij willen nu van Frankrijk niet
eens spreken, om niet in herhalingen te vervallen. Maar is
het dan voor den Nederlander, die zyn vaderland lief heeft,
niet eene groote teleurstelling, dat hij van de zijde der re
geering geen middelen ziet aanwenden, om onze defensie-
middelen te verbeteren, die toch reeds zoovele jaren in treu-
rigen toestand verkeeren? Of is dat tijds genoeg, als de vij
and in aantocht is?
Het is een zeer moeielijk vraagstuk, in hoeverre ons va
derland te verdedigen zou zijn, en wij achten ons niet in
staat een bepaald antwoord te geven, waar zoovele speciali
teiten het niet met elkander eens zijn. Maar vergeet men
niet al wat te veel, dat het minder de kwestie is, of wij tegen
eene groote mogendheid, bv. Pruisen, in opentlij ke oorlog be
stand zouden zijn, dan of wij, door onze verdedigbaarheid te
verwaarloozen, ook te gelijkertijd onze swaardigheid zoodanig
kunnen verliezen, dat wij zoowel bij vriend als vijand in
minachting geraken. Er zijn zoo vele gevallen mogelijk, dat
niemand zich kan vermeten die te berekenen doch hetgeen
Knigge van den mensch in het algemeen zegt, is ook op ieder
land toepasselijk »het is zooveel waard als het zich weet te
doen gelden," en als zoodanig gelooven wij, dat eene regee
ring, die hare defensiemiddelen veronachtzaamt, in zekeren
zin landverraad pleegt.
Wij beweren geenszins, dat dit reeds van toepassing is op
onzen tegenwoordigen minister van Oorlog. Hij verklaart
immers: »dat het ontwerp van wet tot regeling van het
vestingstelsel in bewerking is;" »dat met den minister van
Binnenlandsche Zaken een ontwerp van wet in gereedheid
wordt gebrachttot afschaffing van plaatsvervanging en num
merverwisseling." Indien tot die afschaffing besloten wordt,
yszal worden overgegaan tot verdere herziening van de wet
op de nationale militie en de schutterij Wij zien dus, dat
de defensie niet vergeten wordt, Na dat alles zal eerst de
«legerorganisatie in behandeling kunnen worden genomen, en
zal over de wenschelijkkeid, om deze tot het onderwerp eener
wetsvoordracht te maken, later eene beslissing worden ge
nomen." Het blijkt, dat onze minister van Oorlog wel dege
lijk denkt aan hetgeen onze defensie betreft. Het is nu maar
de vraagof die bewerking -en dat in gereedheid brengen
-vlugger zal geschieden, dan dat gewoonlijk bij onze depar
tementen het geval is; of tot de afschaffing van plaatsver
vanging en nummerverwisseling zal worden besloten, zij het
dan ook na een aantal gerekte redevoeringen en deliberatiën
in de Kamer; of de herziening der wet op de nationale mi
litie en schutterij tot een flinke verbetering zal leiden. Anders
toch komen wij niet tot de legerorganisatie, waaromtrent
eerst daarna eene beslissing zal worden genomen. En de
•hoofdvraag, de levensvraag voor Nederland is deze: »zal
Nederlands verdedigbaarheid niet op den toets worden ge
steld, vdor dat het mooie program van den minister van Oorlog
tot uitvoering is gekomen Weet de minister van Oorlog wel
zeker, dat de vijand zal wachten, tot hij gereed is? Indien dit
ongelukkig eens niet het geval wasindien de revanche-krijg,
waarvan de briefschrijver spreekt, eens mocht uitbreken, vdor
de leden der Tweede Kamer hunne redevoeringen hadden
uitgesproken, en hunne amendementen hadden toegelicht; in
dien vriend of vijand eens goed vond, zich niet te storen
aan de discussieerende Kamer en den in gereedheid brengenden
minister, maar dood eenvoudig besloot zijne krijgsmacht in
Nederland te zenden, omdat de strategie het vordert, doch
volstrekt niet met kwade bedoelingen, o zeker niet Zal dan,
(want het hooge woord moet er uit), zal dan onze minister
van Oorlog de hand op het hart kunnen leggen en betuigen
ik heb de belangen des vaderlands met kracht bevorderd,
zonder naar zekere bureaux of zekere ambtenaren te luiste
ren? Zal dan de Tweede Kamer zich kunnen verantwoorden
met de schuld op een ander, misschien wel op den minister
van Oorlog te werpen Maar wat zal dan het teleurgestelde
Nederlandsche volk moeten zeggen
Ernstige vragen, voorzeker! Wij willen het beste hopen.
Éen zaak komt ons echter onbetwistbaar voor het ministerie
van Oorlog, en, zij het dan ook in minderen graad, het mi
nisterie van Marine geven ons reeds nu teleurstelling in
overvloed, moge de toekomst ze nog niet grooter doen worden!
Of dit op het ministerie van Binnenlandsche zaken niet
van toepassing is, zullen wij later zien.
Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz., 13 Dec. 1872.
Heden nacht ten ongeveer drie ure barstte alhier een
hevige brand uit in het perceel aan de Weststraat, bewoond
door den heer H. Weijens, horologiemaker, photographist, enz.
Het was gelukkig prachtig, stil weder en aan assistentie tot
blussching, ontbrak het in geenen deele. Tal van gemeente
en marinespuiten waren op het terrein aanwezig en deden daar
uitmuntende diensten, om den brand slechts bij het eene perceel
te bepalen en de belendende gebouwen te sparen, in welke
pogingen men dan ook gelukkig slaagde. De spuit van de
instructiebrik Ternate was wederom de eerste, die water gaf.
Naar wij vernemen, is van inboedel, winkelartikelen, enz., niets
gered en was het een en ander tegen brandschade verzekerd.
Het stoomschip Koning der Nederlanden vertrok Woens
dag morgen ten 9 ure van hier, via Suez naar Batavia.
Volgens telegram van 12 dezer is genoemd stoomschip ten 1
nre ('s nachts) Dungeness gepasseerd alles wel aan boord
wind NO.
Wij verwijzen onze lezers naar achterstaande adver
tentie van de tooneelvoorstelling, den 17den dezer door de
korporaals der verschillende wapenen te geven, ten voor-
deele van de armen dezer gemeente.
Deze vereeuiging heeft het voornemen, oin gedurende dit
seizoen meermalen voor een liefdadig doel werkzaam te zijn.
De burgerkring Harmonie en de onderofficieren der infan
terie geven den 5 en 6 Januari 1873 ook eene voorstelling,
beiden ten voordeele van een behoeftig gezin. Wij kunnen
niet anders dan de edele pogingen, die worden aangewend,
om het lot onzer minder bedeelde natuurgenoaten te ver
zachten, ten zeerste toejuichen en bevelen daarom deze voor
stellingen ten sterkste aan in de deelneming onzer plaats
gen ooten.
Men deelt ons mede, dat aan de na te melden officieren
van het korps mariniers, door Z M. toegekend is, het gouden
kruis voor eervollen diensttijd als officiervan XX jaren aan
de kapiteins Korndörfier en Koentze van XV jaren aan de
kapiteins Sutherland, van Braam Houckgeest, Koning en de
le luitenants Smith, de Gelder en Ebell (administratie.)
[Dagblad.)
Z. M. heeft benoemd tot broeder der orde van den
Nederlandschen Leeuw, J. van Dam, eervol ontslagen onder
wijzer in de strafgevangenis te Woerden.
-In liet gebouw van het provinciaal bestuur te Haarlem,
is gisteren aanbesteed het driejarig onderhoud van de groote
en andere Rijkswegen in de provincie Noord-Holland, in vijf
perceelen minste inschrijver 5e perceel, de heer B. Swets,
alhier, voor f 12,072.
Men schrijft van Texel, 11 Dec.
Volgens hier ontvangen telegram, is te Vlieland een Ham
burger bark met 180 landverhuizers gestrand. De passagiers
en équipage zijn, onder leiding en met behulp van den heer
T. Mets, van hier, die eenige dagen te Vlieland logeerde,
gered; door zwemmende en van lijnen voorzien, het schip te
bereiken, is deze redding zoo volkomen gelukt.
Men telegrafeert uit Vlie, 12 Dec.
Heden nacht is eene brik, beladen met hout, totaal ver
brijzeld naam onbekend. De équipage is verdronken.
Men schrijft ons van Terschelling, dd. 10 Dec.:
Op gister avond is in de nabijheid van den Noordsvaar-
der gestrand het Engelsche fregat Falcon of Londonka
pitein Sheerman, in ballast van Amsterdam naar Portsmouth
bestemd. De équipage is gered doch het schip zit op zijde
geheel onder water, zoodat van de tuigage tot heden niets
is geborgen.
Door den raad der gemeente Schagen is, bij besluit
van den 9 dezer, tot hulponderwijzer benoemd de heer Baa-
reman, op een jaarwedde van f 450.
Men meldt uit Haarlemmermeer: Weldra zullen de
Protestantsehe kerkelijke gemeenten alhier zoo goed als
herderloos zijn. De drie predikants plaatsen bij de Neder-
duitsch Hervormden zijn alle vacant, en éen van de twee
voorgangers der Christel ijk-Afgescheidene Gemeente is se
dert geruimen tijd naar elders vertrokken, en ook zijne
plaats blijft ledig.-