Voor goedgeloovigen De Heldersche Courant Thee E. Brandsma I I AMSTERDAMSCHE Publieke Verkooping VISCH BERICHT NIEUWE ZOUTEVISCH, Gemarineerde Haring, ROLMOPS, D.W. LAGERVELD, Zuidstr. 57-58. Muziek- en Instrumentenhandel „De Bazuin", Mandolines, Violen, Guitaren, Speeldoozen, en de nieuwste Mondorgels en Handharmonica's. Voor lijdenden Herstellenden Hoogmoedenüefde. Vraagt Uwen Winkelier Een geurig kopje. M" VAN LEVENSVERZEKERING. AMSTERDAM. KEIZERSGRACHT 547-549. BIJKANTOOR VOOR NED.-INDIË: SOERABAJA SOCIETEITSTRAAT. GUNSTIGE VOORWAARDEN. - CONCURREERENOE TARIEVEN. INLICHTINGEN VERSTREKT GAARNE HERMAN NYPELS, HELOER. PRIJS-BILJARTEN. HEDEN en volgenden dagen PRIJS-BILJARTEN bij C. J. QUANT, KANAALWEG 124. van Visscherij-lnventaris op Zaterdag 12 December 1914, 's middags 1 uur, aan Weltevreden bij het Bassin te HELDER, van een aakje (24 voet), een paling bootje met bun, 40 katoenen fuiken, 24 botnetten, partij stok ken, karen, een hoos, eenig touwwerk, aalkorf, kruiwagens, enz. enz. Ta bezichtigen voor de verkooping. Deurw. W. BIERSTEKER. Diners worden dagelijks aanhuisbezorgd. Bestellingen 's morgens voor 12 uur aan het van ouds bekend KOOKHUIS DIJKSTRAAT 13. Beleefd aanbevelend, Wed. L. H. RIETBERGEN. 20 ct. per pond. Fijne 6 cent. 8 cent. Specidal adres voor OVERHEMDEN naar maat. m OVERHEMDEN met piqué borst f 2.75, prima kwaliteit. Thee I»- is onovertroffen van kwaliteit en zeer waterhoudend, 70, 80, 90 en 100 oent per pond. Pakjes van - 1 - 2»/s ons. In het oude Victualiehuis. R. MAALSTEED, Oijkstraat 22, Helder. Wederverkoopers provisie. KANAALWEG 90. Voor de Sint Nicolaas ontvangen een rijke keuze: Concurreerende prijzen. Piano- en-Mandoline-Muziek ruim 1000 exemplaren voorhanden: WALOANDACHT - BLUMENLIED - L'ABSENCE - FREMERSBERG - EIS-WALZ - HOME SWEET HOME - ENZ. - ENZ. - ENZ. Vraag het Engelsche Soldatenlied „TIPPERARY". Ook ruim gesorteerd in Gramophones en Platen. Hoofdagent van PATHÉ. die verzwakt zijn door koortsen, typhus, influenza of dergelijke onder- mijnende ziekten, is de Sanguinose het middel, dat het éérst de levensopgewektheid terugbrengt. voor wie het er op aankomt, de verloren krachten spoedig te her overen; wier eetlust moet worden opgewekt; die aan diepen en ver- kwikkenden slaap behoefte hebt: het middel dat u snel en zeker daaraan helpt is de Sanguinose. Van de Sanguinose behoeft gy geen likeurglaasjes te gebruiken. Tweemaal per dag een eetlepel is voldoende. Bij alle Apothekers en goede Drogisten. Sanguinose! kost: per fl. f 1.50, de 6 fl. f8.—, 12 fl. f15.— Wacht U voor namaak. VAN DAM Sc Co., De Riemerstraat 2c/4, Den Haag. Te Helder bij DE BIE-BIERSTEKER; to Texel, Den Burg, J. BUIS; Oosterond, P. DROS; Oudeschild, Joh. DROS. Geen koopman zal er aan denken ook maar het onbeduidendste artikel in te koopen zonder vooraf een monster gezien en ge keurd te hebben; geen manufacturler, geen kleedermaker koopt stoffen zonder ze nauwkeurig te onderzoeken; geen wijn handelaar koopt wijn, geen sigarenhandelaar sigaren, zonder deze te proeven; maar als diezelfde handelaren adverteeren, dan doen zij dit zonder zich ook maar eenigszins op de hoogte te stellen van de publlciteltswaarde der verschillende bladen. Zij gelooven, dat dit bijzaak is. Door deze goedgeloovigheid worden Jaarlijks duizenden en duizenden guldens weggeworpen, bovendien heet het dan: „adverteeren geeft niets". „Adverteeren geeft altijd", mits men het niet als bijzaak beschouwt doch er evenveel zorg aan wijdt als aan ieder ander onderdeel van zijn zaak en vooraf nauwkeurig onderzoekt welke bladen inderdaad de meest geschikte zijn. die in alle kringen van den Helder gelezen wordt is het aange wezen advsrtentieorgaan. Iedere adverteerder kan vooraf de abonné- lijsten inzien en desverlangd de oplagen controleeren; hij kan dus vóór hij zijn geld besteedt weten wie zijn advertentie leest. Indrukken van den Rijn. Een der lezers van de „N. Rott. Ct." uit het Rijnland schrijft: Even moeilijk als het is in een paar woorden over een geheel volk te oor- deelen, is het ons een kort overzicht te geven van de indrukken, die men in het Rijnland opdoet. Eén ding staat echter als een paal boven water, dat het Duitsche volk op het o'ogen- blik één is en vast overtuigd is van de overwinning. De hier verschij nende bladen dragen er het hunne toe bij, want hoe dikwijls men in de laatste dagen niet leest van de over winning op de Russen, van de ver eering, die von Hindenburg en diens chef van den generalen staf te beurt valt, weet ik niet, evenmin, hoe dik wijls het aantal krijgsgevangenen ge noemd wordt. Toch houdt het bloed vergieten niet op en bestaat er voor het oogenblik volgens de publieke opinie geen kans op, dat een vrede tot stand komt, alvorens Engeland verslagen zal zijn. De haat is geheel alleen nog tegen Engeland gericht. Hier en daar leest en hoort men nog wel, dat men slecht Duitschers en vijanden kent en dat neutraal een begrip is, waarvan velen nog een ver keerde voorstelling hebben en dat onzijdigheid een egolstischeu achter grond heeft, die slechts door klein zieligheid kan gemotiveerd worden. Hierbij schijnt men zich op het hoog hartige standpunt te stellen, waarop men Zeggen kan: „Wie niet met mij is, is tegen mij". De neutrale Staten moeten het in do pers wel minder dan bij het volk ontgelden, want dit vertrouwt over het algemeen niets meer buiten Duitschland en zijn bond- genooten. Als de Nederlandsche be richten niet „deutschfreundlich" zijn, moeten zij beslist door Fransehen of Engelschen zijn iugegevéndat er ook waarheden zijn, die in Duitsch land niet worden gemeld of openlijk besproken, schijnt men veelal niet te kunnen begrijpen. De gewone man heeft beslist een verkeerden indruk van de vijanden en van de neutralen en een veel te hoogen dunk van de Duitschers. Hij denkt zich in den oorlog niet in, doch aast op over- winningsberichten, geniet van de reusachtige cijfers, diq het aantal der krijgsgevangenen aangeven, gelooft er geen stuk van, dat Duitsche krijgs gevangenen het goed bij de vijanden hebben, -terwijl hij er op zou kunnen zweren, dat niet één ontevredene onder de krijgsgevangenen in Duitsch land is moge dit deels een uitvloeisel van sterk ontwikkeld nationaliteits gevoel zijn, aan den anderen kant vind ik hierin iets onontwikkelds, omdat het een eenzijdig oordeel is. Het is opmerkelijk, en was trouwens te voorzien, dat de groote redenaars onder de bier-politici bijna allen nog in de steden hunner inwoning rond- loopen en hun ouden gewoonten trouw blijven, maar zoo gaat het wel altijd in de wereld. Het is vreemd, dat slechts inge wijden en dan nog uiterst voorzichtig over den typhus spreken, die onder de Duitsche troepen in Frankrijk woedt. Sedan heett bijzondere hos pitalen voor typhuslijders. Evenmin als het volk het hier tot dusverre is gewaar geworden, leest men er in onze pers overalleen stond in de Duitsche, dat zulks het geval was onder de Belgicche troepen, wellicht om de zaak tijdig te verdraaien en daardoor een reden te hebben voor de afsluiting van Belgis van elk ver keer ten Westen van de lijn Ant werpen Brussel Maubeuge. Nu de oudere lichtingen meer en meer worden opgeroepen, begint men toch te zien, dat de mannelhke be volking in de steden afneemt, iets, waarvan men aanvankelijk weinig merkte. Daarnaast neemt het aantal rouwdragenden meer en meer toe behalve dit en de groote hoeveelheden gewonden en herstellenden, die men dagelijks ontmoet, benevens de mili taire automobielen, wordt een vreem deling, die door het Rijnland reist, door niets aan den oorlog herinnerd. Wie hier woont, gevoelt andors, hoort de extra edities der dagbladen uit roepen, ziet de overwinningsopschrif ten, hoort de verhalen van militairen die terugkomen, ontvangt brieven van de slagvelden, en wie eenigszins kan waarnemen, ziet reeds een verschil tusschen de wijze van spreken van hen, die hier bleven, en van degenen, die liefst zouden zwijgen, omdat zij meer en beter- weten dan zij, die thuis bleven. De groote verplaatsingen van troe pen, het aanleggen van verdedigings werken in Belgis, het met alle geweld inrichten van filialen der Rijksbank in Belgis, dc toejuichingen tot Turkije gericht, als het sterke land, dat kort geleden nog tot de zwakke broederen gerekend werd, de verheerlijking van den opstand der Boeren onder Duit sche leiding, dit zijn alles dingen, die op zekere zwakheid wijzen en beves tigd is dit door de rede van den Rijks kanselier in den Rijksdag. M(j dunkt, die moet men eenigszins onzeker en zenuwachtig noemen, al. was zij prachtig volgens Duitsche begrippen en beginselen in elkaar gezet. Er werd mij te veel in verdedigd en ik dacht onwillekeurig aan het feit, dat iemand, die niets misdaan heeft, geen aanleiding heeft zich te verdedigen; er zat te veel in, wat men goodpraten zou kunnen noemen, aan den anderen kant weder, wat men een poging noemen moet om er den moed in te houden. Dit wil alles niet zeggen, dat men nu maar mag zeggen, dat Duitsch land aan het begin van een val staat en het den oorlog beslist moet ver liezen, doch alleen, dat het anders geloopen is dan men verwacht had, want aanvankelijk heeft men zijn klachten overschat. Enfin, wij zitten nu iu het schuitje en varen mede. Het brood bevat hier nu ook aardappelenmeol, 5 pCt. is verplicht, bij meer dan 20 pCt. moet op elk brood een letter staan. De prijzen der levensmiddelen zijn ten minste met 25 pCt. gestegen en de toekomst moet nu maar worden af gewacht. Hoe een leger gevoed wordt. Wie zich de geschiedenis herinnert van den Zuid-Afrikaanschen oorlog, zal weten dat er in die dagen heel wat aan te merken was op het Engelsche leger. Niet alleen dat men hier voor een dergeiijken oorlog aller minst was voorbereid en ten slotte, ora toch maar te kunnen overwinnen, met haastigen spoed legers werden gevormd uit mannen, die voor hun -taak meerendeels niet berekend wa ren, ook de uitrusting der troepen liet in. menig opzicht te wenschen. Men weet hoe de proviandeeriDg der troepen te kort schoot en dat alles behalve vaderlandslievende leveran ciers vaak levensmiddelen leverden, die op zijn zachtst uitgedrukt onvol doende warener is in die dagen op vaak zeer afkeurenswaardige wijze misbruik gemaakt van de schatkist der leveranciers, die slechts op eigen voordeel bedacht waren. Thans, nu Engeland wederom in een geweldigen oorlog is gewikkeld, wordt wel bewezen, dat men hier uit de ondervinding tusschen 1899 en 1902 opgedaan, véél geleerd heeft. Ofschoon ook thans het geheele En gelsche volk nog niet weerbaar is, en ook nu nog, waar zóóveel op het spel slaat, terwijl de oorlog reeds vier maanden woedt, nog dag in, dag uit moet worden aangedrongen op dienstnemen in het leger en nog steeds de recruten mot haastigen spoed geoefend moet worden, is reeds ruimschoots bewezen dat groote ver beteringen hebben plaats gehad. Het is in Belgis en Noord-Frankrijk bewezen het juist gepubliceerde derde rapport vau Sir John French bewijst het opnieuw - dat het En gelsche staaDde leger volkomen voor zijn taak berekend was; hadden de Duitschers in plaats van eenige honderdduizenden dier Britsche troe pen er een paar millioen van dat kaliber tegenover zich in het veld gehad, wie weet hoe dicht het einde van den oorlog reeds in het verschiet zou zijn. En niet alleen het staande leger, doch ook de territoriale troepen heb ben reeds meer dan eens blijken ge geven van hun groote beteekenis in het veld. Vroeger spotte men hier evengoed met de volunteers, als bij ons te lande met de schutterij, maar eveDgoed als men thans in ons vader land met lof spreekt over de land weer, kan men hier thans trotsch zijn op die vrijwilligerscorpsen. Lord Haldane, de vroegere mini3ter van oorlog, heeft zich door de wijze, waarop hij die volunteercorpsen wist te doen hervormen tot de territoriale troepen van deze dagen, een blijvende plaats veroverd in de geschiedenis van het Engelsche verdedigingswezen te lande. Terwijl men tot het beëindigen van den Zuid-Afrikaanschen oorlog maar „rijp en groen" aannam en ten slotte daarheen legercorpsen zond, bestaande uit mannen, wier physiek, intellect en moraal vaak veel te wenschen lieten, kan men thans dagelijks zien dat Lord Kitchener volstrekt maar niet alles aanneemt voor zijn territoriale troepen. De mannen, die wij nu overal zien, ge reed om straks hun leven te gaan wagen op de verschrikkelijke slag velden aan den overkant van het Kanaal, maken in hun geheele op treden een uitmuntenden indruk. In dat opzicht is ontzettend veel verbeterd in de laatste tien jaren, en blijkbaar is zulk ook het geval met betrekking tot do uitrusting en de voeding van den soldaat. Daarvan hangt, zooal niet alles, dan toch ontzettend véél af, want het is niet te verwachten dat een slecht gekleed* en slecht gevoede soldaat veel zal kunnen uitrichten. Een der bekende medewerkers van de „Daily Chronicle" Philip Gibt.s, deelt omtrent de intendance van het Britsche leger, een en ander mede dat wel waard is hier gedeeltelijk te worden weergegeven. De Britsche soldaat, dus verklaart hij, heeft over zijn voeding heelemaal niet te klagen. De FraDSche soldaat benijdt hem in dat opzicht en Gibbs heeft deze dienaangaande meer dan eens hooren zeggen: „Ma foi! Onze Britsche kameraden worden gevoed als prinsen Zij krijgen zelfs jam bij hun brood. Jamde lucht van „bacon" stijgt op uit hun loopgravon en wij snuiven er den geur van op, die liefelijker is dan die van de heerlijkste bloemen. De EDgelschen eten even goed als zij vechten - dat wil zeg gen geweldig." Het dagelijksch rantsoen van den Britsehen soldaat bestaat, dus deelt Gibbs dan verder mede, uit IJ pond versch vleesch of 1 pond geconser veerd vleesch; VJ4 pond brood; 4 ons bacon3 ons kaas4 ons jam3 ons suiker; pond versche groenten of 2 ons gedroogde groenten; s/s o&s thee, koffie of cacao, terwijl hij weke lijks bovendien krijgt 2 ons tabak of 50 sigaretten. De intendance-staf heeft reeds sederL jaren de voedings quaestie bestudeerd en is ten slotte tot do wetenschap gekomen, dat de genoemde hoeveel heden den soldaat te velde volkomen berekend houden voor zijn taak. Do groote domheden op dit gebied in vroegere oorlogen begaan; de om- kooperijen en verwarring, waarvan toen vaak sprake is geweest, behooren thans voor goed tot het verleden. Een der meest ingrijpende her vormingen bij de intendance is ge weest dat de tusschen-persoon bij de leverantién geheel uitgeschakeld is gewordenhet Departement van Oor log koopt thans alleen van de fabri kanten en groote leveranciers, zoodat. uit de groote centrale militare depóts alles direct aan het leger te velde gezonden kan worden. Alle leveran tién worden te voren door deskundi gen geschat en streng gekeurd; in specteurs der volksgezondheid inspec- teeren dagelijks de fabrieken, en op die wijze kan er van omkooperij en het leveren van minderwaardige ar tikelen haast geen sprake meer zijn. Bovendien weet de fabrikant nooit waarheen zijn goederen verscheept zullen worden; alles levert hij af aan het spoorweg-station, zonder dat hij ooit te weten komt of hij inferieure leveringen veilig zou kunnen afleveren voor een bestemmingsplaats ver van hun plaats van herkomst gelegen. Toen de oorlog uitbrak, had Enge land groote hoeveelheden levensmid delen in zijn magazijnen, sedert zijn de voorraden verdubbeld en het trans port naar het vasteland is zoo merk waardig goed geregeld geweest en de vervoermiddelen aldaar naar de loopgraven zyn zoo uitnemend in orde, dat nog geen soldaat over de voeding te klagen bad. Het eenige wat het Britsche leger uit Frankrijk zelf ge kocht heeft was fruit." Wanneer men bedenkt dat Engeland dagelijks te voorzien heeft in de levens behoeften van ongeveer een half mil lioen zijner zonen aan den overkant van het Kanaal en dit geschieden kan zonder eenige stoornis, dan pleit zulks ontegenzeggelijk voor de intendance van het Ministerie van Oorlog, doch ook weder voor de waakzaamheid der vloot, waardoor al die transporten veilig overkomen, en dan verklaart het zich des te meer, waarom de Duitschers er alles op gezet hebben om vasten voet te krijgen te Duin kerken, te Calais, te Boulogne, als zulks mogelijk is. Bankpapier poëzie. Gelezen aan den achterkant van een lapje van f60 deze financieel- wijsgeerige ontboezemingen Geld is op aard Wèl heel wat waard, Maar heeft nog nooit het ware leven Aan één ziel op aard gegeven. 21 Mrt. '13. X. X. X. Maar waarde driemaal X. dit zegt toch waarlijk niks. Want noem mij slechts een wijk, waar zonder 't aardsche slijk men 't Ware Leven heeft gevonden. Neen, ik zeg het onomwonden: Zonder geld had ik nog meerd're [zonden. 4 Mei 1914. X. IJ. Z. De eenige waarde van het leven Is om je centjes uit te geven. Dec. 1914. A. FEUILLETON. 6.) Mevrouw Vollenhove keek telkens en telkens weer zeer ontevreden naar het babbelende paar, dat gedurende zijn vroolyk gesprek zijn geheele om geving vergat, en waarvan de hel dere lach soms zelfs tot haar door drong. „Neen, maar, zoo'n jongen, wat heeft hij nu aan die bak visch," sprak ze verdrietig in zich zelf. „Ik geloof werkelijk, dat hij alleen met dat kind coquetteert om to bewijzen, dat hij met meer onder mijn invloed staat. Hoe zullen de van Holthes dat wel opnemen? Clara is zoo gevoelig op dit punt, ik ben werkelijk bang, dat hij door eigen schuld zijne vooruit zichten niet verwezenlijkt. En dat nu maar rustig te moeten aanzien. Och, wat laten de zoons zich moeilijker leiden dan de dochters!" „Wanueer u werkelijk nog slechts een dans hier blijft, dan moet u mij nog een ronde beloven, verzocht Willem na afloop van de wals, ter wijl hij zijne dame zeer langzaam naar hare plaats terugbracht. „Oh, boel graag," zei freule Erna. kruiso-et j8 verrukkelijk. Ik dacht eerst, Joopen jv er niets om zou geven, als moeite *is hu.^,. huis gjng jjet schoon- stantmopel ge tomen. 8te is immers toch voorbij ik be doel do wals, verklaarde zij, over baar eigen woorden blozond. „Maar hoe wilt u my vragen? Het past toch niet, dat de heer zijn eigen dame laat staan, om een andere te halen". „Zoo, past dat niet? Heeft u dat ook op de dansles geleerd?" Zij knikte ernstig. „Mag het ook niet. Papa zou boos zijn, als ik de aanleiding was tot eene dergelijke onhoffelijkheid". „Welnu, dan leg ik het anders aan. Met mijnheer uw vader willen wij den vrede bewaren. Ik heb den dans besproken en houd mij daar aan; dan kan ik mij wel door een extra dans schadeloos stellen". Een hartelijk glimlachje dankte hem. „Het is heel aardig van u; werkelijk zoo kan het," zeide zij. Maar mevrouw Vollenhove vond hot volstrekt niet aardig. Willem stond in de deur van een aangren zende zaal naar het dansen te kijken, en haalde driemaal achter elkaar de kleine freule Rowell voor een extra dans. Dat moest toch opvallen! Dat was toch uitlokken van allerlei praatjes. Wat zette de oude ritmees ter oen gezicht, en de van Holthes Mevrouw van Hol the placht vroe ger altijd haar het eerst te begroe ten, heden was dat nog niet gebeurd. Wat had ze toch eeu moeite met den joDgenOch, wat een zorg brengt zoo'n bal toch voor een moeder mee, zuchtte zij. Eindelijk kwam de pauze. De familie Rowell nam afschied en vertrok. Willem leunde weer tegen een zuil, zonder zich om zijne ver dere plichten te bekommeren. Plot seling scheen hij zich iets te herin neren, want hy liep nu op een groep toe, die aan het einde der zaal naast een sofa stond te praten. Het mid delpunt vormde Clara van Hotthe, een flink bloeiend meisje, met een fraai gevuld figuur en een aardig wipneusje. Zij onderhield zich leven dig met een officier, een slanke, mooie verschijning. De man had in den strijd des levens vele haren moe ten laten, maar stelde zijne mede- menschen voor dit gebrek schadeloos door een f raaien knevel, waaraan hy steeds draaide. Willem Vollenhove trad groetend in den kring. Men groette terug, maar Clara van Holthe zette het be gonnen gesprek mot den officier voort en nam geene notitie van zijn komst. Ja, zij ging op: de sofa zitten en bood met eene handbeweging de tweede plaats aan den officier aan. Deze stelde echter blijkbaar meer be lang in een anderen kring in de zaal. Nadat hy staande het gesprek ten einde had gevoerd ging hij heen. Willem stond zwijgend naast de sofa op dit oogenblik te wachten. Nu de andere weg was, boog hij zich een weinig naar haar toe en vroeg op een toon, alsof zulks van zelf sprak: „En welke dansen heeft u voor mij genoteerd, mejuffrouw?" „Hoe zou ik dat weten?" was het koele antwoord. „Ik herinner m\j niet, dat er om gevraagd is". Hij lachte en zij wendde haar ge zicht geheel van hem af. „Wil u zoo goed zijn, mejuffrouw, mij uw bal- kaart to geven?" „Waarom?" klonk het terug. „Die zal met de uwe toch wel niet in overeenstemming te brengen zijn. Daarop heeft freule Rowell voor dezen avond zekor geheel en al be slag gelegd?" „Aha," zei hij halfluid, „nu begrijp ik het". Haar gezicht werd donkerrood. „Wat valt hier te begrijpen vroeg ze. „Heel eenvoudig, mejuffrouw: uis jaloersch „U is onbeschaamd, mijnheer!" „O neen, zoo iets valt me niet in. Ik wil alleen dat, wat u voor mij be waard hebt. Geef mij gauw uw kaart •ik kan ze toch niet uit uw ceintuur trekken; daar komt juist mynheer Jansen aan. Wanneer u langer blijft tegenspartelen,' bedelt die u ook nog een dans af en dan is uw ge heele avond bedorven". Mynheer Jansen was bij hen go- komen en haastte zich, haar beleefd om een dans fe verzoeken. Zij had de kaart te voorschijn gehaald en hield ze in haar hand verborgen. „Niets meer te krijgen, amice, reeds alles uitverkochtantwoordde Willem in haar plaats. „Werkelijk, mejuffrouw?" hield de ander aan. Ofschoon ze nog voor een oogen blik besloten was, Willem te straffen, knikte zij toestemmend, en Jansen trok af. Toen echter wendde zij zich schijn baar zeer verontwaardigd tot Wil lem: „Wat moet dat eigenlijk be duiden? Welk recht hebt u om over my te beschikken?" „Een oogenblikje!" antwoordde hij kalm, trok haar de kaart uit de hand en toen hij op drie plaatsen W. V. vond geschreven, knikte hy haar overmoedig toe. „Natuurlijk!" zei hij „en daar begint ook juist onze quadrille. Waarom verzet gij u dan eerst zoo, als ge toch zoo goed aan me gedacht hebt". En hij greep haar hand, trok die door zijn arm en ging met haar door den zaal. Mevrouw Vollenhove glimlachte nu geheel gerustgesteld. „Die Wil lem! Hij weet zijn plaats te verove ren! Wezenlijk, hij is onweerstaan baar, mijn flinke knappe jongen." VIERDE HOOFDSTUK. „Mag ik u een oogenblik storen, papa?" Met dezo haastig gesproken woorden trad Freda een paar dagen na het bal, de kamer van haar vader binnen. Hij wier een blik op haar bleek gelaat en sprong van zijn stoel op. „Wat zie je er uit! Is er een on geluk gebeurd?" „Naar ik hoop nog niet, maar ik zou er graag een voorkomen". „Mama is toch niet „Neen, papa! Ik heb treurige be richten van de Heshuysena". „Van de Heshuysens? En daar- meo verschrik je me zoo!" riep hij verwijtend. „Het zijn myn beste vrienden, papa. Hun leed voel ik alsof het mijn eigen leed was". „Je bent in dit opzicht nogal aan trekkelijk," zei hij kort af. „Ik vind dat mama geen ongelijk heeft, wan neer zij zich bezorgd maakt over je al te vriendschappelijke gevoelens. Maar vertel eens, wat je hebt en wat je wilt?" „U weet wel, papa, dat Antoinette sinds Maandag een dochtertje heeft. Tante Heshuysen is er om haar te verplegen. Nu heeft deze het onge luk gehad, gistereu door een val haar been te breken en tegelijkertijd begon Antoinette de koorts to krij gen. Haar ziekte verergert snel en Hendrik is door zijn ambt genood zaakt bijna altijd op zijn kantoor te zijn. Hij schrijft me geheel wanhopig over den tegenwoordigen toestand". „En wenscht, dat je daar komt," viel haar vader in de rede. „Dat vraagt hij niet, maar hij schrijft, of ik hem een verpleegster kan bezorgen. Maar papa, ik ben vastbe sloten hen by te staan. Ik wou graag met den eerstvolgenden trein vertrekken en ik kom uwe toestem ming vragen en uwe tusschenkomst bij mama". „Maar Freda, wat is dat voor een ziekelijke idee! Ik weet niet, of mama—". „Het zijn mijn beste vrienden, papa! Ik heb in die vele jaren zoo veel yan hen genoten, en ik zal ze niet alleen laten, wanneer ik hen werkelijk helpen kap. Stel u eens voor, dat Antoinette stierf! Nooit van mijn leven zou ik dat weer goed kunnen maken de tranen stroom den daarbij plotseling over haar bleeke wangen „en tanto Heshuysen, wat zal zij een verdriet hebben over haar hulpeloozen toestand". „Nu," zei haar vader, „zoo erg zal het wel niet zijn. Ik zal doen wat ik kan om mama to bewegen „Och papa, wees zoo goed en doe een woordje voor mij. Ik ga in elk geval op reis, dat is voor mij een plicht. Ik kan hier gemakkelijk gemist worden, daar niet. Ik zou mama oneindig dankbaar zijn, wan neer zij toestemde, maar „O," zei haar vader koel: „ik be grijp je. Om hun aangenaam te zijn, zou je in staat zijn, ons ongehoor zaam te worden". „Papa,"' klaagde zij droevig en sloeg haar armen om hem heen: „heeft u ooit reden gehad over mij te klagen? Denk u nu eens in mijn plaats. Stel nu ook eens belang in datgene, waarin ik belang stel, en en ik zal u zeker mijn leven lang nooit reden geven om u te bedroe ven over mijn ongehoorzaamheid". „Je bent zoo opgewonden," ant woordde hij en maakte zich zacht uit hare omhelzing los. „Daarom zal ik je woorden niet te ernstig op nemen. Wanneer wil je vertrekken „De eerstvolgende trein gaat om vijf uur". (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1914 | | pagina 4