Nieuwe
Abonnementen.
Reclame-Sajet
Magazijn „De Ster".
De BeBimetrtshruid.
HELPERSCHE COURANT.
HELPERSCHE COURANT
HELDERSCHE COURANT
Dagelijks bestaat gelegenheid tot het
nemen van een abonnement op de
Het reeds verschenen gedeelte van een
kwartaal wordt niet In rekening gebracht. De
telegrammen
s t e r r e i n.
bevat o.m. de laatsti
van het o o r I o
JACOB BAKKER Dz
K HELDER Lx-
IAARSMA'5 HAARDEN
GASHAARDEN 3
VULKACHELS
PETROLEUMKACHELS
TEGELPLATEN
BILLIJKE PRIJZEN
CHEF KREUGER HZN
Steuncomité.
Gebruik de
Losse nummers verkrijgboor op den dag san uitgifte des namiddags 1 uur aan ons bureau Koningstraat,
i 2 Cents.
De ondergeteekende wenscht zich te abonneeren op de
voorheen genaamd ,,'t Vliegend Blaadje"
(per kwartaal 6B cent. franco per post 90 cent)
Haam
Straat en nummer:
Verkrijgbaar:
VET SCHAPENVLEESCH 30, 35, 40 ct.
KALFSVLEESCH 25, 35, 40 ct.
BIJ A. BLIKKENHORST,
Langestraat 46 HELDER.
SPOORSTRAAT lOl
Fotograaf,
K0NINQ8TRAAT 88, bij het Koningsplein.
Bekroond Binnen- en Buitenslands.
ATELIER geopend van 9-4 uur.
Het Centraal-bureau is gevestigd
in 't Bebouw der Openbare Werken aan
de Kerkgracht en is geopend op werk
dagen van 10-12 uur, Alg. Secretaris
Ds. H. BUISKOOL.
Wie finantieelen steun wil geven,
zende zyn bijdrage aan den Heer
W. BIERSTEKER, Loodsgracht 21, Pen
ningmeester.
Wie werk zoeken of werkkrachten
noodig hebben, worden uitgenoodigd
zich te richten tot het Subcomité'
dat daarvoor dagelijks zitting houdt
in het Bebouw van Openbare Werken,
Centraal-Buroau, Kerkgracht, van 10—12
en 2—4 uur,.
Voor gratis -hulp in de hulshouding
wende men zich tot den Heer W. VISSER,
Stationstraat 4.
Degene, die gratis een rantsoen
eten wil bekomen, kan zich opgeven
bü Mevr. DE BOER-JONBKEES, Koning
straat 28-30.
Wie tengevolge van de mobilisatie
flnantieele hulp noodig heeft, melde
zich op Maandag, Dinsdag, Woensdag
of Donderdag aan bij het Subcomité
voor Ultkaerlng, Bebouw der Openbare
Werken, 2—4 uur.
van
WinterdienstHoll. Spoor.
Vertrek en aankomst der treinen.
VAN OEN HELDER NAAR AMSTERDAM.
Vertrek Aaukomts
6.269.10
7.40 auollroin 9.10
12.-2.21
1.15 Alleen Zaterdags 3.11
4.106.03
8.8010.54
VAN AMSTERDAM NAAR OEN HELOER.
Vertrek Aankomst
6.0 48.35
9.47 gedeeltelijke sneltrein 11.47
12.643.25
3.38 6.07
8.3611.14
9.05 Sneltrein 10.35
INGEZONDEN.
Speenhoff en de militairen.
Mijnheer de Redacteur!
Gaarne zag ik opname van onder
staande, U b|j voorbaat reeds dankend.
Vol verwondering las ik liet inge
zonden stuk van den Heer Tb. Paüw
over het Speenhoff-programma en
dacht iets te lezen ter eere der avon
den door Speenhoff gegeven.
Edoch, de opstelling van bedoeld
ingezonden stuk doet mij denken
aan een aarzelenden aanval die ont
aart in een plat schelden op den
Heer Speenhoff persoonlijk.
Mijns inziens is een militair zoo
iets onwaardig, die moet niet langs
een omweg zijn doel bereiken zooals
in bedoeld stuk.
Vol verwachting toog de schrijver
naar „Casino", om indrukken op te
nemen enz. die hem vreemd waren.
Mijnheer de Redacteur, moet men
daarvoor naar Speenhoff gaan immers
deze geeft niet veel nieuwe indrukken,
doch baseert veelal zijn liederen op
ondervinding of feiten, die, hoewel
niet zoo publiek, veel voorkomen en
wat noemt de schrijver liedjes uit
braken een zanger braakt toch niet
op de planken tijdens de uitvoering.
Wat den vuilen en lagen inhoud
betreft, beschuldigt de schrijver (de
Heer P.) zichzelf, immers de ivoor-
den door Speenhoff gezongen waren
niet wiil noch gemeen, alleen de Heer
P. heeft er blijkbaar een lage samen
stelling van gemaakt.
Wie is dus laag gezonken, de Neder-
landsche zanger, of de persoon die
er volgens eigen gedachte alles weet
uit te zuigen wat laag is? Mij dunkt
dat uitzuigen moet wel een genot
vol uurtje geweest zyn.
Verder was niemand verplicht
Speenhoff aan te hooren, de uitgang
was toch vrij en waarom sprong de
schrijver bij het eerste vuile woord
van Speenhoff niet door een nood
uitgang Omdat hij zich blijkbaar
toch ook amuseerde.
Soldaten van onzen tijd kunnen
zeer zeker hun hersens gebruiken,
maar heeft de heer P. dien avond in
Tivoli medegemaakt, toen er in een
half uur driehonderd militairen weg
liepen, nu niet door de vuile taal,
maar juist door de schoone muziek
die ten beste gegeven werd?
Men moet niet vergeten, dat men
nog in mobilisatie is en in dezen
tijd liever geen kost dan droge kost
ontvangt, getuige bovenstaande, hoe
wel dat mijns inziens nog niet eens
droog was, en waar juist onze sol
daten burgers zijn van alle rangen
en standen, moet er ook voor elk wat
wils zijn, er zijn nog zooveel uitvoe
ringen dio een ander karakter hebben.
De schrijver haalt woorden aan
uit het blad „Mobiel" en wat bereikt
hij daarmede Natuurlijk juist dat,
wat hij niet wil, namelyk dat anderen
nu ook gaan zitten filosofeeren over
de uitvoeringen van Speenhoff en
nu nog met vage herinneringen het
vuile trachten uit te zoekon en weten
er dan nog meer uit te halen dan
heer P., als zij tenminste geen
medische hulp noodig hebben voor
het te veel blozen!
Ten slotte, weet de schrijver wel
eens in welke kringen de liederen
bundel van Speenhoff gevonden kan
worden Wel in blozende kringen,
maar toch bij hen, die aanspraak
mogen maken op een hoog moreel
peil te staan, le hoog om het vuile
er uit te zuigen of in te zoeken. Zijn
raadgeving sleept dus duizenden over
naar het peil der slechte, blozende
individuen, mijns inziens wel een
onverantwoordelijke uitdrukking.
Mijnheer de Red. ik wil U niet
medesleepen in dit schreven zooals
de heer P., doch wensch ook een
raadgeving: te doen, n.1. het is ge
makkelijker af te breken dan op te
bouwen en voor iemand iets publiek
wil doen, moet hij zich zelf ernstig
afvragen in hoeverre hij daartoe in
staat en gemachtigd ia.
U, mijnheer de Red., nogmaals
dankend voor de opname, teeken ik,
A. W. M. v. d. Graaff,
Erfprins, den Helder.
Onzerzijds een enkel woord over
deze kwestie. De heer Pauw verweet
in zijn stukje onzen verslaggever in
zachte termen, dat het eenige goede
wat deze wist te vertellen van den
Speenhoff-avond was de collecte van
de beide dames voor den landweer
man, die zijn portemonnaie kwijt
was. Wij hadden echter omtrent den
eersten avond reeds iets gezegd en,
meenden daarmee te kunnen volstaan.
Op dien avond, des Maandags, had
de heer Speenhoff een uitgebreid
programma, speciaal voor een ge
mengd publiek uitgezocht, want er
waren vele officieren met hunne
dames aanwezig. Toch meende Speen
hoff verscheiden nummers te moeten
geven, die door strekking en woord
keus naar onze meening hoogstens
aan een bittertafel konden getole
reerd, maar zeer zoker niet in een
gemengd publiek als dat van dien
avond. Naar wij vernamen, moet het
de overige avonden, die dan speciaal
voor de militairen waren, veel en
Yeel erger zijn geweest. Het waren
niet zoozeer dubbelzinnige aardig-'
heden, waar het hier over ging,
nietwaar? we zijn geen van allen
puriteiueu en kunnen op dat gebied
wel een stootje velen, en bovendien,
't genre van Speenhoff bewoog zich
op het realistisch gebied maar
het betrof hier platte, onwelriekende
moppen, waaraan velen zich zullen
hebben geërgerd. Wat te denken bv.
van een versje als „Ode aan de rats?"
Daarvan gaat niet de minste zede
lijke verheffing uit, en, moge een
dergelijke aardigheid aan de bitter
tafel succes hebben, in een zaal
met een gemengd publiek kwetst het
zeer zeker bij meer dan één het schoon
hoids- en schaamtegevoel. Wel is
Speenhoff, wiens vroegere genre zoo
heel veel beter was, gedegenereerd en
wij zijn er zeker van, dat ook voor de
commissie, die het initiatief nam voor
deze avonden, zijne komst een groote
teleurstelling is geweest. Vergelijk
zijn eerste liedjes nu eens met deze.
Voor het ovorgroote deel waren het
versjes, die, zeer zeker niet zonder
geest, echter niet boven het gewone
peil van café-chantant-moppen uit
kwamen.
De lezer zal dus begrijpen, dat wij
het in geen enkel opzicht met het
bovenstaande niet zeer logische en
vrij onbeholpen stukje eens zijn. Het
ware voor den schrijver beter geweest
indien hij den gulden regel, dien hij
aan het slot van zijn betoog neer
schrijft, zelf in toepassing hadde ge
bracht. Redactie.
Van de grens bij Esschen.
Een vroegere plaatsgenoot welke
aan de Belgische grens vertoeft,
schrijft ons:
Roosendaal, 18 October 1914. De
drukte hier in Roosendaal, veroor
zaakt door de Belgische vluchtelingen
en geïnterneerde soldaten, is natuur
lijk reeds algemeen bekend. Nu, wo
waren er hier zoo langzamerhand
beu van geworden. Niet, dat het
ons te veel was om dié stakkers bij
te staan, maar een menseh houdt
nu eenmaal van variatie. Het was
dan ook een welkome afwisseling,
toen we Dinsdagmiddag j.1. hoorden,
dat de zoo beroemde en gevreesde
doodskoppen-huzaren Esschen
bezet hadden. Ons plan was spoedig
gemaakt. Mijn collega en ik gingen
den volgenden ochtend per fiets naai
de grens iedereen wil toch in dezen
tijd wel eens iets van het Duitsche
leger zien. Na een half uurtje trap
pen zagen we de Hollandsche drie
kleur wapperen, waarna er spoedig
meerdere zichtbaar werden, een tee
ken, dat we de grens nabij waren.
Tenslotte bereikten we dan ook
de rood, wit en blauwe grenspaal,
waartegenover een Belgische. Onze
Boldaten die op post stonden, liepen
er heel kalm heen en weer, alsof er
niets te beleven was. Met het oog
op de Duitschers, die toon echter
nog niet te zien waren, stond de
Hollandsche wacht aldaar onder com
mando van een officier.
Plotseling hoorden we paardenge
trappel en daar verschenen een paar
patrouilles van Duitsche dragonders.
Iedereen riep„daar komen de uhla-
nen", iedere cavalerist- wordt n.1.
voor uhlaau uitgemaakt. Maar dit
waren dragonders in hun grijze uni
formen, met bruine rijlaarzen en
helmen met punt. Aan de grens werd
halt gehouden en afgestegen. Het
waren bijna allen, kranige figuren
stevige, flinke kerels.
De aanwezigheid van doodskoppen-
huzaren bleek dus een verzinsel ge
weest te zijn.
Achter hen marcheerde een deta
chement matrozen,die Esschen zouden
bezetten. Een huis, dat vlak aan de
grens stond werd in beslag genomen
en als wachtlokaal ingericht. Oogen-
blikkelijk werd het betrokken en even
spoedig*stond een Duitsche post tegen
over de onze. Het waren alle lieden
van de matrozen artillerie afdeeling.
Oogenblikkelijk knoopten zij een
praatje met ons aan, vooral met het
oog op de bekende Hollandsche siga
ren, die ze graag schenen te'rooken.
Zoo langzamerhand werd het druk
ter plaatse. Een massa kijklustige
burgers werden echter met zachten
drang aangemaand om de grens over
te gaan, of terug te keeren. Velen
waren echter huiverig om het veilige
Holland te verlaten. Eenige Hollan
ders, waarschijnlijk door nieuwsgierig
heid gedreven, waagden het er op.
Op hun vraag aan de Duitsche schild
wacht, of ze door mochten gaan,
was het antwoord: ,,'t Is hier vrije
ingang en vrije uitgang". Toen ze
bovendien Hollanders bleken te zijn,
was het heelemaal in orde. De schild
wacht beweerde ten minste: „Hollan
ders, dat is een goed volk, koningin
Wilhelmina komt dikwijls bij ons in
Duitschland en in Berliju spreken ze
vol lof over de Hollanders. Daarna
waagden ook enkele Belgen hot. om
hun vaderland weer te betreden.
Een Duitsch officier, hoogstwaar-
schijulijkde wachtcommandant, volgde
het goede voorbeeld van zijn Holland-
schen collega, door zijn postende order
te geven, don weg vrij te houden.
Die order werd echter op een typische
wijze gegeven. Ik zal zijn woorden
voor niet Duitsch verstaanders oven
vertalen.
„Jullie moeten de passage open
houden en dat moetje op eea beleefde
njanier doen, want we zijn altijd
beleefd, maar geven ze er geen gevolg
aan, dan wordt je grof."
Gelukkig kon het bij „beleefd"
blijven.
Een oogenblikjo later, zag ik voor
de Belgen een pijnlijk oogenblik. Een
onderofficier kwam met de Duilsclie
vlag in de richting van de grens,
gevolgd door. een matroos met een
schop. Met een trotsch gebaar zette
hij zijn vlag neer en vroeg: „is dat
Holland?, dan is dit Duitschland!"
De vlag werd geplant en van af dat
oogenblik wapperen ook op dit punt
de Hollandsche- en Duitsche drie
kleur op enkele meters afstand van
elkander.
Door het dragen van uniform trof
ik het, dat ik zoo lang aan de grens
kon vertoeven. Van die gelegenheid
maakte ik dan ook gebruik dooreen
en auder aan de posten te vragen.
Iedere Duitsche strijder heeft op 't
oogenblik iets verwaands over zich,
wat wel een beetje gerechtvaardigd
is. Ze vertelden dan ook met eenige
overdrijving, dat de Belgen zoo hard
konden loopen, maar alleen by de
achterwaartsche bewegingniet voor
waarts. Enkele van de matrozen lieten
hun oorlogsbuit zien, o.a. een Belgi
sche bajonet, die niet eens geslepen
was. Deze was ook veel breeder dan
de onze, zoodat er mijns inziens niet
veel mee gedaan kon worden. Een
ander liet weer een scherf van een
granaat zien, die naast hem was
neergekomen, zonder té treffen.
Zoo kwam ik dien dag nog een
en ander te weten wat niet bijzonder
van belang was. Daar do dienst ons
riep, moesten we- weer naar Roosen
daal terug keereri, echter met het
vaste plan den volgendon dag weer
eens terug te keeren.
Donderdagmorgen trof ik het bij
zonder, dat ik het rijpaard van.myn
chef moest afrijden, zoodat ik in de
gelegenheid was, om voor dat doel
een ritje naar. Esschen te maken.
Er stonden natuurlijk andere schild
wachten.
Mijn nieuwsgierigheid omtrent ge
vechten, die deze lieden hadden mee
gemaakt, was nog niet bevredigd,
zoodat ik weer een praatje begon.
Het is mij toen gelukt om van hen
een paar patronen als aandenken te
krijgen. Deze hebben een grootor
kaliher dan de onze en zijn bovendien
voorzien van een spitse punt. Ook de
kruitlading is grooter, waardoor de
kogel oen grootere aanvangasnelheid
heeft dan de onze. Juist had ik ze
in mijn zak laten glijden, toen er
een luitenant ter zee le klas aan
kwam. Na uiterst correct te hebben
gegroet, vroeg hij mij eenige inlich
tingen, die ik echter op een beleefde
wijze moest weigeren. Men kan im
mers nooit te voorzichtig zijn.
Voorts vertelde mij een der Duit
schers, dat de Belgen onder hun
uniform een burgerpak droegen, zoo
dat ze bij de vlucht hun uniform
konden uittrekken, om als burger
veilig te zijn. Meer ervaringen deed
ik dien dag niet op.
Toen ik echter Zaterdagmorgen
weer ter plaatse kwam, bleek mij,
dat de order verstrekt was aan Hol
landsche militairen, om niet met de
Duitschers te spreken. Hoe gemak
kelijk gaat het niet, om ruzie te
krijgen en waar hier twee bevriende
mogendheden tegenover elkander
staan, zou het aanleiding kunnen
geven tot groote onaangenaamheden,
wanneer door een van de partijen op
een andere post geschoten werd.
Mocht ik bij een andere gelegen
heid weer eens een en ander ver
nemen, wat wellicht de moeite waard
is, om aan het publiek in het hooge
noorden mede te deelen, dan hoop
ik, dat de redacteur van dit blad
weer zoo welwillend zal zijn, om mij
daarvoor een plaatsje af te staan.
Neutrale satire.
Ook onze Zwitserscbe collega
.,La Suisse" tracht in dezen oorlog
den neutralen toon in zijn oorlogs
beschouwingen te handhaven, ge
lijk zijn plicht meebrengt. Maar
daarom mag het zich wel de volgende
charge veroorlooven op een Wolff-
telegram.
Woljf's Bureau). Het leger van
generaal von Gluck heeft Parijs ver
overd, zonder dit eigenlijk zelf te
hebben bemerkt. Den Ssten bereikte
men Vincennes, toen men dacht, dat
men zich nog te Pontainèbleau be
vond. Het leger marcheerde door de
leege stad, aangezien de gelieele be
volking de wijk had genomen in 'de
riolen en de onderaardsche tunnels
van den Métropolitaindit verklaart
de vergissing van den legerbevelheb
ber. Den lOen werd de Jardin des
Tuilleries bezet.
Maar waar zijn wij toch? in
formeerde de generaal.
In Barbizon grinnikte een straat
jongen, die evenals alle Franschen
blagueur was gebleven.
Den 12en ontving generaal von
Gluck te Saint Cloud een telegram
van zijn kameraad von Bülow, waarin
hem werd verweten, dat hij te vlug
had gemarcheerd, zoodat het contact
tusschen beide legers verbroken was
geraakt. Daarop besloot de eerste op
zijn schreden terug te keeren, eveu-
wei nadat hij eerst een aanzienlijken
krijgsbuit zou hebben meegenomen,
waarvan wij noemen den dom van
de Invalides, den Eiffeltoren, het
beeld van Straatsburg, de wieken
van den Moulin Rouge, de „tréteaux"
vau Tabarin, den staart van den Rat
Mort, de zuil van Vendöme en de
tongentjes van Marguery.
Een nieuwe moeilijkheid deed zich
echter voor. De 420-centimeter mor
tieren bleken zóó geweldig ver te
dragen, dat hun projectielen over
Parijs heen schoten en gaten in den
Atlantischen Oceaan sloegen; één
bom was zelfs terecht gekomen op
eenige mijlen van New-York. Nadat
president Wilson geprotesteerd had
tegen hetgeen hij betitelde als een
schending van het volkenrecht, werd
bevel gegeven aan het geheele leger
om een strategischen terugtocht uit
te voeren, waardoor het op een be
hoorlijken afstand zou komen van de
forten der Pransche hoofdstad. Dus
begon het Duitsche leger zijn terug
tocht uit te voeren, nadat het alle
vijanden zonder schoenen had gevan
gen genomen, die zich onvoorzichtig-
lijk in de vlakten van de Marne had
den gewaagd. De indruk is algemeen,
dat de 420-stukken van uit Berlijn
zullen kunnen worden gebruikt, om
wat er nog van overblijft van de
armzalige verdediging van Frankrijk
te vernietigen.
De vrienden der waarheid zullen
wel in hun omgeving het voorgaan
de willen verspreiden, ter wille van
de rechtvaardige zaak van mensche-
lijkheid en beschaving. (H.blad.)
FEU ILLETON.
8).
Niet één van de officiersdames, dat
was duidelijk. Zij had klaarblijkelijk
last vaa de warmte en moet bij ver
gissing gekomen zijn binnen de ruim
te, die afgeperkt was voor de ken
nissen der officieren.
Zij wankelde blindelings voort, als
voelde zij de aarde onder zich beven,
terwijl zij haastig liep naar de poort
van de omheining. Daar eens door,
nam ze niet het pad dat rechtuit
leidde naar de kazerne. In plaats
hiervan liep zij langs den muur en
draaide af naar een nederiger rij
huizen waar zulke menschjes woon
den als de veearts en de kapelmeester.
Was het waar? Kon het waar zijn?
Het was laster! Zij hadden gespro
ken over een ander meisje, wier
man haar getrouwd had uit dwang
en die zijn carrière geruineerd had.
De laatste vijf minuten scheen het haar
toe, alsof de wereldzou vergaan.Zy voel
de niets dan verdriet, afschuw, verne
dering. Zij liep door tot het einde
van den muur en voor haar lag het
roodsteenen huisje, waar zij opge
groeid was. Z\j ging naar binnen
zonder. J*kloppen of te bellen. De
jL tffin'soortgelyild in Qe keuken. In de
Uit Amerikj de omtrekken van haar
'lanscheu ge-
u in van 25.C.
breede moeder. Mevr. Bridgeman was
bezig de. sokken van haar man te
stoppen en een groote mand stond
voor haar op tafel. Toen zij Eva zag,
stond zij met een uitroep van ver
wondering op.
„Wel lieve hemel! Ik had hoofd
pijn, en zag er tegen op mij teklee-
den en in de. zon te zitten! Lieve
genade wat ben je bleek I"
Eva kwam dichter b|j haar en
steunde met haar hand op de leu
ning van een stoel. Zy was akelig
bleek en zij had een vreemden blik
in haar oogen.
„Ik wilde vader graag spreken!
zei ze, met moeite haar lippen be
wegende, is hjj thuis?"
„Weineen!" Hij is ook op'tveld.
Het verwondert me, dat je hem niet
gezien hebt. Wat wil je van hem.
Kan ik je ook helpen?"
„Neen, of, jawel", zei de arme
Eva. Eerst zag zij er tegen op, haar
moeder de vraag te doen. Maar zy
kon niet wachten. „Ik weet 't niet,
misschien kan u 't mij zeggen. Moe
der, zoo pas zei iemandzij za_
niet dat ik in de buurt en hen kon
beluisteren zij zeiden zij zeiden
maar 't kan niet waar zijn, het
kan niet- Zy zeiden, dat vader
naar Erics bedoelingen gevraagd had
en dat heeft gemaakt, dat Eric met
mij getrouwd is."
Als Eva gemeend had een veront
waardigd protest, een korte ontken
ning te zullen hooren, dan was zij
teleurgesteld. Haar moeder leunde
achterover in haar stoel en keek
naar haar op. Was het werkelijk
zoo? Kon het voldoening, welbebaag-
lijkheid zijn, wat op haar gezicht
blonk? Eva kreeg plotseling een ge
vóel, alsof de grond onder haar weg
zonk.
„En wie zei dat? Wie? Ik wist
niet dat iemand er de lucht van had,
behalve de familie. Zeker, ik zei
tegen je vader, dat het beter was,
dat we oom en tante op de hoogte
brachten; als hij eens niet over de
brug wou komen, dan konden zij
het rond vertellen en er schande van
spreken. Het zou hem wel verschrikt
gemaakt hebben; want dan zouden
zijn medeofficieren het hebben kun
nen hooren. Maar 't was niet eens
noodig. Hij gaf toe als een lam,
zoodra vader hem aanklampte".
„U meent 't niet! U meent het
toch zeker niet moeder?" Het was
'n onderdrukte kreet, maar de wel-
behagelljke kalmte van moeder Brid
geman werd er niet door verstoord.
„O, ja, Vader trad flink op tegen
Voyse. Hij vertelde 't hem netjes!
Zei tegen hem, dat je je eigen hart
opat van verdriet en dat hij speelde
met jou liefde en hij wreef hem goed
in zei, dat geen fatsoenlijk man
zoover gegaan zou zijn, als hij niet
op 'n huwelijk aan wou. Hij wou 't
hem nog anders gezegd hebben, als
't noodig geweest was. Maar Voyse
gaf toe als 'n lam. Wij waren niet
weinig verbaasd, dat kan ik wel
zeggen. Wij hadden stellig niet ge
dacht, dat 'het op een huwelijk uit
zou draaien."
„Moeder!" Het was 'n kreet zoo
bitter, zoo vol zieleleed, dat hij zelfs
tot het onverstoorbaar gemoed van
moeder Bridgeman doordrong. Zij
keek verschrikt op.
„Wel kind, wat scheeltje? Je hebt
de jongen, die je hebben wou, niet
waar? Je bent de vrouw van 'n offi
cier evengoed als die anderen. Wy
moesten je wel helpen. Als het aan
jou gelegen had, dau had je nooit
den moed er toe gehad. Je kunt er
ons voor bedanken, dat je nou mevr.
Voyse bent en een dame. Hebl
we niet goed voor je gezorgd?"
Eva sloeg haar handen voor 't
zicht. Zij stond daar als een beeld
der wanhoop.
„U heeft mijn leven en het zijne
gedood!" zei en haar stem klonk
als 'n doodsklok, zoo somber. U, hebt
alles geruineerd. Ik wil sterven en
hem zijn vrijheid teruggeven, die u
hem ontstolen het. Moeder, u maakte,
dat hij met mij trouwde en ik meen
de dat het zijn eigen wensch was!
U hebt zijn toekomst gebroken!Dat
zeiden zij en u hebt van mij de on
gelukkigste vrouw gemaakt, die op
de wereld leeft, o, moeder!"
En hiermee keerde zij zich omen
vloog de kamer hit als iemand die
haar verstand verloren heeft. Mevr.
Bridgeman nam de sok weer op en
haalde hem werktuigelijk over haar
YUi8t.
„Wel, wel, wat 'n drukte!" zei ze
kwaad. „Het kind lieeft haar ver
stand verloren 1 Dat is nu dankbaar
heid
Men zou denken, dat ze ons op
haar kieön zou danken en in plaats
daarvan praat ze als een malloot
Geruineerd, maar even. Onzin! Zij
heeft nu een heer tot man en zij
moest de hemel danken, dat zij' een-
vader en moeder heeft die dat klaar
spelen. Men zou zoo denken, dat wij
monsters zijnEn wij hebben nog wel
zoo ons best gedaan! Wat zou er
van de meisjes worden, als men ze
niet aan 'n goed huwelijk hielp, dat
zou ik wel eens willen weten!"
HOOFDSTUK II.
Op den langen witten weg spoedde
Eva voort, niets ziende, nog voor zich,
noch achter zich. Haar eenige wensch
was op dat oogenblik zich voor de
de menschen te verbergen. Zij was
ten doode toe gewond, scheen haar
toe; al de luchtkasteelen van hoop
en geluk, waarin zij geleefd had,
waren vernietigd. Hij had haar nooit
bemind! Eric had nooit om haar ge
geven. Hij was er in geloopen, mis
leid, tot een huwelijk gedreven, dat
zijn ondergang mee zou sleepen, naar
hij wist. En zij, die hem zijn onder
gang tegemoet gedreven hadden, wa
ren haar eigen vader en moeder ge
weest 1
Het was vreeselljk, afschuwelijk.
Zij hadden hem een strik gespannen
om hem te vangen voor hun dochter
en zijn eer de eer van een offi
cier en een heer had hem er toe
genoodzaakt haar aan te nemen. Hy
had haar genomen, omdat z(j hem
verteld hadden, dat zij om hem gaf.
O, wat een schande, wat een verne
dering Elke zoen, die hij haar had ge
geven, omdat zij er recht op had,
niet omdat hij haar beminde I
En zij, onbewust, onschuldig belee-
digd evenals hij, zij was gemaakt
tot de oorzaak van zijn vernietigd
beroep, van zijn vernietigd leven
kon zij maar sterven! Kon zij maar
stervenKon zij maar uit zijn leven
verdwijnen, dat zij nu eenmaal ver
nietigd had, verdwijnen van den man
dien zij liefhad, en die haar gehuwd
had, omdat zijn eer hem dat gebood.
O, weggaan, weg naar een plaats,
waar zij hem geen kwaad meer doen
kon, waar hij niet meer die afge
meten liefdesbetuigingen behoefde
uit te deelen. Langer met hem leven
zou bespottelijk zijn, 'n marteling. Zij
wrong haar handen in wanhoop.
Haar moeder en vader zij be
schouwde hen voortaan niet meer
als zoodanig! Zij hadden haar de
grootste schande aangedaanOm
nooit meer te vergeven. En hy
welk recht had zij eigenlijk op hem
als echtgenoot op den man, die
gedwongen was geworden tot een ge
haat huwelijk met haar?
Er moest een uitweg gevonden
worden. Zij moest hieraan ontsnap
pen. Kon ze maar sterven! Dat zou
een oplossing zijn. Zij begon harder
te loopen, struikelende en hygende.
Ja, zij zou alles weer in orde bren
gen. Dat zou hem redden van den
ondergang.
Waar is je meesteres?" vroeg Voyse
aan het nette kamermeisje, toen hij
de huisdeur opende, juist op tijd voor
het middagmaal. De meid staarde
hem aan.
„Is zij niet met u teruggekomen,
mijnheer? Ik dacht, dat mevrouw
teruggegaan was naar het veld. Zij
kwam thuis, geen uur nadat ze weg
gegaan was, zoo bleek, dat ik er
van schrok. Ik was bang dat zij een
flauwte zou krijgen; zij zei, dat ze
een briefje had te schrijven en zy
ging de salon binnen. Zij belde mij
en gaf mij een briefje voor kapel
voor Mijnheer Bridgeman. Sykes heeft
het zoo juist weggebracht, toen hy
terug kwam vau de sportieesten
mynheer."
„Ja... en mevrouw Voyse? giug
zij liggen rusten? Is zy in haar
kamer?"
„Neen, mynheer. Zij ging direct
weer weg."
„Vreemd! Ik moet haar misgeloo-
pen hebben bij de thee. In orde Ney-
lor. Zeg tegen de keukenmeid, dat
zy wat later het eten opdoet. Mevrouw
Voyse moet opgehouden zijn."
Hy liep door naar zyn studeerka
mer en legde een bundèltje papieren
neer, voor dat hy naar zyn kamer
ging om zich te kleeden. Het waren
de papieren, die zyn kolonel des mid
dags gegeven had, juist toen hy de
kazerne verliet de stukken, die
zijn verbanning naar het Noorden
behelsden.
(Wordt vervolgd).