HELDERSGHE G0DR1RT. Woensdag 26 Februari. M 1228. Dertiende Jaargang. 1875. Jiieuros* en <flÖöerteiifie--6faÖ. <$tficiccl gcöedte. Bekendmaking. Een gewichtig besluit. Verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND. Abonnementsprijs voor 3 maanden 0.50 Franco per post 0.65 Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren. Brieven franco. De prijs der Adveetektien van 1 4 regels is 60 Centen; voor eiken regel meer 15 Centen. Voordes Dinsdags en Vrijdags middags 12 uur gelieve men de Advertentiën intezenden. Ingezonden stukken minstens een dag vroeger. Uitgever S. G I L J E S. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER brengen ter opeubarc kennis, dat door hen voorloopig zijn vastgesteld en vau af den 24 dezer tot en met den 10 Maart a.s, van des morgens 9 tot 12 en des namiddags van 5 tot 7 ure, op de gewone werkdagen, ter secretarie der ge meente voor een ieder ter lezing zijn nedergelcgd a. het Voljaarskohier vau den Hooldelijken Omslag, over het Dienst jaar 1873 l. het Voljaarskohier der belasting op de Honden, over het Dienst jaar 1873, en c. het Suppletoirkohier der belasting op de Honden, over het Dienst jaar 1S72. Bezwaren tegen die Kohieren moeten binnen den hierboven opgegeven tijd, bij den Raad worden ingediend. Burgemeester eu Wethouders voornoemd, Helder, STAK.MAN BOSSE, Burgemeester, den 22 Febr. 1873. L. VERHEY, 'Secretaris. Biet-officicd gebccite. I. Het Schoolverbond heeft een gewichtig besluit genomen, namelijk »Een grondig onderzoek in te stellen, of de be zwaren, ten onzent bestaande tegen de invoeriug eener wet telijke leerplichtigheid, van genoegzaam gewicht moeten wor den geacht, om van hare ondersteuning terug te houden." Wij hebben met het Schoolverbond nooit bijzonder gedweept. Niet om het doel, want wie zou niet gaarne medewerken, om het zoo noodlottig schoolverzuim te bestrijden Wij zijn daarom ook in ieder geval aan het Schoolverbond toch dank verschuldigd, omdat het die kwaal onzer maatschappij meer ter algemeene bekendheid heeft gebracht, hetgeen een eerste stap is, om het geneesmiddel te vinden. Maar de middelen, die aangewend werden, zijn ons altijd onvoldoende voorge komen, en wij gelooven, dat men dit hoe langer hoe meer begint in te zien. Wij zijn meer dan ooit van gevoelen, dat zonder leerplichtigheid bet kwaad niet uit te roeien is, evenmin als wij zonder dienstplicht eene hervorming van onze defensie kunnen verwachten. Daarom bekeuneu wij gaarne, dat het besluit van het Schoolverbond ons veel genoegen heeft gegeven. Dat onderzoek moge nu onze hoop verlevendigen, toch ge looven wij, dat het geen zaak is, al te spoedig en al te veel gunstige gevolgen te verwachten. Die taak is natuurlijk moeielijk en van grooten omvang; indien ze echter in han den wordt gesteld van bekwame, ijverige mannen, die diep doordrongen zijn van de overtuiging, dat elke dag uitstel in het wegruimen van bestuande gebreken, eene schade is voor de maatschappij, dan behoeft het toch geen jaren te duren, alvorens men tot een besluit komt. En welk besluit Wij gelooven stellig, dat het ten gunste der wettelijke leerplichtigheid zal uitvallen wie een ziekte genezen wil, moet het rechte middel aanwenden, en wij hou den ze hier voor het éenige. Wij herhalen het, wij laten gaarne het Schoolverbond recht wedervaren, wat doel en ijver betreft, maar of bet bestaande gebrek er* wel veel door verminderd is, betwijfelen wij, en wij leiden uit het boven genoemd besluit af, dat die twijfel evenzeer bij de meeste leden van het Schoolverbond heerscht. üf echter l^et besluit der commissie vau onderzoek, gesteld, dat het aan onze ver wachting beantwoorde,, daarom nog spoedig de wettelijke leerplichtigheid tengevolge zal hebben, is een andere vraa"-. Wanneer wij in het oog houden, hoe bij onze regeering wordt omgesprongen met zoovele andere plannen tot verbetering van verkeerde toestanden, boe sommige jaren lang worden besproken, zonder tot stand te "komen, dan zijn wij daarom trent minder gerust. Dit behoort echter den ijver der com missie niet te bekoelen. Hoe meer de algomeene overtuiging veld wint, dat leerplichtigheid een geoorloofd, wettig, afdoend geneesmiddel is, des te meer mogen wij hoop voeden, dat zij ingevoerd zal worden. Of zijn er werkelijk zoovele bezwaren tegen die invoering? Wij lazen onlangs, dat in het denkbeeld van leerplichtig heid iets ligt, dat in strijd is met ons volkskarakter. Wij kunnen dat zoo gaaf niet aannemen. Het is waar, zij heeft vele tegenstanders maar als wij daarvan vooreerst afreke nen, dezulken, die zich daarin meer laten besturen door par tijbelang dan het algemeene welzijn vervolgens hen, die door ti'aagheid of onverschilligheid elke verandering reeds vooraf verwerpen, omdat het eene verandering i3daarna hen, die zich door voorgangers en dagbladschrijvers laten verleiden, om leerplichtigheid en schooldwang te beschouwen als woorden van dezelfde beteekeniseindelijk hen, die op de godsdien stige gevoelens hunner medeburgers speculeeren, om de zaak in een geheel verkeerd daglicht ie stelleu zou dan het getal der tegenstanders niet enorm verminderen Maar dan is ook de stelling nog verre van bewezen, dat leerplichtig heid in strijd zou zijn met ons volkskarakter. Sommigen mogen het beweren, wellicht om reeds vooraf de taak der commissie van onderzoek te bemoeielijken, misschien ware het meer kiesch gehandeld, dan tevens daarbij de bewijzen te leveren, of anders niet met zulke groote woorden te scher men. Wij gelooven althans die bewering niet, eu het zou ons leed doen, indien zij waarheid ware. In dit geval toch zouden wij ons over ons volkskarakter moeten schamen, want het zou dan blijken, dat men in Nederland eene vrijheid ver langt te bezitten, die voor de Maatschappij schadelijk kan zijn namelijk kinderen zonder een behoorlijk onderwijs te laten opgroeien. Wij houden het er echter voor, dat het ge tal van hen, die zóo deuken, klein is, en kunnen er dus het volkskarakter onmogelijk in bespeuren. Wij herhalen het echter, wij spreken van leerplichtigheid. Hoe die nu tot stand te brengen zou zijp, is hier niet de plaats, om uitvoerig behandeld te worden. Wij spreken ech ter niet van schooldwang. Deze zouden ook wij nimmer goedkeureu, maar de eerste zouden wij van harte toejuichen. Of zijn er nu, terwijl zij niet bestaat, wellicht geen ouders, die in dit opzicht het belang hunner kinderen schromelijk verwaarloozen Dat zal wei niemand beweren. Wij weten, hoe het in sommige streken van ons vaderland op het plat teland, bij den laudbouwerstand en niet minder hue het in fabriekplaatseu gesteld is. Waarom dan een zaak tegen ge werkt, die zulk een krachtig middel tegen de kwaal ople vert? Bovendien vordert het immers vau hen, die dat be lang niet verwaarloozen, niet de minste opoffering wanneer dezen uit eigen beweging hunne verplichtingen nakomen, wat kan het hun dan hinderen, dat zij, die ze verzuimen er in het belang der maatschappij toe genoodzaakt worden? Wan neer dit in strijd is met ons volkskarakter, moeten wij hier van zeer zeker een verkeerd denkbeeld hebben, of wij be grijpen de leerplichtigheid geheel anders dan hare tegenstanders. Wij wenschen dus die commissie ijver, moed en geduld bij haar onderzoek, en hopen, dat hare pogingen met den besten uitslag zullen bekroond worden. Moge zij een meer afdoend middel vinden tegen het schoolverzuim, dan tot heden door het {Schoolverbond is aangewend, en dan eerst gelooven wij, dat het laatste zijn doel zal bereiken, en vrij wat meer nut stichten in ons vaderland, dan zoovele andere verbondeu, die plotseling ontstaan, een poos van zich doen spreken, en ver dwijnen, zonder nauwelijks eenig spoor achter te laten. Of' zou er toch werkelijk een ander, een beter middel te bedenkeD zijn Terwijl wij dit artikel schrijven, komt ons het N. v. d. D. in handen, dat in zijn tweede artikel over Leerdwang(het {Schoolverbond had het genoemd nw-dtelijke Leerplichtigheidhet woord dwang doet echter meer effect,J zich een tegeustander van de zaak betoont en van gevoelen schijnt te zijn, dat er wellicht een beter middel te vinden zou zijn. Wij zouden het wenschen, want ook wij zijn vij anden van dwang, waar deze niet dringend noodig is. Dewijl het N. v. d. D. ons hiervan echter niet overtuigd heeft, ko men wy op dat onderwerp terug.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1873 | | pagina 1