HELDERSCHE COURANT VOORHEEN GENAAMD 'T VLIEGEND BLAADJE Nieuwsblad voor Helder, Koegras, Texel, Wieringen en Anna Paulowna Eerste Blad. Depothouders. Aardrijkskunde Het Eiland Texel No. 4312 ZATERDAG 16 MEI 1914 42e JAARGANG Abonnement per 3 mnd. 65 ct., franco per post 90 ct., Buitenland f 1.90 Zondagsblad 37J 45 „0.75 Modeblad 65 75 1.00 Voor het Buitenland bij vooruitbetaling - Losse nummers der Courant 2 ct. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag UITGEVER: C. DE BOER Jr. - HELDER Bureau: Koningstraat 29 - Interc. Telefoon 50 Advertentiën van 1 tot 4 regels (bij voorultbet) 30 cant Elke regel meer 6 cL Ingezonden mededeelingen van 1 tot 4 regels 75 cent Elke regel meer 15 cent Advertentiën op bepaald aangewezen plaatsen worden 25°/o hooger berekend. Groote letters en ciiché's naar plaatsruimte. Bowljs-exemplaar 2} cent. Het eerstvolgend nummer van ons blad verschijnt Dinsdagmiddag. In de navolgende 12 Depóts is ons blad geregeld verkrijgbaar: A. BAKKER, Westgracht 89. BOM HOEF, Koningdwarsstraat 16. J. BROUWER, Schagenstraat 9. W. BUTER, Vijzelstraat 35. J. DE GOEIJ, Jonkerstraat 43. R. JONGKEES, Paardenstraat 24. J. KIKKERT, Cornelis Ditostraat 34. Wed. F. KLEIN, Hartenstraat 2. Wed. C. RAN. Basstraat 38. A. SIKKERLE, Oostslootstraat 20. IJ. STOLL, Molenstraat 172. A. TA BELING, Vischstraat 35. Bij de Boekhandelaren: N.V. Boekhandel v/h. A. J. MAAS, Kanaal weg. P. SPRUIT, Molenplein. J. C. DUINKER, Spoorstraat. Alsmede aan de KIOSK vestibule Station. BINNENLAND. De staking voor de steenkolenhandelsvereeniging. Woensdagavond zijn aan het Cen traal Station te Amsterdam 72 Duit- sche werklieden aangekomen, die vandaar per stoombootje, begeleid door de havenpolitie, onmiddellijk overge bracht zijn naar de emplacementen der stoomvaartmaatschappijen,welker booten van kolen moeten worden voorzien. De bootwerkers-voreeniging „Recht en Plicht" was van de aan komst der Duitschers op de hoogte, met het gevolg dat een vrij groot aantal stakers aan het station stond, om de zgn. onderkruipers te ontvan gen. Er was echter voldoende politie tegenwoordig om te zorgen, dat er geen ongeregeldheden voorvielen. Donderdag kon dus weder door de Steenkolenhandels-vereenigingmetde gewone bezetting arbeiders gewerkt worden. Het kolen laden van de Gelria van de Holl. Lloyd werd hervat. Woensdag heeft de z.g. slijmploeg van het stoomschip „Gelria" (de man nen, die het werk der zeelieden doen, zoolang de boot aan den wal ligt) geweigerd aan den arbeid te gaan, omdat er besmette kolen geladen werd. Een groot aantal zeelieden kwam zich echter aanmelden, voor de aanstaande reis der „Gelria" te monsteren. Donderdag hadden de voorzitter der bootwerkersvereeniging „Recht en Plicht", Postma, en do voorzitter der afdeeling Amsterdam) van den Zeeliedenbond, Ronner, een onder houd met de directie van de stoom vaart-mij. Nederland, waarin zij de directie wezen op de vèr strekkende gevolgen, welke het conflict hebben kan. Donderdagavond vergaderen de besturen van de plaatselijke federatie van transportarbeiders „Recht en Plicht", den Centralen Bond van haven- en transportarbeiders en de machinisten en stokershond, ter be- paliug der aan te nemen houding. Naar door den voorzitter van „Recht en Plicht" werd verzekerd, zal van arbeiderszijde al het mogelijke gedaan worden om uitbreiding van den strijd te voorkomen. Gemengd baden te Scheveningen. 't Zal er nu ook te Scheveningen toe komen. Want dat streng ge scheiden houden der badgelegen heden voor heeren en dames „levert niet genoeg op." De Haagsche causeur van de „N. Rt. Ct." zegt er natuurlijk het zijne van. Op zijn manier. Hier een paar aanhalingen. Het badseizoen 1914 zal aanvangen zonder schotje tusschen dames- en heeren zee. Er zal zyn een samen gevoegde, een „gemengde" zee, de van door P. 0EUZEMAN, Hoofd der School le De Cocksdorp op Texel en Leeraar Middelbaar Onderwijs ln Aardrijkskunde. In 1914 herzien door: J. Daalder Dz. en W. Mets Tz. 6) Het westelijk deel is meer zandig (duinen geestgrond, zandige grond langs de duinreeks); het oosten bestaat uit zeeklei en isdus veel vruchtbaarder. De lijnrechte wegen en slooten, alsme de het landschap, herinneren aan den Haarlemmermeerpolder. De bodem is aangeslibd onder bescherming van den zanddijk, dien men in 1629 gelegd heeft ter verbinding van het aloude Texel met het duineilandje Eierland. De Groote en Kleine Slufter aan de westkust van Eierland trachtten af scheuring te bewerkstelligen, wat door aanstuiving van duinen tegen de west zijde van gemelden dijk, gelukkig is belet. Zooals elders is vermeld, kan men, indien mon zich langs een der wegen, die den polder Eierland in parallelle richting doorsnijden, west waarts begeeft, den vroegeren dyk, wanneer men de duinen nadert, dui delijk herkennen. Alsfeen hooge, steil oploopende muur doen zich de duinen heeren zullen zoo beleefd zijn, niet te rooken. Niet alle schotjes echter zullen zijn verdwenen in Neptunus' onmetelijk rijkZijn ministers houden vast aan de indeeling in chique- en plebejische zee. Maar één schotje is vervallen, één zee-tourniquet wordt opgeruimd. Waarom? Omdat?... Of omdat? Weineen, wélneen. Het rendeert niet! De exploitatie is te duur, er moet geld bij, de zee kost meer ingekocht. Ook een zee kan niet leven van haar verlies, en men stelle zich de blamage voor, wanneer zij op de flesch ging en de curator haar deed sluiten en ver- Maar nu 't er toch eenmaal toe ligt, zullen we nu van den nood maar riiet een deugd maken? Er zijn immers tal van wee badplaatsen, waar inen de weelde der Scheveningsche scheiding niet kent en blijkbaar heelemaal niet begeert. Men kan „gelegenheid geven". Gelegenheid maaktEnfin. Er zyn ook „gelegenheden", die eischen, dat de inensch ze ge bruikt. Als een tramrijtuig met 110 plaatsen leeg is, behoudens één plaatsje, inge nomen door een lief meisje, kunt gij dan vlak naast haar zitten gaan? En zou het lieve meisje dit mogen dulden? Als er vau de 110 plaatsen 109 bezet zjjn, behalve die, vlak naast het lieve meisje, hebt gij minder keus, minder „gelegenheden" om u neer te zetten, maar beklaagt gij u? Betreurt gij de gelegenheden? Tot nu toe liet men het „gemengde bad" over aan gezamenlijk badende gezinnen en aan vreemdelingen, die „niet beter wisten", niet beter be hoefden te wetenvoortaan mag men, „omdat er nu eenmaal niet anders is", in het gemengde bad. Ik moet mij wel schromelijk ver gissen in inijn medemenschen, wan neer zij zich niet met groote gelaten heid schikken. Geknoei met snoepgoed. Zooals bekend, wordt er door fa brikanten van snoepgoed vaak ge knoeid en staan daardoor de kinderen, die van het lekkers smullen, bloot aan gevaar. In de „Tel." noemt de heer G. J. Bosgoed eeuige staaltjes van knoeierij bij de fabrikage van snoep waren. Zoo komt in goedkoope drop nage noeg geen suiker, doch slechts aar dappelstroop voor, bij toevoeging van scherpe wijnsteenzuur. Pepermunt die uitsluitend uit suiker en gom behoort te bestaan, bestaat grootendeels uit gemalen marmer, dat bij duizenden kilo's wordt verwerkt voor 't verbruik. Dropartikelen worden gefabriceerd uit 'n mengsel kastemakerslijm met schoorsteenvet en andere schadelijke ingrediënten. Cacao-doppen, voor veevoeder zelfs ongeschikt, worden tot hoogen prijs opgekocht en komen in fijngemalen toestand als chocoladevervalsching in den handel. Naar verklaring van „Cordian", een tijdschrift voor de cacao industrie, worden deze gemalen doppen bij zeer goote massa's in Nederland uit Hamburg ingevoerd. Voor hoestenden fabriceert men drop en vele gom-artikelen bevatten geen spoor van gom. De schrijver dringt er op aan, dat de Rijkskeuringsdienst hierin spoedig verbetering brengen zal, en men de vervalschers van voedings- en genot middelen streng straffe naar de wet, met vermelding in de niewsbladen van hun namen en kwaliteiten, ter waarschuwing. BUITENLAND. Men schrijft aan de ,,N. Rolt. Ct." uit de Kanaal-zone: Het „Panama Morning Journal" van 3 April bevatte een artikel over de betrekkingen tusschen Nederland aldaar thans voor en zijn aan de land zijde kaarsrecht, evenals een dijk. De indijking van Eierland dagteekent van 1835. Als eigenaardigheid in verband met den naam „Eierland" dient nog ver meld, dat men in den muur der sluis, die het overtollige water te De Cocks dorp in zee loost, aan de buitenzijde drie witte marmeren steenen inge metseld heeft, welke het voorkomen van „eieren" hebben. Die „eieren" staan loodrecht: één groot, met de punt benedenwaarts gekeerd, in het midden; de twee andere, als satel lieten of wachters zijwaarts daarvan op ongeveer 3 dM. afstand. Eierland ligt gemiddeld 0,5 M. boven volzee (vloed); het zomerpeil is 0,8 M. be neden A.P. Het hoofdmiddel van be staan is landbouw (tarwe, gerst, haver, erwten, aardappelen enz.) Wat men bij veel andere polders kan opmerken, vindt men ook hier terug; de land bouwers zijn huurders of pachters der hofsteden en landerijen; de eige naars wonen elders, ofschoon hierin in de laatste jaren eenige verandering ton goede gekomen is. De verhuring geschiedt in den regel per 6 jaar, soms per 9 of per 12 jaar. Dat zulk een stelsel niet voordeelig voor den landbouw is, behoeft geen nader betoog, vooral niet, als men aaneendergelijken toestand in Ierland denkt met de gevolgen daarvan. en de republiek Panama, waaraan het o.s. ontleend is: Nederland is vertegenwoordigd in Panama door een consul, den heer David M. Sasso, die gedurende 18 jaren verbonden was met de firma H. de Sola en Go., doch die zich onlangs in eigen zaken heeft ge vestigd. De heer Sasao, ofschoon hij nooit Europa bezocht, heeft, evenals alle blanke Hollandsche West-Indiërs, een heel sterk Hollandsch nationaliteits gevoel, even sterk als dat van de Hooglanders voor hun Schotland. De reden hiervan is misschien, dat de man, geboren in de Hollandsche koloniën, ofschoon vaak van Spaansch- Amerikaansch bloed, door het moeder land niet wordt beschouwd als een afhankelijk kolonist, doch als een vrij burger, die dezelfde rechten heeft als de persoon, geboren in het moeder land. De heer Sasso spreekt met groot enthousiasme over het vooruitzicht van meer handel tusschen zijn land en Panama. Boven alles gelooft hij in een groote economische toekomst voor de republiek Panama, en dit beteekent, dat Panama meer fabrieks- goederen zal koopen, waaronder en kele uit Nederland. Verder laat de Koninklijke Nederlandsche Stoom vaartmaatschappij, wier schepen reeds Colon aandoen, drie groote passagiers booten bouwen, de „Venezuela", de „Colombia" en de „Ecuador", voor den kanaalhandel, zij zullen betere gelegenheid geven aan de bewoners van Nederland en hare koloniën, om Panama en de Westkust van Zuid- Amerika te bezoeken, om aan de burgers van deze landen te verzeke ren, dat Holland, behalve jenever en kaas, nog een massa andere zaken uitvoert, zooals: baggermachines, aardewerk, electrische lampen, kaar sen, stalen brandkasten, tegels, ge steriliseerde melk, enz. Op 't oogenblik is de handel tus schen Nederland en Panama nog heel gering. De voornaamste ingevoerde artikelen zijnboter, kaas, aardappe len, melk in bussen, die door de armere klassen in plaats van versche melk wordt gekocht. Daar zijn, heeft men berekend, ongeveer 125 blanke bewoners van Holland en koloniën op de Landengte de moesten zijn geboortig uit Hol landsch West-lndië. Wij noemen M. D. Henriquez, in Aquadulce, eigenaar van de grootste en meest moderne suikerplantage en suikerfabriek op de Landengte; do heeren de Sola en de Castro, van de firma H. de Sola en Co., Oduber, van het damesmode magazijn, en verscheidene anderen, die zaken drijven in Panama. Eigenaardig is het, dat burgers van Cura^ao een groot deel van de apothekerswinkels in Panama be zitten: Van der Haus en Co., Chape- nau, Wolschoon, Royer, De Haseth, Hediente, Reynardus, Van der Geer en Tas zyn allen Hollandsch West- Indiërs. Een aantal Hollanders, in Europa geboren, doch genaturaliseerde Ame rikanen, zijn beambten der Kanaal- commissie, en er zijn vele ouderdanen van koningin Wilhelmina onder de werklui. De Hollanders wenden groote po gingen aan, om gereed te komen voor de opening van het Panama- kanaal. De haven van Willemstad in de baai van St. Anna, CuraQao, wordt uitgebaggerd, en werven voor groote schepen worden er gebouwd. Hol landsch West Indië hoopt met succes de schepen, die de Caribische Zee bevaren, van steenkool en andere benoodigdheden te voorzien en staat jereed om alle mogelijke scheeps herstellingen te verrichten. Sla dia vlieg dood. „Kill that fly!" „Sla die vlieg dood", is sinds een paar jaar de leus voor een goed deel van zomersch Amerika. Men is daar tot het inzicht gekomen, dat vliegen voor de volks gezondheid zeer gevaarlijk zijn, en heeft toen de zaak kras aangepakt, zoodat een ware verdelgingsoorlog tegen de zoo welbekende lastige insec- 4. de eendrachtspolder. De indijking van dezen polder ge schiedde in 1846. De Eendracht is smal en lang en loopt boogsgewijs om het noordoostelijk deel van Eier land, zoodat de oorspronkelijke zeedijk van dezen laatsten polder hier binnen dijk is geworden. De bodem ligt 0,3 M. boven A.P. Er is geen zomerpeil. De grootte bedraagt 247 H.A. Landbouw en veeteelt gaan hier gepaard. De polder heeft een boezem en een uit wateringssluis. 5. de prins hendbikpoldeb. Deze polder heeft zijn naam ont leend aan Prins Hendrik, een lid van 't vorstelijk huis. De inpoldering had plaats in 1847. De polder ligt 0,5 M. beneden A.P. Het zomerpeil is 0,8 M. beneden A.P. De groote bedraagt 529 H A. Er is landbouw en veeteelt; de laatste heeft 't leeuwendeel. ln den beginne verkreeg men hier rijke oogsten, terwijl de bemesting onvoldoende was. Verarming van den bodem was hiervan het gevolg. De aanwending van kunstmest levert hier en daar goede resultaten. Vroeger had inen hier veel te strijden met het ijzervitriool. O ZJ6 Staring. ten werd gevoerd en in 't warme jaargetijde weer staat gevoerd te worden. Op het nut van de vliegen- vangst kan nog wol eens worden gewezen, al weet oen natuurvriend, dat men met die verdelgingsoorlogen voorzichtig zijn moet en dat men vaak den duivel uitdrijft om Beëlze bub er voor terug te krijgen. De vliegenjacht behoort trouwens beslist bij de zomersport. Als jongens hielden we blauwe bromvliegen in een kooitje, dat wc maakten uiteen paar- schijfjes kurk en van die groote bakerspelden, die toen meer dan nu in bijna elk gezin gemakkelijk voor 't kapen waren. Bovendien behoorde het doodslaan van vliegen met een rol papier tot onze vermaken, iets waaraan ik tot nu toe trouw geble ven ben, zoodat lk een verloren zomersch uurtje dat voor niets beters te gebruiken is, heel dikwijls met deze vermakelijke liefhebberij zoek breng. Nu kan je heel wat jagen voor je de schaarschte iu de vliegen ge bracht hebt, want voor vermonig- vuldigen zijn ze niet bang en ze doen het met getallen van drie en vier cijfers veel eer dan onze jongens en meisjes. Ik sprak daarstraks van de blauwe bromvlieg, die zooveel van vleesch houdt en als vleesch- bederver dan ook overal in kwaden reuk staat. Dat beest, dat zelfs den kalen schedel van een achtbaar huis vader tijdens het middagdutje niet met rust kan laten, legt haar eieren op vleesch of visch ten getale van twintig tot honderd stuks. Reeds na vier en twintig uren komen de witte kegelvormige maden er uit te voor schijn. Ze houden niet van het licht, al hebben ze geen oogen, maar ze groeien niettemin snel. Na een dag of acht zijn ze volwassen, zonder dat ze verveld hebben, de huid wordt dikker en ze verandoren in bruine tonnetjes, waaruit na een tien of veertien dagen weer een vlieg zich ontwikkelt. Daar één vlieg vele broedsels in één jaar deponeert, kan men gemak kelijk berekenen wat een vliegen er zouden wezen, als er in de natuur niet zooveel vliegenvangers waren. Maar de vlieg, die we het meest ontmoeten, is de gewone kamervlieg. In de stad kan men er last genoeg van hebben, doch vóofal buiten wor den deze vliegen tot eeu ware plaag, daar ze zich op alles wat eetbaar is, neerzetten, zoo dicht als de krenten zitten in een krentenbrood. Haar opdringerigheid, snoepzucht en on reinheid wint 't van al haar soort- genooten en daar ze haar nakroost in den mest telen vandaar zijn ze buiten talrijker dan in de stad verdienen ze do moeite van een scrieuse vervolging gewis. Uit eieren der kamervliegen komen de maden reeds na twaalf uren, na eeDige dagen verpoppen ze zich en binnen twee weken is een nieuwe oplaag vliegen verschenen. In den winter heeft men van de kamervliegen geen last. Hoogstens houdt het een of andere exemplaar hot in de vei warmde woonkamor uit en verschijnt af en toe loom en traag op den disch. Maar poppen en volwassen vliegen overwinteren in haar schuilhoeken tot gunstiger weer haar te voorschijn roept. Het meerendeel der kamervliegen sterft in den herfst aan een besmet telijke ziekte. Een tot de draadzwam- men behoorendeschimrnelsoortdringt in haar lichaam binnen en groeit er in alle richtingen doorheen. Na eenigen tijd komen de draden, tus schen de achterlijfsringen te voor schijn en laten dan aan hun eind de sporen los, waardoor het zwam- metje zich voortplant. Die sporen worden tamelijk ver weggeslingerd en blijven, daar ze kleverig zijn, overal hangen, ook heel gemakkelijk aan andere vliegen. Zoo verspreidt de ziekte zich snel en van September af ziet men overal door die schim mel gedoode vliegen hangen. De witte kringen om het achterlijf zijn afkomstig van de sporendragers, en het witte stof, waarmee het doode insect omgeven is, bestaat uit sporen van de schimmelsoort. In het inwen dige der vliegen ontstaat een tweede soort van sporen, zoogenaamde blijvende sporen, die hun levens kracht behouden tot den herfst van het volgende jaar en uitgangspunt zijn voor een nieuwe ziekte. („Rott. Nieuwsbl."). Kijkjes uit mijn venster. Ervaringen van een Helderschen landverhuizer. Per stoomschip „Hollandia" arri veerde de vorige maand in Nederland een onzer plaatsgenooten, die met zijn gezin zich wederom hier heeft gevestigd en ten zeerste dankbaar en verblijd is dat hij Brazilië, waarheen hij geëmigreerd was, heeft kunnen verlaten. Het sober verhaal van zijn lotge vallen vindt men hier vermeld: In het voorjaar van 1913 besloot hy, van beroep tuinman en land arbeider, aangelokt door de schoone vooruitzichten, welke in de couranten waren vermeld, met zijn gezin naar Brazilië te emigreeren. De man nam zijn vrouw en vier kinderen mede, waarvan een dochtertje tijdens het verblijf in Brazilië is overleden, echter onder normale omstandigheden en niet zooals licht vermoed kon worden tengevolge van gebrek en ontbering. Allereerst zij hier vermeld, wat den landverhuizers was toegezegd: le. Vrije overtocht voor het gezin 2e. Een huis met 25 H.A. vrucht baar land, dat uitstekend bewerkt kon worden en geschikt was voor de beoefening van den landbouw. Daarvan zouden 3 H.A. gereed zijn ter bebouwing. Voorgespiegeld werd daarbij dat men het land twee a driemaal per jaar zou kunnen be bouwen en dat de grond voor de teelt van Europeesche vruchten ge schikt was 3e. Vrij gereedschap en zaaizaad 4e. Ondersteuning in de onont- beerlijkste levensmiddelen tot den tijd waarop de eerste oogst verkocht zou zijn 5e. Hulp bij het vervoer en den verkoop der producten tegen de hoogste marktprijzen; 6e. De kolonie zou gelegen zyn aan een vaarwater met stoomboot- verkeer of in de onmiddellijke na bijheid van een spoorweg; 7e. De regeering zou zorgen voor goed drinkwater, voor scholen, kerk en geneeskundige hulp; 8e. Do koloniën zouden onderling door wegen verbonden zijn 9e. Voor een en ander moest een zekere som betaald worden, f825, te voldoen in 8 jaren, met vrijstelling gedurende de eerste jaren. Een zeer gemakkelijke wijze van betalen dus. Deze voorwaarden werden aan vaard en zonder dat men eenig stuk behoefde te teekenen, werd alles in gereedheid gebracht en vertrok het gezin 18 Maart 1913 per stoomschip „Amstelland" als passagiers derde kl. naar Brazilië. De behandeling aan boord was uit stekend en na een vrij prettige reis bereikten de Heldersche landverhui zers 9 April 1913 Rio Janciro. Een klein stoombootje bracht hen na een half uur stoomen op het eiland Ilha de Flores (Bloemen- eiland), waar zij 6 dagen moesten verblijven vermoedelijk alg quaran taine-maatregel. Ook daar hadden zij het best. Na verloop van dien tijd bracht een trein hen 21 22 uur sporens het binnenland in en bereikten zij Silva Xavier, waar zij één nacht moesten blijven. Hun aantal was inmiddels geklommen tot 9 gezinnen met on geveer 49 personen. Den volgenden morgen verschenen twee ossenwagens en vijf ezelwagens, waarmee zij na zeven uur rijdens in de kolonie Joao Pïnheiro, gelegen in Silva Xavier, aankwamen. Deze kolonie was verdeeld in 160 perceelen, daar genaamd „loten". Zij werden daar gehuisvest in een fazenda, waar de behandeling en de voeding weer heel goed waren. Iedere landverhuizer mocht van 6. de volharding. Dit poldertje, voor 't eerst ingedijkt in 1846, is slechts 16 H.A. groot en ligt gelijk met 't A.P. Het bezit geen zomerpeil en is ge wijd aan landbouw en veeteelt. Meer dan eenmaal is dit poldertje verdron ken, de laatste maal bij gelegenheid van den December-storm van 1894, toen het water ter manshoogte in een der zich in den polder bevindende huizen stond. In 1895 word de dijkbreuk hersteld en 't land op nieuw in cultuur ge bracht. Na dien tijd heeft men den zeedijk verzwaard, (opgekist). de polder het noorden. Deze polder is de jongste. Hü ligt ongeveer gelijk met 't A.P., is in 1876 ingedijkt cn beantwoord, wat grond soort en opbrengst betreft, niet aan de verwachting. De grootte bedraagt 765 H.A. De polder heeft een molen en krijgt thans een motor, die 't overtollige water in zee loost. Nog zyn alle polders niet genoemd; men denke slechts aan de 30 ge meenschappelijke polders, waarvan alleen „Het Noorden" is vermeld. Het onderstaande moge doen zien, hoe Texel in den loop der tijden door inpoldering is vergroot. Men raadplege kortheidshalve deze label om een gemakkelyk overzicht te verkrijgen. Waal en Burg 739 H.A. (ingepolderd in 14881. De Kuil44 (ingepolderd in 1591). Eierland8189 (ingepolderd in 1835). Eendracht247 (ingepolderd in 1846). Volharding16 (ingepolderd in 1846). Prins Hendrikpolder 429 (ingepolderd in 1847). Het Noorden765 (ingepolderd in 1876). Samen 5429 H.A. Deze oppervlakte van 5429 H.A. zou aanmerkelijk grooter worden, indien men de oppervlakte, die de 30 gemeenschappelyko polders met uit zondering van Het Noorden" beslaan, hier by voegde. Devoornaamsteuitwateringssluizen der Texelsche polders zijn: de sluis te De Cocksdorp, die voor het Noor den in de nabijheid van den water molen, voor „hot Noorden" waarin een gedeelte van het water uit Eier land, het water van Waal en Burg, van 't Burger Nieuwland, Gerritsland, Koog en Everstekoog loozen; de Oosterender sluis; verder de Waalder zeesluis, waarbij eene nieuwe, kosten de f36000, is gemaakt, aan de die 160 „loten" een stuk naar zijn keuze uitzoeken. Er was echter geen sprake van, dat er 8 H.A. van elk lot reeds in gereedheid waren ge bracht. Een enkeling trof dit voor recht, als er vóór hem reeds een be woner was geweest en een gedeelte had ontgonnen. Onze plaatsgenoot koos een stuk en trof een lot geheel bedekt met bosch, waarvan de bodem uit roode en gele klei bestond. In de fazenda bleven zy 20 dagen. Toen na de eerste 6 dagen hun ba gage was aangekomen, hield de vrüe voeding op en kregen zij een boekje, waarop zy per persoon voor 600 reis, d.i. f0.45, vrij boodschappen konden krygen. Zy moesten dus van f0.45 den persoon leven. In uitzicht werd hun gesteld dat zy spoedig hun eigen huis konden betrekken, doch dit duurde nog 14 dagen en deed hun ervaren, dat de Portugees zich heel slecht aan zijn afspraak houdt. Eiken dag vroegen zij te mogen gaan en telkens klonk het: morgen. Na den genoemden tijd betrokken zij hun eigen huis (5 Mei 1913), een leemen hut, met behulp van houten stutten en dunnere dwarsbalkjes ge maakt, zóó, dat men met een hand er gemakkelijk een opening in kon maken. Ramen waren er niet in en als zoodanig dienden een paar gaten, die men 's nachts, voor ontuig, met luiken kon sluite". Een soort steenenoven was de stookplaats en daarboven was een gat in den leemen wand voor den rook. Als tafel diende een afgezaagde boomstam en wat kleinere dito fun geerden als stoelen. Onze plaatsgenoot ontving nu ook gereedschap en zaaizaad. Het eerste bestond uit een by), een schop, een soort houweel, een hak- en een snoeimes, maal 5 stuks daarvan werden hem uitgereikt en met hun vyven togen zij aan het werk om het bosch te rooien en den grond te bewerken, 't Weer was al dien tijd heet en droog. Van nabyheid eener spoorbaan was geen sprake, nog minder van een bevaarbare rivier. Wel was er een stroompje, doch de hoogte van den waterstand was gemiddeld een half voet. Toen 3 bunders gereed w^ren, viel den 28sten October voor het eerst regen en bleek hoe vruchtbaar de grond was. Na 4 dagen was alles groen, maar onder het gezaaide was enorm veel onkruid, zoodat men geregeld werk had om te wieden. Inmiddels bleek, dat van de 25 H.A. slechts 8 bunders vruchtbaar waren, terwijl de overige bunders geheel uit bergsteen bestonden. Het gezaaide was boonen, aardap pelen, ryst en maïs. Reeds in Januari konden de boonen geoogst worden, doch het gewas van de meeste kolo nisten verrotte geheel. De aardappe len waren spoedig daarna rijp, gaven veel vrucht en brachten alzoo een aangename afwisseling in het voedsel. De rijstteelt, die veel arbeid had gekost, mislukte vanwege het slechte weer. En de maïaoogst, welke in April viel was best. Do waarde was f 1.50 per akker, welk bedrag niet in geld, maar in bons voor levens behoeften uitbetaald werden. Van hulp bij vervoer was geen spiake, men kon den oogst zelf ver sjouwen en verkoopon tegen bons aan een paar winkeliers. Na half Maart trad het droge jaar- getyde in en verschroeide alles op het land, zoodat van een tweeden oogst geen sprake kon zyn. Royaal had men het tot dusver niet gehad, doch het dreigde nu nog treuriger te worden, waarom de regeering aanbood, dat van ieder gezin één volwassene gedurende drie dagen per week voor de regeering l.ind zou mogen ontginnen tegen vergoeding van fl.60 per dag. Zy, die daartoe -besloten, moésten zeer hard werken onder streng toezicht. Onze pl aatsgenoot en de zynen had den daarin geen zin en besloten terug te keeren. Zy maakten alles te gelde en vertrokken met medeweten van den gouverneur uit de kolonie. Zij liepen tot Silva Xavier en bereikten per trein Rio Janeiro. Hier kwamen zij bij den Nederlandachen vertegen oostkust ten noorden van de haven van Oudeschild en de zeesluis van den Prins Hendrikpolder. HOOFDSTUK VIII. Het klimaat Bij eene geregelde behandeling van een afgerond gebied volgt op den bodem eene beschaving van de wa teren (rivieren, meren enz.) AangeÉien op Texel van een rivier- of merenstelsel geen sprake is, volgt thans een overzicht van het klimaat, omdat dit af hankelük is van de ligging (in of aan zee, in 't binnenland, enz.) •van de hoogte van den bodem, de meerdere of mindere toegankelykheid voordenheerschenden wind en enkele andere omstandigheden. Door klimaat holling, omdat 't klimaat hoofdzakelijk afhangt van de helling, de hoek, waaronder de zonne stralen den bodem bereiken) verstaat men de natuurlijke gesteldheid der lucht, vooral met betrekking tot tem peratuur, vochtigheid (regen, sneeuw, hagel, rijp, dauw) en beweging (wind, rjchting, kraent.) Texel ligt aan de westkust van Nederland on behoort dus tot dat gedeelte van ons land, 't welk men de kuststrook of 't kustgebied noemt in tegenstelling vaD het oostelijk deel, waar de zee minder invloed heeft. Texel is geheel door water omringd woordiger, die hen hielp voor de reis naar Holland. Om te begrijpen, wat het zeggen wil in het binnenland van Brazilië te moeten leven, diene het volgende. Een busje melk kost er 90 cent, een ons boter f0.62, een zak meel f 11.25, een klosje garen f0.87, een sigaar f0.22}, een lleschje bier f 1.15, een pond tabak f2.50. Begrypelijk wordt bet dan ook, dat men by een loon van fl.50 daags gedurende 3 dagen per week, zich zal moeten verge noegen met maaltijden van zwarte boonen en maïsmeel. Volledigheids halve dient nog vermeld, dat er een school in do kolonie is gebouwd, doch geen kerk; dat de geneeskun dige hulp zeer eenvoudig was en dat daar ter plaatse ook geen wild te schieten viel. Chronyk. Den 16 May 1666 quam tot Schagen den Prince van Oranje, den Keurvorst van Brandenburg, Prins Johan Mau- rits, den Heer van Breederoe, den Vorst van Anthalt, den Vorst van Holstein, den Graaf van Donauw, den Heer van Gent, den Heer van 'sGravemoer, en nog 8 ii 9 andere Heeren van qualiteit. Deeze Heeren altemaal, hebben haar nagtrust op het Adelyke Huis tot Schagen ge nomen, en des anderen daags zyn ze vertrokken na de Helder; op de Vloot komende, zag men aanslonts al de Vlaggen wayen, en elk Schip e zyn Canon, zoo dat van de rook geen Schepen konde bekent worden, 't Getal der Vreemdelingen en Jagten met nieuwschierige was zeer groot; want daar waren twee Scheepen aangesteld, die, als tegen malkander slaande, een Spiegel ge- vegt hielde, dat zeer fray was om te zien: dit gedaan zynde, quam de Prins met de voorschreve Heeren wederom aan Land; strooide veel geld, zoo Goud als Zilver, onder de nieuwschierige Omstanders, en reed voorts wederom na 's-Gravenhage. Ingezonden Mededeellng. SPLENDID 31590. Het afdoende middel tegen Zomer sproeten. Sedert jaren bewezen. Meizang. De groengeverfde winter, Dien men hier lente heet, Heeft ook dit jaar weer velen, En 't meest den dichters beet. Wie 'n Meiliedje wil dichten, WU1 hij geen moed verloor, Moet 't plan wel laten varen, Omdat zyn inkt bevroor. In slooten en in plassen, Vindt de Ooievaar 't niet best, En bibberend van koude, Zit de Ooievaar op 't nest. De kievit in de weide, Is schor van 't lenteweer. In 't dons der eendennesten, Zit styf de koekoek neer. De kikker stampt de pootjes, Het wintert ook zoo fel, - En kwaakt van 't bibb'ren moede „Da's nu het Mei weer wel 1" De Zwaluw zit te doram'len, En zucht: „ik ben hier pas, Maar 'k wou wel om 'n kwartje, Dat 'k nog in 't Zuiden was". Meer mopp'ren nog de menschen By 't Meiweer van dit jaar. Zy hoesten en zy niezen, En vinden alles naar. Och, troost je, goede vrienden, En toont je niet zoo zwak Denkt aan het: „Hierna beter", Van d' ouden almanak. M. Ongevallen-wet. Afgeluisterd gesprek tusschen twee werklui „Zoobenje daar eindelijk weer? Waarom ben je niet eerder op kar wei gekomen „Ik mocht van den dokter niet loopen, want ik liep met myn be zeerde been in de ongevallenwet!" en staat onder den invloed der Noord zee. 't Heeft dan ook een echt zee klimaatd.w.z., dat de zomers niet bijzonder warm, de winters daaren tegen niet zeer streng zijn. Land streken, die oosteiykor liggen, hebben warmere zomers, doch de winters zyn daar strenger; een regel, die voor geheel West-Europa geldig is. Het vochtigheidsgehalte der lucht is vrij aanzienlyk en op vele dagen des jaars is de lucht boven het eiland bewolkt. In den zomer is de zee kouder dan het land en die meerdere koelheid ondervindt het eiland dan ook wel degelijk door den invloed der frisscho zeewinden, die onbelemmerd kunnen binnendringen, daar de duinketen te laag is om den zeewind af te weren. In den winter daarentegen is het water warmer dan het land. Hierdoor komt het, dat de zee in dit jaargetijde temperatuurverhoogend werkt, zoodat de winters niet byzonder koud zijn, daar de zee hare meerdere warmte aan het eiland mededeelt. Wanneer men zich des voorjaars van Texel zuidwaarts begeeft, zal men bespeuren, dat dezelfde boom soorten, die op het eiland nog kaal zün, in Haarlem en zuidelijker gelegen streken reeds kleine, groene blaadjes vertoonen. (Wordt vervolgd). r

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1914 | | pagina 1