DE DIENST
REGELING
W Cent
Thee E. Brandsma
Been Luxe, doch een goedkoop voedsel
Dans-lnstituut Dijkstr. 37.
Mr.F.S.M. RITS,
VERKOOPING
DEURWAARDER W. BIERSTEKER,
Thee
AMSTERDAMSCHE
Brand te KOEGRAS, gem. Den Helder,
op de Hollandsche Spoor, Booten,
Beurtveeren, Post- en Telegraaf
kantoor is verschenen en a
bij iederen Boekhandelaar alhier
verkrijgbaar, alsmede aan de
DRUKKERIJ VAN DIT BLAD.
Steuncomité.
Vergiftigde Levens.
Vraagt Uwen Winkelier
Een geurjg kopje.
Maintien.
Contenance.
Dir.BENOiT H. POLAK, auteur van „Het Dansen".
Ph. B. POLAK, JAC. B. POLAK, Gediplom. Dansonderwijzers.
Ass. Onderwijzeressen: JULIE en TILLY POLAK.
Dagelijks inschrijving van LEERLINGEN.
Privaatlessen. Besloten clubs. (Kinderen, Volwassenen).
Uitsluitend adres: DIJKSTRAAT 37.
Advocaat en Procureur,
heef de praktijk van Mr. KL. DENIJS, te
Helder, overgenomen. Zijn weke-
lijksch Spreekuur zal gehouden worden
DINSDAGS
van half vier tot half zeven, ten
huize van den Keer
KUNST, ZUIDSTRAAT 5.
Gelegenheid tot het nemen van
Lessen.
Adres A. DOKTER, Leeraar M.0.
Bouwkunde, KANAALWEG 1b HELDER.
van een VISCHSCHUIT.
zal op
ZATERDAG 10 0CT0BER 1914,
's namiddags 4 uur,
aan de Binnenhaven bij de Broodsteeg,
publiek verkoopen
De In goeden staat zijnde
Noordzeebotter H.D. 82, met
zeil en trijl en volledigen
visscherij-inventaris (w.o. 4
karren, 3 kuilen enz.
Afzonderlijk en in combinatie.
Te bezichtigen ter gemelde plaatse.
Ter dekking beschikbaar
een zuivere Saanen Dekbok,
vader en moeder zuivere witte horen-
looze Saanen Geiten, gekweekt door
de Geiten-fokvereeniging te Rozendaal
(N.-Br.)
Dekgeld f 0.40.
AdieiV4N OER RUNT. Wachtpost 2. den leider.
R. M. IS
onovertroffen van kwaliteit en zeer
waterhoudend, 70, 80, 00 en 100
cent per pond.
Pakjes van >/s 1 21/ons.
In het oude Victualiehuis.
R. MAALSTEED, Dijkstriat 22, Helder
Wederverkoopers provisie.
Diners
worden dagelijks aan huis bezorgd.
Bestellingen 's morgens voor 12
uur aan het van ouds bekend
KOOKHUIS DIJKSTRAAT 13.
Beleefd aanbevelend,
Wed. L. H. RIETBERGEN.
Speciaal adres
voor OVERHEMDEN naar maat.
OVERHEMDEN met piqué borst
f 2.75, prima kwaliteit.
Brand stoffenhandel
W.deRuijter,Jonkerstr.5.
Levert 1ste kwaliteit Anthraciet
gezeefd en steenvrij.
Ouitsche Anthraciet, per H.L. f 1.40.
Belgische Anthraciet ft.GO.
Gloria Eierkolen f 1.20.
Gascokes tegen fabrieksprijs.
Franco aan huis bezorgd.
Beleefd aanbevelend, W. DE RUiJTER.
W'. VAN LEVENSVERZEKERING.
AMSTERDAM. KEIZERSGRACHT 547-549.
BIJKANTOOR VOOR NED.-INDIË
SOERABAJA SOCIETEITSTRAAT
GUNSTIGE VOORWAARDEN. - CONCURREERENDE TARIEVEN.
INLICHTINGEN VERSTREKT GAARNE HERMAN NYPELS, HELDER.
zijn de puddingen bereid met HONIG's
Maïzena Puddingpoeders, Reclame Pud
dingpoeder en HONIG's Griesmeelpudding.
Let op het merk „DE BIJENKORF".
5 September j.l.
Ondergeteekende verklaart dat de brandkast, door den fabrikant
NICO VAN VUURE, Zaadmarkt No. 50 te Alkmaar, hem in Juni j.l.
geleverd, in den feilen brand van 5 September, waarin zijn geheele plaats
met inboedel tot aan dep grond werd vernield, daarna is geopend en bleek,
deszel'fs inhoud-volmaakt ongeschonden te hebben bewaard.
KOEGRAS, (gem. Den Helder), 28 September 1914.
(Is get.1 P. DE GRAAF.
Getuigen bij de opening:
(Is get.) K. BIJLSMA, Mr. Smid, Julia^tadorp.
(Is get.) J. KOSSEN, Mr. Timme.rrmi.n, Julianadorp.
(Is get.) J. DE GRAAF, Mr. Timmerman enAannemer,
Julianadorp.
De mobilisatie van 1914.
In „Allen Weerbaar" maakt kapi
tein E. W. Dam van Isselt eenige
losse opmerkingen over de mobilisatie
cn den opraarsch onzer strijdkrachten.
Reeds in den vooravond van den
eersten mobilisatie-dag op 1 Augus
tus zag men hier en daar verlofgan
gers zich volledig gekleed en uitgerust
onder de wapenen spoedep. De mees
ten hunner begaven zich, zooals voor
geschreven is, den eersten.mobiliaatie-
dag zeer vroegtijdig op reis en men
kan veilig aannemen, dat, dank zij
de overwegend locale indeeliug onzer
militie, den goeden wil der verlof
gangers, de goede regeling op onze
spoorwegen en ons uitgebreid net
van verkeerswegen, nagenoeg geen
verlofgangers den nacht van 1 op 2
Augustus nog buiten hun garnizoen
hebben behoeven door te brengen.
En dan vervolgt kapitein Dam yan
Isselt:
Klachten over trage opkomst va»
verlofgangers hebben wij niet ver
nomen. Bij het onderdeel onder mijn
bevel moesten er 185 opkomen. Daar
van waren allen in den avond van
den eersten, dag present, met uitzon
dering van 1 korporaal, die den 2<jen
dag 'smorgens kwam; 2 man den
3en dag opgekomen, toen de batterij
reeds het garnizoen verlaten had, en
daarom doorgezonden naar het depot
van het korps, 1 die nog enkele dagen
later kwam en 1 van wien niets
vernomen is. Laatstbedoelde vier man
werkten allen in Duitschland. Geen
betoog behoeft het, dat degenen, die
toestemming .verkregen hadden om
in Amerika verblijf te houden, nog
.niet terug konden zijn. Van alle op-
gekomenen werden er 2 tijdelijk on
geschikt voor den dienst bevonden,
en dus weer naar huis gezonden.
De_ anderen waren voor den dienst
te velde volkomen geschikt.
Dan herinnert de schrijver aan de
mobilisatie in 1870.
Hoeveel er in 1870 aan de mobi-
lisatio moge ontbroken hebben, de
geest van de groot-verlofgangers was
ook toen uitstekend. Het ging des
tijds over veel kleinere cijfers, want
wjj hadden er toen slechts 29,500.
Rekent men de landweer mede, dan
hebben wij er thans zeker 150,000
meer. Van die 29,000 man waren er
toen 28,854 op den aangegeven dag
present en 434 enkele dagen later.
Slechts 212 man kwamen niet op,
waarvan 165 om geldige redenen zijn
achtergebleven. De uitkomsten yan
de mobilisatie van 1914 zullen, wan
neer de cijfers eenmaal openbaar
worden gemaakt, wellicht de reeds
zeer gunstige cijfers van 1870 nog
in de schaduw stellen.
Het ingewikkeldst is de> mobilisa
tie der. bereden, artillerie. By iedere
batterij worden pp 50 vrepespaarden
er 145 gevorderde ontvangeD. Deze
paarden mo6ten alle ingedeeld, van
tuigen voorzien, eenigszins aan het
trekken gewend, ten deele, ook be
slagen worden. In iedere bespanning
van zessen loopt slechts één vredes-
paard.
Als een staaltje, hoe vlQt ook deze
mobilisatie in haar werk ging, noemt
kapitein Dam van Isselt het vol
gende: wij .liftorden. van een 4-tal
batterijen, die reeds in den nacht
van Zondag op Maandag (2en en 3en
mobilisatiedag) het garnizoen ver
lieten en den 3den dag. om 12 uur,
in validen staat ter bestemder plaatse
kwameu, na een marsch van 45 K.M.
In het garnizoen Utrecht konden
enkele batterijen reeds Zondagmor
gen de eerste trekoefeningen hou
den. Ongevallen van eenige betee-
kenis vielen niet voor. Den 3en
raobilisatiedag verlieten de 4 dub-
belbatterijen het garnizoen om hun
eerste kantonnementen te betrekken.
Veel is er aanvankelijk van de
gevorderde paarden niet gevergd,
doch nergens ook vernamen wij
klachten van eenige beteekenis over
hun hoedanigheid in het algemeeD.
Welk een contrast met- 1870, toen
de mobilisatie 15 Juli begon, zoo gaat
de schrijver voort, de paardenvorde
ring en -aankoop een groot fiasco
vormde, het 38 dagen duurde, eer
alle batterijen haar vuurmonden met
6 paarden bespannen hadden en in
het mobilisatie-rapport deze tirade
moest worden neergeschreven: „In
waai beid kan dus niet worden gezegd,
dat bij de ontbinding van het mobile
leger op 30 Sept., dat isdus 75.dagen
na de oproeping der militie, al de
veldbatterijen geheel uitgerust waren".
Van de bagaggtreinen is deptljds
byna niets aangespannen geweest, en
aan de groote treinen is men toen
in het geheel niet begonnenDitmaal
waren de groote treinen der4 divisie»
op de vastgestelde data, enkele dagen
na de troepen, tot. uitrukken gereed
en volledig bepakt, en zijn zij naar
de.Jegerings rayons der divisien over
gebracht. Colonnes iufanteriemunitie-
.en artillerie-muoitietreinen, ook ver-
plegipgstreinen, alle van eerbiedwaar
dige lengte, kon men langs de wegen
zien marcheeren. Voordeelen van den
verplegingstreinen en van den artille-
rie-munitietrein werd ook van auto's
een dankbaar gebruik gemaakt. Ook
de geneeskundige treinen e.a. zijn op
oorlogssterkte te velde geweest.
Kapitein Dam van Isselt besluit zijn
artikel met de volgende ppmerkingen
Op de mobilisatie volgt de z. g.
eerste, strategische opmarsch (voor
ons land, doch ten onrechte, ook wel
concentratie - genoemd), d. w. z. het
verplaatsen van de geheol gemobili
seerde troepenafdeelingen van de
plaatsen van opkomst (voor het
actieve leger in het algemeen de
garnizoenen) naar de aanvankelijk
in te nemen opstellingen en naar de
verschillende deelen van de liniën
en stellingen. In 1870 viel er slechts
een, klein leger te verplaatsen onze
toenmalige re3ejve, de schutterij,
bleek voor gebruik te yelde vrijwel
onbruikbaarde betere helft daarvan,
de dienstdoende schutterijen, telden
nog niet de helft van hetgeen op
papier aanwezig heette te zijn. Zoo
als de toenmalige chef van den Gene-
ralen Staf, luitenant-generaal P. G._
Boom, mij in het laatst van zyn leven
nog meermalen heeft verteld, ont
brak toen ieder plan of ontwerp voor
den opmarsch yan het Veldleger. In
enkele dagen moest dat worden ge
ïmproviseerd, evenals het spoorweg
vervoer. Hoogere verbanden, zooals
divisien en brigades, bestonden in
vredestijd niet. Alles moest op het
laatste oogenblik tot strategische een
heden worden samengevoegd, de sta
ven opgericht. In de liniön en stel
lingen zag het er nog minder gunstig
uit; zelfs de commandanten van
vestingen en forten waren in vredes
tijd niet aangewezen
In 1914 alles behoorlijk in orde
en in tijd van vrede voorbereid. Alle
staven reeds georganiseerd of de
organisatie vastgesteld, de hoogere
legereenheden in wezen. Vaste plan
nen (voor verschillende gevallen) voor
de opstelling van leger en landweer,
te zamen ruim 200.000 man. Het
vervoer per spoor en per boot gere
geld. De stellingen van vaste bezet
tingen met aangewezen comman
danten voorzien. Op de bijzonderheden
van een en ander kan hier niet wor
den ingegaan.
De Fransch-Duitsche Oorlog
»an 1870—71.
ui.
Begin September kondigde de
„Heldersche Courant" de catastrophe
van "Sedan aan. „Het geheele leger,
op Sedan teruggeworpen, heeft ge
capituleerd", zoo schreef het blad.
het „Men wane echter niet" zoo gaat
voort, „dat door deze schier ongeloof
lijke wending der fortuin de oorlog
als geëindigd mag worden beschouwd.
Als het geheele dappere leger van
den. hertog van Magenta met zijn
aanvoerder en keizer in de Duitsche
vestingen als krijgsgevangenen wordt
bewaakt; als ook het leger van
Bazaine, welks toestand hopeloos is
geworden, zich op genade heeft over
gegeven en evenzeer in de vestingen
is geïnterneerd, dan nog is er niet
voldaan aan de steeds toenemende
ambitie der Pruisen, die blijkbaar de
Duitsche bondsvlag van deTuilerien
willen doen wapperen. Wanneer het
niet gelukt aan de onzijdige mogend
heden om Bismarck van dit plan af
te brengen (en het blijkt reeds, dat
de Duitsche bevolkingtegen zoodanige
inmenging krachtig protesteert), dan
zal eerstdaags een aanval op de
hoofdstad worden gedaan, waarvan
de gevolgen nog niet te overzien
izijn.
De meeste Parljzenaars zijn onver
schillig voor het lot van den keizer
en zijne dynastie, maar z(j zullen niet
dulden dat Bismarck kamers betrekt
in de Tuilerieeil.
Dan zal elk venster de tromp van
een revolver of een Lefaucheux wor
den gerigt op de overwinnende troepen;
dan draagt elk wapen ver genoeg,
en dan zal de overwinnaar, in de
straten van Parijs meer gedecimeerd
dan by Gravelotte en Sédan, meester
zijn van een puinhoop, eens de hoofd
stad van een magtig rijk".
Hetzelfde nummer van de „Helder
sche Courant" bevat het bericht, dat
te Parijs, Lyon, Bordeaux, Grenoble
en andere groote steden de republiek
was uitgeroepen. De verbittering, die
in het algemeen tegen den Franschen
keizer hecrschtc in Frankrijk, was
na de nederlagen van Metz teu top
punt gestegen. De revolutie zat in
de lucht, en toen de gansche om vang
der geleden verliezen en nederlagen
te Parijs bekend werd, stak er een
storm op in de Kamer. By Sedan
was Napoleon verplicht zich over te
geven aan koning Wilhelm;.juister:
hij hoopte door zich persoonlijk aan
den Pruischen koning over te geven
betere yoorwaarden voor zijn ver
slagen leger te bedingen. En onmid
dellijk daarna werd de republiek uit
geroepen. 4 September brak eene
omwenteling uit te Parijs, waarbij
de Napoleontische dynastie vervallen
werd verklaard en keizerin Eugenie
moest overhaast naar Engeland vluch
ten. Een- regeering werd samenge
steld en Trochu tot president gekozen,
tevens tot het hoofd van de verdedi
ging van Parijs. Maar aan vrede
sluiten werd niet gedacht. „Geen
voetbreed van ons grondgebied, geen
stoen van onze vestingen zal de
vijand hebben, proclameerde Jules
Favre, en mannen als Victor Hugo
en andere chauvinisten wakkerden
de regeering aan tot een verdediging
tot het uiterste.
Trochu begon mét krachtige hand
te werken aan de verdediging van
Parijs. Ontzettende massa's levens
middelen werden iu de stad gebracht,
kanonnen gegoten, de vestingwerken
bemand, en alles wat buiten de wal
len lag vernield en met den grond
gelijk gemaakt. Alles en. alles hadden
de Franschen nog zoowat honderd
duizend man bijeen, een 200.000 tal vrij
wel onbruikbare nationale garden niet
mee gerekend. Het was duidelijk, dat
slechts de yal van Parijs een einde
zou maken aan den oorlog. Ofschoon
de vesting Metz nog door de Duit-
schera was ingesloten en er nog niet
aan dacht te capituleeren, en ofschoon
zij dus ook daar een groot-leger moes
ten afzonderen, hoewel voor de in
sluiting van zbo'n reusachtige stad
als Parijs een geweldige krachtsin
spanning noodig was, ook wat be
treft den proviand-aanvoer, besloot
het Duitsche. commando toch tot den
opmarsch naar de vesting over te
gaan.
Op denzelfden dag nog, dat de
republiek te Parijs uitgeroepen was,
begon het Duitsche leger zij n opmarsch
„Wat nu?" vraagt de „Heldersche
Courant", nadat Napoleon gevangen,
Bazaine met zijn leger ingesloteu,
Mac-Mahou te Brussel in verpleging
en zijn leger krijgsgevangen is, „wat
nu?" nu het Pruisische leger op wog
is naar Parijs. Moet nu niet, daar de
Pruisische regeering verklaard had
den oorlog te voeren niet tegen de
Fransche natie maar tegen den Kei
zer, na Napoleon's gevangenneming
de vrede gesloten worden Wanneer
Pruisen na den feitelijken afstand
van Napoleon toch den oorlog conti
nueert, hoe moet die handelwijze dan
worden genoemd? Was zijne vroegere
bewering dan eene onwaarheid, eene
krijgslist? Pruisen verlangt een duur-
zamen vrede, zoo gaat het blad verdel
en toont dan aan hoe de toch reeds
tusschen beide Rijken beslaande an
tipathie grooter zal worden door eene
voortzetting van den oorlog, in de
veronderstelling dat de uitslag voor
Pruisen voortdurend gunstig blijft.
Want juist dit moet de verwachting
op een duurzamen vrede geheel den
bodem inslaan. Wij kunnen toch niet
denken, dat Pruisen zich voorstelt
Frankrijk zóó. geheel te vernietigen
dat 'het den vrede als een aalmoes
zou moeten aannemen.
Het blad mqent verder dat het
Pruisische leger er niet zoo heel
gunstig meer voor staat. Straatsburg
en Metz zijn tot nog toe niet inge
nomen; Bazaine heeft zich nog niet
overgegeven; Parijs met al zijne ver
sterkingen moge zich op den duur
niet staande kunnen houden, hét is
toch te wachten dat het eenige weken
zal vorderen,alvorends het tot de over
gave kan worden gedwongen, zonder
nog bier by te gewagen van de dui
zenden menschenlevens, die daaraan
zullen moeten worden opgeofferd.
Het blad dringt ten slotte met zoo
vele woorden aan op een spoedigen
vrede. „Pruisen zou het aan zich
zeiven te wijten hebben, indien het
de roem en de achting, die het zich
heeft verworven, zag vervangen door
een maar al te gegrond wantrouwen
van alle Europeesche volken".
De binnenlandsche toestand scheen
omstreeks October zoo geruststellend?
te zijn, dat de regeering twee lich
tingen naar huis zond. Niettemin
ging de regeering door met het in
orde brengen van de inundatiewer-
ken, ofschoon Bismarck aan een
journalist verklaard had, dat Duitsch
land er niet aan dacht Holland te
annexeeren. Maar men kon nooit
weten. Duitschland beschikte ook toen
reeds over reusachtige, mortieren
immers, bij het beleg van Straats-
burg gebruikten zij als belegerings
geschut stukken van 175 ceutenaara,
waarin 15 pond kruit ging en welks
.projectielen 2 centenaars wogen!
Dat velen onzer soldaten de handen
jeukten om slaags te gerakeu met
een of anderen vijand moge eene
verzuchting in de „Heldersche Cou
rant" van 17 September 1870 be-
wijzon. De inzender beklaagt er zich
over dat de bezetting aan de Hoofd
gracht met de sabel de jonge, met
zorg en opoffering gekweekte boom pies
vernielt en geeft den raad die 'be
zetting voortaan .zonder sabel op post
te doen zetten!
INGEZONDEN.
Belgische vluchtelingen.
Donk're, grauwe onweerswolken
Dreigen aan de zwoele lucht,
Welk een vreeselijk gerucht
Hoort men duizendvoud vertolken.
Ach men voelt zich't hart beklemmen,
't Is of fluistren vele stemmen:
Vlucht, o vlucht, verderf en dood,
Ramp genaakt door 's vijauds lood
't Waar vergeefs dat gij zoudt strijden
En het noodloot weerstand bood.
Zal zich een orkaan verheffen
In een woeste wilde vaart
Als een geesel voor de aard
Om den zusterstaat te treffen?
't Woord van tweedracht is gesproken
Ramp on leed is aangebroken;
Ach! het vaderland getrouw
Sterft den krijgsman, en zijn vrouw,
En zijn kind'ren blijven achter
In ellende en in rouw.
Legerbenden komen nader.
Heel de stad schiet men in brand,
Rampspoed heerseht in heel het land,
Weg is nu den man en vader;
Waar nu heen? o dochters, vrouwen,
Welk een leed moet gij aanschouwen
Ach, van. huis en haard beroofd,
Moe geweend en moe gesloofd
Trekt ge nu naar 't gastvrij Holland
Dat uw hulp en troost-beloofd.
Gastvrij Holland! zie die vrouwen,
Zie die kind'ren bovenal
Saamgestroomd in groot getal
Op Uw liefde en goedheid bouwen;
Onbekend met leed en smarten
Zijn eensklaps hun jonge harten
In den folterendste nood.
Zonder dak en zonder brood,
Alles, alles achterlatend
Wat hun vree en vreugde bood.
Kind'ren dezer lage landen
God behoede uw nog voor druk,
O waardeert dan dat geluk
Toont uw hart en rept de handen;
Wilt uw spaarpot onderzoeken,
Haalt uw speelgoed uit de hoeken
En zendt met een blij gemoed
Hen iets van uw overvloed;
Dat er zegen rusten moge
Op hetgeon gij voor hen doet.
Ouders! die nog vröe moogtsmaken
Spoort uw kind'ren hiertoe aan,
Zoo toch, droogt ge menig traan
Op die ingevallen kaken;
Klink' bij 's levens leed en smarten
Niet vergeefs de stem des harten;
Lichaamsleed en zielepljn
Van die scharen, groot en klein
Dringe ons, naar onze knichten
Goed te doen en goed te zijn.
J. K.
Het Centraal-bureau is gevestigd
in 't Bebouw der Openbare Werkan aan
de Kerkgracht en is geopond op werk
dagen van 10—12 en 2-5 uur. Alg.
Secretaris Ds. H. BUISKOOL.
Wie finantieelen steun wil geven,
zonde zijn bijdrage aan den Heer
W. BIERSTEKER, Uodsgracht 21, Pen
ningmeester.
Wie werk zoeken of werkkrachten
noodig hebben, worden uitgenoodigd
zich te richten tot het Subcomité,
dat daarvoor dagelijks zitting houdt
in het Gebouw van Openbare Werken,
Centraal-Bureau, Kerkgracht, van 10 - 12
en 2-4 uur.
Voor gratis hulp in deiiuishouding
wende men zich tot den Heer W. VISSER,
Stationstraat 4.
Degene, die gratis een rantsoen
eten wil bekomen, kan zich opgeven
by Mevr. DE BOER-JONGKEES, Koning
straat 28-30.
Wie tengevolge van de mobilisatie
flnantieele hulp noodig heeft, melde
zich op Maandag^ Dinsdag, Woensdag
of Donderdag aan bij het Subcomité
voor llitkeering. Gebouw der Openbare
Werken, 2—4 uur.
FEUILLETON.
Een beeld der werkelijkheid.
72)
Emmanuel de Josach wierp zijn
bezoeker een smeekenden blik toe,
die aanstonds door dezen begrepen
werd. Hij poogde te glimlachen en
wendde zich geruststellenend tot de
jonge vrouw.
„Hoe zou het lot smakeloos ge
noeg kunnen zijn u te treffen? Neen,
het geldt hier een nationale ramp.
Het land eischt dat men de admini
strateuren der Oolumbia-maatschappij
gevangen zal nemen."
De bankier slaakte een doften uit
roep. Het was hem als zag hij plot
seling een afgrond voor zyne voe
ten openspijten.
„Maar hoe is dat mogelijk vroeg
Marcelle verbaasd. „Kan men hen
aansprakelijk stellen voor het mis
lukken hunner ijverige pogingen?
Niemand die het zoozeer betreurt
niet geslaagd te zijn als zijzelven."
„Het ware te wenschen dat de
natie er even verstandig over dacht
als gij, mevrouw. Waar leidt het toe
als men zijne groote. mannen door
het slijk laat halen? De teleurgestel
de aandeelhouders zullen daarmede
hunne gelden niet terugkrygen, en
Frankrijk dient op die wyze weldra
tot spot aan gansch Europa. Helaas1
de heethoofden die de uitspraak dei-
rechtbank over ten eisch'en, schuilen
onder onze eigene volksvertegenwoor
digers en zij schreeuwen zoo luid
dat hunne stem het zwijgen oplegt
aan de gematigden."
„En waarvan kan men die heeren
beschuldigen?"
„Men klaagt hen aan het kapitaal
der maatschappij verkwist te hebben
aan zaken die niets met het kanaal
te maken hadden, en voor de laatste
leening de stem van een hondertal
kamerleden te hebben omgekocht,
zoowel als de pers betaald te hebben
om leugenachtige lofartikels te schrij
ven. Het is een erbarmelijk geval.
De hoofdbeschuldigde is die ongeluk
kige graaf de Suez, die reeds tot
kïndschheid verviel, den dag waarop
het werk voor goéd gestaakt moest
worden. De tachtigjarige grijsaard,
die onzen grootsten roem uitmaakte,
die door koningen en keizers als
huns gelijke werd behandeld, zal
voor de rechtbank moeten, yerschy-
nen, en in zyn wartaal 'moeten ant
woorden op de aanklacht van ver-
duistering van gelden."
„Neenriep de bankier plotseling
uit, „dat kan niet zijn. Zoover kan
de naijver zijner vijanden niet gaan.
Heel Frankrijk zou tegen eene der
gelijke laaghartigheid opkomen."
Zijn zoon zal dan zeker tot
zondebok moeten dienen?" vroeg
.Marcelle.
„Ja, hij wordt waarschijnlijk nog
dezen nacht gevangen genomen, even
als de andere administrateurs."
„En houdt het daarmede op?" vroeg
de baron snel.
„Neen. Men is niet zeker nog om
trent de namen der overige beschul-,
digden; maar men weet te zeggen
dat ernog zes andere personen in
hechtenis zullen worden genomen,
en daaronder allereerst degenen, die
vermoedelijk gediend hebben om de
kamerleden om te koopen. Doch laat
mij u niet langer ophouden met deze
sombere geschiedenis, mevrouw. Mis
schien waart gij wel. van plan heden
avond uit te gaan?"
„Ja, Marcelle, ga u gerust kleeden.
Uwe loge mag niet ledig blyyen,"
zeide Josach, met een gekunsteld
glimlachje: „Heel Para's moet uw
nieuw toilet bewonderen; ik hoop
morgen ochtend in de bladen te le
zen dat gij wederom de schoonste
van allen zijt geweest."
De jonge vrouw verlangde niets
liever dan op. haar tijd ge reed te zijn,
en nam dus afscheid van haar be
zoeker, na hem te hebben laten be
loven spoedig weder te komen.
Nauwelijks was zij verdwenen, of de
bankier schoof zijn stopl dicht by Ro-
mier's zetel, en vroeg Qpgedempten
toon: „Waartoe zijt gy gekomen?"
„Om u te zeggen dat gy verloren
zyt," fluisterde de staatsman somber.
„Behoor ik tot de beklaagden?"
„Tot de voornaamste hunner. Ik
weet niet welke ellendeling. gespro
ken Leeft, maar zekér is het dat het
kwaad is geschied."
De bankier zonk als geheel vernie
tigd ineen.
„Wat raadt gij mij aan Moet ik
vluchten
„Onmogelijk,. Uw, signalement is
reeds overal gegeven. Én daarby,
zoudt gij den moed hebben uwe vrouw
te verlaten? Zoudt gij op eens uwe
zaken in de war kunnen laten loopen
Neen, gy kunt niet heengaan. De
hoofdzaak voor u is dat er geen be-,
bewyzen voor uwe schuld bestaan.
Hebt gy alle daarop betrekking heb
ben de papieren vernietigd .'Zooniet,
verlies dan geen oogenbliklaat ons
samen aan het werk gaan. Het gou
vernement zelf zal er u dankbaar
voor wezen. De ministers hebben
hedenmiddag geen weerstand kunnen
bieden aan den eisch der Warner;
maar zy wenschen niets liever, dan
het schandaal zooveel mogelijk te
versmorenvan daar dat de beklaag
den eerst zeer laat in den nacht zul
len worden gevangen genomen. Men
laat hen opzettelijk den tijd ziek van
alle compromittante geschriften te
ontdoen-"
„Ik heb niets, in het geheel niets,
dat mijn kan beschuldigen," stamelde
Josach.
„Godflank!" riep tornier uit, op
een toon, als werd hem een cent-
naarslast van de ziel gewenteld» „Ik
heb ook .ongeiyk. gehad my daarom
trent. .ongerust te makenkende ik
uwe voorzichtigheid niet? En gij.zult
niet spreken, niet waar, mijn vriend
hoe pauw men u het yuur ook.aan
de voeten mocht leggen, gy zult
geen enkelen naam noemen? Beloof
mij dat, en ik zweer u dat wij alles
zullen aanwenden om uwe vrijspraak
te verkrygen."
„Ik zal niet. spreken, neen, om het
even wat er ook gebeurde," antwoordde
de bankier, wiens gelaat van ont
zetting verwrongen, was, „maar er
is een ander van wiens stiizwygen
ik niet verzekerd ben. Het zou my
zelfs niet verwonderen indien hy, en
geen ander, die verklikker was; die
man is myn doodsvijand, en hij heeft
sedert lang mijn val beoogd."
Romier sid.derde.
„Zijn naam?" bracht hij met
moeite uit.
Cornelis Hart."
„Hoe ter wereld is hij met de zaak
bekend?" riep de minister driftig
uit.
„Hij was het die voorloopig de
noodige gelden vooi; moest.schieten."
„En bij heeft alles geweten?"
„Alles."
„Maar hy bezat daarvoor tenmin
ste geen bewyzen, hoop ik? Dau kan
men hem nog altijd voor een leuge
naar doen doorgaan."
„Helaas! Hij heeft my de lijst af
geperst dergenen,aan wie het geld
verstrekt was. Hij dreigde my
anders aan te zullen klagen my per-
soonlyk die sommen te hebben toe
geëigend."
„En- gij hebt bom. den lyst ver
strekt? EllendelingGy die ons het
allereerst tot die noodlottige daad
verleid hebt, gij zijt ons daarna gaan
overleveren aan den grootsten schruk
die op.den aardbodem rondloopt! O!
maai' gij zult dat bewijs nog lieden
avond op gaan eischen. Gy moet het
terugbekomen, verstaat gij mij? En
dat zonder uitstel. Het moet!Indien
gij aarzelt, ik ben een wanhopige;
mijne eer on die mijner kinderen
staat op het spel. Desnoods zou ik
er u toedwingen."
„Wees bedaard," mompelde Josach.
„Het komt hier op geen bedreigin
gen aan, maar wel op handelen. Ik
zelf zou even goed een steen om ge
nade kunnen smeeken, als dien man,
die myn beul is geweest. Bezit gij
meer invloed op liem?"
„Ik kan hem misschien met belof
ten verlokken; maar wat is er dat
hij niet bezit; hij is.even rijk als de
Rothschilds; hij heeft den hoogsten
graad in onze ridderorden bereikt;
wat kan hy meer verlangen?"
„Hij kan van adel worden gemaakt,
en dat is iets waar hij tot nu toe
te vergeefs naar gedorst heeft."
„Door eene vreemde mogendheid
dan," mompelde Romier peizend,
„om het even, ik kau dat gedaan
krijgen. Dat is reeds één punt in ons
voordeel. Maar kent gy .niet iemand
op wiens gunst hy byzonder gesteld
is?"
„Ja, uw.collega Clément* hij voor
ziet in hera den toskomstigen presi
dent der republiek; maar zou deze
te verbinden zijn?"
„Hij is mijn vriend, de makker
myner kindei jaren, en zal niets na
laten om mij te redden. Hoeveel het
my ook kosten moge mij voor hem
te vernederen, ik zal het doen.
Daarenboven zal hij Liet willen dat
een lid van het Kabinet, dat hij zelf
samen stelde voor eeuwig gebrand
merkt zou worden. Kom aanstonds
mede, wij hebben geen oogenblik te
verliezen."
„Zal ik laten inspannen?"
„Onnoodig, daar zou maar weder
tijd mede verloren gaan. Wy vinden
wel terstond een ruituig op straat."
In een oogwenk was Emmanuel
de Josach gereed, en een uur latei-
schelden drie mannen, die zelfs tegeu-
over elkander een somber stil zwijgen
bewaarden, by den avonturier aan.
Zij werden in Hartt's studeerver
trek binnen gelaten en de heer des
huizes trad hen glimlachend te ge-
moet* met de vraag, waaraan hij de
eer van hun bezoek te danken had.
„Baron de Josach komt u de lijst
terugvragen die hij u eenmaal be
treffende de Columhia-zaak heeft toe
vertrouwd," sprak Clément op ern-
stigen toon, „en wij hebben hem
willen, vergezellen om zijn verzoek
meer gewicht bij te zetten."
Cornelis Hartt, die alle drie een
zetel had toegeschoven, liet zich in
een armstoel nederglljden, met de
woorden
„Dan weet gij niet hoezeerhet mij
spijt u te leur te moeten stellen,
heeren. Indien gij eene maand vroe
ger waart gekomen, zou ik het mij
tot eene eer hebben gerekend, niet
,aau den heer de. Josach, die uiets
hoegenaamd van mij te vorderen
heeft, maar aan u beiden de bewuste
lyst af te staan.
(Wordt vervolgd.)