DE DIENST REGELING W Cent Thee E. Brandsma Been Luxe, doch een goedkoop voedsel Dans-lnstituut Dijkstr. 37. Mr.F.S.M. RITS, VERKOOPING DEURWAARDER W. BIERSTEKER, Thee AMSTERDAMSCHE Brand te KOEGRAS, gem. Den Helder, op de Hollandsche Spoor, Booten, Beurtveeren, Post- en Telegraaf kantoor is verschenen en a bij iederen Boekhandelaar alhier verkrijgbaar, alsmede aan de DRUKKERIJ VAN DIT BLAD. Steuncomité. Vergiftigde Levens. Vraagt Uwen Winkelier Een geurjg kopje. Maintien. Contenance. Dir.BENOiT H. POLAK, auteur van „Het Dansen". Ph. B. POLAK, JAC. B. POLAK, Gediplom. Dansonderwijzers. Ass. Onderwijzeressen: JULIE en TILLY POLAK. Dagelijks inschrijving van LEERLINGEN. Privaatlessen. Besloten clubs. (Kinderen, Volwassenen). Uitsluitend adres: DIJKSTRAAT 37. Advocaat en Procureur, heef de praktijk van Mr. KL. DENIJS, te Helder, overgenomen. Zijn weke- lijksch Spreekuur zal gehouden worden DINSDAGS van half vier tot half zeven, ten huize van den Keer KUNST, ZUIDSTRAAT 5. Gelegenheid tot het nemen van Lessen. Adres A. DOKTER, Leeraar M.0. Bouwkunde, KANAALWEG 1b HELDER. van een VISCHSCHUIT. zal op ZATERDAG 10 0CT0BER 1914, 's namiddags 4 uur, aan de Binnenhaven bij de Broodsteeg, publiek verkoopen De In goeden staat zijnde Noordzeebotter H.D. 82, met zeil en trijl en volledigen visscherij-inventaris (w.o. 4 karren, 3 kuilen enz. Afzonderlijk en in combinatie. Te bezichtigen ter gemelde plaatse. Ter dekking beschikbaar een zuivere Saanen Dekbok, vader en moeder zuivere witte horen- looze Saanen Geiten, gekweekt door de Geiten-fokvereeniging te Rozendaal (N.-Br.) Dekgeld f 0.40. AdieiV4N OER RUNT. Wachtpost 2. den leider. R. M. IS onovertroffen van kwaliteit en zeer waterhoudend, 70, 80, 00 en 100 cent per pond. Pakjes van >/s 1 21/ons. In het oude Victualiehuis. R. MAALSTEED, Dijkstriat 22, Helder Wederverkoopers provisie. Diners worden dagelijks aan huis bezorgd. Bestellingen 's morgens voor 12 uur aan het van ouds bekend KOOKHUIS DIJKSTRAAT 13. Beleefd aanbevelend, Wed. L. H. RIETBERGEN. Speciaal adres voor OVERHEMDEN naar maat. OVERHEMDEN met piqué borst f 2.75, prima kwaliteit. Brand stoffenhandel W.deRuijter,Jonkerstr.5. Levert 1ste kwaliteit Anthraciet gezeefd en steenvrij. Ouitsche Anthraciet, per H.L. f 1.40. Belgische Anthraciet ft.GO. Gloria Eierkolen f 1.20. Gascokes tegen fabrieksprijs. Franco aan huis bezorgd. Beleefd aanbevelend, W. DE RUiJTER. W'. VAN LEVENSVERZEKERING. AMSTERDAM. KEIZERSGRACHT 547-549. BIJKANTOOR VOOR NED.-INDIË SOERABAJA SOCIETEITSTRAAT GUNSTIGE VOORWAARDEN. - CONCURREERENDE TARIEVEN. INLICHTINGEN VERSTREKT GAARNE HERMAN NYPELS, HELDER. zijn de puddingen bereid met HONIG's Maïzena Puddingpoeders, Reclame Pud dingpoeder en HONIG's Griesmeelpudding. Let op het merk „DE BIJENKORF". 5 September j.l. Ondergeteekende verklaart dat de brandkast, door den fabrikant NICO VAN VUURE, Zaadmarkt No. 50 te Alkmaar, hem in Juni j.l. geleverd, in den feilen brand van 5 September, waarin zijn geheele plaats met inboedel tot aan dep grond werd vernield, daarna is geopend en bleek, deszel'fs inhoud-volmaakt ongeschonden te hebben bewaard. KOEGRAS, (gem. Den Helder), 28 September 1914. (Is get.1 P. DE GRAAF. Getuigen bij de opening: (Is get.) K. BIJLSMA, Mr. Smid, Julia^tadorp. (Is get.) J. KOSSEN, Mr. Timme.rrmi.n, Julianadorp. (Is get.) J. DE GRAAF, Mr. Timmerman enAannemer, Julianadorp. De mobilisatie van 1914. In „Allen Weerbaar" maakt kapi tein E. W. Dam van Isselt eenige losse opmerkingen over de mobilisatie cn den opraarsch onzer strijdkrachten. Reeds in den vooravond van den eersten mobilisatie-dag op 1 Augus tus zag men hier en daar verlofgan gers zich volledig gekleed en uitgerust onder de wapenen spoedep. De mees ten hunner begaven zich, zooals voor geschreven is, den eersten.mobiliaatie- dag zeer vroegtijdig op reis en men kan veilig aannemen, dat, dank zij de overwegend locale indeeliug onzer militie, den goeden wil der verlof gangers, de goede regeling op onze spoorwegen en ons uitgebreid net van verkeerswegen, nagenoeg geen verlofgangers den nacht van 1 op 2 Augustus nog buiten hun garnizoen hebben behoeven door te brengen. En dan vervolgt kapitein Dam yan Isselt: Klachten over trage opkomst va» verlofgangers hebben wij niet ver nomen. Bij het onderdeel onder mijn bevel moesten er 185 opkomen. Daar van waren allen in den avond van den eersten, dag present, met uitzon dering van 1 korporaal, die den 2<jen dag 'smorgens kwam; 2 man den 3en dag opgekomen, toen de batterij reeds het garnizoen verlaten had, en daarom doorgezonden naar het depot van het korps, 1 die nog enkele dagen later kwam en 1 van wien niets vernomen is. Laatstbedoelde vier man werkten allen in Duitschland. Geen betoog behoeft het, dat degenen, die toestemming .verkregen hadden om in Amerika verblijf te houden, nog .niet terug konden zijn. Van alle op- gekomenen werden er 2 tijdelijk on geschikt voor den dienst bevonden, en dus weer naar huis gezonden. De_ anderen waren voor den dienst te velde volkomen geschikt. Dan herinnert de schrijver aan de mobilisatie in 1870. Hoeveel er in 1870 aan de mobi- lisatio moge ontbroken hebben, de geest van de groot-verlofgangers was ook toen uitstekend. Het ging des tijds over veel kleinere cijfers, want wjj hadden er toen slechts 29,500. Rekent men de landweer mede, dan hebben wij er thans zeker 150,000 meer. Van die 29,000 man waren er toen 28,854 op den aangegeven dag present en 434 enkele dagen later. Slechts 212 man kwamen niet op, waarvan 165 om geldige redenen zijn achtergebleven. De uitkomsten yan de mobilisatie van 1914 zullen, wan neer de cijfers eenmaal openbaar worden gemaakt, wellicht de reeds zeer gunstige cijfers van 1870 nog in de schaduw stellen. Het ingewikkeldst is de> mobilisa tie der. bereden, artillerie. By iedere batterij worden pp 50 vrepespaarden er 145 gevorderde ontvangeD. Deze paarden mo6ten alle ingedeeld, van tuigen voorzien, eenigszins aan het trekken gewend, ten deele, ook be slagen worden. In iedere bespanning van zessen loopt slechts één vredes- paard. Als een staaltje, hoe vlQt ook deze mobilisatie in haar werk ging, noemt kapitein Dam van Isselt het vol gende: wij .liftorden. van een 4-tal batterijen, die reeds in den nacht van Zondag op Maandag (2en en 3en mobilisatiedag) het garnizoen ver lieten en den 3den dag. om 12 uur, in validen staat ter bestemder plaatse kwameu, na een marsch van 45 K.M. In het garnizoen Utrecht konden enkele batterijen reeds Zondagmor gen de eerste trekoefeningen hou den. Ongevallen van eenige betee- kenis vielen niet voor. Den 3en raobilisatiedag verlieten de 4 dub- belbatterijen het garnizoen om hun eerste kantonnementen te betrekken. Veel is er aanvankelijk van de gevorderde paarden niet gevergd, doch nergens ook vernamen wij klachten van eenige beteekenis over hun hoedanigheid in het algemeeD. Welk een contrast met- 1870, toen de mobilisatie 15 Juli begon, zoo gaat de schrijver voort, de paardenvorde ring en -aankoop een groot fiasco vormde, het 38 dagen duurde, eer alle batterijen haar vuurmonden met 6 paarden bespannen hadden en in het mobilisatie-rapport deze tirade moest worden neergeschreven: „In waai beid kan dus niet worden gezegd, dat bij de ontbinding van het mobile leger op 30 Sept., dat isdus 75.dagen na de oproeping der militie, al de veldbatterijen geheel uitgerust waren". Van de bagaggtreinen is deptljds byna niets aangespannen geweest, en aan de groote treinen is men toen in het geheel niet begonnenDitmaal waren de groote treinen der4 divisie» op de vastgestelde data, enkele dagen na de troepen, tot. uitrukken gereed en volledig bepakt, en zijn zij naar de.Jegerings rayons der divisien over gebracht. Colonnes iufanteriemunitie- .en artillerie-muoitietreinen, ook ver- plegipgstreinen, alle van eerbiedwaar dige lengte, kon men langs de wegen zien marcheeren. Voordeelen van den verplegingstreinen en van den artille- rie-munitietrein werd ook van auto's een dankbaar gebruik gemaakt. Ook de geneeskundige treinen e.a. zijn op oorlogssterkte te velde geweest. Kapitein Dam van Isselt besluit zijn artikel met de volgende ppmerkingen Op de mobilisatie volgt de z. g. eerste, strategische opmarsch (voor ons land, doch ten onrechte, ook wel concentratie - genoemd), d. w. z. het verplaatsen van de geheol gemobili seerde troepenafdeelingen van de plaatsen van opkomst (voor het actieve leger in het algemeen de garnizoenen) naar de aanvankelijk in te nemen opstellingen en naar de verschillende deelen van de liniën en stellingen. In 1870 viel er slechts een, klein leger te verplaatsen onze toenmalige re3ejve, de schutterij, bleek voor gebruik te yelde vrijwel onbruikbaarde betere helft daarvan, de dienstdoende schutterijen, telden nog niet de helft van hetgeen op papier aanwezig heette te zijn. Zoo als de toenmalige chef van den Gene- ralen Staf, luitenant-generaal P. G._ Boom, mij in het laatst van zyn leven nog meermalen heeft verteld, ont brak toen ieder plan of ontwerp voor den opmarsch yan het Veldleger. In enkele dagen moest dat worden ge ïmproviseerd, evenals het spoorweg vervoer. Hoogere verbanden, zooals divisien en brigades, bestonden in vredestijd niet. Alles moest op het laatste oogenblik tot strategische een heden worden samengevoegd, de sta ven opgericht. In de liniön en stel lingen zag het er nog minder gunstig uit; zelfs de commandanten van vestingen en forten waren in vredes tijd niet aangewezen In 1914 alles behoorlijk in orde en in tijd van vrede voorbereid. Alle staven reeds georganiseerd of de organisatie vastgesteld, de hoogere legereenheden in wezen. Vaste plan nen (voor verschillende gevallen) voor de opstelling van leger en landweer, te zamen ruim 200.000 man. Het vervoer per spoor en per boot gere geld. De stellingen van vaste bezet tingen met aangewezen comman danten voorzien. Op de bijzonderheden van een en ander kan hier niet wor den ingegaan. De Fransch-Duitsche Oorlog »an 1870—71. ui. Begin September kondigde de „Heldersche Courant" de catastrophe van "Sedan aan. „Het geheele leger, op Sedan teruggeworpen, heeft ge capituleerd", zoo schreef het blad. het „Men wane echter niet" zoo gaat voort, „dat door deze schier ongeloof lijke wending der fortuin de oorlog als geëindigd mag worden beschouwd. Als het geheele dappere leger van den. hertog van Magenta met zijn aanvoerder en keizer in de Duitsche vestingen als krijgsgevangenen wordt bewaakt; als ook het leger van Bazaine, welks toestand hopeloos is geworden, zich op genade heeft over gegeven en evenzeer in de vestingen is geïnterneerd, dan nog is er niet voldaan aan de steeds toenemende ambitie der Pruisen, die blijkbaar de Duitsche bondsvlag van deTuilerien willen doen wapperen. Wanneer het niet gelukt aan de onzijdige mogend heden om Bismarck van dit plan af te brengen (en het blijkt reeds, dat de Duitsche bevolkingtegen zoodanige inmenging krachtig protesteert), dan zal eerstdaags een aanval op de hoofdstad worden gedaan, waarvan de gevolgen nog niet te overzien izijn. De meeste Parljzenaars zijn onver schillig voor het lot van den keizer en zijne dynastie, maar z(j zullen niet dulden dat Bismarck kamers betrekt in de Tuilerieeil. Dan zal elk venster de tromp van een revolver of een Lefaucheux wor den gerigt op de overwinnende troepen; dan draagt elk wapen ver genoeg, en dan zal de overwinnaar, in de straten van Parijs meer gedecimeerd dan by Gravelotte en Sédan, meester zijn van een puinhoop, eens de hoofd stad van een magtig rijk". Hetzelfde nummer van de „Helder sche Courant" bevat het bericht, dat te Parijs, Lyon, Bordeaux, Grenoble en andere groote steden de republiek was uitgeroepen. De verbittering, die in het algemeen tegen den Franschen keizer hecrschtc in Frankrijk, was na de nederlagen van Metz teu top punt gestegen. De revolutie zat in de lucht, en toen de gansche om vang der geleden verliezen en nederlagen te Parijs bekend werd, stak er een storm op in de Kamer. By Sedan was Napoleon verplicht zich over te geven aan koning Wilhelm;.juister: hij hoopte door zich persoonlijk aan den Pruischen koning over te geven betere yoorwaarden voor zijn ver slagen leger te bedingen. En onmid dellijk daarna werd de republiek uit geroepen. 4 September brak eene omwenteling uit te Parijs, waarbij de Napoleontische dynastie vervallen werd verklaard en keizerin Eugenie moest overhaast naar Engeland vluch ten. Een- regeering werd samenge steld en Trochu tot president gekozen, tevens tot het hoofd van de verdedi ging van Parijs. Maar aan vrede sluiten werd niet gedacht. „Geen voetbreed van ons grondgebied, geen stoen van onze vestingen zal de vijand hebben, proclameerde Jules Favre, en mannen als Victor Hugo en andere chauvinisten wakkerden de regeering aan tot een verdediging tot het uiterste. Trochu begon mét krachtige hand te werken aan de verdediging van Parijs. Ontzettende massa's levens middelen werden iu de stad gebracht, kanonnen gegoten, de vestingwerken bemand, en alles wat buiten de wal len lag vernield en met den grond gelijk gemaakt. Alles en. alles hadden de Franschen nog zoowat honderd duizend man bijeen, een 200.000 tal vrij wel onbruikbare nationale garden niet mee gerekend. Het was duidelijk, dat slechts de yal van Parijs een einde zou maken aan den oorlog. Ofschoon de vesting Metz nog door de Duit- schera was ingesloten en er nog niet aan dacht te capituleeren, en ofschoon zij dus ook daar een groot-leger moes ten afzonderen, hoewel voor de in sluiting van zbo'n reusachtige stad als Parijs een geweldige krachtsin spanning noodig was, ook wat be treft den proviand-aanvoer, besloot het Duitsche. commando toch tot den opmarsch naar de vesting over te gaan. Op denzelfden dag nog, dat de republiek te Parijs uitgeroepen was, begon het Duitsche leger zij n opmarsch „Wat nu?" vraagt de „Heldersche Courant", nadat Napoleon gevangen, Bazaine met zijn leger ingesloteu, Mac-Mahou te Brussel in verpleging en zijn leger krijgsgevangen is, „wat nu?" nu het Pruisische leger op wog is naar Parijs. Moet nu niet, daar de Pruisische regeering verklaard had den oorlog te voeren niet tegen de Fransche natie maar tegen den Kei zer, na Napoleon's gevangenneming de vrede gesloten worden Wanneer Pruisen na den feitelijken afstand van Napoleon toch den oorlog conti nueert, hoe moet die handelwijze dan worden genoemd? Was zijne vroegere bewering dan eene onwaarheid, eene krijgslist? Pruisen verlangt een duur- zamen vrede, zoo gaat het blad verdel en toont dan aan hoe de toch reeds tusschen beide Rijken beslaande an tipathie grooter zal worden door eene voortzetting van den oorlog, in de veronderstelling dat de uitslag voor Pruisen voortdurend gunstig blijft. Want juist dit moet de verwachting op een duurzamen vrede geheel den bodem inslaan. Wij kunnen toch niet denken, dat Pruisen zich voorstelt Frankrijk zóó. geheel te vernietigen dat 'het den vrede als een aalmoes zou moeten aannemen. Het blad mqent verder dat het Pruisische leger er niet zoo heel gunstig meer voor staat. Straatsburg en Metz zijn tot nog toe niet inge nomen; Bazaine heeft zich nog niet overgegeven; Parijs met al zijne ver sterkingen moge zich op den duur niet staande kunnen houden, hét is toch te wachten dat het eenige weken zal vorderen,alvorends het tot de over gave kan worden gedwongen, zonder nog bier by te gewagen van de dui zenden menschenlevens, die daaraan zullen moeten worden opgeofferd. Het blad dringt ten slotte met zoo vele woorden aan op een spoedigen vrede. „Pruisen zou het aan zich zeiven te wijten hebben, indien het de roem en de achting, die het zich heeft verworven, zag vervangen door een maar al te gegrond wantrouwen van alle Europeesche volken". De binnenlandsche toestand scheen omstreeks October zoo geruststellend? te zijn, dat de regeering twee lich tingen naar huis zond. Niettemin ging de regeering door met het in orde brengen van de inundatiewer- ken, ofschoon Bismarck aan een journalist verklaard had, dat Duitsch land er niet aan dacht Holland te annexeeren. Maar men kon nooit weten. Duitschland beschikte ook toen reeds over reusachtige, mortieren immers, bij het beleg van Straats- burg gebruikten zij als belegerings geschut stukken van 175 ceutenaara, waarin 15 pond kruit ging en welks .projectielen 2 centenaars wogen! Dat velen onzer soldaten de handen jeukten om slaags te gerakeu met een of anderen vijand moge eene verzuchting in de „Heldersche Cou rant" van 17 September 1870 be- wijzon. De inzender beklaagt er zich over dat de bezetting aan de Hoofd gracht met de sabel de jonge, met zorg en opoffering gekweekte boom pies vernielt en geeft den raad die 'be zetting voortaan .zonder sabel op post te doen zetten! INGEZONDEN. Belgische vluchtelingen. Donk're, grauwe onweerswolken Dreigen aan de zwoele lucht, Welk een vreeselijk gerucht Hoort men duizendvoud vertolken. Ach men voelt zich't hart beklemmen, 't Is of fluistren vele stemmen: Vlucht, o vlucht, verderf en dood, Ramp genaakt door 's vijauds lood 't Waar vergeefs dat gij zoudt strijden En het noodloot weerstand bood. Zal zich een orkaan verheffen In een woeste wilde vaart Als een geesel voor de aard Om den zusterstaat te treffen? 't Woord van tweedracht is gesproken Ramp on leed is aangebroken; Ach! het vaderland getrouw Sterft den krijgsman, en zijn vrouw, En zijn kind'ren blijven achter In ellende en in rouw. Legerbenden komen nader. Heel de stad schiet men in brand, Rampspoed heerseht in heel het land, Weg is nu den man en vader; Waar nu heen? o dochters, vrouwen, Welk een leed moet gij aanschouwen Ach, van. huis en haard beroofd, Moe geweend en moe gesloofd Trekt ge nu naar 't gastvrij Holland Dat uw hulp en troost-beloofd. Gastvrij Holland! zie die vrouwen, Zie die kind'ren bovenal Saamgestroomd in groot getal Op Uw liefde en goedheid bouwen; Onbekend met leed en smarten Zijn eensklaps hun jonge harten In den folterendste nood. Zonder dak en zonder brood, Alles, alles achterlatend Wat hun vree en vreugde bood. Kind'ren dezer lage landen God behoede uw nog voor druk, O waardeert dan dat geluk Toont uw hart en rept de handen; Wilt uw spaarpot onderzoeken, Haalt uw speelgoed uit de hoeken En zendt met een blij gemoed Hen iets van uw overvloed; Dat er zegen rusten moge Op hetgeon gij voor hen doet. Ouders! die nog vröe moogtsmaken Spoort uw kind'ren hiertoe aan, Zoo toch, droogt ge menig traan Op die ingevallen kaken; Klink' bij 's levens leed en smarten Niet vergeefs de stem des harten; Lichaamsleed en zielepljn Van die scharen, groot en klein Dringe ons, naar onze knichten Goed te doen en goed te zijn. J. K. Het Centraal-bureau is gevestigd in 't Bebouw der Openbare Werkan aan de Kerkgracht en is geopond op werk dagen van 10—12 en 2-5 uur. Alg. Secretaris Ds. H. BUISKOOL. Wie finantieelen steun wil geven, zonde zijn bijdrage aan den Heer W. BIERSTEKER, Uodsgracht 21, Pen ningmeester. Wie werk zoeken of werkkrachten noodig hebben, worden uitgenoodigd zich te richten tot het Subcomité, dat daarvoor dagelijks zitting houdt in het Gebouw van Openbare Werken, Centraal-Bureau, Kerkgracht, van 10 - 12 en 2-4 uur. Voor gratis hulp in deiiuishouding wende men zich tot den Heer W. VISSER, Stationstraat 4. Degene, die gratis een rantsoen eten wil bekomen, kan zich opgeven by Mevr. DE BOER-JONGKEES, Koning straat 28-30. Wie tengevolge van de mobilisatie flnantieele hulp noodig heeft, melde zich op Maandag^ Dinsdag, Woensdag of Donderdag aan bij het Subcomité voor llitkeering. Gebouw der Openbare Werken, 2—4 uur. FEUILLETON. Een beeld der werkelijkheid. 72) Emmanuel de Josach wierp zijn bezoeker een smeekenden blik toe, die aanstonds door dezen begrepen werd. Hij poogde te glimlachen en wendde zich geruststellenend tot de jonge vrouw. „Hoe zou het lot smakeloos ge noeg kunnen zijn u te treffen? Neen, het geldt hier een nationale ramp. Het land eischt dat men de admini strateuren der Oolumbia-maatschappij gevangen zal nemen." De bankier slaakte een doften uit roep. Het was hem als zag hij plot seling een afgrond voor zyne voe ten openspijten. „Maar hoe is dat mogelijk vroeg Marcelle verbaasd. „Kan men hen aansprakelijk stellen voor het mis lukken hunner ijverige pogingen? Niemand die het zoozeer betreurt niet geslaagd te zijn als zijzelven." „Het ware te wenschen dat de natie er even verstandig over dacht als gij, mevrouw. Waar leidt het toe als men zijne groote. mannen door het slijk laat halen? De teleurgestel de aandeelhouders zullen daarmede hunne gelden niet terugkrygen, en Frankrijk dient op die wyze weldra tot spot aan gansch Europa. Helaas1 de heethoofden die de uitspraak dei- rechtbank over ten eisch'en, schuilen onder onze eigene volksvertegenwoor digers en zij schreeuwen zoo luid dat hunne stem het zwijgen oplegt aan de gematigden." „En waarvan kan men die heeren beschuldigen?" „Men klaagt hen aan het kapitaal der maatschappij verkwist te hebben aan zaken die niets met het kanaal te maken hadden, en voor de laatste leening de stem van een hondertal kamerleden te hebben omgekocht, zoowel als de pers betaald te hebben om leugenachtige lofartikels te schrij ven. Het is een erbarmelijk geval. De hoofdbeschuldigde is die ongeluk kige graaf de Suez, die reeds tot kïndschheid verviel, den dag waarop het werk voor goéd gestaakt moest worden. De tachtigjarige grijsaard, die onzen grootsten roem uitmaakte, die door koningen en keizers als huns gelijke werd behandeld, zal voor de rechtbank moeten, yerschy- nen, en in zyn wartaal 'moeten ant woorden op de aanklacht van ver- duistering van gelden." „Neenriep de bankier plotseling uit, „dat kan niet zijn. Zoover kan de naijver zijner vijanden niet gaan. Heel Frankrijk zou tegen eene der gelijke laaghartigheid opkomen." Zijn zoon zal dan zeker tot zondebok moeten dienen?" vroeg .Marcelle. „Ja, hij wordt waarschijnlijk nog dezen nacht gevangen genomen, even als de andere administrateurs." „En houdt het daarmede op?" vroeg de baron snel. „Neen. Men is niet zeker nog om trent de namen der overige beschul-, digden; maar men weet te zeggen dat ernog zes andere personen in hechtenis zullen worden genomen, en daaronder allereerst degenen, die vermoedelijk gediend hebben om de kamerleden om te koopen. Doch laat mij u niet langer ophouden met deze sombere geschiedenis, mevrouw. Mis schien waart gij wel. van plan heden avond uit te gaan?" „Ja, Marcelle, ga u gerust kleeden. Uwe loge mag niet ledig blyyen," zeide Josach, met een gekunsteld glimlachje: „Heel Para's moet uw nieuw toilet bewonderen; ik hoop morgen ochtend in de bladen te le zen dat gij wederom de schoonste van allen zijt geweest." De jonge vrouw verlangde niets liever dan op. haar tijd ge reed te zijn, en nam dus afscheid van haar be zoeker, na hem te hebben laten be loven spoedig weder te komen. Nauwelijks was zij verdwenen, of de bankier schoof zijn stopl dicht by Ro- mier's zetel, en vroeg Qpgedempten toon: „Waartoe zijt gy gekomen?" „Om u te zeggen dat gy verloren zyt," fluisterde de staatsman somber. „Behoor ik tot de beklaagden?" „Tot de voornaamste hunner. Ik weet niet welke ellendeling. gespro ken Leeft, maar zekér is het dat het kwaad is geschied." De bankier zonk als geheel vernie tigd ineen. „Wat raadt gij mij aan Moet ik vluchten „Onmogelijk,. Uw, signalement is reeds overal gegeven. Én daarby, zoudt gij den moed hebben uwe vrouw te verlaten? Zoudt gij op eens uwe zaken in de war kunnen laten loopen Neen, gy kunt niet heengaan. De hoofdzaak voor u is dat er geen be-, bewyzen voor uwe schuld bestaan. Hebt gy alle daarop betrekking heb ben de papieren vernietigd .'Zooniet, verlies dan geen oogenbliklaat ons samen aan het werk gaan. Het gou vernement zelf zal er u dankbaar voor wezen. De ministers hebben hedenmiddag geen weerstand kunnen bieden aan den eisch der Warner; maar zy wenschen niets liever, dan het schandaal zooveel mogelijk te versmorenvan daar dat de beklaag den eerst zeer laat in den nacht zul len worden gevangen genomen. Men laat hen opzettelijk den tijd ziek van alle compromittante geschriften te ontdoen-" „Ik heb niets, in het geheel niets, dat mijn kan beschuldigen," stamelde Josach. „Godflank!" riep tornier uit, op een toon, als werd hem een cent- naarslast van de ziel gewenteld» „Ik heb ook .ongeiyk. gehad my daarom trent. .ongerust te makenkende ik uwe voorzichtigheid niet? En gij.zult niet spreken, niet waar, mijn vriend hoe pauw men u het yuur ook.aan de voeten mocht leggen, gy zult geen enkelen naam noemen? Beloof mij dat, en ik zweer u dat wij alles zullen aanwenden om uwe vrijspraak te verkrygen." „Ik zal niet. spreken, neen, om het even wat er ook gebeurde," antwoordde de bankier, wiens gelaat van ont zetting verwrongen, was, „maar er is een ander van wiens stiizwygen ik niet verzekerd ben. Het zou my zelfs niet verwonderen indien hy, en geen ander, die verklikker was; die man is myn doodsvijand, en hij heeft sedert lang mijn val beoogd." Romier sid.derde. „Zijn naam?" bracht hij met moeite uit. Cornelis Hart." „Hoe ter wereld is hij met de zaak bekend?" riep de minister driftig uit. „Hij was het die voorloopig de noodige gelden vooi; moest.schieten." „En bij heeft alles geweten?" „Alles." „Maar hy bezat daarvoor tenmin ste geen bewyzen, hoop ik? Dau kan men hem nog altijd voor een leuge naar doen doorgaan." „Helaas! Hij heeft my de lijst af geperst dergenen,aan wie het geld verstrekt was. Hij dreigde my anders aan te zullen klagen my per- soonlyk die sommen te hebben toe geëigend." „En- gij hebt bom. den lyst ver strekt? EllendelingGy die ons het allereerst tot die noodlottige daad verleid hebt, gij zijt ons daarna gaan overleveren aan den grootsten schruk die op.den aardbodem rondloopt! O! maai' gij zult dat bewijs nog lieden avond op gaan eischen. Gy moet het terugbekomen, verstaat gij mij? En dat zonder uitstel. Het moet!Indien gij aarzelt, ik ben een wanhopige; mijne eer on die mijner kinderen staat op het spel. Desnoods zou ik er u toedwingen." „Wees bedaard," mompelde Josach. „Het komt hier op geen bedreigin gen aan, maar wel op handelen. Ik zelf zou even goed een steen om ge nade kunnen smeeken, als dien man, die myn beul is geweest. Bezit gij meer invloed op liem?" „Ik kan hem misschien met belof ten verlokken; maar wat is er dat hij niet bezit; hij is.even rijk als de Rothschilds; hij heeft den hoogsten graad in onze ridderorden bereikt; wat kan hy meer verlangen?" „Hij kan van adel worden gemaakt, en dat is iets waar hij tot nu toe te vergeefs naar gedorst heeft." „Door eene vreemde mogendheid dan," mompelde Romier peizend, „om het even, ik kau dat gedaan krijgen. Dat is reeds één punt in ons voordeel. Maar kent gy .niet iemand op wiens gunst hy byzonder gesteld is?" „Ja, uw.collega Clément* hij voor ziet in hera den toskomstigen presi dent der republiek; maar zou deze te verbinden zijn?" „Hij is mijn vriend, de makker myner kindei jaren, en zal niets na laten om mij te redden. Hoeveel het my ook kosten moge mij voor hem te vernederen, ik zal het doen. Daarenboven zal hij Liet willen dat een lid van het Kabinet, dat hij zelf samen stelde voor eeuwig gebrand merkt zou worden. Kom aanstonds mede, wij hebben geen oogenblik te verliezen." „Zal ik laten inspannen?" „Onnoodig, daar zou maar weder tijd mede verloren gaan. Wy vinden wel terstond een ruituig op straat." In een oogwenk was Emmanuel de Josach gereed, en een uur latei- schelden drie mannen, die zelfs tegeu- over elkander een somber stil zwijgen bewaarden, by den avonturier aan. Zij werden in Hartt's studeerver trek binnen gelaten en de heer des huizes trad hen glimlachend te ge- moet* met de vraag, waaraan hij de eer van hun bezoek te danken had. „Baron de Josach komt u de lijst terugvragen die hij u eenmaal be treffende de Columhia-zaak heeft toe vertrouwd," sprak Clément op ern- stigen toon, „en wij hebben hem willen, vergezellen om zijn verzoek meer gewicht bij te zetten." Cornelis Hartt, die alle drie een zetel had toegeschoven, liet zich in een armstoel nederglljden, met de woorden „Dan weet gij niet hoezeerhet mij spijt u te leur te moeten stellen, heeren. Indien gij eene maand vroe ger waart gekomen, zou ik het mij tot eene eer hebben gerekend, niet ,aau den heer de. Josach, die uiets hoegenaamd van mij te vorderen heeft, maar aan u beiden de bewuste lyst af te staan. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1914 | | pagina 4