KAPOKMATRASSEN inlUTMATRASSEN PAKJES-KOFFIE EN -THEE IE lELDEISCIE HM. M. KLERCQ, Spoorstraat 32. De prijzen »rd De Erven de Wed. I. VAN NELLE, Brandstoffen. MARINEKOOIMATRASSEN, f 1.00. HET WITTE KRUIS", LuJ VAN NELLE'S gebleven. Rotterdam. DEPOSITO RENTE. LOUIS DOBBELMANN's Al deze soorten bevelen zich zelf aan. LOUIS DOBBELMANN Ltd., - Rotterdam. Haring, M. A. KOLSTER, W. DE RUIJTER, Jonkerstraat 5. HELDRIA". T. van Zuylen, De Eerste Begrafenis-Vereenipg „ST. BARBARA" MEDISCH HAARGROEIMIDDEL „EXCELSIOR". Vergiftigde Levens. IN ALLE MATEN. gevuld met paardenhaar, worden machinaal geplozen, bijgevuld en OPNIEUW doorgestikt, HALEN VAN EN BEZORGEN AAN BOORD INBEGREPEN. De N.V. Obligatie Maatschappij _J 99 gevestigd te 's-Gravenhage, Anna Paulownaplein 3, maakt bekend: dat, aangezien de trekkingen der 406de Staatsloterij voor onbepaalden tijd zijn uitgesteld, - de uitloting harer 3 Premie- Obligatiên, die op aanwijzing dezer trekkingen plaats heeft, eveneens tot nader order is verdaagd. DE DIRECTIE. van zijn Wij nemen gelden In déposlto. Rente tot nedere aankondiging mei één leg opzegging 4'/2 tien dagen 5 voor drie maanden vast 3'/2 7. zes maanden 33/47. één jaar vast 4 7. Vraagt in de Scheepstoko en bij Uwen Winkelier uitsluitend B.Z.K. PRUIMTABAK. ROOKTABAK S.K. RECLAMEBAAI. PORTORICO. SHAGTABAK „FAAM ADELAAR". SIGARETTEN „DEER REINA", met gouden mondstuk. Let op het fabrieksmerk „DE GEKROONDE MOOREN" en op den naam NEENIT IN VOORRAADHONIG'S MAÏZENA, HONIG'S PUDDINGPOEDER, HONIG'S GRIESMEEL- POEDER met het merk: „BIJENKORF". Deze artikelen zijn zeer voedzaam en kunnen lang worden bewaard. Geen prijsventiooging. Aflevering aan soliede Grossiers en Winkeliers, voorloopig nog zonder vooruitbetaling. Fabriek „DE BIJENKORF", voorheen M. H. HONIQ, Koog a/d. Zaan. nieuwe Hollandsche, Volle en Maatjes. Elke hoeveelheid dagelijks verkrijgbaar. Voor afnemers concurreerende prijzen a contant. Pakhuis: Achterstraat 62. Ondergeteekende is ruim voor zien van alle soorten BRANDSTOFFEN. Duitsche Anthraciet20 s0 f 1.40 p.H.L. Belgische Anthraciet „1.60 Gascokes, geklopt „0.70 Gascokes, ongeklopt „0.60 Beleefd aanbevelend, Het goedkoopst en degelijkst adres voor moffelen, vernikkelen, en verdere reparatie van Rijwielen, is bij G. KOEDIJKER, BINNENHAVEN. Derfise 99 "HAARHERSTELLER. Beproefd middel tegen het uitvallen en tot bevordering van den hergroei van 't hoofdhaar, blijkt steeds het beste. Per flacon 50 cent. Alléén verkrijgbaar bij: Spoorstraat, Coiffeui bedient beslist niet anders dan R.-K. begrafenissen tegen concurreerende prijzen. H.H. Dragers ontvangen zonder korting de loonen volgens tarief. Leden en Donateurs van „St. Barbara" genieten de bekende korting. Informaties bij de Aansprekers A. SCHENKELS Az., Hartesteeg 2a, en M. RAMLER, Rozenstraat 76. Wettig gedep., beslist eenig doel treffend middel tegen kale plekken, uitvallen der haren en haarziekte. Recept van een der meest gevierde H.H. Doctoren te 's-Gravenhage. Heele flacon f 2.00, halve f 1.25. Verkrijgbaar bij: W. J. LAMMERS, Kapper, - Kanaalweg 169, DE WEEK. 12 Augustus. Wij staan nog pas in het eerste bedrijf van de bloedige en verschrik kelijke tragedie, genaamd wereld oorlog. En het bespiegelen over de vraag, hoe de wereld eruit zal zien wanneer na de grootè menschen- slachting, nu aangevangen, eindelijk de vrede zal terugkeeren, 't is een even voorbarige als nuttelooze bezig heid. Dat we aan den vooravond van een „nieuwe dag", straks aanlichtend, staanmen behoeft geen profetischen aanleg te bezitten om dat te beseffen. Te denken aan de schokken,dejam meren, de ellende, den rouw, de smar ten welke wij nog zullen hebben te verduren, voordat 't zoover gekomen is: men handelt verstandig en in het belang van het behoud der thans zóó dringend-noodige geestkracht om te trachten 't van ons af te zetten. Er worden, in deze bange dagen, zeer veel kostelijke adviezen gegeven. Ook door vele menschen, die voortreffelijke stuurlui aan den wal zijn; bij wie zich een allerschrilst contrast ver toont tusschen theorie en praktijk- De rubriek der „ingezonden stukken" in de diverse bladen, is nu vaak de moeite van het doorlezen driedubbel waard. Zóó trof ik den wijzen raad om toch in aanwezigheid van kin deren geen „enerveerende", opwinden de gesprekken te voeren over de ellende van het oogenblikde moge lijkheid, dat ook bij ons, zoodra de Duitscbers, ondanks alle schoone en beminnelijke vriendschaps- en bewon- derings taal aan Nederlandsch adres, de Zuid-Limburgsche grenzen over schrijden, de poppen aan het dan sen zullen gaan. Voorts: over den hongersnood en de niet te betalen prijzen voor levensmiddelen, die zul len volgen na zekeren tijd, ondanks de meest-practische regeerings-maat- regelen, gesteund door onze vroede burgervaders Voor te lezen, waar de jongens bij zijn, griezeling-wek kende schetsen van oorlogs-corres- pondenten, en zoo meer. Zeker, dat is een wijze raadWy, ouderen, weten meestal niet hoezeer wy, in ons onverstand en gemis aan zelf- beheersching, bij jonge menschen, in jeugdig zenuwleven, zoodoende de kiemen leggen van wat in later tijd kan worden onherstelbare neurasthe nie, zenuwzwakte en prikkelbaarheid, welke een gansch menschenleven tot marteling kan maken en de arbeids kracht decimeeren, zooals nu de term in en buiten oorlogs-telegram- men luidt. Wij kunnen in deze droeve angst- dagen in velerlei andere dingen verstandigor zijn dan helaas het geval is. Zeker, de goede niet te-na gesprokenDe voorbeelden van altruïsme en zin tot samenwer king, - van onze Koningin af tot de eenvoudigste lieden van Neder- landschen stam zyn nu vele en treffende. Dit stel ik nogmaals voorop. Intusschen Waarom is er zooveel onwil, nu, zich achter onmacht verschuilend Waardoor de arme-vrouwen en kin deren van kostwinners, die bij militie en landweer zijn opgeroepen, in nog- ongelukkiger toestand geraken dan zij reeds zijn? Waarom worden terwijl er ge noeg „specie", in allerlei vorm, in kast en laden ligt, groote en kleine quitanties soms door zeer-gegoeden geweigerd? Begrijpt zulle kortzichtig- benepen-egoïsme niet, dat men aldus waarlijk niet veel minder „gewe tenloos" handelend dan de oppotters van „riksen en poppen" den win kelier belet zijn fabrikant, die con tante betaling nu vordert, te voldoen Den patroon zijn beambten, werklie den hun loon te geven? Zoodat moeder de vrouw, wie niemand, on danks hare bekende eerlijkheid, thans „poft", geen mondvoorraad kan in slaan? De kinderen vruchteloos om eten schreien De wanhoopsstem- ming grooter wordt? De moedeloos heid verergert? Het weerstandsver mogen geknot wordt Zoodat het zonder dringende noodzakelijkheid weigeren van betaling eene niet slechts egoïstische, maar ook in hooge mate onvaderlandslievende daad is, waarvan de gevolgen in menig geval vrij wat ernstiger zijn dan de man of de vrouw, die een quitantie van de deur zendt, beseft?... Ik acht het goed en nuttig om deze dingen nog wat onder het oog van Jan Pu bliek te brengen, (die in dezen tijd te-veel bewijzen van nobele geaard heid geeft dan dat men deze en meer dere staaltjes van gebrek aan solida riteit niet althans voor de meeste gevallen zou mogen toeschrijven aan vluchtige onnadenkendheid, eer dan aan boosaardig opzet. Maar de nood der tijden vordert niet slechts zin tot offervaardigheid in het alge meen belang, maar ook practisch- verstandig inzicht, kalm en nuchter nadenken. Waarom 't, nu, ook zoo dringend en onafwijsbaar noodig is dat wij ons bloed, onze zenuwen, onze hersens koel en kalm houden ver mijden de alcohol-vergiftiging, welke de zelfcontröle verlamt en óns de macht ontneemt om gunstige èn on gunstige verschijnselen van den dag in hun juiste verhouding te zien. Wij allen hebben thans de een meer, de ander minder iets gemeen met den schildwacht, ter bewaking op post gezet. Als, in tijd van gevaar, zoo'n schildwacht zich aan alcohol te- buiten gaat, wacht hem onverwijld de strengste strafEn wat dit, in het uur van vechten of dreigend oorlogsgevaar beduidtden lezer van telegrammen en brieven „van het gevechtsterrein" in midzomer-1914 behoeft 't helaas niet te wor den duidelijk gemaakt! Nogmaals, wij weten niet wat de „nieuwe dag", straks aan lichtend, zal geven. Maar wat wèl met groote kans op zekerheid van vervuld-wórden kan geprofeteerd, het isdat de „royalty", de moderne, van aard en karakter zal veranderen. En tevens, dat het modern-constitutioneel koning schap in zijn nieuwen vorm op hechten grondslag zal berusten, diepe wortels zal slaan in het moderne staatsbestier. Het modern-constitutioneele koning schap, waar het zich op zóó sympa thieke wijze den volke openbaart als nu èn in Belgié èn te onzent het geval was. Op dien lOen Augustus 1914; toen in de schoone, oude Haagsche Trèves-zaal Haar „oproep aan het Nederlandsche Volk" deed, tot stichting van een comité, dat „het middelpunt zal vormen" ge lijk het Koninklijk woord luidt „van de pogingen, die allerwege ge daan worden tot leniging van den nood". Van het „kern-comité", waar van 't tot stand komen (gelijk minister Treub, de groote leider en organisator van den strijd tegen de oeconomische crisis; de vijand van al wat naar pluimstrijkerij lijkt, met nadruk deed uitkomen) geheel is te danken aan het persoonlijk initiatief van Hare Majesteit. Wat wij, terwijl zoovelen zich, in allerlei kring, aangorden om nood te helpen lenigen; dreigende crisis en ellende door het krachtige woord en de vruchtbare daad af te wenden Wat wij nu noodig heb ben: 't is samenwerking dier ver schillende pogingen; centralisatie; opdat niet door versnippering van krachten veel kostbaar en kostelijk hulpbetoon verloren ga of „gedeci meerd" wordt, om 't woord nog eens te gebruiken. Het modern-constitutioneele koning schap wil niet overheersclien, zijn wil opdringen met autoritaire hoog heid en in het geloof aan eigen on feilbaarheid. Neen, - 't is een vriend van zijn landgenooten. Het leeft meè met zijn volk, welks innigste wen- schen het eerbiedigt en ten-uitvoer tracht te brengen. Het vormt een „verzamelpunt" voor allen. Het ver tegenwoordigt, staande ver boven het party gewoel de „nationale ge dachte". Dit is een schoone, heerlijke rol,waarbij al wat naar heerschzuchi; en zelfvergoding zweemt, ook verlangen naar kruiperige oogendienarij naar Byzantynch model, op den achter grond blijft. Aldus vat onze Koningin Hare taak op, en geheel in deze lijn beweegt zich ook de Belgische vorst, de nu door Zijn volk als op de handen gedragen Koning Albert. Zich in die richting ontwikkelend, bereidt het modern-constitutioneel koningschap zich voor een onmisbaar-worden in den modernen Staat. Gelijk van het Koning- of Keizerschap, dat in des potische hoovaardy niet naast en met, maar tegenover het volk zich stelt, - wellicht de dagen eerder geteld zullen blijken dan zelfs zij, die aan de toekomst ervan twijfelden, durfden hopen I 't Is inderdaad opmerkelijk, hoe „vruchtbaar" het geslacht is dei- jammerende en bibberende alarmisten. Op 31 Juli en 1 Augustus waren er in Patria reeds genoeg, die bij kris en bij kras bezwoeren, dat uiterlijk 3 Augustus alles „van zestien tot zestig jaar" onder de wapens zou moeten komen. En ik zag heel wat dikbuikige en kaalhoofdige veertigers en vijftigers alvast „bleek om den neus" wor den Een stevige week, vóórdat men 't noodig achtte officiéél te veri duidelijken, wat nu eigenlijk voors hands de uiterste grenzen zijn van dien Landstorm, geweldig van naam- klank, in 1913 op het papier ont staan En nu nog steeds behoudens twee lichtingen slechts op het ge duldige papier „levend"Behoudens, natuurlijk, wat de natuurlijke plicht, dan spontaan zich uitend, zou wezen voor eiken weerbaren Nederlander, wanneer hetwelk God verhoede! het land in den toestand van schier-reddeloos gevaar zou komen te verkeeren. Een vooruitzicht, waar op thans ieder verdacht moet zijn, zonder nu reeds te sidderen vanwege het nabij-zijnde van dien noodstand!... Zoovelen gaan in dagen van span ning en onrust op den klank van een woord af. Zelfs op dien, waar mee leugenachtige sensatie-bulletins worden geventEen „bedrijf, dat nu met veel meer kracht dan 't ge val is diende geweerd te worden. Toen de „staat van oorlog" voor Limburg, Noord-Brabant, Zeeland en Gelderland bezuiden de Waal werd afgekondigd, zijn er bevende handen ineengeslagen en trilden, van doods angst, sommige lippen De oorlog was er nu, ondanks alle optimis tische verzekeringen, dat het „direct contact" met den wereldbrand ons voorbij zou gaan. De pertinente vragen betreffende onze neutraliteit op de Zuid-Limburgsche grenzen, door een Belgisch blad gedaan, was voor sommige alarmisten reeds volkomen gelijk met een Duitsch ultimatum. Wat zou een man als Snijders, onze opperbevelhebber van zee- en landmacht, wien de buitengewone onderscheiding tebeurt-viel der ver heffing tot generaal, wat zou Snijders moeten beginnen, had hij zijn zenuwen niet onder ijzeren be dwang? Wat zou een Treub moeten beginnen, hield hij het scherpzinnig- krachtige hersenleven niet koel en kalm temidden van den orkaan, om hem heen loeiend en ziedend? Een figuur van stoere kracht en zelf bedwang als hij, uit veelbewogen tijd van eeuwen-hèr - heeft het tot wapenspreuk gekozen, het woord dat ons nu allen wederom tot richt snoer moet zyn: „Suevis tranquillus in undis" rustig temidden van de woedende baren Dht moet ons devies zijn. Daar naar moeten wij allen, nu, met eer lijken ernst, streven. Als de gezagvoerder op het schip in vreeselijken stormnacht. Als hij hoort het kraken van zijn bodem; de wilde, felle aanvallen der opstor mende, razende golven; als hij beseft, hoe elke seconde doodsgevaar kan in treden Terwijl hij toch vastbe raden, in blijmoedige kalmte, de te treffen maatregelen wikkend en wegend, zijn orders uitdeeltHet verdere overlatend, aan den wil van den Grooten Stuurman-. Zülke verheven voorbeelden moeten ons, in deze ernstige dagen, voor oogen staan! Mr. Antonio. INGEZONDEN. Hyena's. Door het loffelijk samenwerken van een deel der burgerij, dat daarvoor een groot deel van zijn tijd opoffert, is er een steunbeweging ontstaan voor door de mobilisatie getroffen gezinnen. Zy die bij ervaring weten, welke werkzaamheden en welke misèrps er vastzitten aan een dergelijk pogen, zullen reeds voor zich zelf hebben uitgemaakt, dat een geldelijke gift van hen, die in hun gewone levens omstandigheden niet zijn getroffen, al het minste is, waarmee men kan toonen, dat die werkzaamheden op prijs worden gesteld. Laat men zich in geen geval voor stellen, dat er op het oogenblik in onze plaats reeds nood is. Het ergste komt misschien als de oorlog zelf reeds afgeloopen is, maar zal toch ook nu iedere week erger worden. Het streven van het Steuncomité is dus thans vooral, 'om fatsoenlijke gezinnen voor ondergang te behoeden, hen dus zooveel mogelijk in geld te vergoeden, wat zij direct van hun gewone inkomen moeten missen. Bovendien is het niet alleen een belang voor de betrokkenen zelf, maar voor allen, die dagelijks tot die ge zinnen in finantieele verhouding staan. Met name de winkeliers, vooral die winkeliers, welke dagelijksche levensbehoeften verkoopen, hebben er groot, zeer groot voordeel van, als de gewone inkomsten der gezin nen gelijk blijven. Voor hen is een gift per week eigenlijk een verzekerings premie voor hun eigen bedrijf. Er zijn er heel wat, die daaraan niet eens denken en eenvoudig geven, omdat hun hart tot geven dringt. Maar de ervaring leert ook, nu-reeds na twee dagen collecteeren, dat er zijn le. Finantieel krachtige personen, die niets of zeer weinig voor dit doel over hebben. 2e. Winkeliers, die in deze dagen eer meer dan minder verdienen, en eenvoudig weigeren, een gave op dit altaar der liefde te offeren, en ten 3e., en dit is het heugelijke, hoe wel Yoor ons niet vreemde verschijn sel, dat de kleine man, voor zoover die nog niet zelf getroffen is, geeft loat hij heeft. Wat wy, met dit te schrijven, be oogen? Alleen dit. De Heldersche burgerij, die, wanneer men den toe stand in andere plaatsen ziet, nog rijk geheeten mag worden, omdat het meerendeel zijn vaste inkomsten houdt, en omvangrijke werkeloosheid niet heeft te duchten, die burgerij moet beseffen, dat in dezen tijd een dure plicht op haar rust, juist, om dat die plicht kan vervuld worden en nooit onmogelijk kan worden. Daar zijn een deel onzer medeburgers buiten hun schuld in mindere con ditie, in armoede, welhaast in ellende. Wij, die daar buiten blijven, dienen in dezen tyd zelf wat af te zonderen voor hen, die er veel slechter aan toe zijn. Dat is voor ons gezamenlijk een voudig een levensbelang. Ons Comité doet wat het kan, om de steunaanvragen zoo juist mogelijk te controleeren en te beoordeelen, om daarna met de meeste billijkheid en in verband met de opgebrachte gelden den steun te verdeelen. Werkgevers kunnen ons hierbij steunen, door hun personeel zoo lang mogelijk in dienst te houden en, zoo mogelijk, als zij het gedaan moeten geven, een deel van het loon te garandeeren. Huiseigenaren, door zoo welwillend mogelijk de getroffen gezinnen te behandelen bij eventueele huurschuld. En de rest, waardoor al deze per soonlijke opoffering overbodig is, door ons vaste wekelijksche bijdragen te garandeeren. En bet publiek zal ten slotte goed doen, om eens te letten op de ver schillende winkeliers, vooral de sla gers, die zich in dezen tijd niet ont zien, niettegenstaande hun inkoops prijzen bespottelijk laag zijn, door hét gebrek aan uitvoer, toch de oude prijzen te handhaven, zelfs te verhoogen. Een groot deel van den winkelstand klaagt in dezen tijd terecht, maar dat geldt niet voor hen, die in levens middelen doen. Als dezen dus thans zich niet eens tot de hoogte kunnen opwerken, noodig, om eens verder dan hun eigen belangetjes te zien, dan moet hen dat door het publiek zelf eens aan het verstand worden gebracht. Eén week geen vleesch koopen, dan kan de slager zelf probeeren het te verorberen, en hy zal de volgende week graag van zijn groote winsten iets aan^het algemeen afdragen. Zoo is het ook b.v. met het artikel eieren. Naar verluidt, moet er zulk een voorraad zijn, dat men er niet af kan komen. Een eenvoudig mensch zou zeggen nu kan ieder eens een eitje knappen. Maar de prijzen blijven vrij hoog, en de eieren bederven misschien. Ware het niet dat er in dezen tijd wel iets anders is te doen, wij als sociaal-democraten, zouden ons 'over deze kenteekenen slechts kunnen ver heugen, omdat het zelfs dèn onver schilligste thans moet blijken, hoe onze maatschappelijke productie en verdeeling slechts enkelen baat, ten koste van de massa. Wij hebben niet de illusie, dat wij velen, die verre blyven van onze steunverleening, bekeeren. Maar daarom hopen wij ook van harte, dat allen, die ons wèl ter wille zijn, ook meer doen, en ieder in eigen kring zooveel mogelyk bekeerlingen maakt. El voor wat de onwillige winkeliers betreft, lijkt het mü zelfs, dat het publiek daarop alle invloed kan uit- Dankend voor de ruimte, A. W. Michbls. Mijnheer de Redacteur. Beleefd verzoek ik U naar aan leiding der circulaire, rondgezonden door het Gezondheidscomité, een klein plaatsje in uw veelgelezen blad. Die circulaire toch geeft een aantal goede wenken in het belang der volksge zondheid. Tot mijn spijt echter, mis ik er een belangrijk punt in n.1. het zindelijk houden der zinkputten, die broeinesten van bacteriën. Nu zou het kunnen zijn, dat de commissie aan dit punt wel heeft gedacht, doch het in de circulaire niet durfde op nemen, bevreesd, als zij zou kunnen zijn, dat het publiek haar opmerk zaam zou kunnen maken op het groote, algemeene open riool, het Heldersche kanaal. Wat dan ook zeer correct zou zijn. Zou het nu geen aanbeveling ver dienen, nu door de vele menschen, de aanvoer van vuil water in het kanaal nog zooveel grooter is dan in gewone omstandigheden, tydelijk aan het einde van 't Westplein, een flinke centrifugaalpomp te plaatsen? Proefondervindelijk zou dan meteen blijken, of ververschïng op deze manier voldoende zou zijn. Dankend voor de plaatsruimte, heb ik de eer te zijn Uw trouwe lezer: J. V. H. FEUILLETON. Een beeld der werkelijkheid. 53) Ik zag in, dank zy uwe eigene woorden, dat ik tot mijn dood toe vervolgd zou worden door u; dat mijne minste vreugde door u vergald zou wordenen ik verloor het hoofd, ik werd een misdadiger. Maar gij, en gij alleen hebt mij tot vertwijfe ling gebracht." „Dus erkent gij Ernest Lussac om gekocht te hebben om mij te vergif tigen Josach boog toestemmend het hoofd. Hij durfde de oogen niet meer „Mijnheer," sprak Cornelis Hartt, „gij hebt de bekentenis gehoord. Wees zoo goed het vóór u liggende papier te nemen en daarop neer te schrijven wat ik u dicteeren ga." „Wilt gy mij dan toch verraden?" riep de bankier uit. „Neen, ik wensch alleen een be wijsstuk in hebben, om mij voortaan tegen uwefantastische plannen te vrijwaren. Wees zoo goed, mijn heer, en schryf den datum,- het jaar en mijne woonplaats op." De ellendeling kromp letterlijk in een. Hij begon den wraak van den avonturier te doorzien. „Wil verder schrijven: Op heden, zijn ten huize van den heer Cornelis Hartt bijeengekomen, ik Raoul André, oudprefect van politie, advocaat ter balie van Parijs, volksvertegenwoor diger, enz. enz., en baron Emmanuel de Josach, bankier te Parijs; welke laatstgenoemde in mijne tegenwoor digheid en in het byzijn van den heer des huizes, heeft erkend den uitvinder Ernest Lussac, gewezen officier der artillerie, omgekocht te hebben om den heer Cornelis Hartt voornoemd, dezen zelfden morgen, ten huize van den bewusten Lussac, door middel van vergif om het leven te brengen. „Op de dringende smeekbeden van den heer de Josach, heeft Cornelis Hartt de grootmoedigheid gehad dezen aanslag niet ter kennis van het gerecht te brengen, doch geöischt dat de bekentenis van den baron op schrift gesteld zou worden, en door hem zelf zoowel als door mij zou wor den geteekend, opdat de waarheid van het voorgevallene ten allen tijde gestaafd zou blyven." „Hebtgij verstaan watikdicteerde?" vroeg de avonturier nu. „Woord voor woord," klonk het op gesmoordeu toon. „En zljt gij bereid het te teeke nen „Ja. Zoo gij u beiden verbindt dat geen woord omtrent dit alles aan wie dan ook ter oore zal komen." „Gij kunt op mijn stilzwijgen re kenen," verzekerde de advocaat, die ondanks zich zeiven medelijden met den ellendelinghad, omdat hij wel gevoelde dat zijn rechter nog groo ter boef was dan hij. Ik zal het be schouwen als een ambtsgeheim." „Ik dank u, mijnheer. En gij?" „Ik ook, ik zal zwijgen als het graf, zoolang gij u aan mijn wil onderwerpt." „Dan is het wel. Ik ben bereid te teekenen." Een oogwenk later was ook dat geschied en vouwde Hartt het docu ment op, dat hij bij zich stak. „Gy kunt thans gaan," zeide hij spottend, „want ik durf niet hopen dat mijn gezelschap veel aantrekke lijks voor u bezit. Ik zou u zelfs aan raden tot herstel uwer geschokte zenuwen eenigen tijd buiten te gaan doorbrengen. De open lucht zal uw don kere spookbeelden doen verdwijnen, en daarne zet gij u weder met fris- schen moed aan den arbeid. Gij ziet dat ik vervuld ben van de teerste bezorgdheid voor uwe gezondheid." Emmanuel de Josach nam zyn hoed en boog sprakeloos. Het zou hem niet mogelyk zijn geweest een woord te uiten. Een oogenblik later was hij verdwenen. Toen hij zich wederom op straat bevond, waggelde hij als een dron ken man. Nooit had hij zich kunnen voorstellen dat er zulk een ure van ellende, van hopeloos lijden voor hem aan zou breken. Ofschoon hij voor de galeieen gespaard was gebleven, gevoelde hij slechts al te goed dat zijn lot voortaan eene reeks van ver nederingen en smarten zou wezen; waar zou hij eenigen troost vinden? Hij had zich weinig of niet met de opvoeding zijner kinderen be moeid. Toen zijne vrouw gestorven was', had hy eene gouvernante en een huisonderwijzer genomen en hen daaraan overgelaten. Dagen achter een gingen er voorby dat hij de klei nen niet zag, en zoo waren zij op gegroeid zonder liefde voor hem, en hadden zij hem verlaten zonder an dere dankbaarheid dan voor het in komen dat hij hun afstond. Van hen behoefde hy dus geen op beuring te verwachten; wat zijne vrienden betreft, hij was evenmin zeker van hunne belangelooze ge hechtheid, hij zou het niet bewaagd hebben hun zijn hart bloot te leggen. Totwie zou hij vluchten in zijn zieleangst? En plotseling daagde Marcello's glimlachend gelaat voor zijne herin nering op. Het was reeds vele weken geleden sedert hy haar voor het laatst gezien had, en zij bevond zich thans op het landgoed van mevrouw Lecière, terwijl Onno nog altyd zijne hopelooze pogingen voortzette om te Parys fortuin te maken. De jonge man was daartoe alleen in de stad gebleven, en ontzegde zich alles om toch zoo zuinig mogelijk te leven. Eiken Zaterdagavond ging hy naar buiten om des Maandagsochtens we der terug te keeren, en nog altijd vond hy niets! „Mijne oude vriendin heeft mij zoo dringend uitgenoodigd mij bij haar te voegen," mompelde Josach, „in dien ik haar een telegrafeerde dat ik morgen kom, dan zou ik ten minste ver van hier wezen en in die aangename omgeving weder mij zelf worden." Weer aanschouwde hij daarbij de jonge vrouw, en hij ging met een bitteren glimlach voort: „O, zoo ik nog eenmaal bemind kon worden om mijzelven! Maar ik ben daartoe te oud, Marcelle zou mij slechts spottend aanhooren. Zou zij werkelijk weigeren mijne vrouw te worden?" Deze vraag schonk hem eenige afleiding voor zijne vertwijfeling. O, indien hij waarlijk het geluk zijne woning kon binnenvoeren, wat zou hy zich dan nog bekommeren om Cornelis Hartt en zijne bedreigingen. Met verdubbelden ijver zou hij aan den arbeid gaan, en naast de milli- oenen die de avonturier hem af zou persen, nog ruimschoots genoeg ver dienen om zijne vrouw van alle denkbare weelde te omringen. Hij bracht dus dien avond, tot laat in den nacht, zijne zaken in orde, droeg den volgenden morgen alles aan zijn gewonen plaatsvervan ger over en vertrok met een middag trein, om tegen het etensuur op Méricourt aan te komen. Het was een prachtige zomerdag en nu hij Parys slechts eenmaal achter zich had liggen, voelde hij zich weer een ander mensch worden. ie vreugde kende echter geen per ken toen hij, aan het station afstap pende, de kleine Victoria zijner vrien din herkende, waarin Marcelle hem opwachtte. „Gij hier!" riep hij vol blijdschap uit. „Een dergelijke verrassing had ik niet durven verwachten." De jonge vrouw beantwoordde zijn handdruk, maar zeide lachend: „O! ik ben hier niet uit eigen vrijen wil. Mevrouw Lecière ver zocht mij eenige boodschappen voor haar op het dorp te doen en gebruik te maken van het rijtuig dat u af zou halen." „Ook al is het slechts een toeval, ik zegen het daarom niet minder." „Ik zie wel dat gij nooit uwe vlei taal af zult leeren." „Wat ik u ook zeggen mocht, gij bezit het recht met het voor vleierij te houden," sprak hij zoo ernstig dat Marcelle snel den blik afwendde. „Gij zijt de eenige vrouw misschien tegenover wie ik altijd oprecht ben geweest." De knecht, die voor het bestellen van zijn koffer had gezorgd, keerde thans weder, en de paarden reden in gestrekten draf naar het kasteel, dat zich op een half uur van daar ver hief. „Het is hier een heerlijke streek," zeide de jonge vrouw met een zucht je, „en men zou er wel altijd willen blijven." „Zoodat gij de stad niet betreurt? In den winter zoudt gij er anders over oordeelen." „Ja, dat is mogelijk; maar ik heb dit landschap nooit anders dan in zijn zomerkleed gezien, vandaar dat. ik mij deze prachtige groene lanen niet ontbladerd voor kan stellen. En daarbij, mevrouw Lecière is zoo vriendelyk voor mij: zij behandelt mij geheel en al alsof ik hare dochter ware; en wij hebben ook nooit het gevoel alsof wij van de wereld afge scheiden zijn, zooals men het buiten leven wel eens voorstelt, er komen voortdurend nieuwe bezoekers." „Uw echtenoot komt zeker ook geregeld over?" „Ja, elke week," antwoordde Mar celle over wier bekoorlijk gelaat zich eene wolk verspreide. Maar hy heeft rust noch duur voordat hij weder naar de stad afreist. Hij is waarlijk zeer te beklagen. Onze gastvrouw tracht vergeefs hem over te halen hier ten minste eenige achtereenvol gende weken te blyven, wat ook vrij wat zuiniger zou zijnmaai- hij heeft het vaste denkbeeld dat hü daarmede een kans op welslagen zou kunnen verspelen, en ik kan hem niet aan het verstand brengen dat hij niet voor artist in de wieg is gelegd." „Hij bezit toch een groot talent," opperde de bankier. „Dat is niet voldoende," sprak Marcelle hoofdschuddend. „Wij leven in zulk eene eeuw van reclame, dat men een weinig van Barnum moet overnemen, om als kunstenaar te slagen; men moet op do eene of andere manier de wereld verbazen, en Onno gaat zoo stil zyn weg dat niemand hem opmerkt. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1914 | | pagina 4