NIEUWSTIJDINGEN. Bij de gewone rondvraag, zegt de heer de Breuk te hebben opgemerkt, dat het handhaven en do naleving der voorloopige ver ordening op den vischafslag, nog al te wenschen overlaat, en wenscht een meer definitieve regeling dezer aangelegenheid. De Voorzitter merkt op dat de indertijd ingevoerde verordening slechts een proefverordening is, om handelaars en visschers lang zamerhand aan bepalingen te gewennendat echter hunne be langen niet altijd dezelfde zijn, waardoor de bij hen ingewonnen inlichtingen nogal eens met elkander in strijd zijn, zoodat de tijd nog niet gekomen is voor een vaste verordening. Spreker geeft echter de verzekering, dat voortdurend zijne aandacht op bedoelde tak van nijverheid gevestigd is; terwijl inlichtingen der leden van den Raad hem altijd welkom zullen zijn: belovende zoo spoedig mogelijk een vaste regeling aan het oordeel van den Raad te zullen onderwerpen. Daarna wordt de vergadering gesloten. Helder, Nieuwediep, "Willemsoord, enz., 13 Juni 1873. Het stoomschip Java, van hiervia Suez, naar Batavia, kwam den lln dezer te Gibraltar aan met verlies vaneen •schroefblad. Naar wij vernemen, zullen ook van hier eenige gymnasten deelnemen aan het groot nationaal gymnastiekfeest, dat den 17n dezer te Utrecht zal gehouden worden. De vermoedelijke zeildag van het schroefstoomschip 4e kl. Bandakommandant de luitenant t/z. Ie kl" C. T. van Woelderen, is bepaald op Zondag den 15n dezer. Met het stoomschip Prins Hendrikdat aanstaanden Zaterdag naar Java vertrekt, zullen, behalve het bekende de tachement, niet minder dan 40 officieren de reis medemaken; het zijn al de officieren, die van het leger hier te lande bij het Indiesche leger gedurende twee jaren gedetacheerd worden. Zr. Ms. fregat met stoomvermogen Zeeland, kom mandant kapitein ter zee J. van Gogh, kwam den 9n dezer te Point-de-Galle aan, en zou spoedig weder van daar ver trekken, met bestemming naar Atchin. Aan boord was alles wel. Wij vernemen uit goede bron, dat' Z. K. II. Prins Hendrik der Nederlanden te PortSaïd een terrein aan de bassins heeft aangekocht, met het doel daarop een établis sement te vestigen ten behoeve van den Nederlandschen handel. Benoemd: tot Ie machinist bij de gouvern-marine J. P. Graat, laatstelijk die betrekking bekleed hebbende, onlangs van verlof uit Nederland teruggekeerd. Bij beschikking van den minister van marine van den lOu dezer is de adelborst 2e kl. bij het Kon. instituut voor de marine te Willemsoord A. M. W. Dupper, op verzoek uit de zeedienst ontslagen. Z. M. heeft den gepens. luitenant-generaal, laatst comm. van het leger in Nederlandsch-Indië, J. van Zwieten, her steld in activiteit als luit-generaal bij dat leger, en gesteld ter beschikking van den Gouverneur-Generaal van Ned.- Indië, ten einde met de leiding der eerlang tegen Atchin te hervatten militaire operatiën te worden belast, in hoeda nigheid van civiel Regeerirgs-commissaris en militair opper bevelhebber. Z. M. heeft in rang overgeplaatst bij het regement grenadiers en jagers den le luitenant van het 7e regement infanterie L. Wichers, en bij het leger in Nederlandsch- Indië gedetacheerd den ln luitenant adjudant A. Stokhuizen, mede van het 7e regement infanterie. De bemanning van Zr. Ms. schroefstoomschip Amboina gebeurtenis voor een toeken van zeer bijzondere voorvallen. Onachtzaam zag ik uit het venster mijner kamer naar het ge woel op de markt, toen uit de deur der herberg een man trad met een meisje aan den arm. Zij waren druk in gesprek en schenen een reiswagen te beschouwendie voor de deur stond. De liefelijke stem van liet meisje bekoorde mijen toen zij toevallig omkeek, zag ik een paar oogen vol liemelschc bevalligheid. »Het is recht verdrietig, vaderlief,1' zeide zij»er is wel niet veel gele gen aan de kleinigheden, die hij medenam, maar ons vertrouwen zoo te misbruiken, dat is schandelijk." »llct brengt mij werkelijk in verlegenheid," antwoordde de vader; »wij moeten spoedig weder vertrekken, en in dien korten tijd zal er bezwaarlijk iemand te vinden zijn, die ons zijne eerlijkheid kan waarborgen. En een bediende hebben wij toch noodig; men kan niet weten wat er gebeurt, als men soms dag en nacht op reis is." »0! voor mij zou het niet noodig zijn, Ik heb immers de kame nier te buis gelaten, om u in den wagen geen overlast aan te doen. Maar het zou toch niet kwaad zijn, dat gij den waard last gaaft, te vernemen, of er ook iemand is, die de reis met ons doen wil. Gij zult anders vele gemakken moeten ontberen." Verder vernam ik niets, want zij traden in huis, Die weinige woorden waren evenwel genoegzaam, om in mijne opgewonden hersenen een dol plan uit te broeden, dat mij ongetwijfeld, meende ik, geluk zou aanbrengen. Mijn hart klopte, cn ik beschouwde dat als ecne werking der eerste liefde, die mijn hart doorgloeide. Ik gevoelde mij onwederstaanhaar naar de jonge dame getrokken; ik hield mij overtuigd, dat haar lot met het mijne ineengeweven was. Hoe menigmaal had ik iets dergelijks met mijne tante gelezen: de trek des harten is de stem van het noodlot. Ik ging naar beneden cn hoorde in den gang, dat de waard bij den graat van IJ. geroepen werd. Toen liij terugkwam, verzocht ik hem om een paar woorden onder vier oogen. «Behoort de elegante reiswagen voor de deur aan den graaf van II?" vraagde ik, toen wij in een afgelegen kamer waren getreden. »Ja, mijnheer!" dat op morgen of Zondag van hier naar Oost-Indië ver trekt, bestaat, behalve de onderofficieren, uit koopvaardij matrozen, die voor den tijd van twee jaren zijn aange nomen. De luitenant ter zee 2e kl. M. J. P. Westveer, laast behoord gebbende tot de zeemacht in Oost-Indië en wegens langdurig verblijf aldaar den 4n dezer iu Nederland terug gekomen, wordt met dien datum op non-activiteit gesteld. Zr. Ms. stalen kanonneerboot no. 3 is den lOn Juni in dienst gesteld en het bevel daarover opgedragen aan den luitenant ter zee 2e kl. C. R. A. van Ossenbruggen. Deze bodem zal gedurende den zomer de bovenrivieren bezoeken. De heden ontvangen Javasche Couranten tot 6 Mei jl. bevatten de volgende berichten: Batavia. Volgens bij het legerbestuur van den opper bevelhebber der expeditie.' voor Atchin ontvangen opgaven onder dagteekening van 26 April jl. zijn, behalve de vroeger als zoodanig vermelde, de volgende officieren zwaar gewond: de kapitein Sepp, van het Nederlandsche leger, en de luitenant Kulm; licht gewond, doch op het ziekenschip: van Lier, Lauer, Kielstra, luitenant van Daalen, de Seurler, de Bordes; schampschoten kregenPordon, Visser, van Schendel, Auijer, luitenant Nix, Botter, Balluseck, van Schaïk, Bolten, Blanken, Hasselaar, Ramaer, die echter allen weder dienst doen. Met de vroeger vermelden is het aantal gewonde officiereu alzoo 25. Van die vroeger gemeldcn werd de luitenant Wilcken ge ëvacueerd, de overste van Th iel bleef dienst doen; terwijl de kapitein Nix sedert 25 April weer dienst deed. De kapt. Luymes en de luitenant Eichholtz gingen over op het zie kenschip. Het totaal gekwetsten van de landmacht bedraagt 415, waaronder echter ook zij begrepen zijn, die reeds weder dienst doen. De algemeene gezondheidstoestand der troepen was zeer bevredigend. Men schrijft ran Texel 11 Juni. Gisteren arriveerde alhier een 4-tal kanonneerbooten, benevens eenige stoombar- kassen, sloepen enz. ten einde gedurende eenigen tijd proe ven met torpedo's langs onze kust te nemen. Een onge wone drukte heerscht daardoor des daags aan de havenen, wat voor de ingezetenen minder pleizierig is, 's nachts in het dorp. Intusschen blijkt nu meer dan ooit, dat onze haven veel te klein wordt, daar laden, lossen en behoorlijk vastmeeren der vaartuigen de schipperij groote 'moeite en gedurige onrust baart. Men schrijft uit Schagen, 10 Juni. De raad dezer ge meente heeft goedgevonden aan den genees- heel- en verlos kundige, den heer S. de Boer, toe te kennen een gratifikatie over het jaar 1873 van f40, voor het kosteloos inenten ingevolge art. 18 der wet op de besmettelijke ziekten. Vrijdag is de turfpraam van H. J. Smit, van Hoo- geveen, door den hevigen storm lek geslagen en achter de kribben bij het Keteldiep gezonken. De opvarenden zijn gered. Men hoopt het vaartuig, dat niet geladen was, te kunnen lichten. De stroopfabriek van de hli. Meihuizen, Boon Co. te Veendam is Zaterdag uitgebrand. Gelukkig was de wind zoo, dat belendende perceelen gevrijwaard bleven, anders waren de gevolgen niet te overzien geweest. Naar men verneemt, zullen de vestingwerken te Muiden aanmerkelijk uitgebreid eu naar de eischen des tijds ver- Gaf hij u zoo even niet den last, om zoo mogelijk een bediende te huren, die dadelijk verder met hem reizen kan?" »Zoo is het; maar ik begrijp echter niet, »Om liet even! Wilt gij mij aan liem als bediende voorstellen »U, mijnbeer?" »Ja, mij. Ik ben in reisgewaad: dit zal geen verdenking geven, dat ik tot een hoogeren stand behoor. Gij kunt hem in ieder geval zeggen, dat ik de zoon van een arm burger hen, die een weinig de wereld zien wil." «Bedenk, mijnheer, welke verantwoordelijkheid ik daardoor op mij zou nemen. Ik twijfel wel niet aan de braafheid uwer bedoe lingen maar Daar ik juist mijn brieventasch opende, liet ik hem een blik slaan op verscheidene banknoten van hooge waarde, hetgeen de werking niet miste. «Gij ziet dus," ging ik voort, dat de graaf niet te vreezen heelt, dat ik hem om dezelfde reden als de vorige bediende zal misleiden. Maar ik ken de jonge gravin reeds lang." Daarvan was nu wel geen woord waar, maar ik moest toch iets zeggen. «Ik versta u", antwoordde de waard, doch mat mij daarbij met een vrij onbeschaamden blikmisschien kwam ik hem wat te jong en te dwaas voor. «Gij moet evenwel een weinig geduld hebben; het zou verdenking baren, als ik, na pas zwarigheid te hebben gemaakt, nu zoo plotseling niet een bediende voor den dag kwam. Wij moeten eenige uren laten verloopen. De graaf wil bovendien, eerst tegen den avond vertrekken. Ik zal u na liet diner voorstellen, maar gij moet u niet vooraf laten zien." Om den graaf niet vooruit te ontmoeten, moest ïlc dus mijne kamer houden, en hield mij intusschen bezig met de aangename schoon gekleurde tooneelen, die mij onder den sluier de& gelieims te wachten stonden. Mijn koetsier bad ik vooruitgezonden en licm gelast, mijn kofier in de stad af te geven, ingeval ik liem met mocht inhalen. Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1873 | | pagina 2