HELDERSCHE COURANT
VOORHEEN GENAAMD 'T VLIEGEND BLAADJE
Nieuwsblad voor Helder, Koegras, Texel, Wieringen en Anna Paulowna
No. 4311
DONDERDAG 14 MEI 1914
42e JAARGANG
Abonnement per 3 mnd. 65 cL, franco per post 90 ct, Buitenland f 1.90
Zondagsblad 37i 45 „0.75
Modeblad 65 75 „1.00
Voor het Buitenland bij vooruitbetaling - Losse nummers der Courant 2 ct.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag
UITGEVER: C. DE BOER Jr. - HELDER
Bureau: Koningstraat 29 - Interc. Telefoon 50
Advertentiën van 1 tot 4 regels (bij vooruitbet) 30 cent. Elke regel meer 6 ct
Ingezonden mededeelingen van 1 tot 4 regels 75 cent Elke regel meer 15 cent
Advertentiën op bepaald aangewezen plaatsen worden 25°/o hooger berekend.
Groote letters en cliché's naar plaatsruimte. - Bewijs-exemplaar 2} cent
Het eerstvolgend nummer
van ons blad verschijnt
Zaterdagmiddag.
PLAATSELIJK NIEUWS.
Luthersch Gemengd Koor
„Een vaste Burg".
In het fraaie nieuwe kerkje in de
Weezenstraat was geen plaats onbe
zet Dinsdagavond, zelfs moesten nog
stoelen worden bijgedragen om allen
bezoekers plaats te bieden, die kwa
men luisteren naar de prestaties van
het Luthersch Gemengd Koor „Een
vaste Burg", directeur de heer K.
Abbenes.
Wij voor ons, die voor het eerst
eene uitvoering van deze zangver-
eeniging meemaakten, hebben daar
van aangename herinneringen be
houden. Want al dadelyk bleek uit
het „Wandellied" van Paardekoper
een klankrijkdom en een fraaien
samenzang, dio verraste. Voor een
deel droeg hiertoe zeer zeker by de
prachtige accoustiek van dit kerk
gebouw met zijn boogvormige go-
welven, en ook de eenvoudige, pre-
tentielooze compositie droeg hiertoe
bij. Want No. 2 van het programma,
„Waterdrinken", compositie van on
zen stadgenoot C. W. Rusting, was
veel minder goed. De vele eanonische
figuren en ook de soli in dit nummer
maakten de vertolking verre van
gemakkelijk, en vooral de sopranen
hadden moeite met de vaak hoogc
noten.
In het volgend zangnummer: „Ver
hoogt den Boog", van Glück, waren
het vooral de bassen, die fraai uit
kwamen tegen den discant. Ofschoon
slechts vier in aantal, scheen hun
geluid tegen de bogen te resonneeren,
waardoor een klankrijke zang ont
stond. Mejuffrouw Marie Goudswaardt
ten slotte bleek in haar solozang
„Jezus" (Uit de Vluchtheuvelzangen)
de beschikking te hebben over een
krachtig, helder en zuiver geluid, al
was haar uitspraak hier en daar
minder zuiver.
Ter afwisseling speelde de heer
P. Brizee op zijn cello, begeleid door
den heer J. A. van der Vliet (orgel),
een vijftal concertstukken. Twee
kleinere van Goltermann (Cantilena
en Gebed) en het bekende „Auf
Flügeln des Gesanges" van Mendels-
sohn, dat, vonden wij, bij de trans
criptie voor orgel en violoncel niet
fraaier is geworden, en, na een korte
pauze, het Duo uit Mendelssohn's
„Athalie" en het steeds dankbare
„Largo", van Handel. De cello is
altijd een mooi, zangerig instrument,
dat weet te klagen en te vleien, te
boeien en te bekoren, en de heer
Brizee toonde zich in vele opzichten
een meester op zyn instrument. Zijn
accompagnateur, de heer Van der
Vliet, wist zich steeds bescheiden lijk
op den achtergrond te houden, waar
door het samenspel won aan volheid
en bekoring.
Het slotnummer was een cantate
van Pomper, de „Hervormings-Can-
tate". Dit -groote nummer is rijk aan
afwisseling, koren wisselen af met
soli, en zoo ooit, dan was hier ge
legenheid voor het koor om te laten
zien wat het kon. Wij zullen hier en
daar een greep doen. Zeer mooi was
het sopraan solo „O Heer, Uw werk
is wijs en groot", waarbij het koor
beurtelings inviel. De innige gods
vrucht en de heilige overtuiging van
den monnik Luther, dat na het verval
der kerk de ontwaking zal komen,
die uit het derde deel, vooral aan
het slot, spreken, werd door soli en
koor goed weergegeven. De tenor
had een moeilijke taak in het ge
deelte „Strijd en Zegepraal" getiteld.
Een zeer mooie climax van angst
voor het onweer, dat losbarst over
de kerk, eindigend in een paroxysme
van weegeroep, dat het koor aanheft,
moest hier vertolkt worden. De tenor
had te zorgeD, dat het koor, dat
plotseling invalt met zijn angstig
„Wee! de macht der hel doemt uit
d'afgrond op", enz., daartoe in de
goede stemming was gekomen door
zijn inleidenden solozang.
Welnu, wij kunnen verklaren, datdit
gedeelte van de cantate van treffende,
ontroerende schoonheid wasna de
tot het uiterste opgevoerde angst
climax van het koor volgde tyjna
onmiddelijk daarop, met groote zelf-
beheersching door den componist
geschreven, de rustige geloofs-zeker-
heid, de onverwoestbare, heilige over
tuiging van het woord Gods, van
den nieuwen komenden dageraad,
„die de nev'len vluchten doet". Het
was of het kooF dit ook voelde, want
het toonde zich hier zeer sterk in de
vertolking van deze gevoelens.
Een kwartet met koorbegeleiding
was het besluit; de vier stemmen
kwamen weder fraai uit, en het
slotkoor. Luthers bekend lied „Een
vaste Burg is onze God" had wel
wat krachtiger gekund.
Ds. Visser, de voorganger der
gemeente, die met gebed geopend
had, dankte met eenige aardige woor
den de verschillende medespelenden.
BINNENLAND.
Koninklijk bezoek aan Enkhuizen
en Westfriesland.
Naar wij vernemen zal H. M. de
Koningin op Maandag den 18den
Mei a.s. te 9.17. v.m. aan het Station
Enkhuizen aankomen, teneinde een
rijtoer te maken door Westfriesland.
H. M. zal vanaf het Station met
automobielen, zonder uit te stijgen,
een rondrit maken door de stad.
Als wij goed zijn ingelicht wordt
vervolgens door de Streek gereden
naar Westwoud, waar H. M. een
bezoek zal brengen aan de boerderij
van den heer C. Neefjes. Vandaar
zal de reis zeker lang Hauwert en
Oostwoud worden voortgozot door
den Brakepolder naar Medemblik,
waar het Stoomgemaal en het kasteel
„Radboud" zullen worden bezichtigd.
Na in het Koggehuis te Medemblik
de lunch te hebben gebruikt, wordt
door Twisk gereden naar Opmeer,
waar de Coöperatieve Kaas en Bo-
terfabriek (waarin do nieuwste werk
tuigen) zal worden bezien.
Daarna zal waarschijnlijk nog een
bezoek worden gebracht aan Hecr-
hugowaard en Beemster.
(„Enkb. Crt.")
Een onheil voor de Zuiderzee-visscherij.
Men schrijft aan het Nws. uit
Enkhuizen, d.d. 11 Mei
De visschers, die in den laatsten
tijd van Enkhuizen uitzeilen ter ansjo
visvangst, zijn heden in hun bedrijf
zwaar getroffen. Groote massa's met
den stroom meegevoerde Noordzee
kwallen hebben hedennacht bijna al
het vischwant vernield.
De schade is ontzettend groot, te
meer, daar velen nu genoodzaakt
zullen zijn het vissohen geheel te
staken. De visschers zelf herinneren
zich niet, dat ooit zoo'n zware slag
aan hun bedrijf is toegebracht. Ook
uit Ivolhorn en Andiik kwamen hier
gelijke berichten.
Verduistering van een bankbiljet
van f1000.
Dinsdag had zich voor de zesde
Kamer der Rechtbank te Amsterdam
te verantwoorden de moeder, die een
bankbiljet van f 1000 zich toeeigende,
hetwelk haar zoontje ten nadeele
van de firma Bins Co., bij wie hij
op her kantoor was, had weggenomen.
Beklaagde was verduistering ten
laste gelegd. Volgens de dagvaarding
had zij het bankbiljet in de laatste
helft van Januari, althans in Februari,
zich wederrechtelijk toegeëigend, na
dat haar zoontje het haar ter hand
had gesteld, onder voorgeven, dat hij
het gevonden had.
Beklaagde beweerde, dat haar
zoontje - dertien jaar oud haar
het bankbiljet had overgegeven,
zeggende het gevonden te hebben.
Daar zij altijd bang was, dat haar
zoontje zich aan oneerlijkheid schuldig
maakte, had zij hem gelast, het
bankbiljet by de firma Bins terug te
bezorgen, maar dat vei koos hij niet.
Hij hield vol het gevonden te hebben.
Beklaagde begreep echter, dat dat
niet waar was en zei tot haar zoontje
„breng het terug". Maar haar zoontje
antwoordde: dat doe ik beslist niet.
Geen raad wetend wat met het
bankbiljet te doen, heeft zij het be
waard. Haar eigen kind durfde zij
«iet aanklagen.
President jhr. mr. ReynstEn
toen heeft u het maar zelf gehouden,
niet waar
BeklaagdeJa.
President: En u heeft-er toon een
sigarenzaak van gekocht?
BeklaagdeJa. Bij den rechter
commissaris heb ik gezegd, dat hij
mij meedeelde, dat hij het gevonden
had, maar ik wist dat hij het had
weggenomen.
PresidentHet gaat niet aan, zoo
van batterij te veranderen.
De president laat daarop de ver
klaringen der beklaagde voor den
rechter-commissaris voorlezen.
Daaruit blijkt, dat beklaagde ver
klaarde Op een Maandag in Januari
vertelde het zoontje, dat op het
kantoor een bankbiljet van f1000
vermist werd. Zoowel de vader als
de moeder zeiden toen „trek je daar
maar niets van aan, als jij het maar
niet gedaan hebt". Eenige dagen
later, met het zoontje op straat
loopend, zei het zoontje tot bek].,
dat hij b(j het hoofdpostkantoor een
bankbiljet van f1000 gevonden had.
Hij liet het haar zien. Bekl. zei:
Jan zoo heet het zoontje - je
moet het teruggeven en als je niet
durft, dan moet je het maar ergens
op het kantoor neerleggen. De jongen
bezwoer haar echter by hoog en
laag, dat hy het gevonden had. Zij
nam het toen aan met de bedoeling
om het te bewaren totdat zij er iets
van hoorde. In Februari zag zij een
sigarenzaak in de Marnixstraat in
de krant te koop aangeboden. Zij
kocht die zaak voor f 850 en betaalde
het geld met het bankbiljet van
f 1000. Verder sloeg zij een voorraad
tabak en sigaren in en die goederen
betaalde zy eveneens uit het geld.
Toen zy door de politie over het
geval gehoord werd, had zy nog een
kleine flOO over. Aan haar man
heeft zij niet verteld hoe zij aan het
geld kwam. Wel zei ze hem, dat de
vader van het weeshuis te Drachten,
waarin zij opgevoed was, haar f800
geleend had. Ik geloofde, zei bekl.
bij den rechter-commissaris, na de
plechtige verzekering van mijn zoontje,
dat hy het bankbiljet gevonden had.
Het O. M., mr. Van Traa, zijn
requisitoir nemend, betoogt, dat de
ten laste gelegde verduistering wettig
en overtuigend bewezen is.
De indruk, dien spr. van beklaagde
heeft, is onverdeeld ongunstig. Uit
de stukken blijkt hoe haar omgang
met haar man is en hoe zij de eene
leugen na de andere verzint om an
deren op een dwaalspoor te brengen.
Een gevoelige les moet beklaagde
gegeven worden, hoewel spr. bij zijn
requisitoir ook in aanmerking neemt,
dat bekl. moeder en echtgenoote is.
Eischéén jaar gevangenisstraf.
Mr. Fröhlich, die beklaagde ver
dedigde, verklaarde, dat beklaagde
onder zyn invloed op haar bekentenis
bij den rechtercommissaris is terug-
Bij veroordeeling van beklaagde
roept pleiter de clementie voor de
bekl. in. Allereerst wijst hij op de
groote verleiding waaraan de vrouw
heeft blootgestaan.
Haar hoop was altijd geweest om
een zaakje te hebben, zoodat zij
onafhankelijk van haar man zou zijn,
want zij vond het nu eenmaal ge-
wenscht, dat haar kinderen buiten
den invloed van haar man zouden
wezen. In dit verband wees pl. op
het ongelukkige huwelijk dezer vrouw,
huwelyk dat door een geestelijke zeer
tegen haar zin tot stand kwam.
Verder wijst pl. als grond van
clementie op de omstandigheid, dat
bekl. in de onmogelijkheid verkeerde,
het bankbiljet terug te brengen, om
dat zij vreesde, dat haar oudere
kinderen, die goede betrekkingen be-
kleeden, in hun loopbaan geschaad
zouden worden. En ten slotte legde
pl. verklaringen over vanmenschen,
die met lof spreken over de beklaagde
en die het zeer slecht voor de kin
deren zouden vinden, wanneer dezen
de leiding der moeder missen.
Uitspraak 26 Mei a.s.
Een verongelukte.
Een 67 jarig man stond Dinsdag
voor de Vierde Kamer der Recht
bank te Amsterdam terecht, beklaagd
dat hij op 9 April van een vracht
wagen op het Stationsplein een lap
voeiingstof van 28 meter wegge
nomen heeft.
Do man bekende.
Het O. M., mr. Jorissen, wees er
in zijn requisitoir op, dat beklaagde
sedert 1898 geregeld in Veenhuizen
verpleegd werd. En het is treurig
om te zeggen, maar feitelijk kan
deze ongevaarlijke man, die niet in
de gevangenis thuisbehoort, nergens
anders dan in Veenhuizen meer
terecht. Aan vermogensdelicten
maakte hy zich tot dusver niet
schuldig. Eischzes maanden ge
vangenisstraf.
Mr. Elion, die bekl. verdedigde,
wees er op, dat bekl. inderdaad vijf
tien jaren lang geregeld naar Veen-
huizen werd gezonden. Maar wat is
daarvan de oorzaak?
In 1867, op 20-jarigen leeftijd ging
bekl. volgens de mededeelingen, die
hij pl. deed, naar Curaijao als militair.
Hy was driftig uitgevallen en stak
den provoost-geweldige meteen mes.
De getroffene herstelde na drie
weken, maar bekl. kreeg acht
jaren gevangenisstraf! Toen hij die
acht jaar uitgezeten had, begaf hij
zich naar Afrika om in het Vreem
denlegioen dienst te nemen. Zes jaar
deed hij daarin trouw zijn plicht,
toen hij een brief kreeg van zyn
zuster, die hem verzocht naar Hol
land terug te komen, daar zij hem
vóór haai' dood gaarne nog eens zou
zien. Bekl. ging, maar toen hij ver
volgens weer in het Vreemdenlegioen
dienst wilde nemen, werd hij afge
wezen, omdat hij te oud was. Als
militair in logeren rang had hij niets
geleerd, waardoor hy in de maat
schappij zijn brood kon verdienen.
Hy kwam voor moeilijkheden te
staan en werd landlooper. Maar aan
vermogensdelicten maakte hy zich
nooit schuldig.
Weer uit Veenhuizen ontslagen,
trachtte bij hier in het Armenhuis
opgenomen te worden. Maar tot
tweemaal toe werd hij afgewezen,
Hy trachtte hier werk te krijgen en
de 67 jarige man verdiende zelfs nog
fi.60 door op een zandschuit te
werken.
Daarop ontmoette hij op een bank
zittend een man, die hem vier, vyf
borrels gaf en hem opstookte het
pak van den vrachtwagen weg te
nemen. Aan dien raad gaf bekl.
gehoor.
Wij staan hier voor een verwoest
leven en het is nu de vraag wat er
met den man moet gebeuren. Het
O. M. zegt dat hij niet in de ge
vangenis thuis behoort. Maar dan is
de logische gevolgtrekking deze, dat
men hem een veel mindere straf op
legt dan door O. M. is gevraagd.
26 Mei a.s. uitspraak.
Een vroolijke jachtwet-overtreding.
Men meldt uit Arnhem aan de Tel.
Voor den krijgsraad alhier hebben
terecht gestaan twee geniesoldaten,
zekere E. en N., wegens overtreding
der jachtwet. Toen zij met den troep
uitgetrokken waren voor een mili-
iairen raarsch, kregen zij te Buunik
rust. Daar zagen zij plotseling op een
aangrenzend weiland een haas loopen.
Over de afrastering klimmen was
voor de lenige snaken het werk van
een oogenblik en nu begon een wed
loop tusschen her. en den haas, tot
groot vermaak van de overige sol
daten, die om den wedloop gierden
van het lachen. Begrijpelijker wijs
won ten slotte de haas het toch van
zijn achtervolgers en ontkwam. Dat
dit geval de beide boosdoeners nog
voor den krijgsraad zou brengen, had
echter niemand vermoed. Behalve
de soldaten, was echter ook de jacht
opziener D., van jhr. De P. aldaar,
getuige geweest van den wedloop,
Hy zeide den soldaten een bekeuring
aan en werd toen wel uitgelachen,
doch niettemin moesten ze wegens
jagen in gesloten jachttijd terecht
staan, terwijl de dagvaarding zelfs
vermeldde, dat zij met blanke sabels
het dier hadden achtervolgd, om het
te bemachtigen.
Voor den krijgsraad erkenden de
soldaten hun misdryf, behalve dan,
dat zy met getrokken sabel zouden
hebben gejaagd; zy hadden slechts
de sabels met schede afgedaan, en
in de hand genomeD, omdat dozebij
het klimmen over de afrastering
hinderden. Na wat over en weer
praten, kwam de jachtopziener ten
slotte wel wat in het gedrang en
erkende hij, niet zeker te zijn, of de
sabels waren blank geweest, dan wel
in de scbeede staken.
De auditeur-militair, zyn requisitoir
nemende, meent, dat nu deze
zaak eenmaal is aangebracht, een
veroordeeling niet kan uitblijven,
ofschoon hij het wel voor uitgesloten
houdt dat de bekl. op bovenvermelde
wijze den haas zou hebben kunnen
bemachitgon. De jaehtwet verbiedt
echter ook het jagen achter wild in
gesloten jachttijd, waarom veroor
deeling der bekl. vraagt en wel van
ieder tot f 2 boete subsidiair 2 dagen
hechtenis.
De krijgsraad ging in de raad
kamer en veroordeelde beide bekl.
tot f0.50 boete.
Een vreemde geschiedenis.
Zaterdagavond werd in het huis
van den bakker A. Moek te Gasselte
(Dr.) bruiloft gevierd. De jongste
dochter was gehuwd en zou het
vaderlijk huis verlaten. De 29-jarige
zoon des huizes, een oppassend jong-
niensch, liep af en toe naar het
ledikant omdat hy over kiespijn
Te middernacht liet de oude heer
een andere dochter, die met haar
man per rijtuig naar Gieten terug
moest keeren, uit- Men hoorde voor
het huis iemand kreunen, liep naar
een drogen greppel van een halven
meter diep en vond er den 29-jarigen
zoon Geert, met krabben aan 't ge
laat en een blauw oog. Men droeg
hem naar huis en legde hem te bed.
Op de vraag wie hem zoo had toe
getakeld, antwoordde hij'dat niemand
hem leed gedaan had. Hy was ge
vallen. Later werd hij bewusteloos
en haalde men dr. Haverkamp te
Gieten, die echter spoedig den dood
moest constateeren.
Over het vreemde geval doen
allerlei geruchten de rondte. Want
in den loop van den avond tot ouge-
veer 10 uur waren er - naar dorps
gewoonte - wat opgeschoten jongens
van 18-20 jaar om het huis gezien.
Die azen dan op een borrel en deze
was hun, bij herhaling en zeer royaal
verstrekt.
De politie nam de jongelui in ver
hoor en werd op last van de justitie
te Assen door twee doctoren de ge
rechtelijke sectie op het lijk verricht.
Wellicht brengt het onderzoek
eenig licht in deze hoogst vreemde
historie, want niemand kan de vraag
beantwoorden wat het slachtoffer
op het overgelegen erf moest uit
voeren.
Het relletje te Arnhem.
De tweede v. d. P., die bij het rel
letje met de politie te Arnhem in
den nacht van Zaterdag op Zondag
een schot in den hals kreeg, maakt
het thans vrij goed. Levensgevaar is
geweken.
Verschillende personen, die by het
voorgevallene tegenwoordig waren,
zijn door den rechter-commissaris
gehoord.
De personen, die zich. in hechtenis
bevonden, zyn in vrijheid gesteld.
Het lijk van de verslagene is ge
rechtelijk geschouwd.
Da erfeniskwestie Pieter Teyler
v. d. Hulst.
Door de vereen. „Recht zy ons
doel" zal, blijkens een mededeeling
van den heer Cunes, in een openbare
vergadering te 's-Gravenhage, inzake
de erfeniskwestie van Pieter Teyler
van der Hulst, een verzoekschrift
aan de Tweede Kamer worden gericht.
Het request bevat o m. een I2-tal
punten (met 67 bijlagen, protocollen,
actes, enz), waarmede aangetoond
wordt, op welke gronden de erfge
namen meenen recht te hebben op
de nalatenschap van P. T. van der
Hulst. Ook wordt in het vermelde
request gevraagd, of de Tweede Ka
mer het daarheen zou willen leiden,
dat er een commisie wordt benoemd,
om een onderzoek in te stellen, op
welke bewijzen de nalatenschap van
P. T. v. d. Hulst in beheer is geko
men van heeren directeuren. De heer
Cunes zal deze maand over geheel
Nederland, waar onderafdeelingen
z(jn van deze vereeniging, vergade
ringen houden, om iedereen, die be
langstelt in deze zooveel besproken
zaak, het doel van dit request ui teen
te zetten.
Een Aprilmop die geld kost
't Hbl. verhaalt de volgende „be
daagde" Aprilmop.
„Op den eersten April ontving een
onzer welgestelde ingezetenen een
officieel schrijven van een der in-
spectie-bureaux der belastingen, mel
dende dat men reden had te ver
moeden, dat zijn belasting-opgaven
te laag waren, zoöfclat hem met na
druk in overweging gegeven werd,
zoo spoedig mogelijk een juiste op
gave van zijn vermogen en inkomsten
te doen.
Aldus deed de betrokkene, die
het inderdaad niet zoo heel nauw
had genomen met zijn juiste belasting
Eerst later bleek, dat de brief ge
fingeerd was. Het feitelijk grappige
van de geschiedenis is nu echter,
dat de belasting-ambtenaren zich
volstrekt niet hebben gestoord aan
de bedoeliDg van de April grap, doch
de nieuwe aangifte van den belasting
ontduiker beschouwen als bitteren
ernst."
BUITENLAND.
Oe „Kortenaer" voor Tampico.
Volgens den Washingtonschen cor
respondent van de „New York Herald"
zou, terwijl de regeeringen van het
groote Engeland en het groote Amerika
nog aarzelen en niet weten wat ze
moeten doen om de olievelden van
Tampico te beschermen, het „kleine
Nederland" hebben getoond wat door
„practisch optreden kan worden ver
richt."
„Nederlandsche kapitalisten", aldus
de correspondent, „bezitten olievelden
veertig mijlen de Paunco-rivier op.
De Nederlandsche administrateur stel
de den commandant van den Neder-
landschen kruiser de vraag wat er
gedaan kon worden ter bescherming
van de bronnen. De Nederlandsche
commandant verspilde geen tijd met
overwegingen omtrent internationale
complicaties. Hij bemande twee booten
met flinke Hollandsche matrozen en
zond deze naar de Nederlandsche
onderneming met bevel er tot nader
bericht te blijven. Zy zyn daar nu
en de Nederlandsche olie-onderneming
is veilig."
Aldus de correspondent van den
„New York Herald".
Zooals men allicht weet, werkt in
de buurt van Tampico, de petroleum-
maatschappij La Carona, een dochter
maatschappij van de Koninklijke.
Juist in het bericht is dus, dat ook
Nederlanders bij Tampico groote be
langen hebben (La Corona is een
maatschappij met een aandeelen
kapitaal van 5 millioen gulden). Maar
overigens lijkt het weinig waarschijn
lijk, dat van de „Kortenaer" een
kleine macht ter bescherming der
Nederlandsche bezittingen by Tampico
zou zyn geland. In het financieele
bijblad van de „Times" wordt dan
ook gemeld, dat alle praatjes over
een bewaking der oliebronnen en olie
installaties onjuist zijn. Alleen zyn
eenige Nederlandsche matrozen en
een officier aan wal gegaan om op
een der eigendommen een onderzoek
in te stellen to investigate a pro-
perty). Voor een bewaking der velden
zou, zegt de correspondent van de
„Times", een grooter macht noodig
zijn, dan werkelijk aan wal is gegaan.
Van het bericht van den „New York
Herald" zou dus niet veel overblijven.
(H.blad).
Mexicaansche tragedies.
Zooals het er vroeger toeging, zoo
gaat het er heden nog toel
Een Fransch journalist, André
Tudesq, heeft het land bereisd, en
zyn dagblad-artikelen heeft hij ver
zameld onder den titel van ,,Le
Harem Assassinó". Wij ontleenen er
deze beschrijving aan van de wijze
waarop de vorige president van
Mexico uit zyn ambt ontzet werd.
President Madero bevindt zich, om
ringd door zijn ministers, op den
I8en Februari, des namiddags in de
eere-zaal van zijn paleis. Treedt bin
nen generaal Aureliano Blanquet, een
militair, die het volle vertrouwen
geniet van Madero; hij is vergezeld
door luitenant kolonel Jimenez Rive-
roll, majoor Izquierdo, en kapiteins
Posada en Cepeda.
Men begint een gesprek, dat weldra
op beveltoon gevoerd wordt. Generaal
Blanquet zegt
„Wij bevinden ons in een ho
peloozen toestand. Het volk heeft
honger, het leger is uitgeput. Het
geheele land is overstroomd door
het sedert tien dagen vergoten bloed.
Onder deze omstandigheden is de
eenige verstandige en menschelijke
oplossing, af te treden."
Op deze woorden verbleekt Madero
de woede doet hem de lippen samen
knijpen. Hij stuift op:
„Wie spreekt er over mijn af
treden Wie durft mij dat vragen
Generaal Blanquet heeft dien zelf
den ochtend een onderhoud gehad
met de leiders van de beweging,
verklaart op flinken toon
„In de eerste plaats het leger;
vervolgens het volk."
Als antwoord haalt Madero zyn
revolver te voorschijn en vuurt drie
maal achtereen. Hij was een uitne
mend schutter. Hy schiet een kogel
in het hoofd van den luitenant
kolonel Jimenez Riveroll en een
tweeden kogel schiet hy majoor
Izquierde in het hart. Generaal Blan
quet springt op den president toe
en slaat zijn armen om hem heen.
Binnen enkele minuten zijn Madero
en zyn ministers gevangen genomen
en onder behoorlijk toezicht gesteld.
Tegelijkertijd had de arrestatie van
een broeder van den president plaats.
Het was generaal Huerta, die zich
daarmede belastte. Dit gebeurde in
het restaurant Gambrinus. De Fran-
sche schrijver geeft er deze beschrij
ving van:
Het was in een van de zalen van
het restaurant, waar aan Madero en
generaal Delgrado een champagne-
feest werd aangeboden door generaal
Huerta. Ik heb de plaats bezocht.
Er staat een scherm, met een lachende
Amerikaansche miss beschilderd, daar
achter is een soort cabinet-particulier
met rozen in potten en een hek werkje
van wit hout.
Te drie uur in den middag wordt
generaal Huerta aan de telefoon ge
roepen op de eerste verdieping; het
is generaal Blanquet, die de arrestatie
van de geheele regeering meldt.
- „All right!" antwoordt gene
raal Huerta.
En uit het venster geeft hy een
afgesproken teeken aan een twintigtal
„rurales", die in het tegen-over-lig-
gende huis verborgen zijn. Het
restaurant wordt omsingeld. Generaal
Huerta gaat weer naar beneden tot
zyn gasten. Met den revolver in de
vuist neemt hij Madero en generaal
Delgrado gevangen. De eerste wil
weerstand bieden. Drie der aanwezi
gen leggen hun revolvers op hem
aan.
Hy wordt in de vestiaire geketend.
Daar wordt hij tot 's avonds elf uur
bewaakt. Als hij zich verveelt, en
omdat hij dorst heeft, brengt men
hem een tlesch cognac. Hij bestelt
ook whisky.
Te middernacht brengt men hem
onder sterk geleide naar de citatel.
Twee uur later wordt hij aan handen
en voeten gebonden, aan een paal
vastgemaakt Bij lantarenlicht wordt
hij gefusilleerd.
Bij zyn sterven heeft hij slechts
een woord van minachting„Tiaido-
resl" (verraders). (H.bld.)
Gevecht in een kerk.
De betoogingen tegen Rockefeller
hebben Zondag tot een betreurens
waardig tooneel in een New-Yorksclie
kerk geleid. De Calvary Baptist
Church staat onder patronage van
Rockefeller. Toen nu Zondag hier de
dienst was begonnen, stond de leider
van een groep socialisten, die in de
kerk plaats hadden genomen, op en
trachtte een toespraak te houden.
Nauwelijks echter had hy eenige
woorden gesproken of eenige kerke-
knechten trachtten hem te verwijde
ren. Hij bood heftig tegenstand en
weldra was de kerk in het tooneel van
heftige» strijd veranderd. De gewone
kerkgangers stonden vol verontwaar
diging op, riepen „gooit ze er uit"
en begonnen al spoedig een handje
mede te helpen om de ongewenschte
gasten te verwijderen.
Politie werd zelfs te hulp geroepen
en er werd duchtig op de socialisten los
geslagen, die ten slotte werden verwij
derd of door de politie gearresteerd.
Van de familie Rockefeller was
dezen dag niemand in de kerk aan
wezig.
Hondanbadhuis.
Dank zij de vrijgevigheid van een
harer burgers, heeft de stad Munchen
sedert eenigen tyd een hondenbadhuis
als bijgebouw van het groote en
veelgebruikte volksbadhuis. Er zijn
twee groote ruimten in. De eene
bevat het met cement bepleisterde
reinigingsbad, de douches en een
groote zwemkom, de andere een
aantal scheertafels, waar de dieren
met riemen op vastgegespt worden,
en groote en kleine droogkooien.
Honden die daar eenige keeren
achtereen gebaad en geschoren
zyn, stribbelen meestal niet meer
tegen, zoodat op zyn hoogst bij het
scheren (door middel van electrisch
gedrevpn toestellen) en dan nog
alleen by bijzonder bijtachtige het
aandoen van een muilkorf noodig
is. Een douche- en zwembad kost,
al naar de hoogte van den hond,
40 pf. tot 1 mk., scheren zonder
reinigen l'/s-3 mk., scheren en
reinigen samen 2—4 mk. Er worden
eiken dag ongeveer 85 honden (soms
ook wel het dubbele aantal) behandeld,
zoodat de inrichting h3ar rente zeer
goed kan opbrengen.
Met bijzondere zorg zyn, om zoowel
een te groote afkoeling als een te
sterke verhitting te vermyden, de
droogkooien, waar de dieren ongeveer
een uur vertoeven, ingericht.
Te Neurenburg heeft men het
voorbeeld nagevolgd en ook een bad
huis voor honden geopend. Daar
wordt er echter nog maar weinig
gebruik van gemaakt. Munchen is
echter, in verhouding tot zijn aantal
inwoners, de Duitsche stad, die het
rykst aar. honden is.
Ook te Keulen maakt men plannen
voor de oprichting van een honden
badhuis.
Arrondissements-rechtbankte Alkmaar.
Zitting van
„Mishandeling".
Een veelgesmade in dit onder-
maansche is de politie. Ze timmert
veel aan den weg en Jan Publiek's
sympathie gaat meestal niet uit naar
haar werk. Maai als hij haar hulp
noodig heeft, of zelfs maar noodig
meent te hebben, dan weet hij haar
altijd geweldig vlug te vinden. En
dan is ze de vaak verachte!
terstond zeer gedienstig. Op een
bruiloft noodigt men haar nooit, maar
als de gasten lastig worden en den
boel ineenslaan, ja, dan „vraagt" de
gastheer ook de politievoor de
bruiloft.
Nu, een zoo ernstig geval was het
niet, waarvoor 5 April j.1. de hulp
der Heldersche politie ingeroepen
werd. Een dronken visscher, Th. J.
P., wilde dien avond de zaal van het
Leger des Heils binnen, doch de
scheepsbouwer A. Geus, die voor
deurbewaarder fungeerde, gaf geen
entrée. De bevelvoerende Officier,
zooals de ook thans gebezigde Leger-
term luidt, had verordonneerd, dat
dronken personen niet zouden worden
toegelaten. De visscher heeft toen
den dorpelwachter op z(j geduwd,
wat het ernstige gevolg had, dat
diens pet op den grond viel. Pyn
had G. niet geleden.
De pres. keek hem eens aan en
schudde zachtkens het hoofd.
C. Dijkshoorn, vrouw van C. Ver
meulen, had gezien dat de aange
schoten visscherman Geus togen een
schotje duwde, ze kreeg niet den in
druk, dat er mishandeling werd ge
pleegd. En haar man, schoenmaker
van professie, zei, toen hij alvorens
te getuigen, den vereischlen eed
moest afleggen, dat hij hiertegen wel
eenig bezwaar had. Wie dacht dat
hier geloofsmotieven in debat zouden
worden gebracht, had het deerlijk
mis. Getuige vond „het geval te
luttel", om er een eed voor af te
leggen, een motiveering, welke na
tuurlijk geen bijval verwierf. Hy had
echter gedacht, dat het wel erger
kon worden en daarom hadden hij
en zijn betere helftde politie ge
waarschuwd. Die gekomen was, geen
„erger", dat rechtmatige ergernis kon
opwekken, geconstateerd had, doch
de klacht van den deurwachter had
gerapporteerd.
De visscher zag blijkbaar het ge
beurde ook zoo ernstig niet in, hij
was tenminste niet naar Alkmaar
gekomen. En zoo kreeg hij niet te
hooren, dat de Substituut-Officier van
Justitie een andere opvatting er op
nahield, dan de getuigen en blijkbaar
de president. Dergelijke dingen, zei
Z. E. A., kunnen we niet ongestraft
laten, anders krygen we den groot
sten last met het Leger des Heils!
Zoo werd tegen bekl., die als la3tig
bekend staand werd gekwalificeerd,
f 15 boete sub. 10 d. b. geéischt.
Overtreding gemeente-verordening.
Ook de koopman A. K. uit Helder
was niet verschenen. Tegen dezen
was 25 Maart proces-verbaal opge
maakt, omdat hij zonder aangifte
wederrechtelijk 6J strekkende meter
berm van het Heldersche kanaal, aan
de Achterbinnenhaven, in gebruik
had genomen. Op dezen gemeente
grond had bekl. hout gelegd.
De griffier las verschillende ver
klaringen voor, waaruit bleek, dat op
den genoemden datum bij verschil
lende daarvoor in aanmerking komen
de functionarissen door K. geen aan
gifte was gedaan, terwijl de ambte
naar der plaatselijke belastingen te
Helder, L. Labout, verklaarde dat
bekl. wel drie maal gewaarschuwd
was om aangifte te doen.
Het O. M. eischte 6 geldboeten van
fl, sub. elk te vervangen door 1 dag
hechtenis.
Heling van aan boord gestolen koper.
De rechtbank veroordeelde den
koopman Arie S. te Helder, thans te
Alkmaar gedetineerd, overeenkomstig
den eisch van het O. M. tot tien
maanden gev.str. wegens heling, den
27 Maart, van door den matroos J.
C. Versnel van de kanonneerboot
„Hefring" gestolen koper.
Tweede Kamer.
Zitting van Dinsdag 12 Mei.
Voortgegaan wordt met de behan
deling van het ontwerp-Inkomsten-
belasting.
Aan de orde is art. 39, bepalende,
dat de aanslag in de belasting in
hoofdzaak geschiedt:
le. wat de vermogensbelasting
betreft: door den inspecteur der re
gistratie;'
2e. wat de overige belastingplich
tigen en de naamlooze vennootschap
pen. stichtingen, enz. betreft: door
den ontvanger der directie belasting* n.
Op dit artikel en op vele volgende
artikelen is door de commissie van
rapporteurs ingediend een serie amen
dementen, waarvan de bedoeling i
te bepalen, dat de zorg voor de uit
gifte der aanslagbiljetten in haar
geheel wordt opgedragen aan het
dienstvak der directe belastingen, doch
dat samenwerken tusschen de dienst
vakken der directie belastingen en
der registratie moet worden bevor
derd, ten einde de aanslagen zoo juist
mogefijk vast te stellen. In iedero
inspectie der directie belastingen zal
dan een commissie van aanslag komen,
gevestigd ter standplaats van den
inspecteur dier belastingen en waar
van die inspecteur ambtshalve lid is.
De amendementen regelen een en
ander tot in détails.
Do heer P a t y n (u.1.) licht deze
amendementen van de commissie van
rapporteurs toe.
De amendementen worden door
verschillende andore leden verdedigd.
Aan de heeren Kloerkoper (s.d.)
en M e n d e 1 s (s.d.) wordt verlof ver
leend tot het stellen van de aange
kondigde vragen aan de ministers
van waterstaat en koloniën, op nader
te bepalen dag.
1 Mei-viering te Zaandam.
Zooals men weet zijn door het an
tirevolutionaire lid der Tweede Kamer,
den heer Brummelkamp, een drietal
vragen tot den Minister gericht in
zake a het vrjjafgeven op I Mei aan
ambtenaren en werklieden der ge
meente Zaandam, voor zoover de
dienst het toelaat; b het geven van
vacantie op de gemeentescholen; c.
het niet-vlaggen op den verjaardag
Yan H. K. H. Prinses Juliana door
de gemeente Zaandam.
Daar de beslissing over dergelijke
kwesties buiten het ressort van den
minister ligt, was het te verwachten,
dat een eventueel antwoord hierop
niets anders zou brengen dan de reeds
bekende motieven door B. en W. van