Voor goedgeloovigen
De Heldersche Courant
Thee E. Brandsma
I
I
AMSTERDAMSCHE
Publieke Verkooping
VISCH BERICHT
NIEUWE ZOUTEVISCH,
Gemarineerde Haring,
ROLMOPS,
D.W. LAGERVELD, Zuidstr. 57-58.
Muziek- en Instrumentenhandel „De Bazuin",
Mandolines, Violen, Guitaren, Speeldoozen,
en de nieuwste Mondorgels en Handharmonica's.
Voor lijdenden
Herstellenden
Hoogmoedenüefde.
Vraagt Uwen Winkelier
Een geurig kopje.
M" VAN LEVENSVERZEKERING.
AMSTERDAM. KEIZERSGRACHT 547-549.
BIJKANTOOR VOOR NED.-INDIË:
SOERABAJA SOCIETEITSTRAAT.
GUNSTIGE VOORWAARDEN. - CONCURREERENOE TARIEVEN.
INLICHTINGEN VERSTREKT GAARNE HERMAN NYPELS, HELOER.
PRIJS-BILJARTEN.
HEDEN en volgenden dagen
PRIJS-BILJARTEN bij
C. J. QUANT,
KANAALWEG 124.
van
Visscherij-lnventaris
op Zaterdag 12 December 1914,
's middags 1 uur,
aan Weltevreden bij het
Bassin te HELDER,
van
een aakje (24 voet), een paling
bootje met bun, 40 katoenen
fuiken, 24 botnetten, partij stok
ken, karen, een hoos, eenig
touwwerk, aalkorf, kruiwagens,
enz. enz.
Ta bezichtigen voor de verkooping.
Deurw. W. BIERSTEKER.
Diners
worden dagelijks aanhuisbezorgd.
Bestellingen 's morgens voor 12
uur aan het van ouds bekend
KOOKHUIS DIJKSTRAAT 13.
Beleefd aanbevelend,
Wed. L. H. RIETBERGEN.
20 ct. per pond.
Fijne
6 cent.
8 cent.
Specidal adres
voor OVERHEMDEN naar maat. m
OVERHEMDEN met piqué borst
f 2.75, prima kwaliteit.
Thee I»- is
onovertroffen van kwaliteit en zeer
waterhoudend, 70, 80, 90 en 100
oent per pond.
Pakjes van - 1 - 2»/s ons.
In het oude Victualiehuis.
R. MAALSTEED, Oijkstraat 22, Helder.
Wederverkoopers provisie.
KANAALWEG 90.
Voor de Sint Nicolaas ontvangen een rijke keuze:
Concurreerende prijzen.
Piano- en-Mandoline-Muziek ruim 1000 exemplaren voorhanden:
WALOANDACHT - BLUMENLIED - L'ABSENCE - FREMERSBERG -
EIS-WALZ - HOME SWEET HOME - ENZ. - ENZ. - ENZ.
Vraag het Engelsche Soldatenlied „TIPPERARY".
Ook ruim gesorteerd in Gramophones en Platen.
Hoofdagent van PATHÉ.
die verzwakt zijn door koortsen, typhus, influenza of dergelijke onder-
mijnende ziekten, is de Sanguinose het middel, dat het éérst de
levensopgewektheid terugbrengt.
voor wie het er op aankomt, de verloren krachten spoedig te her
overen; wier eetlust moet worden opgewekt; die aan diepen en ver-
kwikkenden slaap behoefte hebt:
het middel dat u snel en zeker daaraan helpt is de Sanguinose.
Van de Sanguinose behoeft gy geen likeurglaasjes te gebruiken.
Tweemaal per dag een eetlepel is voldoende.
Bij alle Apothekers en goede Drogisten.
Sanguinose! kost: per fl. f 1.50, de 6 fl. f8.—, 12 fl. f15.—
Wacht U voor namaak.
VAN DAM Sc Co., De Riemerstraat 2c/4, Den Haag.
Te Helder bij DE BIE-BIERSTEKER; to Texel, Den Burg, J.
BUIS; Oosterond, P. DROS; Oudeschild, Joh. DROS.
Geen koopman zal er aan denken ook maar het onbeduidendste
artikel in te koopen zonder vooraf een monster gezien en ge
keurd te hebben; geen manufacturler, geen kleedermaker koopt
stoffen zonder ze nauwkeurig te onderzoeken; geen wijn
handelaar koopt wijn, geen sigarenhandelaar sigaren, zonder
deze te proeven; maar als diezelfde handelaren adverteeren, dan
doen zij dit zonder zich ook maar eenigszins op de hoogte te
stellen van de publlciteltswaarde der verschillende bladen. Zij
gelooven, dat dit bijzaak is.
Door deze goedgeloovigheid worden Jaarlijks duizenden en
duizenden guldens weggeworpen, bovendien heet het
dan: „adverteeren geeft niets".
„Adverteeren geeft altijd", mits men het niet als bijzaak
beschouwt doch er evenveel zorg aan wijdt als aan ieder ander
onderdeel van zijn zaak en vooraf nauwkeurig onderzoekt welke
bladen inderdaad de meest geschikte zijn.
die in alle kringen van den Helder gelezen wordt is het aange
wezen advsrtentieorgaan. Iedere adverteerder kan vooraf de abonné-
lijsten inzien en desverlangd de oplagen controleeren; hij kan
dus vóór hij zijn geld besteedt weten wie zijn advertentie leest.
Indrukken van den Rijn.
Een der lezers van de „N. Rott. Ct."
uit het Rijnland schrijft:
Even moeilijk als het is in een paar
woorden over een geheel volk te oor-
deelen, is het ons een kort overzicht
te geven van de indrukken, die men
in het Rijnland opdoet. Eén ding
staat echter als een paal boven water,
dat het Duitsche volk op het o'ogen-
blik één is en vast overtuigd is van
de overwinning. De hier verschij
nende bladen dragen er het hunne
toe bij, want hoe dikwijls men in de
laatste dagen niet leest van de over
winning op de Russen, van de ver
eering, die von Hindenburg en diens
chef van den generalen staf te beurt
valt, weet ik niet, evenmin, hoe dik
wijls het aantal krijgsgevangenen ge
noemd wordt. Toch houdt het bloed
vergieten niet op en bestaat er voor
het oogenblik volgens de publieke
opinie geen kans op, dat een vrede
tot stand komt, alvorens Engeland
verslagen zal zijn. De haat is geheel
alleen nog tegen Engeland gericht.
Hier en daar leest en hoort men nog
wel, dat men slecht Duitschers en
vijanden kent en dat neutraal een
begrip is, waarvan velen nog een ver
keerde voorstelling hebben en dat
onzijdigheid een egolstischeu achter
grond heeft, die slechts door klein
zieligheid kan gemotiveerd worden.
Hierbij schijnt men zich op het hoog
hartige standpunt te stellen, waarop
men Zeggen kan: „Wie niet met mij
is, is tegen mij". De neutrale Staten
moeten het in do pers wel minder
dan bij het volk ontgelden, want dit
vertrouwt over het algemeen niets
meer buiten Duitschland en zijn bond-
genooten. Als de Nederlandsche be
richten niet „deutschfreundlich" zijn,
moeten zij beslist door Fransehen of
Engelschen zijn iugegevéndat er
ook waarheden zijn, die in Duitsch
land niet worden gemeld of openlijk
besproken, schijnt men veelal niet te
kunnen begrijpen. De gewone man
heeft beslist een verkeerden indruk
van de vijanden en van de neutralen
en een veel te hoogen dunk van de
Duitschers. Hij denkt zich in den
oorlog niet in, doch aast op over-
winningsberichten, geniet van de
reusachtige cijfers, diq het aantal der
krijgsgevangenen aangeven, gelooft
er geen stuk van, dat Duitsche krijgs
gevangenen het goed bij de vijanden
hebben, -terwijl hij er op zou kunnen
zweren, dat niet één ontevredene
onder de krijgsgevangenen in Duitsch
land is moge dit deels een uitvloeisel
van sterk ontwikkeld nationaliteits
gevoel zijn, aan den anderen kant
vind ik hierin iets onontwikkelds,
omdat het een eenzijdig oordeel is.
Het is opmerkelijk, en was trouwens
te voorzien, dat de groote redenaars
onder de bier-politici bijna allen nog
in de steden hunner inwoning rond-
loopen en hun ouden gewoonten
trouw blijven, maar zoo gaat het wel
altijd in de wereld.
Het is vreemd, dat slechts inge
wijden en dan nog uiterst voorzichtig
over den typhus spreken, die onder
de Duitsche troepen in Frankrijk
woedt. Sedan heett bijzondere hos
pitalen voor typhuslijders. Evenmin
als het volk het hier tot dusverre is
gewaar geworden, leest men er in
onze pers overalleen stond in de
Duitsche, dat zulks het geval was
onder de Belgicche troepen, wellicht
om de zaak tijdig te verdraaien en
daardoor een reden te hebben voor
de afsluiting van Belgis van elk ver
keer ten Westen van de lijn Ant
werpen Brussel Maubeuge.
Nu de oudere lichtingen meer en
meer worden opgeroepen, begint men
toch te zien, dat de mannelhke be
volking in de steden afneemt, iets,
waarvan men aanvankelijk weinig
merkte. Daarnaast neemt het aantal
rouwdragenden meer en meer toe
behalve dit en de groote hoeveelheden
gewonden en herstellenden, die men
dagelijks ontmoet, benevens de mili
taire automobielen, wordt een vreem
deling, die door het Rijnland reist,
door niets aan den oorlog herinnerd.
Wie hier woont, gevoelt andors, hoort
de extra edities der dagbladen uit
roepen, ziet de overwinningsopschrif
ten, hoort de verhalen van militairen
die terugkomen, ontvangt brieven van
de slagvelden, en wie eenigszins kan
waarnemen, ziet reeds een verschil
tusschen de wijze van spreken van
hen, die hier bleven, en van degenen,
die liefst zouden zwijgen, omdat zij
meer en beter- weten dan zij, die
thuis bleven.
De groote verplaatsingen van troe
pen, het aanleggen van verdedigings
werken in Belgis, het met alle geweld
inrichten van filialen der Rijksbank
in Belgis, dc toejuichingen tot Turkije
gericht, als het sterke land, dat kort
geleden nog tot de zwakke broederen
gerekend werd, de verheerlijking van
den opstand der Boeren onder Duit
sche leiding, dit zijn alles dingen, die
op zekere zwakheid wijzen en beves
tigd is dit door de rede van den Rijks
kanselier in den Rijksdag. M(j dunkt,
die moet men eenigszins onzeker en
zenuwachtig noemen, al. was zij
prachtig volgens Duitsche begrippen
en beginselen in elkaar gezet. Er
werd mij te veel in verdedigd en ik
dacht onwillekeurig aan het feit, dat
iemand, die niets misdaan heeft, geen
aanleiding heeft zich te verdedigen;
er zat te veel in, wat men goodpraten
zou kunnen noemen, aan den anderen
kant weder, wat men een poging
noemen moet om er den moed in te
houden.
Dit wil alles niet zeggen, dat men
nu maar mag zeggen, dat Duitsch
land aan het begin van een val staat
en het den oorlog beslist moet ver
liezen, doch alleen, dat het anders
geloopen is dan men verwacht had,
want aanvankelijk heeft men zijn
klachten overschat.
Enfin, wij zitten nu iu het schuitje
en varen mede. Het brood bevat hier
nu ook aardappelenmeol, 5 pCt. is
verplicht, bij meer dan 20 pCt. moet
op elk brood een letter staan. De
prijzen der levensmiddelen zijn ten
minste met 25 pCt. gestegen en de
toekomst moet nu maar worden af
gewacht.
Hoe een leger gevoed wordt.
Wie zich de geschiedenis herinnert
van den Zuid-Afrikaanschen oorlog,
zal weten dat er in die dagen heel
wat aan te merken was op het
Engelsche leger. Niet alleen dat men
hier voor een dergeiijken oorlog aller
minst was voorbereid en ten slotte,
ora toch maar te kunnen overwinnen,
met haastigen spoed legers werden
gevormd uit mannen, die voor hun
-taak meerendeels niet berekend wa
ren, ook de uitrusting der troepen
liet in. menig opzicht te wenschen.
Men weet hoe de proviandeeriDg der
troepen te kort schoot en dat alles
behalve vaderlandslievende leveran
ciers vaak levensmiddelen leverden,
die op zijn zachtst uitgedrukt onvol
doende warener is in die dagen op
vaak zeer afkeurenswaardige wijze
misbruik gemaakt van de schatkist
der leveranciers, die slechts op eigen
voordeel bedacht waren.
Thans, nu Engeland wederom in
een geweldigen oorlog is gewikkeld,
wordt wel bewezen, dat men hier
uit de ondervinding tusschen 1899
en 1902 opgedaan, véél geleerd heeft.
Ofschoon ook thans het geheele En
gelsche volk nog niet weerbaar is,
en ook nu nog, waar zóóveel op het
spel slaat, terwijl de oorlog reeds
vier maanden woedt, nog dag in, dag
uit moet worden aangedrongen op
dienstnemen in het leger en nog
steeds de recruten mot haastigen
spoed geoefend moet worden, is reeds
ruimschoots bewezen dat groote ver
beteringen hebben plaats gehad.
Het is in Belgis en Noord-Frankrijk
bewezen het juist gepubliceerde
derde rapport vau Sir John French
bewijst het opnieuw - dat het En
gelsche staaDde leger volkomen voor
zijn taak berekend was; hadden de
Duitschers in plaats van eenige
honderdduizenden dier Britsche troe
pen er een paar millioen van dat
kaliber tegenover zich in het veld
gehad, wie weet hoe dicht het einde
van den oorlog reeds in het verschiet
zou zijn.
En niet alleen het staande leger,
doch ook de territoriale troepen heb
ben reeds meer dan eens blijken ge
geven van hun groote beteekenis in
het veld. Vroeger spotte men hier
evengoed met de volunteers, als bij
ons te lande met de schutterij, maar
eveDgoed als men thans in ons vader
land met lof spreekt over de land
weer, kan men hier thans trotsch
zijn op die vrijwilligerscorpsen. Lord
Haldane, de vroegere mini3ter van
oorlog, heeft zich door de wijze,
waarop hij die volunteercorpsen wist
te doen hervormen tot de territoriale
troepen van deze dagen, een blijvende
plaats veroverd in de geschiedenis
van het Engelsche verdedigingswezen
te lande.
Terwijl men tot het beëindigen
van den Zuid-Afrikaanschen oorlog
maar „rijp en groen" aannam en ten
slotte daarheen legercorpsen zond,
bestaande uit mannen, wier physiek,
intellect en moraal vaak veel te
wenschen lieten, kan men thans
dagelijks zien dat Lord Kitchener
volstrekt maar niet alles aanneemt
voor zijn territoriale troepen. De
mannen, die wij nu overal zien, ge
reed om straks hun leven te gaan
wagen op de verschrikkelijke slag
velden aan den overkant van het
Kanaal, maken in hun geheele op
treden een uitmuntenden indruk.
In dat opzicht is ontzettend veel
verbeterd in de laatste tien jaren, en
blijkbaar is zulk ook het geval met
betrekking tot do uitrusting en de
voeding van den soldaat. Daarvan
hangt, zooal niet alles, dan toch
ontzettend véél af, want het is niet
te verwachten dat een slecht gekleed*
en slecht gevoede soldaat veel zal
kunnen uitrichten.
Een der bekende medewerkers van
de „Daily Chronicle" Philip Gibt.s,
deelt omtrent de intendance van het
Britsche leger, een en ander mede
dat wel waard is hier gedeeltelijk te
worden weergegeven.
De Britsche soldaat, dus verklaart
hij, heeft over zijn voeding heelemaal
niet te klagen. De FraDSche soldaat
benijdt hem in dat opzicht en Gibbs
heeft deze dienaangaande meer dan
eens hooren zeggen: „Ma foi! Onze
Britsche kameraden worden gevoed
als prinsen Zij krijgen zelfs jam bij
hun brood. Jamde lucht van „bacon"
stijgt op uit hun loopgravon en wij
snuiven er den geur van op, die
liefelijker is dan die van de heerlijkste
bloemen. De EDgelschen eten even
goed als zij vechten - dat wil zeg
gen geweldig."
Het dagelijksch rantsoen van den
Britsehen soldaat bestaat, dus deelt
Gibbs dan verder mede, uit IJ pond
versch vleesch of 1 pond geconser
veerd vleesch; VJ4 pond brood; 4 ons
bacon3 ons kaas4 ons jam3 ons
suiker; pond versche groenten of
2 ons gedroogde groenten; s/s o&s
thee, koffie of cacao, terwijl hij weke
lijks bovendien krijgt 2 ons tabak of
50 sigaretten.
De intendance-staf heeft reeds sederL
jaren de voedings quaestie bestudeerd
en is ten slotte tot do wetenschap
gekomen, dat de genoemde hoeveel
heden den soldaat te velde volkomen
berekend houden voor zijn taak. Do
groote domheden op dit gebied in
vroegere oorlogen begaan; de om-
kooperijen en verwarring, waarvan
toen vaak sprake is geweest, behooren
thans voor goed tot het verleden.
Een der meest ingrijpende her
vormingen bij de intendance is ge
weest dat de tusschen-persoon bij de
leverantién geheel uitgeschakeld is
gewordenhet Departement van Oor
log koopt thans alleen van de fabri
kanten en groote leveranciers, zoodat.
uit de groote centrale militare depóts
alles direct aan het leger te velde
gezonden kan worden. Alle leveran
tién worden te voren door deskundi
gen geschat en streng gekeurd; in
specteurs der volksgezondheid inspec-
teeren dagelijks de fabrieken, en op
die wijze kan er van omkooperij en
het leveren van minderwaardige ar
tikelen haast geen sprake meer zijn.
Bovendien weet de fabrikant nooit
waarheen zijn goederen verscheept
zullen worden; alles levert hij af aan
het spoorweg-station, zonder dat hij
ooit te weten komt of hij inferieure
leveringen veilig zou kunnen afleveren
voor een bestemmingsplaats ver van
hun plaats van herkomst gelegen.
Toen de oorlog uitbrak, had Enge
land groote hoeveelheden levensmid
delen in zijn magazijnen, sedert zijn
de voorraden verdubbeld en het trans
port naar het vasteland is zoo merk
waardig goed geregeld geweest en
de vervoermiddelen aldaar naar de
loopgraven zyn zoo uitnemend in orde,
dat nog geen soldaat over de voeding
te klagen bad. Het eenige wat het
Britsche leger uit Frankrijk zelf ge
kocht heeft was fruit."
Wanneer men bedenkt dat Engeland
dagelijks te voorzien heeft in de levens
behoeften van ongeveer een half mil
lioen zijner zonen aan den overkant
van het Kanaal en dit geschieden kan
zonder eenige stoornis, dan pleit zulks
ontegenzeggelijk voor de intendance
van het Ministerie van Oorlog, doch
ook weder voor de waakzaamheid
der vloot, waardoor al die transporten
veilig overkomen, en dan verklaart
het zich des te meer, waarom de
Duitschers er alles op gezet hebben
om vasten voet te krijgen te Duin
kerken, te Calais, te Boulogne, als
zulks mogelijk is.
Bankpapier poëzie.
Gelezen aan den achterkant van
een lapje van f60 deze financieel-
wijsgeerige ontboezemingen
Geld is op aard
Wèl heel wat waard,
Maar heeft nog nooit het ware leven
Aan één ziel op aard gegeven.
21 Mrt. '13. X. X. X.
Maar waarde driemaal X.
dit zegt toch waarlijk niks.
Want noem mij slechts een wijk,
waar zonder 't aardsche slijk
men 't Ware Leven heeft gevonden.
Neen, ik zeg het onomwonden:
Zonder geld had ik nog meerd're
[zonden.
4 Mei 1914. X. IJ. Z.
De eenige waarde van het leven
Is om je centjes uit te geven.
Dec. 1914. A.
FEUILLETON.
6.)
Mevrouw Vollenhove keek telkens
en telkens weer zeer ontevreden naar
het babbelende paar, dat gedurende
zijn vroolyk gesprek zijn geheele om
geving vergat, en waarvan de hel
dere lach soms zelfs tot haar door
drong.
„Neen, maar, zoo'n jongen, wat
heeft hij nu aan die bak visch," sprak
ze verdrietig in zich zelf. „Ik geloof
werkelijk, dat hij alleen met dat kind
coquetteert om to bewijzen, dat hij
met meer onder mijn invloed staat.
Hoe zullen de van Holthes dat wel
opnemen? Clara is zoo gevoelig op
dit punt, ik ben werkelijk bang, dat
hij door eigen schuld zijne vooruit
zichten niet verwezenlijkt. En dat nu
maar rustig te moeten aanzien. Och,
wat laten de zoons zich moeilijker
leiden dan de dochters!"
„Wanueer u werkelijk nog slechts
een dans hier blijft, dan moet u mij
nog een ronde beloven, verzocht
Willem na afloop van de wals, ter
wijl hij zijne dame zeer langzaam
naar hare plaats terugbracht.
„Oh, boel graag," zei freule Erna.
kruiso-et j8 verrukkelijk. Ik dacht eerst,
Joopen jv er niets om zou geven, als
moeite *is hu.^,. huis gjng jjet schoon-
stantmopel ge tomen.
8te is immers toch voorbij ik be
doel do wals, verklaarde zij, over
baar eigen woorden blozond. „Maar
hoe wilt u my vragen? Het past
toch niet, dat de heer zijn eigen
dame laat staan, om een andere te
halen".
„Zoo, past dat niet? Heeft u dat
ook op de dansles geleerd?"
Zij knikte ernstig. „Mag het ook
niet. Papa zou boos zijn, als ik de
aanleiding was tot eene dergelijke
onhoffelijkheid".
„Welnu, dan leg ik het anders
aan. Met mijnheer uw vader willen
wij den vrede bewaren. Ik heb den
dans besproken en houd mij daar
aan; dan kan ik mij wel door een
extra dans schadeloos stellen".
Een hartelijk glimlachje dankte
hem. „Het is heel aardig van u;
werkelijk zoo kan het," zeide zij.
Maar mevrouw Vollenhove vond
hot volstrekt niet aardig. Willem
stond in de deur van een aangren
zende zaal naar het dansen te kijken,
en haalde driemaal achter elkaar de
kleine freule Rowell voor een extra
dans. Dat moest toch opvallen! Dat
was toch uitlokken van allerlei
praatjes. Wat zette de oude ritmees
ter oen gezicht, en de van Holthes
Mevrouw van Hol the placht vroe
ger altijd haar het eerst te begroe
ten, heden was dat nog niet gebeurd.
Wat had ze toch eeu moeite met den
joDgenOch, wat een zorg brengt
zoo'n bal toch voor een moeder mee,
zuchtte zij. Eindelijk kwam de pauze.
De familie Rowell nam afschied en
vertrok. Willem leunde weer tegen
een zuil, zonder zich om zijne ver
dere plichten te bekommeren. Plot
seling scheen hij zich iets te herin
neren, want hy liep nu op een groep
toe, die aan het einde der zaal naast
een sofa stond te praten. Het mid
delpunt vormde Clara van Hotthe,
een flink bloeiend meisje, met een
fraai gevuld figuur en een aardig
wipneusje. Zij onderhield zich leven
dig met een officier, een slanke,
mooie verschijning. De man had in
den strijd des levens vele haren moe
ten laten, maar stelde zijne mede-
menschen voor dit gebrek schadeloos
door een f raaien knevel, waaraan hy
steeds draaide.
Willem Vollenhove trad groetend
in den kring. Men groette terug,
maar Clara van Holthe zette het be
gonnen gesprek mot den officier voort
en nam geene notitie van zijn komst.
Ja, zij ging op: de sofa zitten en
bood met eene handbeweging de
tweede plaats aan den officier aan.
Deze stelde echter blijkbaar meer be
lang in een anderen kring in de zaal.
Nadat hy staande het gesprek ten
einde had gevoerd ging hij heen.
Willem stond zwijgend naast de
sofa op dit oogenblik te wachten.
Nu de andere weg was, boog hij
zich een weinig naar haar toe en
vroeg op een toon, alsof zulks van
zelf sprak: „En welke dansen heeft
u voor mij genoteerd, mejuffrouw?"
„Hoe zou ik dat weten?" was het
koele antwoord. „Ik herinner m\j
niet, dat er om gevraagd is".
Hij lachte en zij wendde haar ge
zicht geheel van hem af. „Wil u zoo
goed zijn, mejuffrouw, mij uw bal-
kaart to geven?"
„Waarom?" klonk het terug. „Die
zal met de uwe toch wel niet in
overeenstemming te brengen zijn.
Daarop heeft freule Rowell voor
dezen avond zekor geheel en al be
slag gelegd?"
„Aha," zei hij halfluid, „nu begrijp
ik het".
Haar gezicht werd donkerrood.
„Wat valt hier te begrijpen vroeg ze.
„Heel eenvoudig, mejuffrouw: uis
jaloersch
„U is onbeschaamd, mijnheer!"
„O neen, zoo iets valt me niet in.
Ik wil alleen dat, wat u voor mij be
waard hebt. Geef mij gauw uw kaart
•ik kan ze toch niet uit uw ceintuur
trekken; daar komt juist mynheer
Jansen aan. Wanneer u langer blijft
tegenspartelen,' bedelt die u ook
nog een dans af en dan is uw ge
heele avond bedorven".
Mynheer Jansen was bij hen go-
komen en haastte zich, haar beleefd
om een dans fe verzoeken. Zij had
de kaart te voorschijn gehaald en
hield ze in haar hand verborgen.
„Niets meer te krijgen, amice,
reeds alles uitverkochtantwoordde
Willem in haar plaats.
„Werkelijk, mejuffrouw?" hield de
ander aan.
Ofschoon ze nog voor een oogen
blik besloten was, Willem te straffen,
knikte zij toestemmend, en Jansen trok
af.
Toen echter wendde zij zich schijn
baar zeer verontwaardigd tot Wil
lem: „Wat moet dat eigenlijk be
duiden? Welk recht hebt u om over
my te beschikken?"
„Een oogenblikje!" antwoordde hij
kalm, trok haar de kaart uit de
hand en toen hij op drie plaatsen
W. V. vond geschreven, knikte hy
haar overmoedig toe. „Natuurlijk!"
zei hij „en daar begint ook juist onze
quadrille. Waarom verzet gij u dan
eerst zoo, als ge toch zoo goed aan
me gedacht hebt". En hij greep
haar hand, trok die door zijn arm
en ging met haar door den zaal.
Mevrouw Vollenhove glimlachte
nu geheel gerustgesteld. „Die Wil
lem! Hij weet zijn plaats te verove
ren! Wezenlijk, hij is onweerstaan
baar, mijn flinke knappe jongen."
VIERDE HOOFDSTUK.
„Mag ik u een oogenblik storen,
papa?" Met dezo haastig gesproken
woorden trad Freda een paar dagen
na het bal, de kamer van haar vader
binnen. Hij wier een blik op haar
bleek gelaat en sprong van zijn stoel op.
„Wat zie je er uit! Is er een on
geluk gebeurd?"
„Naar ik hoop nog niet, maar ik
zou er graag een voorkomen".
„Mama is toch niet
„Neen, papa! Ik heb treurige be
richten van de Heshuysena".
„Van de Heshuysens? En daar-
meo verschrik je me zoo!" riep hij
verwijtend.
„Het zijn myn beste vrienden, papa.
Hun leed voel ik alsof het mijn
eigen leed was".
„Je bent in dit opzicht nogal aan
trekkelijk," zei hij kort af. „Ik vind
dat mama geen ongelijk heeft, wan
neer zij zich bezorgd maakt over je
al te vriendschappelijke gevoelens.
Maar vertel eens, wat je hebt en wat
je wilt?"
„U weet wel, papa, dat Antoinette
sinds Maandag een dochtertje heeft.
Tante Heshuysen is er om haar te
verplegen. Nu heeft deze het onge
luk gehad, gistereu door een val
haar been te breken en tegelijkertijd
begon Antoinette de koorts to krij
gen. Haar ziekte verergert snel en
Hendrik is door zijn ambt genood
zaakt bijna altijd op zijn kantoor te
zijn. Hij schrijft me geheel wanhopig
over den tegenwoordigen toestand".
„En wenscht, dat je daar komt,"
viel haar vader in de rede.
„Dat vraagt hij niet, maar hij
schrijft, of ik hem een verpleegster kan
bezorgen. Maar papa, ik ben vastbe
sloten hen by te staan. Ik wou
graag met den eerstvolgenden trein
vertrekken en ik kom uwe toestem
ming vragen en uwe tusschenkomst
bij mama".
„Maar Freda, wat is dat voor een
ziekelijke idee! Ik weet niet, of
mama—".
„Het zijn mijn beste vrienden,
papa! Ik heb in die vele jaren zoo
veel yan hen genoten, en ik zal ze
niet alleen laten, wanneer ik hen
werkelijk helpen kap. Stel u eens
voor, dat Antoinette stierf! Nooit
van mijn leven zou ik dat weer goed
kunnen maken de tranen stroom
den daarbij plotseling over haar bleeke
wangen „en tanto Heshuysen, wat
zal zij een verdriet hebben over haar
hulpeloozen toestand".
„Nu," zei haar vader, „zoo erg zal
het wel niet zijn. Ik zal doen wat
ik kan om mama to bewegen
„Och papa, wees zoo goed en doe
een woordje voor mij. Ik ga in
elk geval op reis, dat is voor mij
een plicht. Ik kan hier gemakkelijk
gemist worden, daar niet. Ik zou
mama oneindig dankbaar zijn, wan
neer zij toestemde, maar
„O," zei haar vader koel: „ik be
grijp je. Om hun aangenaam te zijn,
zou je in staat zijn, ons ongehoor
zaam te worden".
„Papa,"' klaagde zij droevig en
sloeg haar armen om hem heen:
„heeft u ooit reden gehad over mij
te klagen? Denk u nu eens in mijn
plaats. Stel nu ook eens belang in
datgene, waarin ik belang stel, en
en ik zal u zeker mijn leven lang
nooit reden geven om u te bedroe
ven over mijn ongehoorzaamheid".
„Je bent zoo opgewonden," ant
woordde hij en maakte zich zacht
uit hare omhelzing los. „Daarom zal
ik je woorden niet te ernstig op
nemen. Wanneer wil je vertrekken
„De eerstvolgende trein gaat om
vijf uur".
(Wordt vervolgd.)