HELDERSCHE COURANT. frictuos- en Woensdag cdiïufrlmltf'öfnö. 26 Maart. Let wei 2 CENTEN PEE EXEMPL. Wie zijn schulden betaalt, verarmt niet. NIEUWSTIJDINGEN. M I256. Dertiende Jaargang. rj •1875. Yerschijut DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND. Abonnementsprijs voor 3 maanden 0.50 Franco per post 0.G5 Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren. Brieven franco. De prijs der Adyebtektien van 1 4 regels is GO Ceuten; voor eiken regel meer 15 Centen. Voordes Dinsdags en Vrijdags middags 12 uur gelieve men de Advertentiön iutezeuden. Ingezonden stukken minstens een dag vroeger. Uitgever GILT JE S. Ter herinnering dient, dat de prijs van dit biad slechts .5 <J> C E ft T E ft per kwartaal is. Alzoo nog iets minder dan Bij vergelijking uiet andere bladen, is het zeer te betwij felen, of er in Nederland wel een goedkooper Courant te vinden is. Yoor de advertentiön worden abonnementen aangenomen tegen zeer verminderden Die zich met 1 APRIL a. s. op dit blad wenscht te abonneeren gelieve daarvan kennis te geven aan den on- dergeteekende, en zal de nog in deze maand verschijnende nommers kosteloos ontvangen. es*"EI EL-*Tsar' Frankrijk zal nog in den loop dezes jaars van de duitsche sol daten worden bevrijd. In September mogen wij verwachten, dat zelfs de laatste stad ontruimd zal zijn. Bij de menigte van ver schijnselen, zoowel binnen als buiten ons vaderland, die ons vaak pijnlijke gewaarwordingen doen ondervinden, geeft het een zeker genot, dat men zijne aandacht ook eens mag vestigen op iets schoons, iets goeds; en wij gelooven, dat zoowel Frankrijk als Duitschland ons daartoe thans do gelegenheid geven. Niet zonder eene zekere, ontzetting vernam geheel Europa de voorwaarden, waarop Frankrijk genoodzaakt was den vrede te slui ten (na den zoo bloedigen oorlog). Behalve' het verlies van twee gewesten, een som van vijf milliarden aan oorlogskosten, die in 1875 moesten afbetaald zijn, en intusschen de bezetting van eenigc departementen. Hoe was het mogelijk, dat een uitgeput bijna aan regeeringloosheid blootgesteld land een zoo enorme som binnen een zoo beperkten tijd zou kunnen afbetalen! Men moest zich met geweld herinneren, hoe onverantwoordelijk en lichtzinnig de oorlog door de fransche regeering was veroorzaakt, om dien eiseh niet schreeuwend onrechtvaardig te noemen. Wat moest intusschen het fransche volk toen wel gevoelen, wan neer het reeds op ons dien indruk maakte! Die grande nat ion, die als het ware gewoon was geworden, in Europa den toon aan te geven, voor welke de roem een soort van le\ensbehoefte was ge worden,zij werd thans niet alleen diep vernederd, maar tevens onder eene verplichting gesteld, die bijna niet te vervullen scheen. Zelfs de meest anti-franschgezinde kon zich moeielijk weerhouden medelijden te gevoelen met zulk een volk. En wat zien wij thans gebeuren? Lang vóór den bepaalden tijd ziet het zwaar gestrafte Frankrijk zich in staat aan zijne verplich tingen te voldoen, en zal het zijn grondgebied, veel vroeger dan de voorwaarde luidde, van de vreemde bezetting ontslagen zien. Een volk, dat tot zoo iets in staat is, moet wol onze bewondering wekken. Wij gevoelen ons eenigszins als verzoend met zijn ver leden, en zijn bijna bereid te vergeten, dat het dwaas genoeg ge weest is, zijn lot toe te vertrouwen aan een gelukzoeker, die het aan zijn egoïsme heeft opgeofferd. Of zullen wij de tallooze offers, die zoovelen zich zelfs onverplicht hebben laten welgevallen, enkel toeschrijven aan de hoop om des te spoediger in staat te zijn re vanche te nemen'? Wie zal het betwijfelen, dat die wensch in liet hart van menig Franschman woont? Toch gelooven wij dat vader landsliefde thans meer deel aan die bereidwilligheid heeft gehad, dan zulke groote plannen, aan wier volvoering zelfs in een verwij derde toekomst nog zoo weinig te denken valt. Of dit laatste denkbeeld ook bij de duitsche regeering lieeft medegewerkt, om haar tot inschikkelijkheid to bewegen, is voorzeker moeielijk te beoordeclen. Doch al ware dit het geval, dan nog juichen wij hare houding toe, en beschouwen ze als een eersten, zij het dan ook een zeer kleinen stap tot vermindering der bestaande verbittering tusschen de beide volken. Dit waarborgt voorzeker de toekomst nog niet; maar de tijd heeft zoo vaak zelfs de hevigste indrukken verzacht, waarom zouden wij dit dan hier onmogelijk noemen? Verheugt ons de loop, dien de zaak heeft genomen, wij kunnen ons dan ook een denkbeeld vormen van de vreugde, die thans de borst van elk Franschman doet kloppen. De dagbladen weiden daarover uit op de meest verschillende wijzen, doch allen wcnschen hunnen landgenooten geluk en leggen hunne tevredenheid aan den dag. Bij de vele donkere wolken, die zich voor Frankrijk nog al tijd aan den staatkundigen hemel vertoonen, vergeten allen voor een oogenblik de toekomst, om het tegenwoordige te genieten. Doch neenNiet allen verheugen zich. In het dagelijksch leven treft men wel eens een soort van nurken aan, die als het ware geen deel aan eenige vreugde kunnen nemen. Hun zwartgallig gezicht alleen is soms al voluoende, om onze geest drift plotseling te bekoelen; bovendien weten zij zeer behendig door een paar woorden, of een hatelijke aanmerking het genoegen te verminderenhet is alsof zij geboren zijn, om eens anders vreugde te vergallen; en die hatelijke wezens te vermijden, is niet altijd mogelijk. Dat men ze op staatkundig gebied ook vindt, is bekend, en dat ze ook in Frankrijk niet ontbreken, bewijst L. Veuillot in zijn cleii- caal blad, lUnivers. Om toch de vreugde zijner landgenooten uit te dooven, zegt hij met zijn gewaande gemoedelijkheid: «Vergeet gij dan Elzas en Lotharingen?" Ziet, dat noemen wij niet zeer christelijk van den vromen Veuillot. De ontruiming van het fran sche grondgebied is voor het land een weldaadof zij is het niet. In het eerste geval is het van V. een snoode ondankbaarheid deze weldaad gering te achten, omdat liij niet alles ontvangt, wat hij zou wenschen, en het is weinig humaan, aan zijne landgenooten hun genoegen te misgunnen. Beschouwt hij echter de ontruiming niet als eeri weldaad, dan moge hij zich noemen, gelijk hij wil, maar een Franschman is hij niet. Toch is er nog een derde geval mogelijk: eigenbelang of partij belang kan hem drijven, de waarde der zaak te verkleinen, om een zeker doel te bereiken. In dat geval echter' is het te wenschen, dat de Franschen verstandig genoeg zullen zijn, niet naar de taal van dien ultramontaan te luisteren. Misschien keurt de heer V. het zelfs wel goed, dat fransche agenten op listige wijze uit die veroverde gewesten jongelieden lokken, onder de schoonste beloften lien te doen onderwijzen en opleiden voor den krijgsdienst, terwijl zij hen zonder onderwijs laten, en het noodige zelfs onthouden Met zulke drijvers moet men niet redenecren. Wat echter nu Frankrijk te wachten staat, is zeker niet te voor zien, en dus ook niet te voorzeggen. Dat er woelige dagen zullen aanbreken, is te wachten, en of een duurzame regeering zal kunnen tot stand worden gebracht, zonder meer of minder hevige schokken, valt zeer te betwijfelen. De tijd zal moeten bewijzen, of de nu betoonde vaderlandsliefde sterk genoeg zal blijken te zijn, om 's lands belang hooger te schatten dan het belang van eenige partij, of van dezen of genen pretendent. Het zal moeten blijken, of de harde lessen, die dat land ont\angen heeft, een blijvenden invloed zullen achterlaten, of gelijk zullen mogen worden gesteld met het pak slaag, dat een ondeugende jongen ontvangt, en waarvan de indruk niet langer duurt, dan het gevoel der pijn, daaraan verbonden. Laat ons daarom de toestand niet vooruilioopen, maar hopen, dat Frankrijk althans zal geleerd hebben, zich te onthouden van dwaze onbekookte ondernemingen, en zich niet blindelings over te geven aan eerzuchtige dweepers, die het belang des rijks meenen te moeten zoeken op een weg, die tot de middeleeuwen zou terugvoeren. Wij zien dus wat een volk vermag, dat voor een gemeenschap pelijk doel de handen ineenslaat. De fransche modes hebben reeds zoo lang vrij algemeen in Europa geheerscht; zou dit voorbeeld dan niet ook zijn nut kunnen hebben Wij wenschen iutusschen, dat Frankrijk de waarheid moge bewijzen en ondervinden van de spreuk, waarmede wij aangevangen hebben: Wie zijn schulden be taalt, verarmt niet", en wanneer het zoo iets eens tot een algemeens mode konde maken, zou het zeker een sympathie ondervinden, die het tot heden nimmer in zulke mate mocht genieten. Helder. Nieuvvediep, Willemsoord, enz., 25 Maart 1875. De officieren van de dd. schutterij alhier hebben Zon dag jl. hunne opwachting gemaakt bij den onlangs nieuw benoemden majoor-kommandant van dat korpsden heer inr. D. P. H. Abersou.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1873 | | pagina 1