HELDERSCHE COURANT
21 Juni.
Jlieutns- en
Zaterdag
<flÖüertentte--6fnÖ.
Dertiende Jaargang.
1875.
Drie dagen uit mijn leven.
M 1261.
Verschijnt DINSDAG- en VKIJDAG-AVOND.
Abonnementsprijs voor 3 maanden 0.50
Franco per post n 0.65
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en
Postdirecteuren. Brieven franco.
De prijs der Advertenties van 1—4 regels is 60
Centen; voor eiken regel meer 15 Ceuten.
Voordes Dinsdags en Vrijdags middags 12 uur gelieve
men de Advertentiën intezenden.
Ingezonden stukken minstens éen dag vroeger.
Uitgever S. G I LT J E S.
©fflnccï gcöcrite.
POLITIE.
Dezer dagen op de publieke straat gevonden. Eene JAS.
De rechtmatige eigenaar kan zich ter terugbekoming aan
melden ten Burele van den ondergeteekende.
Helder, 20 Juni '73. De Commissaris van Politie
A. C. BOONZAJER.
ügict-offictëd gebreltc.
NIEUWSTIJDINGEN.
Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz., 20 Juni 1873.
Het stoomschip Conraclkapt, Graadt van Roggen, van
de stoomvaartmaatschappij //Nederland,1' zal reeds in de eerste
helft van Juli weer naar Java vertrekken. Hiermede zal een
detachement van 400 man suppletietroepen verzonden wordeD,
benevens een groote hoeveelheid ammunitie,
Zr. Ms schroefstoomschip Schouwen kwam den 14n
dezer te Aden aan. Aan boord was alles wel,
Het stoomschip Prins van Oranje is den 16n dezer
te Suez aangekomen en ten II ure het kanaal ingegaan.
Het kwain den 18 dezer te Port-Saïd aan en zou den
19n 's avonds van daar naar hier vertrekken.
Zr. Ms. sch roefstoomschep en Amboina en Panda kwa
men den 17n dezer te Falmouth aan, en zouden dien zelfden
Ee'üïi.t.eton.
(Slot)
Eindelijk ging het verder, liet dek, dat mij reeds zooveel ver
driet had veroorzaakt, hielp mij nu ook niet meer, want hot was
•doornat en zoo zwaar als lood geworden. Ik rilde dus in mijne
natte kleederen den ganschcn nacht door. Slapen kon ik niet
meer ik had dus tijds genoeg mijn tegenwoordigen toestand te
vergelijken met hetgeen die zou geweest zijn, indien ik mijne be
stemming niet veranderd had. Mijne geestdrift was vrij wat be
koeld het uitzicht op een aanstaand geluk stond met al zijn ver
blindende kleuren voor mijn geest in een soort van schemering
•de hoop op de toekomst werd hoe langer hoe minder levendig. Ik
weet niet, of ik in dien toestand voor een warme kamer en een
goed bed niet alle hoop in eens hadde laten varen, daar ik van
•de zijde mijner geliefde nog niet de minste aanmoediging bad on
dervonden. Wanneer de bonte vlindervleugels der verbeelding zich
moede hebben gefladderd en vermoeid nederzinken, hebben zij de
pracht der kleuren reeds afgeschud wel herleeft zij opnieuw, even
nis sympathetisch schrift bij de kachel, maar toch steeds zwakker
en zwakker, tot ze eindelijk geheel verdooft.
Met liet aanbreken van den dag bereikten wij eindelijk eene
stad, waarin de graaf een dag en een nacht van de reis wilde
uitrusten. Hij had mijne onhandigheid van den voorgaanden nacht
blijkbaar reeds lang vergeten, omdat zij voor zijn dochter verder
geen nadeelige gevolgen had gehad, en toen hij hij het uitstijgen
den treurigen toestand mijner garderobe opmerkte, was het eerste,
dat hij met mij in een kleedermagazijn ging en een schoone li
vrei voor mij kocht. De vorige bediende had de zijne zeker me
degenomen, daar de prachtlievende graaf eerst thans daaraan
dacht. Den gcheelen voormiddag had ik met de klGedingstukken
van den graaf genoeg te doen; bij mijne onbekendheid met dat
werk, wilde het mij maar volstrekt niet gelukken, ze volkomen
schoon te maken.
Zoo kwam dc middag, zonder dat ik eens den graaf of zijne
dochter gezien had, dio ondertussclien de merkwaardigheden dei-
stad bezichtigden. De snel opgeschoten, maar thans bijna verdroogde
plant mijner jonge liefde, had weder eenig voedsel bekomen door
het uitzicht, op do bediening aan het middagmaal, en zij biocide
nu weer lustig voort. Eindelijk sloeg het lang gewenschte uur, en
«de bediende dekte de tafel. Mijn meester en mijne meesteres tra
den spoedig in de kamer, en wie beschrijft mijne verrukking, toen
zich de jonge gravin tot mij wondde, en zich door mij den man
dag weder van daar vertrekken, tot voortzetting der reis
naar Oost-Indiè". Aan boord was alles wel.
Z. M. heeft 1°. aan den magazijnmeester bij de di
rectie der Marine te Amsterdam G. B. Einwachter Bilheimer,
met den laatsten dezerter zake van langdurige dienst en
den bij de wet gevorderden leeftijd, een eervol ontslag uit
zijn betrekking verleend, onder behoud van zijn aanspraak
op pensioen zooals de wettelijke voorschriften hem dit na
der zullen toekennen; 2°. met den ln Juli aanst. aangesteld
tot magazijnm. bij de directie der Marine aldaar J. J. A.
Bedloo de Bronovomagazijnm. bij de directie der Marine
alhier; 3°. den luitenant ter zee le kl. G. W. C. Voorduin,
op zijn verzoek, ter zake van ongeschiktheid voor de mili
taire dienstten gevolge van in en door de dienst ontstane
lichaamsgebreken, met 1 Juli aanst. pensioen verleend met
toekenning van den titulairen rang van kapt.-luit. ter zee, en
onder genot van een jaarlijksch pensioen van f 1100; en
4°. aan genoemden gepensioneerden zee-officier met 1 Juli
aanst. tijdelijk opgedragen de functiën van magazijnm. bij de
directie der Marine alhier.
De luit. ter zee 2e kl. H. E. Verheggen, laatst be
hoord hebbende tot het eskader in Oost-Indië, en vandaar
den lla dezer in Nederland teruggekeerd, wordt met dat
tijdstip op non-activiteit gesteld.
De luitenants ter zee 2e kl. W. J. H. de Kanter en
J. C. Commijs, de eerste dienende aan boord van Zr. M.
wachtschip alhieren de tweede als le officier aan boord van
Zr. Ms. monitor Krokodil, worden met den ln Juli daar-
tel van den schouder liet nemen. Zij scheen, wel is waar, den
blik vol uitdrukking niet te bemerken, dien ik op 'haar wierp, toen
zij zich omkeerde, en die haar mijnen dank-moest toonen voor
dat teeken van haro genegenheid want daarvoor hield ik het
maar de graaf had haar immers steeds in het oog, en ik zag het
toch duidelijk, hoe haar blik in het geheim mij voorbijzwcefde,
toen de graaf mijn opgewonden gelaat bemerkte, en mij vraagde,
of ik niet wél was. Niet wélIk was zóózeer buiten mijzelve
van vreugde, dat ik haar vooi'komen ongestoord, en voor de eerste
maal in zorgvuldigen eleganten opschik kon bewonderen, dat ik
den graaf een glas wijn op zijn vest goot. Ik werd duchtig ge
scholden, en slechts mijn dringend smeeken'en het verzoek zijner
dochter, haalden hem over, zich verder aan tafel van mij te laten
bedienen. O, die engelachtige zielZij durfde wel niet met mij
spreken, mij niet eens aanzien; maar het deed haar toch goed,
mij in hare nabijheid te hebben; wie weet, hoe spoedig zij
zich aan de voeten van haren vader werpt, en hem zoolang vleit,
tot de graaf mij als zijn schoonzoon in de armen sluit. Zoo dacht
ik toen; nu zio ik wel in, dat het slechts dat medelijden was, het
welk goedhartige vrouwen gewoonlijk aandrijft diegenen te ver
dedigen, die niet hij machte zijn het zclven te doen.
Na de tafel verwijderde zicli de graaf, om een middagslaapje te
nemen. Ik dachtnu is het tijd haar vergiffenis te vragen voor
mijne vrijpostigheiddoch juist kwam een bediende binnen en
bracht haar een brief. Zij brak hem snel open, terwijl de ijver
zucht mij verteerde. Haar gelaat drukte geen bijzondere vreugde
uit, toen zij hem gelezen had, cn dat troostte mij weder. Schie
lijk stond zij op cn toen zij mij voorbij naar hare kamer ging,
fluisterde zij als in zich zelve«dus morgen eerst zal ik geluk
kig zijn."
Nu, dat Avas toch duidelijk. «Morgen dus" dit zeide zij im
mers met voordacht, toen zij mij voorbijzwcefde. «Morgen dus
bloeit uw geluk, dat tot lieden nog nauwelijks ontloken is."Ik
begreep het wel niet recht, daar op do reis stellig minder gele
genheid was dan hier; doch dat moest zij toch beter weten dan ik.
De dag verliep, zonder dat het mij vergund was baar alleen te
zien en te spreken. Ik kon van vreugde nauwelijks inslapen, hoe
vermoeid ik nog was van den vorigen nacht; de zoetste droomen
omzweefden mijne legerstede.
Toen ik den volgenden morgen vroeg den graaf en zijne doch
ter in het rijtuig hielp, kon ik mij niet weerhouden dc jonge gra
vin in het oor te fluisteren«dus liedenZij zag mij verwon
derd aan maar haar vader moet het toch gezien hebben, zonder
dat ik het bemerkte, waut zij zeide tot hem, als verwonderd over
mijne vrijpostigheid«Dat mcnscli spreekt en handelt, alsof bij
droomtO, hoe slim zijn toch dc vrouwen, als het er op aan-