De ontmoedigende berichten aangaande de expeditie naar Atchin, hier Zondag per particuliere telegrammen aan gekomen, worden thans bevestigd door het volgende: Bericht van deu regeerings-kommandant, dd. 17 April. De troepen leden den 16n April een gevoelige nederlaag bij den Kraton. Dientengevolge zijn zij naar het strandbivouac te- ruggekeerd. De toestand is zoodanig, dat in verband met deu moesson, staking der expeditie in overweging zou worden genomen. Reuters office heeft het volgende telegram van Pinang dd. 20 April, medegedeeld Alle Nederlandsche troepen zijn naar het strand achter de palissaden teruggetrokken hunne positie is daar vermoedelijk onhoudbaar. De Atchineezeu hebben groote strijdkrachten. De regenmoesson is begonnen. Het aantal dooden en ge kwetsten dat de Nederlanders hebben, wordt op 500 gerekend. Dat der Atchineezen kan niet worden geraamd, maar ook hunne verliezen zijn aanzienlijk. Een gisteren verschenen buitengewoon nommer van de Staats-Courant behelst het volgend bericht: Blijkens een heden morgen bij het Departement van Ko loniën ontvangen telegram van den gouverneur-generaal van Ned. Indië, is de krijgsraad voor Atchin, gepresideerd door ■den gouvernements-commissaris, eenstemmig van gevoelen ge weest dat de positie onhoudbaar was wegens de geleden ver liezen en vooral wegens de hevige mousson. Daarop heeft de gouverneur-generaal, in een door hem gepresideerde vergadering van den Raad van ïndië, welke werd bijgewoond door de koinmandanlen der zee- en landmacht en door den generaal- majoor "Verspijck, besloten tot staking der expeditie, om haar in het najaar te hervatten. Dit besluit is genomen, vooral met het oog op de mousson, waardoor gemeenschap tussehen tle schepen en den wal weken lang kan verbroken zijn en dus de gelegenheid ontbreken kan, om troepen naar behooren van voedsel en drinkwater te voorzien. De kust blijft ge blokkeerd. De heer Taalman Kip meldt aan de AmstCl. het volgende extract uit Horsburghs Sailivg Direclionsbetreffende de reede van Atchin, ten einde het publiek althans op dat hoogst belangrijke punt gerust te stellen. "De gewone ankerplaats op de reede van Atchin is van 8 •tot 14- vadem water, op p. in. a mijl van de monding der rivier, "Hier liggen de schepen tegen den zuidwestmoesson be veiligd, welke op die plaats gewoonlijk van April tot October de overhand heeftin het andere jaargetijde zijn de ooste- winden zelden sterk," enz. Naar wij vernemen, bestaat bij het leger hier te lande een zeer goeden geest om te willen medewerken tot herstel van de in Atchin geleden nederlaag. Vele officieren en onderofficieren, waaronder ook van de alhier garnizoen hou dende, hebben zich aangemeld oui een tweede expeditie mede te maken. De Minister van Koloniën brengt ter kennis van be langhebbenden, dat zoodra omtrent gesneuvelde of gewonde officieren bij de expeditie tegen Atchin, de thans van het Indisch bestuur nog niet ontvangen opgaven zullen zijn in gekomen, die ter kennis van hunne familie of betrekkingen zullen gebracht worden. Naar aanleiding van het Kon. besluit van 19 April jl, no. 20, wordt het te Eeijenoord aangebouwde schroefstoom- schip der 4e klasse Riouw met den 26n dezer in dienst gesteld, met bestemming naar Oost-Indië, en het bevel daar over opgedragen aan den luitenant ter zee lefel". W. Stefiëns. niet geacht. In een hunner wetboeken worden zeer uitvoerig de middelen aangegeven, om de vrouw onder toezicht te houden. Die strenge maatregelen werden door Neréda aldus gerechtvaardigd »Eene vrouw blijft haren man niet getrouw uit vrees voor de ze delijke wetten, noch uit zorg voor huis en goed, noch uit achting voor hare familie, noch ten gevolge eener goede behandeling, maar alléén uit vrees voor slagen of' gevangenis. Storm en onweder, dood en afgronden, .de scherpte van een scheermes, het vergift eener slang, dat alles te zamen genomen is van een minder boozen aard dan de vrouwAls men deze woorden vergelijkt met de overdreven roldie de vrouwen in de Indische poësie vervullen, komt men tot een vrij zonderling besluit. Bij de Joden genoot de vrouw zóo weinig recht en bescherming, dat een valsche getuigenis voldoende was, om haar voor schuldig te doen doorgaan. Wij zien dit uit het verhaal der kuische Suzanna, die in weerwil harer onschuld veroordeeld werd, zonder dat men de zaak behoorlijk had onderzocht, en die zeer zeker zonder Daniels tusschenkomst zou zijn terecht gesteld. In Rome, even als in alle staten, waar het huisgezin den aard •eener staatkundige instelling had, waren vrouw en kinderen, geheel en onbeperkt onder de macht van den Pater familias. Deze had wettig het recht zijne dochter weg te jagen, te verkoopen, te dooden, kortom, met haar te doen wat hij wilde die vaderlijke macht hield zelfs dan niet op, wanneer zij gehuwd washij kon haar ten allen tijde terugéischen. Geheel anders was die verhouding bij de oude Germanen. Hoe groot bij hen de vaderlijke macht ook was, zij maakte niet den éenigen grond uit van het familielevende rechten der familie leden sproten voort uit geboorte en bloedverwantschapnoch door huwelijk, noch door emancipatie verloren de kinderen hunne na tuurlijke rechten. De vader kon zelfs niet naar verkiezing over zijn darmogen beschikkende Germaansche wet waarborgde den kin veren hun aanspraak op dc ouderlijke bezittingen. Zij waren rechtens Z. M. heeft benoemd, bij het wapen der infanterie, tot majoor, den kapitein op non-activiteit J. A. L. O. van der Moude, van het wapen; bij het 5e regement tot kapitein *3e kl., den In luitenant P. M. van der Meer Mohr, van het 4e Tegement. Door de onderofficiers-societeit Vaderland en Oranje werd Zondag avond in het lokaal Tivoli eene buitengewone vergadering gehouden, tevens afscheidsvoorstelliug der leden, die op 1 Mei a. s. wegens garnizoens verwisseling de socië teit moeten verlaten. Twee blijspelen, ieder in éen bedrijf, getiteld: Ren Hu- welijkscoup en Groote luiwerden onverbeterlijk opgevoerd; wooral wat de rollen aangaat van Trommel, Bartholomeui Ratelman en Randers in eerstgenoemd stuk en van Van Sabel, Brander eu Dorus in het laatste. Die heeren hebben zich de luide bijvalsbetuigingendie hun ten deel vielen, ten voile verdiend. Daarna werd door den president der sociëteit, den heer Courbois, een hartelijke afscheidsgroet gebracht aan de vertrek kende leden, en wel in de volgende bewoordingen Dames en Ileeren Bij deze gelegenheid acht ik het mijn plicht, om aan u allen eenige oogenblikken gehoor te verzoeken. De bevolen garnizoens verwisseling op 1 Mei a. s., verplaatst ook een gedeelte van het garnizoen alhier en is oorzaak dat de daarbij zich bevindende leden onze vereeniging moeten verlaten. Tot hen het woord. Het is nu een jaar geleden dat ook hier ter plaatse de vereeniging vergaderd was tot het houden harer le buitenge wone vergadering, in korte trekken werd toen het doel der ver eeniging door mij aangewezen, namelijk het bevorderen van on derlinge kennis, het aankweeken van lust voor het wetenschappe lijke, schoone en goede en het bevorderen van den krijgsmansgeest, vriendschap en verbroedering bij de verschillende wapens der land en zeemacht; in hoeverre het gelukt is aan dit programma te voldoenverdient eenige nadere toelichting, De welwillende medewerking onzer superieuren, maakte ons in vele zaken de taak gemakkelijk, dekennis onderling meen ik dat vrij wel als voldoende kan worden beschouwd, de lust voor het wetenschappelijke, schoone en goede vindt minder toegenegenheid dan men had mogen verwachten, het bevorderen van den krijgs mansgeest, vriendschap en verbroedering heelt daartegen veel, zeer veel gewonnende vroeger bestaande vooroordeelen en afgunst hebben geruimd, en de overtuiging plaats gevonden, dat wij zonen van hetzelfde vaderland, ieder in onzen stand, en bij elk wapen eervol en nuttig kunnen zijn, de bijeenkomsten leiden er toe, dat men niet meer aan het verschil van wapen denkt maar slechts zijn kameraad, zijn krijgsmakker, zijn vriend ziet, evenwel blijft hier in dit opzicht nog veel te verbeteren over, zijn er ook al tal van leden die getrouw ter vergadering opkomen, er zijn er nog te veel die daaromtrent eene onverschilligheid toonen, een onver schilligheid die te meer treft, omdat die leden blijken geven geen ander idéé in de vereeniging te zien dan het houden van buiten gewone vergaderingen, welke dan ook door hen trouw worden bijgewoond; dat die leden alzoo vreemd zijn aan het ware doel der vereeniging, behoeft geen verder betoog. Ongaarne zien de mecsten onzer daarom de ten uitvoerlegging der bevolen garnizoens verwisseling immers toch een tal van trouwe bezoekers der ver eeniging bevindt zich bij hen en juist deze zijn het die de kracht van onze vereeniging uitmaken, aan hen breng ik namens de onderofficieren der land- en zeemacht mijnen dank voor hetgeen zij gedurende het afgeloopen jaar voor onze vereeniging zijn ge weest, en hoop dat het hun ook, de in het midden der vereeniging doorgebrachte uren, tot eene aangename herdenking moge strek ken dat zij het bewustzijn moge medenemen, dat hier vriendschap en kameraadschappelijke broederliefde voor hen bestaat, dat zij hier krijgsmakkers achterlaten, waarop zij in hou en trouw, in gevaar en nood mogen rekenendat zij verzekert zijn dat hier gestreefd wordt om de leuze dei' vad'ren: «Eendracht maaktmacht" tot eene waarheid te maken, daar hij ons de overtuiging bestaat dat juist de eendracht onderling moet strekken tot het handhaven der vrijheid van het ons geliefde Nederland, eene vrijheid met stroomen bloeds en schatten gouds betaald, O moge de les van voor bijna tachtig jaren door ons ontvangen, toch tot nut strekken, toen onderlinge verdeeldheid onze vrijheid vernietigde, ons geliefd medebezitters van de goederen, die de vader niet zonder toestemming zijner erfgenamen mocht vervreemden. De kinderen konden zelfs nog bij het leven huns vaders een eigen vermogen verwerven en onafhankelijk daarover beschikken. Bij de Germanen stond de bloed verwantschap hooger dan het familieleven. De gehuwde vrouw kwam wel naar de wet onder de macht van den man, maar hare bloedverwanten zouden geene mishandelingen hebben toegelaten. De gewoonte, om aan de dochters bij haar echtverbindtenis een huwelijksgoed mede te geven, was een uitvloeisel der invoering van het Romeinsche recht. Vroeger was het bij alle Noorsche volken liet gebruik, dat de bruidegom de dochter van den vader kocht, waardoor deze van alle rechten op haar afstand deed. In het Oosten heerscht datzelfde gebruik nu nog. Bij ons is het, zoo als bekend is, meestal omgekeerd: de trouwlustige mannen koopen tegenwoordig de dochters niet meer van de vaders, maar trachten in de meeste gevallen zoo veel mogelijk een groot vermogen door het huwelijk te verwerven, zoodat het huwelijksgoed vaak als hoofdzaak wordt beschouwd. Toch valt niette ontkennen, dat de huwelijks- en erfenisverhou dingen bij de oude Germaansche volken nog niet in alle opzichten voor ons zijn opgehelderd. Wij lezen toch ook van voorbeelden, dat de vrouw een veel aanzienlijker huwelijksgoed medebracht dan de man, en dat hare rechten daarnaar werden geregeld. Overa echter was de vronw de onbeperkte heerscheres in het huisgezin. Daartegenover stond intusschen de slechte gewoonte, die nog heden hier en daar heerscht, maar bij de volkeren der oudheid algemeen was, namelijkdat de ouders zonder eenige beperking beschikten over hand en hart hunner dochters, en ofschoon deze bij het hu welijk natuurlijk het meeste belang hadden, haar daarbij niet in het minst raadpleegden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1873 | | pagina 2