HELDERSCHE COURANT VOORHEEN GENAAMD 'T VLIEGEND BLAADJE Nieuwsblad voor Helder, Koegras, Texel, Wieringen en Anna Paulowna No. 4311 DONDERDAG 14 MEI 1914 42e JAARGANG Abonnement per 3 mnd. 65 cL, franco per post 90 ct, Buitenland f 1.90 Zondagsblad 37i 45 „0.75 Modeblad 65 75 „1.00 Voor het Buitenland bij vooruitbetaling - Losse nummers der Courant 2 ct. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag UITGEVER: C. DE BOER Jr. - HELDER Bureau: Koningstraat 29 - Interc. Telefoon 50 Advertentiën van 1 tot 4 regels (bij vooruitbet) 30 cent. Elke regel meer 6 ct Ingezonden mededeelingen van 1 tot 4 regels 75 cent Elke regel meer 15 cent Advertentiën op bepaald aangewezen plaatsen worden 25°/o hooger berekend. Groote letters en cliché's naar plaatsruimte. - Bewijs-exemplaar 2} cent Het eerstvolgend nummer van ons blad verschijnt Zaterdagmiddag. PLAATSELIJK NIEUWS. Luthersch Gemengd Koor „Een vaste Burg". In het fraaie nieuwe kerkje in de Weezenstraat was geen plaats onbe zet Dinsdagavond, zelfs moesten nog stoelen worden bijgedragen om allen bezoekers plaats te bieden, die kwa men luisteren naar de prestaties van het Luthersch Gemengd Koor „Een vaste Burg", directeur de heer K. Abbenes. Wij voor ons, die voor het eerst eene uitvoering van deze zangver- eeniging meemaakten, hebben daar van aangename herinneringen be houden. Want al dadelyk bleek uit het „Wandellied" van Paardekoper een klankrijkdom en een fraaien samenzang, dio verraste. Voor een deel droeg hiertoe zeer zeker by de prachtige accoustiek van dit kerk gebouw met zijn boogvormige go- welven, en ook de eenvoudige, pre- tentielooze compositie droeg hiertoe bij. Want No. 2 van het programma, „Waterdrinken", compositie van on zen stadgenoot C. W. Rusting, was veel minder goed. De vele eanonische figuren en ook de soli in dit nummer maakten de vertolking verre van gemakkelijk, en vooral de sopranen hadden moeite met de vaak hoogc noten. In het volgend zangnummer: „Ver hoogt den Boog", van Glück, waren het vooral de bassen, die fraai uit kwamen tegen den discant. Ofschoon slechts vier in aantal, scheen hun geluid tegen de bogen te resonneeren, waardoor een klankrijke zang ont stond. Mejuffrouw Marie Goudswaardt ten slotte bleek in haar solozang „Jezus" (Uit de Vluchtheuvelzangen) de beschikking te hebben over een krachtig, helder en zuiver geluid, al was haar uitspraak hier en daar minder zuiver. Ter afwisseling speelde de heer P. Brizee op zijn cello, begeleid door den heer J. A. van der Vliet (orgel), een vijftal concertstukken. Twee kleinere van Goltermann (Cantilena en Gebed) en het bekende „Auf Flügeln des Gesanges" van Mendels- sohn, dat, vonden wij, bij de trans criptie voor orgel en violoncel niet fraaier is geworden, en, na een korte pauze, het Duo uit Mendelssohn's „Athalie" en het steeds dankbare „Largo", van Handel. De cello is altijd een mooi, zangerig instrument, dat weet te klagen en te vleien, te boeien en te bekoren, en de heer Brizee toonde zich in vele opzichten een meester op zyn instrument. Zijn accompagnateur, de heer Van der Vliet, wist zich steeds bescheiden lijk op den achtergrond te houden, waar door het samenspel won aan volheid en bekoring. Het slotnummer was een cantate van Pomper, de „Hervormings-Can- tate". Dit -groote nummer is rijk aan afwisseling, koren wisselen af met soli, en zoo ooit, dan was hier ge legenheid voor het koor om te laten zien wat het kon. Wij zullen hier en daar een greep doen. Zeer mooi was het sopraan solo „O Heer, Uw werk is wijs en groot", waarbij het koor beurtelings inviel. De innige gods vrucht en de heilige overtuiging van den monnik Luther, dat na het verval der kerk de ontwaking zal komen, die uit het derde deel, vooral aan het slot, spreken, werd door soli en koor goed weergegeven. De tenor had een moeilijke taak in het ge deelte „Strijd en Zegepraal" getiteld. Een zeer mooie climax van angst voor het onweer, dat losbarst over de kerk, eindigend in een paroxysme van weegeroep, dat het koor aanheft, moest hier vertolkt worden. De tenor had te zorgeD, dat het koor, dat plotseling invalt met zijn angstig „Wee! de macht der hel doemt uit d'afgrond op", enz., daartoe in de goede stemming was gekomen door zijn inleidenden solozang. Welnu, wij kunnen verklaren, datdit gedeelte van de cantate van treffende, ontroerende schoonheid wasna de tot het uiterste opgevoerde angst climax van het koor volgde tyjna onmiddelijk daarop, met groote zelf- beheersching door den componist geschreven, de rustige geloofs-zeker- heid, de onverwoestbare, heilige over tuiging van het woord Gods, van den nieuwen komenden dageraad, „die de nev'len vluchten doet". Het was of het kooF dit ook voelde, want het toonde zich hier zeer sterk in de vertolking van deze gevoelens. Een kwartet met koorbegeleiding was het besluit; de vier stemmen kwamen weder fraai uit, en het slotkoor. Luthers bekend lied „Een vaste Burg is onze God" had wel wat krachtiger gekund. Ds. Visser, de voorganger der gemeente, die met gebed geopend had, dankte met eenige aardige woor den de verschillende medespelenden. BINNENLAND. Koninklijk bezoek aan Enkhuizen en Westfriesland. Naar wij vernemen zal H. M. de Koningin op Maandag den 18den Mei a.s. te 9.17. v.m. aan het Station Enkhuizen aankomen, teneinde een rijtoer te maken door Westfriesland. H. M. zal vanaf het Station met automobielen, zonder uit te stijgen, een rondrit maken door de stad. Als wij goed zijn ingelicht wordt vervolgens door de Streek gereden naar Westwoud, waar H. M. een bezoek zal brengen aan de boerderij van den heer C. Neefjes. Vandaar zal de reis zeker lang Hauwert en Oostwoud worden voortgozot door den Brakepolder naar Medemblik, waar het Stoomgemaal en het kasteel „Radboud" zullen worden bezichtigd. Na in het Koggehuis te Medemblik de lunch te hebben gebruikt, wordt door Twisk gereden naar Opmeer, waar de Coöperatieve Kaas en Bo- terfabriek (waarin do nieuwste werk tuigen) zal worden bezien. Daarna zal waarschijnlijk nog een bezoek worden gebracht aan Hecr- hugowaard en Beemster. („Enkb. Crt.") Een onheil voor de Zuiderzee-visscherij. Men schrijft aan het Nws. uit Enkhuizen, d.d. 11 Mei De visschers, die in den laatsten tijd van Enkhuizen uitzeilen ter ansjo visvangst, zijn heden in hun bedrijf zwaar getroffen. Groote massa's met den stroom meegevoerde Noordzee kwallen hebben hedennacht bijna al het vischwant vernield. De schade is ontzettend groot, te meer, daar velen nu genoodzaakt zullen zijn het vissohen geheel te staken. De visschers zelf herinneren zich niet, dat ooit zoo'n zware slag aan hun bedrijf is toegebracht. Ook uit Ivolhorn en Andiik kwamen hier gelijke berichten. Verduistering van een bankbiljet van f1000. Dinsdag had zich voor de zesde Kamer der Rechtbank te Amsterdam te verantwoorden de moeder, die een bankbiljet van f 1000 zich toeeigende, hetwelk haar zoontje ten nadeele van de firma Bins Co., bij wie hij op her kantoor was, had weggenomen. Beklaagde was verduistering ten laste gelegd. Volgens de dagvaarding had zij het bankbiljet in de laatste helft van Januari, althans in Februari, zich wederrechtelijk toegeëigend, na dat haar zoontje het haar ter hand had gesteld, onder voorgeven, dat hij het gevonden had. Beklaagde beweerde, dat haar zoontje - dertien jaar oud haar het bankbiljet had overgegeven, zeggende het gevonden te hebben. Daar zij altijd bang was, dat haar zoontje zich aan oneerlijkheid schuldig maakte, had zij hem gelast, het bankbiljet by de firma Bins terug te bezorgen, maar dat vei koos hij niet. Hij hield vol het gevonden te hebben. Beklaagde begreep echter, dat dat niet waar was en zei tot haar zoontje „breng het terug". Maar haar zoontje antwoordde: dat doe ik beslist niet. Geen raad wetend wat met het bankbiljet te doen, heeft zij het be waard. Haar eigen kind durfde zij «iet aanklagen. President jhr. mr. ReynstEn toen heeft u het maar zelf gehouden, niet waar BeklaagdeJa. President: En u heeft-er toon een sigarenzaak van gekocht? BeklaagdeJa. Bij den rechter commissaris heb ik gezegd, dat hij mij meedeelde, dat hij het gevonden had, maar ik wist dat hij het had weggenomen. PresidentHet gaat niet aan, zoo van batterij te veranderen. De president laat daarop de ver klaringen der beklaagde voor den rechter-commissaris voorlezen. Daaruit blijkt, dat beklaagde ver klaarde Op een Maandag in Januari vertelde het zoontje, dat op het kantoor een bankbiljet van f1000 vermist werd. Zoowel de vader als de moeder zeiden toen „trek je daar maar niets van aan, als jij het maar niet gedaan hebt". Eenige dagen later, met het zoontje op straat loopend, zei het zoontje tot bek]., dat hij b(j het hoofdpostkantoor een bankbiljet van f1000 gevonden had. Hij liet het haar zien. Bekl. zei: Jan zoo heet het zoontje - je moet het teruggeven en als je niet durft, dan moet je het maar ergens op het kantoor neerleggen. De jongen bezwoer haar echter by hoog en laag, dat hy het gevonden had. Zij nam het toen aan met de bedoeling om het te bewaren totdat zij er iets van hoorde. In Februari zag zij een sigarenzaak in de Marnixstraat in de krant te koop aangeboden. Zij kocht die zaak voor f 850 en betaalde het geld met het bankbiljet van f 1000. Verder sloeg zij een voorraad tabak en sigaren in en die goederen betaalde zy eveneens uit het geld. Toen zy door de politie over het geval gehoord werd, had zy nog een kleine flOO over. Aan haar man heeft zij niet verteld hoe zij aan het geld kwam. Wel zei ze hem, dat de vader van het weeshuis te Drachten, waarin zij opgevoed was, haar f800 geleend had. Ik geloofde, zei bekl. bij den rechter-commissaris, na de plechtige verzekering van mijn zoontje, dat hy het bankbiljet gevonden had. Het O. M., mr. Van Traa, zijn requisitoir nemend, betoogt, dat de ten laste gelegde verduistering wettig en overtuigend bewezen is. De indruk, dien spr. van beklaagde heeft, is onverdeeld ongunstig. Uit de stukken blijkt hoe haar omgang met haar man is en hoe zij de eene leugen na de andere verzint om an deren op een dwaalspoor te brengen. Een gevoelige les moet beklaagde gegeven worden, hoewel spr. bij zijn requisitoir ook in aanmerking neemt, dat bekl. moeder en echtgenoote is. Eischéén jaar gevangenisstraf. Mr. Fröhlich, die beklaagde ver dedigde, verklaarde, dat beklaagde onder zyn invloed op haar bekentenis bij den rechtercommissaris is terug- Bij veroordeeling van beklaagde roept pleiter de clementie voor de bekl. in. Allereerst wijst hij op de groote verleiding waaraan de vrouw heeft blootgestaan. Haar hoop was altijd geweest om een zaakje te hebben, zoodat zij onafhankelijk van haar man zou zijn, want zij vond het nu eenmaal ge- wenscht, dat haar kinderen buiten den invloed van haar man zouden wezen. In dit verband wees pl. op het ongelukkige huwelijk dezer vrouw, huwelyk dat door een geestelijke zeer tegen haar zin tot stand kwam. Verder wijst pl. als grond van clementie op de omstandigheid, dat bekl. in de onmogelijkheid verkeerde, het bankbiljet terug te brengen, om dat zij vreesde, dat haar oudere kinderen, die goede betrekkingen be- kleeden, in hun loopbaan geschaad zouden worden. En ten slotte legde pl. verklaringen over vanmenschen, die met lof spreken over de beklaagde en die het zeer slecht voor de kin deren zouden vinden, wanneer dezen de leiding der moeder missen. Uitspraak 26 Mei a.s. Een verongelukte. Een 67 jarig man stond Dinsdag voor de Vierde Kamer der Recht bank te Amsterdam terecht, beklaagd dat hij op 9 April van een vracht wagen op het Stationsplein een lap voeiingstof van 28 meter wegge nomen heeft. Do man bekende. Het O. M., mr. Jorissen, wees er in zijn requisitoir op, dat beklaagde sedert 1898 geregeld in Veenhuizen verpleegd werd. En het is treurig om te zeggen, maar feitelijk kan deze ongevaarlijke man, die niet in de gevangenis thuisbehoort, nergens anders dan in Veenhuizen meer terecht. Aan vermogensdelicten maakte hy zich tot dusver niet schuldig. Eischzes maanden ge vangenisstraf. Mr. Elion, die bekl. verdedigde, wees er op, dat bekl. inderdaad vijf tien jaren lang geregeld naar Veen- huizen werd gezonden. Maar wat is daarvan de oorzaak? In 1867, op 20-jarigen leeftijd ging bekl. volgens de mededeelingen, die hij pl. deed, naar Curaijao als militair. Hy was driftig uitgevallen en stak den provoost-geweldige meteen mes. De getroffene herstelde na drie weken, maar bekl. kreeg acht jaren gevangenisstraf! Toen hij die acht jaar uitgezeten had, begaf hij zich naar Afrika om in het Vreem denlegioen dienst te nemen. Zes jaar deed hij daarin trouw zijn plicht, toen hij een brief kreeg van zyn zuster, die hem verzocht naar Hol land terug te komen, daar zij hem vóór haai' dood gaarne nog eens zou zien. Bekl. ging, maar toen hij ver volgens weer in het Vreemdenlegioen dienst wilde nemen, werd hij afge wezen, omdat hij te oud was. Als militair in logeren rang had hij niets geleerd, waardoor hy in de maat schappij zijn brood kon verdienen. Hy kwam voor moeilijkheden te staan en werd landlooper. Maar aan vermogensdelicten maakte hy zich nooit schuldig. Weer uit Veenhuizen ontslagen, trachtte bij hier in het Armenhuis opgenomen te worden. Maar tot tweemaal toe werd hij afgewezen, Hy trachtte hier werk te krijgen en de 67 jarige man verdiende zelfs nog fi.60 door op een zandschuit te werken. Daarop ontmoette hij op een bank zittend een man, die hem vier, vyf borrels gaf en hem opstookte het pak van den vrachtwagen weg te nemen. Aan dien raad gaf bekl. gehoor. Wij staan hier voor een verwoest leven en het is nu de vraag wat er met den man moet gebeuren. Het O. M. zegt dat hij niet in de ge vangenis thuis behoort. Maar dan is de logische gevolgtrekking deze, dat men hem een veel mindere straf op legt dan door O. M. is gevraagd. 26 Mei a.s. uitspraak. Een vroolijke jachtwet-overtreding. Men meldt uit Arnhem aan de Tel. Voor den krijgsraad alhier hebben terecht gestaan twee geniesoldaten, zekere E. en N., wegens overtreding der jachtwet. Toen zij met den troep uitgetrokken waren voor een mili- iairen raarsch, kregen zij te Buunik rust. Daar zagen zij plotseling op een aangrenzend weiland een haas loopen. Over de afrastering klimmen was voor de lenige snaken het werk van een oogenblik en nu begon een wed loop tusschen her. en den haas, tot groot vermaak van de overige sol daten, die om den wedloop gierden van het lachen. Begrijpelijker wijs won ten slotte de haas het toch van zijn achtervolgers en ontkwam. Dat dit geval de beide boosdoeners nog voor den krijgsraad zou brengen, had echter niemand vermoed. Behalve de soldaten, was echter ook de jacht opziener D., van jhr. De P. aldaar, getuige geweest van den wedloop, Hy zeide den soldaten een bekeuring aan en werd toen wel uitgelachen, doch niettemin moesten ze wegens jagen in gesloten jachttijd terecht staan, terwijl de dagvaarding zelfs vermeldde, dat zij met blanke sabels het dier hadden achtervolgd, om het te bemachtigen. Voor den krijgsraad erkenden de soldaten hun misdryf, behalve dan, dat zy met getrokken sabel zouden hebben gejaagd; zy hadden slechts de sabels met schede afgedaan, en in de hand genomeD, omdat dozebij het klimmen over de afrastering hinderden. Na wat over en weer praten, kwam de jachtopziener ten slotte wel wat in het gedrang en erkende hij, niet zeker te zijn, of de sabels waren blank geweest, dan wel in de scbeede staken. De auditeur-militair, zyn requisitoir nemende, meent, dat nu deze zaak eenmaal is aangebracht, een veroordeeling niet kan uitblijven, ofschoon hij het wel voor uitgesloten houdt dat de bekl. op bovenvermelde wijze den haas zou hebben kunnen bemachitgon. De jaehtwet verbiedt echter ook het jagen achter wild in gesloten jachttijd, waarom veroor deeling der bekl. vraagt en wel van ieder tot f 2 boete subsidiair 2 dagen hechtenis. De krijgsraad ging in de raad kamer en veroordeelde beide bekl. tot f0.50 boete. Een vreemde geschiedenis. Zaterdagavond werd in het huis van den bakker A. Moek te Gasselte (Dr.) bruiloft gevierd. De jongste dochter was gehuwd en zou het vaderlijk huis verlaten. De 29-jarige zoon des huizes, een oppassend jong- niensch, liep af en toe naar het ledikant omdat hy over kiespijn Te middernacht liet de oude heer een andere dochter, die met haar man per rijtuig naar Gieten terug moest keeren, uit- Men hoorde voor het huis iemand kreunen, liep naar een drogen greppel van een halven meter diep en vond er den 29-jarigen zoon Geert, met krabben aan 't ge laat en een blauw oog. Men droeg hem naar huis en legde hem te bed. Op de vraag wie hem zoo had toe getakeld, antwoordde hij'dat niemand hem leed gedaan had. Hy was ge vallen. Later werd hij bewusteloos en haalde men dr. Haverkamp te Gieten, die echter spoedig den dood moest constateeren. Over het vreemde geval doen allerlei geruchten de rondte. Want in den loop van den avond tot ouge- veer 10 uur waren er - naar dorps gewoonte - wat opgeschoten jongens van 18-20 jaar om het huis gezien. Die azen dan op een borrel en deze was hun, bij herhaling en zeer royaal verstrekt. De politie nam de jongelui in ver hoor en werd op last van de justitie te Assen door twee doctoren de ge rechtelijke sectie op het lijk verricht. Wellicht brengt het onderzoek eenig licht in deze hoogst vreemde historie, want niemand kan de vraag beantwoorden wat het slachtoffer op het overgelegen erf moest uit voeren. Het relletje te Arnhem. De tweede v. d. P., die bij het rel letje met de politie te Arnhem in den nacht van Zaterdag op Zondag een schot in den hals kreeg, maakt het thans vrij goed. Levensgevaar is geweken. Verschillende personen, die by het voorgevallene tegenwoordig waren, zijn door den rechter-commissaris gehoord. De personen, die zich. in hechtenis bevonden, zyn in vrijheid gesteld. Het lijk van de verslagene is ge rechtelijk geschouwd. Da erfeniskwestie Pieter Teyler v. d. Hulst. Door de vereen. „Recht zy ons doel" zal, blijkens een mededeeling van den heer Cunes, in een openbare vergadering te 's-Gravenhage, inzake de erfeniskwestie van Pieter Teyler van der Hulst, een verzoekschrift aan de Tweede Kamer worden gericht. Het request bevat o m. een I2-tal punten (met 67 bijlagen, protocollen, actes, enz), waarmede aangetoond wordt, op welke gronden de erfge namen meenen recht te hebben op de nalatenschap van P. T. van der Hulst. Ook wordt in het vermelde request gevraagd, of de Tweede Ka mer het daarheen zou willen leiden, dat er een commisie wordt benoemd, om een onderzoek in te stellen, op welke bewijzen de nalatenschap van P. T. v. d. Hulst in beheer is geko men van heeren directeuren. De heer Cunes zal deze maand over geheel Nederland, waar onderafdeelingen z(jn van deze vereeniging, vergade ringen houden, om iedereen, die be langstelt in deze zooveel besproken zaak, het doel van dit request ui teen te zetten. Een Aprilmop die geld kost 't Hbl. verhaalt de volgende „be daagde" Aprilmop. „Op den eersten April ontving een onzer welgestelde ingezetenen een officieel schrijven van een der in- spectie-bureaux der belastingen, mel dende dat men reden had te ver moeden, dat zijn belasting-opgaven te laag waren, zoöfclat hem met na druk in overweging gegeven werd, zoo spoedig mogelijk een juiste op gave van zijn vermogen en inkomsten te doen. Aldus deed de betrokkene, die het inderdaad niet zoo heel nauw had genomen met zijn juiste belasting Eerst later bleek, dat de brief ge fingeerd was. Het feitelijk grappige van de geschiedenis is nu echter, dat de belasting-ambtenaren zich volstrekt niet hebben gestoord aan de bedoeliDg van de April grap, doch de nieuwe aangifte van den belasting ontduiker beschouwen als bitteren ernst." BUITENLAND. Oe „Kortenaer" voor Tampico. Volgens den Washingtonschen cor respondent van de „New York Herald" zou, terwijl de regeeringen van het groote Engeland en het groote Amerika nog aarzelen en niet weten wat ze moeten doen om de olievelden van Tampico te beschermen, het „kleine Nederland" hebben getoond wat door „practisch optreden kan worden ver richt." „Nederlandsche kapitalisten", aldus de correspondent, „bezitten olievelden veertig mijlen de Paunco-rivier op. De Nederlandsche administrateur stel de den commandant van den Neder- landschen kruiser de vraag wat er gedaan kon worden ter bescherming van de bronnen. De Nederlandsche commandant verspilde geen tijd met overwegingen omtrent internationale complicaties. Hij bemande twee booten met flinke Hollandsche matrozen en zond deze naar de Nederlandsche onderneming met bevel er tot nader bericht te blijven. Zy zyn daar nu en de Nederlandsche olie-onderneming is veilig." Aldus de correspondent van den „New York Herald". Zooals men allicht weet, werkt in de buurt van Tampico, de petroleum- maatschappij La Carona, een dochter maatschappij van de Koninklijke. Juist in het bericht is dus, dat ook Nederlanders bij Tampico groote be langen hebben (La Corona is een maatschappij met een aandeelen kapitaal van 5 millioen gulden). Maar overigens lijkt het weinig waarschijn lijk, dat van de „Kortenaer" een kleine macht ter bescherming der Nederlandsche bezittingen by Tampico zou zyn geland. In het financieele bijblad van de „Times" wordt dan ook gemeld, dat alle praatjes over een bewaking der oliebronnen en olie installaties onjuist zijn. Alleen zyn eenige Nederlandsche matrozen en een officier aan wal gegaan om op een der eigendommen een onderzoek in te stellen to investigate a pro- perty). Voor een bewaking der velden zou, zegt de correspondent van de „Times", een grooter macht noodig zijn, dan werkelijk aan wal is gegaan. Van het bericht van den „New York Herald" zou dus niet veel overblijven. (H.blad). Mexicaansche tragedies. Zooals het er vroeger toeging, zoo gaat het er heden nog toel Een Fransch journalist, André Tudesq, heeft het land bereisd, en zyn dagblad-artikelen heeft hij ver zameld onder den titel van ,,Le Harem Assassinó". Wij ontleenen er deze beschrijving aan van de wijze waarop de vorige president van Mexico uit zyn ambt ontzet werd. President Madero bevindt zich, om ringd door zijn ministers, op den I8en Februari, des namiddags in de eere-zaal van zijn paleis. Treedt bin nen generaal Aureliano Blanquet, een militair, die het volle vertrouwen geniet van Madero; hij is vergezeld door luitenant kolonel Jimenez Rive- roll, majoor Izquierdo, en kapiteins Posada en Cepeda. Men begint een gesprek, dat weldra op beveltoon gevoerd wordt. Generaal Blanquet zegt „Wij bevinden ons in een ho peloozen toestand. Het volk heeft honger, het leger is uitgeput. Het geheele land is overstroomd door het sedert tien dagen vergoten bloed. Onder deze omstandigheden is de eenige verstandige en menschelijke oplossing, af te treden." Op deze woorden verbleekt Madero de woede doet hem de lippen samen knijpen. Hij stuift op: „Wie spreekt er over mijn af treden Wie durft mij dat vragen Generaal Blanquet heeft dien zelf den ochtend een onderhoud gehad met de leiders van de beweging, verklaart op flinken toon „In de eerste plaats het leger; vervolgens het volk." Als antwoord haalt Madero zyn revolver te voorschijn en vuurt drie maal achtereen. Hij was een uitne mend schutter. Hy schiet een kogel in het hoofd van den luitenant kolonel Jimenez Riveroll en een tweeden kogel schiet hy majoor Izquierde in het hart. Generaal Blan quet springt op den president toe en slaat zijn armen om hem heen. Binnen enkele minuten zijn Madero en zyn ministers gevangen genomen en onder behoorlijk toezicht gesteld. Tegelijkertijd had de arrestatie van een broeder van den president plaats. Het was generaal Huerta, die zich daarmede belastte. Dit gebeurde in het restaurant Gambrinus. De Fran- sche schrijver geeft er deze beschrij ving van: Het was in een van de zalen van het restaurant, waar aan Madero en generaal Delgrado een champagne- feest werd aangeboden door generaal Huerta. Ik heb de plaats bezocht. Er staat een scherm, met een lachende Amerikaansche miss beschilderd, daar achter is een soort cabinet-particulier met rozen in potten en een hek werkje van wit hout. Te drie uur in den middag wordt generaal Huerta aan de telefoon ge roepen op de eerste verdieping; het is generaal Blanquet, die de arrestatie van de geheele regeering meldt. - „All right!" antwoordt gene raal Huerta. En uit het venster geeft hy een afgesproken teeken aan een twintigtal „rurales", die in het tegen-over-lig- gende huis verborgen zijn. Het restaurant wordt omsingeld. Generaal Huerta gaat weer naar beneden tot zyn gasten. Met den revolver in de vuist neemt hij Madero en generaal Delgrado gevangen. De eerste wil weerstand bieden. Drie der aanwezi gen leggen hun revolvers op hem aan. Hy wordt in de vestiaire geketend. Daar wordt hij tot 's avonds elf uur bewaakt. Als hij zich verveelt, en omdat hij dorst heeft, brengt men hem een tlesch cognac. Hij bestelt ook whisky. Te middernacht brengt men hem onder sterk geleide naar de citatel. Twee uur later wordt hij aan handen en voeten gebonden, aan een paal vastgemaakt Bij lantarenlicht wordt hij gefusilleerd. Bij zyn sterven heeft hij slechts een woord van minachting„Tiaido- resl" (verraders). (H.bld.) Gevecht in een kerk. De betoogingen tegen Rockefeller hebben Zondag tot een betreurens waardig tooneel in een New-Yorksclie kerk geleid. De Calvary Baptist Church staat onder patronage van Rockefeller. Toen nu Zondag hier de dienst was begonnen, stond de leider van een groep socialisten, die in de kerk plaats hadden genomen, op en trachtte een toespraak te houden. Nauwelijks echter had hy eenige woorden gesproken of eenige kerke- knechten trachtten hem te verwijde ren. Hij bood heftig tegenstand en weldra was de kerk in het tooneel van heftige» strijd veranderd. De gewone kerkgangers stonden vol verontwaar diging op, riepen „gooit ze er uit" en begonnen al spoedig een handje mede te helpen om de ongewenschte gasten te verwijderen. Politie werd zelfs te hulp geroepen en er werd duchtig op de socialisten los geslagen, die ten slotte werden verwij derd of door de politie gearresteerd. Van de familie Rockefeller was dezen dag niemand in de kerk aan wezig. Hondanbadhuis. Dank zij de vrijgevigheid van een harer burgers, heeft de stad Munchen sedert eenigen tyd een hondenbadhuis als bijgebouw van het groote en veelgebruikte volksbadhuis. Er zijn twee groote ruimten in. De eene bevat het met cement bepleisterde reinigingsbad, de douches en een groote zwemkom, de andere een aantal scheertafels, waar de dieren met riemen op vastgegespt worden, en groote en kleine droogkooien. Honden die daar eenige keeren achtereen gebaad en geschoren zyn, stribbelen meestal niet meer tegen, zoodat op zyn hoogst bij het scheren (door middel van electrisch gedrevpn toestellen) en dan nog alleen by bijzonder bijtachtige het aandoen van een muilkorf noodig is. Een douche- en zwembad kost, al naar de hoogte van den hond, 40 pf. tot 1 mk., scheren zonder reinigen l'/s-3 mk., scheren en reinigen samen 2—4 mk. Er worden eiken dag ongeveer 85 honden (soms ook wel het dubbele aantal) behandeld, zoodat de inrichting h3ar rente zeer goed kan opbrengen. Met bijzondere zorg zyn, om zoowel een te groote afkoeling als een te sterke verhitting te vermyden, de droogkooien, waar de dieren ongeveer een uur vertoeven, ingericht. Te Neurenburg heeft men het voorbeeld nagevolgd en ook een bad huis voor honden geopend. Daar wordt er echter nog maar weinig gebruik van gemaakt. Munchen is echter, in verhouding tot zijn aantal inwoners, de Duitsche stad, die het rykst aar. honden is. Ook te Keulen maakt men plannen voor de oprichting van een honden badhuis. Arrondissements-rechtbankte Alkmaar. Zitting van „Mishandeling". Een veelgesmade in dit onder- maansche is de politie. Ze timmert veel aan den weg en Jan Publiek's sympathie gaat meestal niet uit naar haar werk. Maai als hij haar hulp noodig heeft, of zelfs maar noodig meent te hebben, dan weet hij haar altijd geweldig vlug te vinden. En dan is ze de vaak verachte! terstond zeer gedienstig. Op een bruiloft noodigt men haar nooit, maar als de gasten lastig worden en den boel ineenslaan, ja, dan „vraagt" de gastheer ook de politievoor de bruiloft. Nu, een zoo ernstig geval was het niet, waarvoor 5 April j.1. de hulp der Heldersche politie ingeroepen werd. Een dronken visscher, Th. J. P., wilde dien avond de zaal van het Leger des Heils binnen, doch de scheepsbouwer A. Geus, die voor deurbewaarder fungeerde, gaf geen entrée. De bevelvoerende Officier, zooals de ook thans gebezigde Leger- term luidt, had verordonneerd, dat dronken personen niet zouden worden toegelaten. De visscher heeft toen den dorpelwachter op z(j geduwd, wat het ernstige gevolg had, dat diens pet op den grond viel. Pyn had G. niet geleden. De pres. keek hem eens aan en schudde zachtkens het hoofd. C. Dijkshoorn, vrouw van C. Ver meulen, had gezien dat de aange schoten visscherman Geus togen een schotje duwde, ze kreeg niet den in druk, dat er mishandeling werd ge pleegd. En haar man, schoenmaker van professie, zei, toen hij alvorens te getuigen, den vereischlen eed moest afleggen, dat hij hiertegen wel eenig bezwaar had. Wie dacht dat hier geloofsmotieven in debat zouden worden gebracht, had het deerlijk mis. Getuige vond „het geval te luttel", om er een eed voor af te leggen, een motiveering, welke na tuurlijk geen bijval verwierf. Hy had echter gedacht, dat het wel erger kon worden en daarom hadden hij en zijn betere helftde politie ge waarschuwd. Die gekomen was, geen „erger", dat rechtmatige ergernis kon opwekken, geconstateerd had, doch de klacht van den deurwachter had gerapporteerd. De visscher zag blijkbaar het ge beurde ook zoo ernstig niet in, hij was tenminste niet naar Alkmaar gekomen. En zoo kreeg hij niet te hooren, dat de Substituut-Officier van Justitie een andere opvatting er op nahield, dan de getuigen en blijkbaar de president. Dergelijke dingen, zei Z. E. A., kunnen we niet ongestraft laten, anders krygen we den groot sten last met het Leger des Heils! Zoo werd tegen bekl., die als la3tig bekend staand werd gekwalificeerd, f 15 boete sub. 10 d. b. geéischt. Overtreding gemeente-verordening. Ook de koopman A. K. uit Helder was niet verschenen. Tegen dezen was 25 Maart proces-verbaal opge maakt, omdat hij zonder aangifte wederrechtelijk 6J strekkende meter berm van het Heldersche kanaal, aan de Achterbinnenhaven, in gebruik had genomen. Op dezen gemeente grond had bekl. hout gelegd. De griffier las verschillende ver klaringen voor, waaruit bleek, dat op den genoemden datum bij verschil lende daarvoor in aanmerking komen de functionarissen door K. geen aan gifte was gedaan, terwijl de ambte naar der plaatselijke belastingen te Helder, L. Labout, verklaarde dat bekl. wel drie maal gewaarschuwd was om aangifte te doen. Het O. M. eischte 6 geldboeten van fl, sub. elk te vervangen door 1 dag hechtenis. Heling van aan boord gestolen koper. De rechtbank veroordeelde den koopman Arie S. te Helder, thans te Alkmaar gedetineerd, overeenkomstig den eisch van het O. M. tot tien maanden gev.str. wegens heling, den 27 Maart, van door den matroos J. C. Versnel van de kanonneerboot „Hefring" gestolen koper. Tweede Kamer. Zitting van Dinsdag 12 Mei. Voortgegaan wordt met de behan deling van het ontwerp-Inkomsten- belasting. Aan de orde is art. 39, bepalende, dat de aanslag in de belasting in hoofdzaak geschiedt: le. wat de vermogensbelasting betreft: door den inspecteur der re gistratie;' 2e. wat de overige belastingplich tigen en de naamlooze vennootschap pen. stichtingen, enz. betreft: door den ontvanger der directie belasting* n. Op dit artikel en op vele volgende artikelen is door de commissie van rapporteurs ingediend een serie amen dementen, waarvan de bedoeling i te bepalen, dat de zorg voor de uit gifte der aanslagbiljetten in haar geheel wordt opgedragen aan het dienstvak der directe belastingen, doch dat samenwerken tusschen de dienst vakken der directie belastingen en der registratie moet worden bevor derd, ten einde de aanslagen zoo juist mogefijk vast te stellen. In iedero inspectie der directie belastingen zal dan een commissie van aanslag komen, gevestigd ter standplaats van den inspecteur dier belastingen en waar van die inspecteur ambtshalve lid is. De amendementen regelen een en ander tot in détails. Do heer P a t y n (u.1.) licht deze amendementen van de commissie van rapporteurs toe. De amendementen worden door verschillende andore leden verdedigd. Aan de heeren Kloerkoper (s.d.) en M e n d e 1 s (s.d.) wordt verlof ver leend tot het stellen van de aange kondigde vragen aan de ministers van waterstaat en koloniën, op nader te bepalen dag. 1 Mei-viering te Zaandam. Zooals men weet zijn door het an tirevolutionaire lid der Tweede Kamer, den heer Brummelkamp, een drietal vragen tot den Minister gericht in zake a het vrjjafgeven op I Mei aan ambtenaren en werklieden der ge meente Zaandam, voor zoover de dienst het toelaat; b het geven van vacantie op de gemeentescholen; c. het niet-vlaggen op den verjaardag Yan H. K. H. Prinses Juliana door de gemeente Zaandam. Daar de beslissing over dergelijke kwesties buiten het ressort van den minister ligt, was het te verwachten, dat een eventueel antwoord hierop niets anders zou brengen dan de reeds bekende motieven door B. en W. van

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1914 | | pagina 1