HELDERSGHE COURANT. Jïieuros* en 0 flöoertentie-öfttö. Zaterdag 9 Augustus. M 1275. Dertiende Jaargang. 1875. Officieel gedeelte. Vergadering Gemeenteraad van Texel. 33iet-officiëel gedeelte. De kwestie van den dag, Verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND. Abonnementsprijs voor 8 maanden 0.50 Franco per post 0.65 Men abonneert zieh bij alle Boekhandelaren en Roitdirectearen. Brieven franco. De prijs der Advertentien van 14 regels is 60 Centen; voor eiken regel meer 15 Centen. Voordes Dinsdags en Vrijdags middags 12 uur gelieve men de Advertentiën intezenden. Ingezonden stukken minstens een dag vroeger. Uitgever S. G I L T J E S. POLITIE. Dezer dagen op het terrein van den Heer DE GROOT gevonden een BRIL met BRILLENHUIS. De regtmatige eigenaar kan zich ter terugbekoming aanmelden ten burele van den ondergeteekende. Helder, 8 Aug. '73. De Commissaris van Politie, A. C. BOONZAJER. VRIJDAG 15 AUGUSTUS a. s. PUNTEN VAN BEHANDELING: Ingekomen stukken. Vaststelling gemeente-rekening dienst 1S72. peiiöeming lid Plaatselijke Schoolcommissie. Onderzoek gelööFsbrieven nieuw benoemde leden. De Burgemeester D. C. L O M A N. in. ïn ónze 'twee voorgaande artikelen hebben wij betoogd, dat, naar ons gevoelen, het tegenwoordige bewind niet behoort af te treden. Niét éene der anti-liberale partijen zou in staat zijn de regeering in handen te némen, en een kabinet, waarin alle vertegenwoordigd zouden worden, komt ons onmogelijk voor. Maar de liberalen kunnen nu ook niet meer regeeren, zegt men. Zij zijn onderling te verdeeld, en zelfs vereenigd, maken zij weinig méér uit dan de 'helft der kamer. Denkt men verder aan die libei&Ién, dié wij-hiervoor onder de vijanden van het liberalisme hebben moeten rangschikken, en waarop dus weinig te rekenen valt, dan is van een liberaal bewind weinig te wachten. Treurige toestand voorwaar in een klein land, dat zulk eene gröóte behoéft'e "heeft aan eendracht, teneinde zijn onalhankelijkheid te behouden! De liberalen kunnen niet regeeren; de anti-liberalen kunnen het nog minderen eene gemengde regeering is onmoge lijk. Hét is geen bewijs van energie, wanneer de menseh zich door het qu'en dir'a-t-on laat besturen, dat hier zoo veel zou be- teckenen, als: »wat moeten onze naburen wel van ons zeggen?" Maar prettig vinden wij het toch niet, dat zij met een medelijdend schouderophalen óp die kibbelende Nederlanders beginnen neder te zien, Vooral, omdat wij moeten bekennen, dat zij niet geheel ongelijk hebben, én meer nog, omdat die geringschatting in zekere omstandigheden wel eens wat anders tengevolge konde hebben. Maar is Nederland dan niet liberaal? Wij gelooven het wel, maar hét is bij allen niét het zuivere liberalisme. Bij velen is het niets dan eèn mantel, dien men omslaat of aan den kapstok hangt, naar mate van den wind, die er waait. Anderen noemen zich wel gaarne libéraal, maar blijven inwendig even bekrompen conserva tief als sommige burgemeesters dér 17de én 18de eeuw. Doch ook buiten Vlezen -zijn er onder de liberalen nog een aantal, die de rechte opvatting van het liberalisme missen. Nederland is dus wél liberaal, maar het liberalisme mist een vast punt van vereeniging. De liberalen mogen in enkele, zij het ook in vele opzichten van denkwijze verschillen, zij behooren toch éen beginsel als hoogere eenheid te bezitten. Juist daarin vinden de clericale partijen hunne krachtiilSar "hét is, als öf de liberalen 'daarvoor blind zijn. Wat mén oök zegge,de'Nederlanders zijn niet meer conservatief, al- thahs wat de overgroote meerderheid betreft; doch een libera lisme, zoo als het-zich in de laatste tijden heeft geopenbaard, is zeer weinig geschikt, om algemeen ingang te vinden, maar zou tot reactie, dat istot achteruitgang leiden en ons bij den tegen woordig overal heerséhendén geest belachelijk maken. Het liberalisme moet dus gezuiverd worden en-een vast beginsel aannemen, dat door alle fractiën wordt erkend. Als dat niet ge schiedt zal het een wankelend bestaan voortslepen tot zoo lang de een "of andere cataströphe tót een nauwe vereeniging dwingt. "Wordt eèn ongesteldheid 'verwaarloosd, dan is vaak een hevige ziekte noodig, om het kwaad weg te "nemen. Is het dan. niet ver standiger de oorzaken bij tijds te bestrijden? Met onzen politie- ken toestand-is dit thans ook hét ;'geval. Maar hoe? Niet door het liberale bewind -door een ander te vervangenmaar .naar ons oordeel zal eèn'beroep op de kiezers het eenige middel blijken te zijn. Dus een kamerontbinding? De Middelb. Ct. keurt dat middel sterk af. Het zou eigenlijk (volgens dat blad) zijn»wij willen aanblijven, de Kamer wil ons niet ondersteunen, de natie kieze tusschen ons." Zij zegt verder: «ontbinding is alleen geoorloofd, zoo er over een gewichtig begin sel verschil tusschen Regeering en Kamer bestaat. Dat is nu niet het geval. Ontbinding is ook geoorloofd, indien er met grond aan getwijfeld kan worden, of de Kamer de natie wel recht vertegen woordigt. Die twijfel kan moeielijk bestaan, omdat nagenoeg alle afgevaardigden herkozen zijn. De liberalen zouden bij de nieuwe verkiezingen waarschijnlijk niet winnen. Het worde nimmer met grond van hen gezegd, dat zij, om hunne positie te redden, het land in rep en roer hebben gebracht." Wij kunnen ons met die redeneering niet geheel vereenigen wij willen er een paar woorden van zeggen. Vooreerst achten wij het niet altijd zeker, dat eene kamerontbinding bewijst, dat de ministers willen aanblijvenmaar al ware dit het geval, dan zou dit nog niet altijd berispelijk zijn. Wij nemen alleen den huidi- gen toestand. Wanneer de ministers even als wij overtuigd zijn dat geen ander kabinet hen kan vervangen, zonder de belangen van liet vaderland te schaden, dan zou hun aftreden onverant woordelijk zijn, tenzij de stem des volks doe blijken, dat het niet meer van hen wil gediend zijn. Wij stellen ons natuurlijk minis ters voor, die het belang van het vaderland boven het hunne stel len, en vleien ons nag altijd met de hoop, dat de uitzonderingen zeldzaam mogen zijn. Wij willen echter over dit verschil van op vatting niet twistende motieven evenwel, die volgens de Midd. Ct. eene kamerontbinding kunnen wettigen, zijn onze aandacht meer waardig. Ontbinding is alleen geoorloofd zoo er over-een gewichtig begin sel verschil tusschen Regeering en Kamer bestaat. liet woord alleen dient men in het lezen wel over te slaan, want de M. Ct. laat immers onmiddelijk zelve een tweede geval volgen. Het komt ons intusschen voor, dat de kamer zóo overvloedig heeft getoond in de laatste tijden in beginsel met de Regeering te ver schillen, dat wij niet recht begrijpen, hoe dat blad kan laten vol gen, dat »dit nu het geval niet is." Wij willen dit echter liever aan het oordeel der ministers zeiven overlaten. Het tweede geval zou zijnindien er met grond aan getwijfeld kan worden, of de kamer de natie wel recht vertegenwoordigt. Hier komen wij aan een hoogst moeielijk geval. Op welke gronden zal men hier een oordeel vellen Op hetgeen de Kamer doeten of zij veel of weinig tot stand brengt? Op de redevoeringen dei- volksvertegenwoordigers? Op de taal der dagbladen? Doch van welke? Of staat dit enkel ter beslissing der ministers? Men ziet terstond indat daarover de gevoelens bij het volk even verschillend zullen zijn, als bij de dagbladen; de laatste vooral zouden er heele kolommen mede kunnen vullen. De laatste ontbindingen hadden immers ook hare voor- en tegenstanders. Wij houden ons bepaald overtuigddat de Kamer de natie niet recht vertegenwoordigt. Reeds meermalen hebben wij den wensch geuit, dat er nieuw bloed in gebracht mocht worden. Het oude te verwerpen, alléén omdat het oud isachten wij een dwaasheid; maar het oude behouden, zelfs waar het afgeleefd isnoemen wij nog veel grooter dwaasheid. Dat bij de laatste verkiezingen nagenoeg alle afgevaardigden herkozen zijn, bewijst nog geenszins, dat de Kamer de natie recht vertegen woordigt; en als wij luisteren naar de alom opgaande klachten over het tij d verbeu zelenkibbelen en het toevoegen van vrij onparlementaire bitterheden aan de regeeringdan worden wij ten volle overtuigd, dat het tweede motief voor eene ontbinding niet verre te zoeken zou zijn. Wij noemen, enkel de redevoeringen en brieven van Jonckbloet en de oordeelvellingen in het district, zelf dat hij vertegenwoordigt. Wij zouden dus, in strijd met de M. Ct. de regeering volkomen gerechtigd achten tot eene Kamerontbinding over te gaan. Een andere vraag is het: óf zij reeds nu wenschelijk zoude zijn; en dat igelooven wij niet. Wij gelooven met vele anderen, dat de regeei-mg na de opening der Kamers zoo spoedig mogelijk eene beginselkwestie behoort te stellenwelke het ware liberalisme bepaald kenmerkt. Het moge dan blijken, in hoeverre zij met deze Kamer regeeren kan. Gaat het nu daarmede als met de wet op de plaatsvervanging en andere wetten en wetjes, welnuDat zij dan een beroep doe op de natieHet moge dan blijken, hoe deze geregeerd wil worden; maar de regeering zal zichzelven dan niet te verwijten hebben, dat zij »om hare positie te behouden het land in rep en roer heeft gebracht." Zij heeft dan gedaan, wat zij konde doen, en is gedechargeerd. Maar welke kwestie? vraagt men wellicht. Wij achten ons niet geroepen daarover :een oordeel uit te spreken. Het is eene zaak, die alleen het kabinet beslissen kan; het komt ons zelfs minder kiesch voor, daarin vooruit te loopen. Dat ze echter moeielijk to vinden zou zijn, gelooven wij niet

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1873 | | pagina 1