HELDERSCHE CflüRART.
JTifttniS' en <ftDöerfentie--6faÖ.
Woensdag
10 September.
Jtë 1284.
Dertiende Jaargang.
(Djficicel gedeelte.
Bekendmaking.
Uiet-ojfictëel gedeelte.
De Militiens.
NIEUWSTIJDINGEN.
1873.
Verschijnt DINSDAG- en VRIJ DAG-AVOND.
Abonnementsprijs voor 3 maanden 0.50
Franco per post 0.65
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en
Postdirecteuren. Brieven franco.
De prijs der Advebtejstien van 14 regels is 60
Centen; voor eiken regel meer 15 Centen.
Voordes Dinsdags en Vrijdags middags 12 uur gelieve
men de Advertentiën intezenden.
Ingezonden stukken minstens een dag vroeger.
GIL T JES.
De Burgemeester der gemeente Helder, brengt ter voorkoming
van ongelukken ter openbare kennis, dat op een der dagen van
de volgende week, bij gunstige gelegenheid, door de bemanning
van Zr. Ms. Raderstoomschip -oValkop het zeestrand bewesten
Kaaphoofd, eenige exercitieworpen met de mortier van 12 cM.
zullen worden gedaan.
Helder, 6 September 1873.
De Burgemeester voornoemd,
STAKMAN BOSSE.
Onze maatschappij houdt er nog altijcl een aantal stiefkinderen
op na. Wij nemen hier dat woord in den ongunstigen zin, dien
men daaraan wij willen hopen vaak ten onrechte gewoon
is te verhinden. In den regel toch beteekent het woord stiefmoe
derlijk niet anders dan onrechtvaardig, hardvochtig, partijdig, en
zóo al meer. Wij willen niet ontkennen, dat die opvatting voor
menige stiefmoeder zeer beleedigend en onbillijk ismaar er zijn
meer zulke woordenh. v.schoolmeester is bijna synoniem met
verwaand, pedant wezen, en toch kennen wij menig onderwijzer,
die aan dat euvel veel minder mank gaat, dan zij die hem daarvan
beschuldigen. Men behoeft zich zoo iets niet aan te trekken, wan
neer men zich zeiven bewust is, zulke verwijten niet te verdienen.
Onder die zoogenaamde stiefkinderen onzer maatschappij reke
nen wij intusschen ook de militiens, en wij schromen niet dit een
veel schandelijker kwaad te noemen, dan de ergste stiefmoeder kan
plegen. Zij toch, die geroepen worden, de veiligheid, de onafhan
kelijkheid van ons vaderland te beschermen, misschien zelfs daar
voor hun gezondheid, hun leven op te offeren, verdienen toch wel
te genieten, wat'de minste werkman, zelfs de bedelaar, ja wij
schamen ons bijna liet neder te schrijven wat de misdadiger,
wien de gevangenis tot verblijf is aangewezen, ruimschoots geniet:
licht, lucht en behoorlijke voeding. Maar wie, die het kazerne
leven kent, zou durven beweren, dat dit het geval is
Zoo als bekend is worden de militiens, na gedurende omstreeks
een jaar in dienst te zijn geweest, huiswaarts gezonden, en later
nog een maand opgeroepen, om nog eens repetitie te houden van
het geleerde. Wij willen die methode thans niet beoordeelen. De
N. Rott. Ct. deelt een brief mede van zulk een opgeroepen mili-
tien, die zeer lezenswaardig is, doch waarvan wij alleen het slot
willen overnemen.
»Mijne soldij bedraagt niet veel, daar ik dadelijk na mijn aan
komst aan korting werd onderworpen, niettegenstaande ik geen
enkel stuk nieuwe kleeding ontvangen heb, en van die 4 cents per
dag, welke ik in handen krijg, moetik nog poetsgoed, zeep, garen,
kleine reparatiën, enz.bekostigenu zult het mij daarom niet
kwalijk nemen, dat ik dezen brief aan u niet heb gefrankeerd.
»Over de veelvuldige en moeielijke diensten wil ik niet klagen
wij zijn er allen van overtuigd, dat wij niet een maand onder de
wapenen geroepen zijn, om niets te doen: niemand onzer pruttelt
daar ook tegenmaar 's morgens 6 ure met pak en zak te moeten
marcheeren, nat t'huis te komen, zich niet eens te' kunnen ver-
schoonen, 's middags aardappelen met een watersausje te eten te
krijgen, geen cent op zak voor eene kleine versnapering en 's nachts
onder een dunne deken, onder tochtige ramen te moeten slapen,
dat maakt de dienst ondragelijk, en daarom zien wij met verlangen
den tijd te gemoet, dat wij met groot verlof naar huis terugkeeren.
Het is dus niet te verwonderen, dat niemand maar een halven
dag langer vrijwillig onder de wapenen wil blijven, dan hij moet,
al worden ons nog zulke mooie beloften gedaan om te blijven."
»Wat zoude het toch wenschelijk zijn, dat de zoons van de rijke
lui ook eens, even als wij, hun militaire plichten jegens het vader
land persoonlijk moesten vervullen; misschien zoude er een heele
boel veranderd worden, en zou men zich dan misschien aan het
lot van den militien, die zeker niet voor zijn pleizier dient, iets
gelegen laten liggen."
Hebben we te veel gezegd, toen wij de militiens tot de stief kin
deren rekenden, in den ongunstigsten zin des woords? En dat
zijn nu jonge lieden, die men uit hunne carrière rukt, die vaak
niet de minste roeping gevoelen voor het militaire leven; en niet
alleen dezulken, die tot de geringste standen belmoren, maar ook
jongelieden, die in niets beneden de hoogere standen staan, dan
alleenomdat zij minder geld hebben. Op zulk een inrichting mag
ons land wel trotsch zijn.
Maar het vaderland moet toch in tijd van nood kunnen verde-.
digd worden, zegt men, en zonder soldaten is dat onmogelijk.
Zeer juistwij hebben dat meermalen gezegdmaar als dan die
verdedigers onmisbaar zijn, waarom hen dan zoo stiefmoederlijk
behandeld? Terwijl de mëfer gegoede, hij moge een Stieltjes of
een eenvoudige boer zijn, door zijn geld zijn zoontje te huis houdt,
waarom dan den onbemiddelden, doch misschien meer verdienste
lijken jongeling aan een gedwongen toestand onderworpen, die in
menig opzicht, slechter is, dan die van den dief, welke de gevan
genis bewoont? Is dat billijk? Is datNedeilandschehumaniteit
Wij zouden bitter worden, maar wij schamen ons daarvoor niet.
Wij hebben vroeger onbewimpeld ons gevoelen gezegd over de.
verwerping van liet beginsel der wet op de plaatsvervanging, en
wij blijven die verwerping een daad noemen, waarvoor wij allerlei
motieven kunnen bedenken, behalvevaderlandsliefdeboven eigen
belang. Wij hebben de moeite genomen de debatten daarover te
herlezendoch zoo als wij meermalen hebben betoogd, liet beginsel
dier wet te verwerpen, achten wij onverantwoordelijk, en wel vooral
voor zoogenaamde specialiteiten op militair gebied als de heeren
Stieltjes en Storm van 's Gravesande. Van hen vooral hadden wij
iets anders verwacht: en wij moeten bekennen dat hunne taal ons
aan eene radicale verbetering onzer defensie doet wanhopen.
Beide heeren komen daarin overeen, dat het kazerneleven slecht
is, en niet in het minst geschikt om een goed militair te vormen.
Alleen daaromzegt de heer Stieltjes, heeft hij zijn zoon laten rempla-
ceeren. De heer Storm zegt»Ik geef mijne toestemming tot de
afschaffing der plaatsvervanging niet, zoolang de kazernen niet zeer
veel beter zijn dan nu."
Of die heide heeren nu ooit, in liunnc militaire loophaan, iets
hebben gedaan, om het kazerneleven te verbeteren, weten wij niet
maar, het is zeker een gevolg van onze onkunde, indien wij niet
begrijpen, dat dit het motief kon zijn, om het genoemde beginsel niet
aan te nemen. Daaruit zou moeten afgeleid worden, dat het ka
zerneleven niet verbeterd kan wordenmaar dat nemen wij volstrekt
niet aan, vóórdat die heeren ons daarvoor meerdere bewijzen geven.
Wij zijn integendeel overtuigd, dat het kazerneleven zonder eeni-
gen twijfel heter zal worden, indien de plaatsvervangers en num-
merverwisselaars verdwijnen wij hebben dat reeds vroeger betoogd,
Dat de heer Stieltjes zijn militaire opleiding buiten de kazerne heeft
genoten, bewijst niets, dan dat hij misschien heter over de zaak
zou kunnen oordeelen, indien dat binnen de kazerne ware geschied.
Wat verder zijn wensch betreft, dat het een algemeene maatregel
mocht worden buiten de kazerne te wonen, dit getuigt óf' van een
beginsel, dat wij liever niet willen kwalificeer en, dewijl het alleen
zou kunnen toegepast worden op jongelieden uit garnizoensplaat
sen, en dus tegenover die van liet platteland een onbillijkheid zou
zijn, óf het bewijst weinig doorzicht. In ieder geval is liet onuit-*
voerbaar en verdient dus geen verdere heredeneering. In dat opzicht
kunnen wij ons beter vereenigen met het gevoelen van den lieer
Storm: dat de kazernen moeten verbeterd worden. Maar waarom
is die zaak dan niet reeds lang met kracht aangepakt? Begrijpen
die heeren dan niet, dat liet ons, cenvoudigen burgers, tocli vreemd
moet voorkomen, hen de rem Maranten wet te hooren afstemmen,
omdat zij beiden het kazerneleven afkeuren, dat toch in ieder geval
verbeterd kondë worden, indien men wilde? En zal men zich nog
niet meer verwonderen, dat een hunner, die alleen daarom zijn
zoon heeft laten remplaceeren, liever dan die wet aan te nemen,
den wensch uit, het buiten de kazerne wonen als regel testellen,
op gevaar af, van in geval van nood geen tijdig gebruik van do
militaire macht te kunnen maken
Wij willen dus volgaarne erkennen, de beide heeren niet te be-.
grijpen, te meer omdat zij zoo tamelijk met elkander in strijd zijn.
Doch zij mogen het ons dan ook ten goede houden, dat wij hij
onze overtuiging persisteeren dat remplaganten en numinerverwis-r
selaars schadelijke elementen zijn, waardoor de defensie inliet al
gemeen, en het lot der militiens in het bijzonder zeer worden be-r
nadeeld.
Misschien komen wij nog eens op die zaak terug.
Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz. 9 September 1873.
Het stoomschip Prins Hendrikkapt. Oort, is Don
derdag ochtend ten 9 ure van Batavia naar hier vertrokken
met volle lading en een aantal passagiers, benevens 74 sol
daten.