HELDERSCHECOURANT
VOORHEEN GENAAMD »T VLIEGEND BLAADJE
wsblad voor Helder, Koegras, Texel, Wieringen en
Anna Paulowna
.tl
Eerste Blad.
No. 4408
DONDERDAG 31 DECEMBER 1914
42e JAARGANG
Abonn .ot per 3 mnd. 65 ct., franco per post 90 cL, Buitenland f 1.90
Zon<£r/»ad 37£ 45 „0.75
Mod,
VooiJ/
65
Buitenland bij vooruitbetaling
75 „1.00
Losse nummers der Courant 2 ct.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag
UITGEVER: C. DE BOER Jr. - HELDER
Bureau: Koningstraat 29 - Interc. Telefoon 50
Advertentiën van 1 tot 4 regels (bij vooruitbet) 30 cent Elke regel meer 6 ct.
Ingezonden mededeelingen van 1 tot 4 regels 75 cent Elke regel meer 15 cent
Advertentiën op bepaald aangewezen plaatsen worden 25°/o hooger berekend.
Groote letters en cliché's naar plaatsruimte. - Bewijs-exemplaar 21 cent
Stelling van DEN HELDER.
Ontspannings-avonden in de tweede helH van December.
Honderd. 31 Weeshuis Bioscoop RumpfT-StaalnuAi
DE WEEK.
28 December.
Laten wij over den krachttoer, door
ons Parlement vertoond, en waardoor
niet op 24, maar in den nacht van
23 op 24 December het Staatsbudget
voor 1915 wat 't Lagerhhis betreft
in veilige, haven werd gebracht,
en aan boosaardige voornemens van
den Senaat denkt immers fiiemand
- den „mantel der liefde" spreiden,
van het Bestand, van den Godsvrede.
'I. Had erger kunnen zijnZoo
wel voor een Otto als voor een J.
ter Laan was het besluit om een
maximum van tien minuten speechen
toe te laten iets, dat 't uiterste, en
haast meer dan dat van hun zelf
bedwang vorderde. En de heer K.
ter Laan, Zaandam's burgervader,
raakte over de grenzen van zijn zelf-
beheerschingLaten wij billijk zijn.
Daar liggen groote, dikke, zware
stapels met aanteekeningen voor
allerlei grieven, nooden, klachten.
Een Tweede Kamer-lid neemt thans
do positie in van den koning uit het
„ancien régime", uit ver vervlogen
tijden in constitutioneel-geregeerd
brok Europa, wiens audiëntie-uren
bestormd.werden. De „audiëntie" is
nu verplaatst naar het machtige
Lagerhuis Maar de wereldbrand
laait, stormt, zengt, woedt
Na minister Jjoudon hebben zijne
ambtgenooten Cort v. d. Linden en
Bosboom 't gezegd: do vlam kan
inderdaad elk oogenblik overslaan.
„De zee is een raadsel" zei de Minis
ter van Oorlog. Voor sommigen zal
de taal der Excellentiön huivering
wekkend on kippevel-aanjagend zijn
geweest. Anderen, sceptisch-onge-
loovig aangelegd, zeiden ervan:
„Nu ja, de Kamer moest zoo'n beetje
onder den indruk worden gebracht!..."
Laatstgenoemden hebben 't, ge
loof' ik thans toch deerlijk mis.
Er bestond .geen vrees. dalid&jKamer
do nood- en andere ontwerpen van de
hand zou wijzen. De tragische tijds
omstandigheden maken de positie
onzer bewindslieden rotsvast. En het
besef daarvan had minister Treub er
allicht toe kunnen brengen om tegen
over den aanval-Duys op de f8000
3000 voor don nieuwen secretaris
generaal der R. V. B., majoor Noest,
een ietwatminder-dictatoriale houding
aan te nemen. De Kamer zou den
minister tóch goon échec hebben
bezorgd.
Soedah
Wij spreiden den straks-verheer-
1 Ijkten „mantel der liefde
Ook over de veelpraterij ten aan
zien van ondergeschikte belangen en
grieven, waaraan de gebroeders Ter
Laan, dc heer Otto, en nog anderen,
zich bezondigden, 't Valt nu een
maal niet gemakkelijk aan sommige
lieden, zich „aan te passen" tot de
abnormale omstandigheden van het
moment. Eu 't is in strijd met den
Godsvrede om de zuiverheid hunner
bedoelingen verdacht te maken. Als
Nieuwjaar achter den rug is, „boo-
men" wij verder; ook over de ver
lenging van den dienstplicht met al
den aankleve van dien. Dan leven
wij, in het Parlement, niet meer in
de spanning van het met minuten
moeten woekeren om toch/maar vóór
Kerst gereed te komen. Dan zijn we
kalmer, rustiger geworden. Voorzitter
Borgesius en vice-praeses Troelstra
verdienen daarom hulde en nationale
dank dat zij het hunne ertoe bij
droegen om den kracht- en wonder-
toer mogelijk te maken
Kerst is achter den rug. De drie
feestdagen hebben getoond, dat de
benarde tijdsomstandigheden voor
vele, vele honderden nog de gelegen
heid openlaten om „de bloemetjes
buiten te zetten". Ook in de militaire
kampementen heeft men wat feest-
jolijt gebracht, - en dat is goed.
Mits men nu niet vergete, dat er
groote, hevige ellende wordt geleden
in huizen en huisjes, waar noch met
Kerstboomen noch met sparregroen
en vuurroode „Kerstklokjes" van
vloeipapier de vertrekken kunnen
worden gesierd
Voor sommiger ooren zal de tijding,
dat men van 1 Februari af reeds kan
profiteeren van de 5 pCt. rente der
275-millioen-leening, als bittere, wree-
de ironie in de ooren klinken. Toch
is ook dit een echt-nationaal streven.
De' Koningin gaf het voorbeeld door
minister Treub, met het door H. M.
bekrachtigd ontwerp, een inteeken-
biljet voor 2£ millioen toe te zenden.
De Prins volgde. En tal van corpo-
ratièn, o. a. het N. O. G. voor 1 of
2 ton zullen er toe meewerken,
de vrijwillige leening „vol temaken".
Vijf percent rente, - 't kan worden
toegegeven is niet zoo heel weinig.
Maar wie beseft, hoe binnen de
perken van het toelaatbare en om-
bare een veel hooger percentage
in deze onze dagen kan worden be
reikt, - hij zal moeten erkennen,
dat in sommige gevallen hier wel
degelijk van zekere soort „offervaar-,
digheid" sprake kan wozen. In elk
geval staat 't toch wel vast, dat van
.gedwongen leening" geen sprake
zal zijn. Om met den heer Do Meester
te spreken: deze schande zal niet
over het „stoinreiohe" Nederland
komen
't Valt niet gemakkelijk om aan
te duiden den prijs, die onze vader-
landsche onzijdigheid waard is. Tot
dusver bleef zij ongeschonden. Dat
ze een „noli me Langere", een
echt kruidje-roer-me-niet, is, we
zullen 't nu wel gaandeweg allen
weten. Voorzichtigheid is de bood
schap. Wie, naar Duitschland
reizend blieven bij zichneemtals
•vriantlatlvünsh tor- bezorging: hij stelt
zich aan ernstiger gevaar bloot dan
menigeen beseft, 't Is goed, dat tegen
dergelijke diensten en vriendelijk
heden nu officiéél is gewaarschuwd.
Trouwens, driedubbele omzichtig
heid is nu voor ieder zaak. Voor
grooten en voor kleinen, in letter
lijken en in figuurlijken zin. Het
spelen met vuur", met vuur
wapens en oorlogs-dingsighedou van
allerlei soort is in normalen tijd iets
bedenkelijks. Nu wordt 't nog heel
wat andersIn het Haagsche
spoorstation was een chef-kruier (men
leze de „faits divers" in de courant)
het slachtoffer van zulk gedoê. Op
de vlakte van Waasdorp (ook „onder
de zaak" der Hofstad) beleefde
men er eene kleine tragedie door.
Zegt 't voort!...
We zijn nog herhaal ik in
de gebenedijde sfeer der ongeschon
den onzijdigheid.
De diverse verhalen met betrekking
tot het „opened by the Censor" heb
ben rillingen door den lande doen
gaan, waarbij vergeleken de historiscb-
Multatuliaansche slechts een minia-
tuur-sidderinkje wasOok hier is
gebleken, dat de angst niet geëven-
redigd was aan het gevaar-spooksel,
't Op een mijn, bij de Engelsche kust,
loopen van het Rotterdamsche s.s.
jLeersum" behoort tot de vele, vele
droeve dingen van het staartje-1914.
Maar ook dit zal geen vonkje uit
spatten, dat „het groote kruitvat"
in onze richting gevaarlijk doet wor
den
„Köpenick in Patria" heeft zich
vertoond in den vorm van den sluwen
dief des geldtrommels in het Amster-
damsche hoofdpostkantoor. Om slechts
één ding te noemen uit de als-steeds
schatrijke criminaliteits-rubriek der
allerjongste dagen.
Er ,zijn ook lichtpunten in het
booze stervende jaar. Het gerucht,
dat de diamant-industrie te Scheve-
ningen een harer zetels zal opslaan
lijkt iets meer dan „los van karak
ter". En voor de vrienden van het
Staatspensioen is het optreden van
den heer Posthuma, die als minis
ter in het Parlement onmiddellijk
zulk een indruk van „resolute stevig
heid" maakte, bron van jubelende
vreugde.
't Is goed, dat wij temidden
van de misère dezer bange tijden
oog en gevoel hebben behouden voor
„de lichtzijde der dingen".
Dat schenkt ons moed om het
nieuwe jaar 1915 in te gaan. Cou
rage, durf, vertrouwen is voor die
zonnige stemming nu zeer stellig
noodig. Maar houden we ons zelfs
nu aan Coen's wakker „Ende deses-
pereert niet
Mr. Antonio.
DE OORLOG.
De officieele legerberichten van
28 en 29 December.
De toestand op het westelijk oor-
logstooneel verandert slechts weinig
Het door generaal Joffre aangekon
digde offensief (volgens Duitsche be
richten is deze aankondiging op een
Fransch officier gevonden) heeft nog
geen resultaat gehad. De berichten
van Fransche zijde d.d. 28 December
melden dat door een hevigen storm
de operaties zeer bemoeilijkt werden.
Zij schijnen daar dus ook hun deel
van het stormweer gehad te hebben.
Het bericht van den 29sten meldt
eenige vorderingen in de Argonno,
met name in de bossehen van Grurie,
Bolante en Comte Chaussée. Verder
zijn verschillende Duitsche aanvallen
op de Maasheuvels afgeslagen.
De Fransehen deelen ook nog mede
dat door hen eenige loopgraven in
de nabijheid van de redoute Bois
Brulé, welke de Duitschers genomen
hadden (vati Fransche zijde is clit niet
gemold) door hen heroverd zijn.
Hiertoe waren drie .achfcovoqnvplgen
e'u 'Am wttlen nooöfg. -
In den bovon-Élzas wordt liet dorp
Steinbach nauw door dc Fransehen
ingesloten. Zij slaagden er in de
ruïne van het kasteel ten N.W. van
het dorp to bezetten.
De Duitsche berichten geven aan,
dat b(j kleine govecliton ten Z.O. van
Yperen eenig terrein werd gewonnen.
Bij den aanval op de loopgraven der
Franschen bij Bois Brulé (Apremont)
werden 3 machinegeweren veroverd.
Verder melden do Duitschers, dat
aanvallen der Franschen werden af
geslagen bij St. Menehould en ten
W. van Sennheim.
Op het o o s t e 1 ij k gevechtsterrein
is de toestand weer aan hot verande
ren. De Duitsche berichten van den
29en melden, dat in Oost-Pruisen en
Polen op den rechteroever van den
Weichsel de toestand onveranderd is.
Aan de Bzura en Rawka daarentegen
worden volgens de Duitsche berichten
vorderingen gemaakt, terwijl Zuide
lijker de aanvallen der Russen werden
afgeslagen.
Verder meldt een bericht van
Duitsche zijde, dat het Russische
hoofdkwaitier van plan zou z(jn
Warschau zonder strijd te ontruimen.
Wat erg onwaarschijnlijk lijkt.
De Russische berichten maken
melding van aanvallen der Duitschers,
welke werden afgeslagen. Ernstige
verliezen leden zij bij hun aanval ten
Z.O. van Skierniewice.
Tusschen de Pilica en de Boven-
Weicbsel is de vijand tot het offen
sief overgegaan. De Oostenrijkers
hebben verder de oever van deNida
definitief ontruimd^en Z. van den
Boven-Weichsel op Tiet front Opato-
wice-Biecz, ontwiüwlen de gevechten
zich ten voordeele 1 van de Russen.
Tusschen 18 en 2(at>ec. hebben zij
hier 40 machinegeweren vermeesterd
en 200 officieren cnȕ5.000 man ge
vangen genomen.
In de streek van qbisko en bij den
Dukla-pas, waar de Oostenrijkers
werden teruggedrëfen, neemt de
terugtocht een steeds meer overhaast
karakter aan. Op den 2Gst.en Dec.
maakten de Russent jn deze streek
5000 gevangenen.
Aan het Russisc^Turksche front
hebben de Russen (volgens berichten
uit St. Petersburg) eenige vooruit
gang te boeken. Zoo staken zij de
Laursin over un hielden aanzienlijke
Turksche strijdkrachten tegen. Ten
Z.W. van Kars ontwikkelen zich ge
vechten.
In de streek vai. Dutah bezetten
de Russen de lijn Kh moor - Agadane,
vanwaar do Turkei- onder ernstige
verliezen verdreven werden.
In de Middelland* he Zoo heeft een
Fransche torpedobcvt do Turksche
kustwacht bij Dalki i (tegenover het
eiland Tenedos) geb^ibardeerd. Vol
gens berichton uit Konstantinopel
echter zonder schad aan te richten.
Tevens wordt door ie Turken mede
gedeeld dat door de Eagelschen weder
om* een landing iV den Golf van
Akaba werd beproi d, doch dat ook
deze landing werd sarijdeld.
Van het Westelijk front.
Loopgrrien.
Op de aarde is-01011 niet veilig,
boven .do aarde wovlt men belaagd,
in do aarde is mui nog liet beste
Legen 't moordend <>od beschut.
Maar ook daar tricht mon elkaar
te besluipen.
De Parijsoho corr. van do N. RL Ct.
geeft eene bosohrijv.ng van. dc loop
graven-gevochten.
Boven de aaide elkaar niet kun
nende naderen vanwege do weder-
zijdscho sterke ei r.liunsing, trach
ten do togenstain onder de aarde,
gravend, knagendAongemerkt tot
tsïkfitti' JdorTo ïïrirtPb, met ontplof
fende stoffen gewapend, elkaar in
do duistere holen op fle vroeselljkste
wijze tc verniotigen. Is er iets
schrikkeiijkers denkbaar dan de wer
kelijkheid die er schuilt achter
die enkoio woorden, die mon zoo nu
on dan in een communiqué vindt
Wij hebben een vijandelijke loopgraaf
doen springen" of „de vijand heeft
oen onzer loopgraven doen springen"
Trouwens geeft mon zich duidelijk
rekenschap, hoe schrikkelijk hard b(j
dat alles de zoo langzame en vaak
tijden lang onvruchtbare bovengrond-
sche loopgraven-worsteling der infan
terie is? Do veel beschreven of ge
fotografeerde, min of meer comforta
bele achterste loopgraven-linie geeft
er eigenlijk heeleraaal geen indruk
van. Vóór die linie bevinden zich nog
twee andore rijen loopgraven, één
gewoonlijk woer bedekt cm verborgen,
met ondergrondscho of andere na
tuurlijke dekking, en dan voorop nog
een, die vaak slechts anderhalven
meter diep en alleen door een opge-
worpen aardwal gedekt is.
Maar tusschen die derde en tweede
linie tusschen de tweede en eerste en
dan nog weer vóór de eerste, bevin
den zich die prikkeldraad-versperrin
gen, die het geregeld voortschrijden
onmogelijk maken.
In het prikkeldraad tusschen de
linies z(jn wel zig-zag-'paadjes om aan
de eigen troepen het terugtrekken
mogelijk te maken, en men zal nu
denken, dat de vijand daar dan toch
ook gebruik van kan maken. Jawel,
maar hoe duur zou hem zulk een
kronkelend ongedekt voortschrijden
te staan komen? Zou er één levend
bij blijven?
Immersdat stuk terrein tusschen
de derde en tweede linie is niet al
leen door het prikkeldraad beschermd,
de artillerie staat er zorgvuldig op
gericht, gereed om het met granaten
te overgieten indien de vijand er
zich op waagdehet stuk terrein
tusschen de tweede en eerste loop
graaf-linie wordt öf ook door artil
lerie en machine geweren öf ten
minste door opgestelde machine
geweren bestreken en het terrein
vóór de eerste loopgraaf door machine
geweren en geweervuur. Eu zoo is
het gewoonlyk in hoofdzaak van beide
kantenGevoelt ge nu wat het zeggen
wil: vijandelijke loopgraven nemen?
Welk een uitputtende spanning
tevens in den nacht, als de duisternis
gelegenheid tot besluiping geeft, of
dappere, lenige kerels prikkeldraad
versperringen gaan doorknippenIn
de boschachtige of met dicht struik
gewas begroeide streken is die span
ning er dag en nacht. De Duitschers
- tevoren op dit alles voorbereid en
afgericht waren zelfs voorzien
van speciale bellen of klokjes, die
aan het ijzerdraad bevestigd worden
om onmiddellijk te waarschuwen,
wanneer het Ijzerdraad in beweging
komt. Als dan iemand in den nacht
in de struiken er tegen aanloopt, of
het gaat doorknippen, slaan die „koeie-
klokken", zooals een soldaat mij zei,
alarm.
De Franschen bezaten zulke klok
ken niet, evenmin als zij de lichterde
granaten hebben, waar de Duitschers
vaak in den nacht de vijandelijke
posities mee verlichten. Maar zij
hebben dadelijk op hun manier een
klokkenspel geïmproviseerd, door
leegc fiesschen naast elkaar aan hun
prikkeldraad-versperringen vast te
maken.
Uit België.
Een redevoering.
De provinciale raad van de Belgische
provincie Henegouwen was op 19
dezer door de Duitsche overheid in
België bijeengeroepen om te beraad
slagen over oorlogsbelastingen, die
hot geheelo land zullen treffen. In die
vergadering heeft de onder-voorzitter
van den provincialen raad, hetrepu-
blikeinsclie lid mr. F. André, een
redevoering gehouden, waarin hij
vooreerst aan koning Albert en de
Belgische soldaten een saluut vau
dankbaarheid en bewondering ge
bracht heeft.
Wij zijn, vervolgdo mr. André, hier
bijeen om op bovel oorlogsbelastiugen
aan to nemen, die het geheele land
treffen. De leden van de verschillende
provinciale raden beraadslagen met
elkaar over de maatregelen, die er
om zoo' te zeggen gemeenschappelijk
genomen kunnen worden over onder
werpen, die buiten hun bevoegdheid
gaan. Volgens de Belgische wet, die
door gcon Duitsch besluit is" opge
heven, begaan zij aldus een over
treding. In afwachting van het oogen
blik, waarop de Duitsche overheid
het recht zal hebben belastingen over
het geheele land te heffen, is het
thans, nu onze 120,000 soldaten nog
Belgisch gebied bezet houden, zeker,
dat er, volgens de bepalingen van de
conventie van den Haag, slechts be
lastingen geheven kunnen worden voor
de behoeften van het bezettingsleger.
Na de vraag beantwoord te hebben
wat een bezettingsleger is, vervolgde
rar. André:
Zonder aanspraak of recht eischen
dus de Duitschers 480 millioen van
het land.
Moeten wij die reusachtige oorlogs
schatting goedkeuren? Zoo wij alleen
naar ons hart luisterden, zouden wij
antwoordenNeen, neen, vierhonderd
tachtig-millioen maal: neen! Want
ons hart zou ons zeggenwij waren
een klein land, dat gelukkig was te
leven van zijn vrijen arbeid; wij
waren een eerlijk, klein land, dat
vertrouwen had in tractaten en aan
de eer geloofde. Wij waren een on
gewapende kleine natie, vol vertrou
wen toen Duitschland plotseling twee
millioen man op onze grenzen wierp,
het geweldigste leger, dat de wereld
ooit gezien had, en tot ons zeide:
„Verraad het woord, dat gij gegeven
hebt, laat mijn legers doortrekken,
opdat ik Frankr(jk verpletteren kan
en ik zal u goud geven."
België heeft geantwoord: „Houdt
uw goud; ik wil liever sterven dan
eerloos leven!"
De Historie zal eenmaal op de
grootschheid wijzen van dit gebaar,
dat ons tegenover de toekomst voor
goed verheerlijkt. Want niets komt
in de geschied boeken van het ver
leden de zelfverloochening van dit
volk nabij, dat, niets te winnen heb
bende en alles te verliezen, liever
alles verloren heeft om zijn eer te
redden en dat zich vastberaden in
den afgrond van nood maar van
glorie! geworpen heeft.
Het Duitsche leger heeft dus het
vaderland overweldigd, plechtige trac
taten schendend. „Dat is een fout,
heeft de Duitsche rijkskanselier ge
zegd; het lot van Duitschland heeft
ons gedwongen die fout te begaan.
Maar wij zullen het ongelijk, dat er
aan België aangedaan is door het
doortrekken van onze legers her
stellen."
In al onze ellende voelen wij slechts
het „ongelijk", dat ons vaderland is
aangedaan, want wij alleen kunnen
de diepte van ons ongeluk peilen.
Mr. André wijdt dan eenige woorden
aan dc nagedachtenis van het tragisch
omgekomen, hoogbejaarde lid van den
provincialen raad, Hadelin Piret. Zijn
redevoering vervolgende, zeide hij:
Dat ongelijk wil men aldus her
stelion Duitschland zal betalen
Neen! België zal. aan Duitschland
480 millioen frank betalen. Geeft er
uw stem aan
Toen Galilei, nadat hij ontdekt had,
dat de aarde om de zon draait, aan
den voet van den brandstapel go-
dwongen werd zijn dwaling af te
zweren en te zeggon: „do aarde
draait niet", heeft hij, zoo zegt men,
gefluisterd„toch draait zeWelnu,
mijneheeren, daar ik voor mijn land
een nog grootor ellende vrees, stem
ik vóór de 480 millioen
Maar aan den voet van den brand
stapel zeg ik: ik stem vóór de 480
millioen... en toch draait zo!
Leve het, vrije vaderland on
danks alles.
Uit Duitschland.
Duitsche reserve.
De „Matin" ontleent aan een Zwife-
sersche courant het volgende over
zicht van de dadelijk beschikbare
Duitsche reserve, buiteu don land
storm. Volgons die opgaaf waren
begin December afgericht en ter door
zending naar het front beschikbaar:
te Berlijn drie legercorpsen, te Ham
burg 60.000 man, to Breinen 30.000,
te Hannover 40.000, te Dusseldorf
80.000, te Keulen GO.OOO, te Koblentz
30.000, te Wiesbaden 15.000, te Maintz
25.000, te Metz 80.000, te Heidelberg
15.000, le Karlsruhe 60.000, te Straats
burg 80.000, te Freiburg 35.000, te
Stuttgart 50.000, te Ulm 70.000 en
te Munchen 60.000 man.
Telt men hierbij de minder belang
rijke contingenten, die in kleinere
plaatsen gevormd zijn, dan komt men
tot een totaal van ongeveer 1 mil
lioen, en met de nieuw opgeroepen
lichting mee, tot een totaal van bijna
2 millioen man.
Een gedeelte van deze reserve is
sedert het begin van December ver
moedelijk naar het Russische front
gezonden.
Ruiling van genees- en
verbandmiddelen.
Een medewerker van de „Vorwarts"
komt met een voorstel tot ruiling
van genees- en verbandmiddelen tus
schen de oorlogvoerende mogendhe
den, in het belang van de behande
ling van de gewonden.
Duitschland bezit, dank zij den
ljverigen arbeid in zijn chemische
laboratoria, voor een aantal genees
middelen een wereldmonopolie, ge
neesmiddelen waaraan Engeland,
Frankrijk en Rusland gebrek krijgen.
Aan den andoren kant kan Duitsch
land uit overzoescho landen geen
ruwe katoen krijgen, om verband
watten uit te vervaardigen. Daar nu
in de hospitalen van Duitschland's
tegenstanders ook duizenden Duit-
scho gewonden verpleegd worden,
evenals de Duitschers tal van ge
wonde Engelschen, Pran9chen en
Russen behandelen, hebben alle oor
logvoerende mogendheden zei ven er
het grootste belang b|j. dat alles wat
voor de verpleging en genezing van
gewonden noodig is, overal en bij
beide oorlogvoerende partijen in vol
doende hoeveelheid beschikbaar is.
De taak van het Roode Kruis is
het nu, om bij een van zijn neutrale
organisaties, iu de eerste plaats bü
die te Genève, een ruilbureau te ves
tigen, dat aan de entente mogend
heden de Duitsche geneesmiddelen
en aan Duitschland de grondstoffen
voor verbandmiddelen en tropische
plantenstoffen kunnen verschaffen.
Door een behoorlijk toezicht zou men
er voor kunnen waken, datvandezo
mcnschlievende ruiling misbruik ge
maakt werd.
Een Duitsch officier over den
eeuwigen vrede.
In de „Friedenswarte", uitgavo van
dr. A. Fried, te Wcencn, komt een
artikel voor van baron Marschall von
Bieborstoin, Pruisisch landraad en
kapitein der reserve by het le garde-
regiment, waarin deze Pruisischu
officier toont, dat ook onder den vij
andelijken kogolregen dioookaaii
zijn leven een einde heeft gemaakt, -
zijn geloof is blijven voortbestaan
aan den eeuwigen vrede. Het artikel
werd op 18 Octobor in do loopgraven
geschrovon, en zogt:
Wie in dezon strijd in de eerste
linie meevecht, en zich daarbij al
het leed, al de ellende, al de onuit
sprekelijke droefheid voorstelt, die do
moderne oorlog veroorzaakt, zoowel
door de ontzettende uitwerking van
de moderne wapenen, als door den
oconomischen ondergang van honderd
duizenden bü de zoo gecompliceerd
in elkander grüpende betrokkingen
der volken onder en tegenover elkaar,
moet wel tot de overtuiging komen,
dat do menschheid moet loeren de
oorlog te overwinnen, en dat hot niet
waar is, „dat de eouwige vrede eon
droom is en niet eens een mooie
droom". De t(jd moet en zal komen,
die do oorlog niet meer kent, en die
zal in vergolüking met onzen tijd
eon grooto vooruitgang zijn."
Baron von Bieberstein meent, dat
de wereldvrede verzekerd zal zijn,
zoo alle volkoren van germaansch ras
zich aaneensluiten.
Hü noemt dit een historisch nood
zakelijke aaneensluiting, die komen
moet, en die slechts wacht op de
dagen, waarin de volkon dat zullen
inzien,
„Wat is het, vraagt hij, dat ons
scheidt, behalve de oude nationale
eigenschap der Gennanon, hun on
enigheid Voor alles de groote on-
bemindheid der Duitschers, waarvoor
de thans woedondo oorlog ons allen
de oogen moet hebben geopend, leder
ding heeft zijn oorzaak en wij moeten
ook dezen algemeencn haat wol ge
deeltelijk hebben verdiend, in elk
geval veroorzaakt. Na den vred'. zal
het tü'd zijn over de oorzaken daar
van te spreken en niet de laatste
winste van dezen oorlog zal hot zijn,
dat dc Duitscher in deze richting
zich zelf onderzoekt, zün fouten er
kent en poogt te verbeteren."
De man, die dit schreef en die pp
een wonde plek zoo juist den vinger
legde, is op 11 November op Fransch
grondgebied govallen.
En zün laatste bekentenis was
tevens een woord van waarschuwing
en van hoop„Zorgt voor de komst
van den wereldvrede
FEUILLETON.
„Ja, dat kan wel zün. Hij wil je
zeker nog veel meer laten zien,
natuurlijk! Nu, ik heb er niets tegen,
wanneer hij zooveel vryen tijd heeft.
Hij komt immers morgen voor den
middag. We zullen dan eens zien
Den volgenden morgen werd Erna
wakker door het aankloppen van
haar vader: „Doe open kind, ik moet
je spreken!"
Zij richtte zich verschrikt uit de
kussens op, en kleedde zich inder
haast een beetje. Toen deed zij open
en haar vader kwam binnen. Zijn
gelaat stond in een ernstige plooi.
„Ik moet nu al weg, beste meid.
Ik ben niet klaargekomen met dat
rapport. Ik had allerlei aanteekenin
gen noodig, die ik nu moet halen.
Dat wou ik je even zeggen voor ik
heenga. En hier is een kaart van
mama. Zü wil dat ik nietje naar
een schouwburg zal gaan, maar ik
kan niet. Het aanbod van den jon
gen Vollenhove is mij onder deze
omstandigheden zeer welkom. Vraag
hem in mijn naam, of hij ook mot
je naar den schouwburg kan
gaan"
„Och, papa, dat doet hü wel, als
hij er u een genoegen mee doet. Hij
is zoo vriendelijk i"
,Zoo is hij vriendelijk?" vroeg
de ritmeester wat gerekt.
„Nu ja, pa, u is met zijne ouders
bevriend, en dan is het #toch natuur
lijk, dat hij, voor zoover hü kan, u
van dienst is".
„Ja dat dacht ik ook. Zeg hem,
dat ik op hem reken Tot weder
dienst steeds bereid. En nu ga ik,
kind, dag!"
„Dag, vadertje," zeide zy, en weg
ging de oude heer.
Wat gevoelde zü zich gelukkig!
Wat een heerlijke dag wachtte haar
nu. Zij had nu tijd genoeg om op
haai- gemak te ontbijten en zich met
zorg te kleeden. Nu en dan wierp
ze een blik op de pendule. O, nog
een uur! Zou ze baar mantel alvast
aandoen? Neen, het was veel te
vroeg maar haar hoed die kon ze
wel opzetten.
Eindelijk werd Willem aangediend.
Zij had de laatste tien minuten een
eeuwigheid gevonden.
„Goed op tijd, nietwaar?" vroeg hij
na een minzame begroeting.
„Zoo behoort het ook," zeide zij,
„En wat nu? Blijven of scheiden?"
„Blijven," lachte zij. „Papa laat u
groeten, hü kon niet zoolang wach-
en nu vraagt hij of ge u het lot van
zijn dochter wil aantrekken".
„Heerlijk, prachtig! Zoo, nu mag
ik zeker eerst wel deze rozen aan
bieden? Die zullen u lief staan".
„Ze zijn werkelijk mooi!" verze
kerde Erna, en in gelukkige stem
ming verlieten de jongelieden het
hotel.
„Krüg ik nu een arm," begon
Willem op straat. „Al is u niet zoo
vermoeid als gisteren, ik moet zor
gen, dat ge u niet te veel inspant.
Die drukte op straat is zoo afmat
tend. Zoo dat is aardig. Is het
zoo niet veel gezelliger met ons
beiden
Natuurlijk was het gezelliger, zü
was in de wolken van geluk.
Terwijl ze in het Trippenhuis
rondwandelden, vertelden zij elkaar
allerlei verhalen, die niets met deze
omgeving hadden te maken. Slechts
af en toe maakte hij haar op een of
ander stuk opmerkzaam, om haar
vader er van te kunnen vertellen.
Zoo gingen de uren gezellig voor
bij.
„Nu gaan we dineeren," zei hü-
„Daar zal ik dien heer van gisteren
eens jaloersrh maken, Hé, zoo goed
heb ik het in langen tijd niet
gehad".
Zij glimlachte een drukte heel
zacht zijn arm. Hot was toch heer
lijk in zijn gezelschap te zijn.
Heel gezellig aten ze ergens in de
Kalverstraat, on toen reeden zo naar
Artis.
Hoe verrukkelü'k was het daar in
de schoone belommerde lanen te
wandelen. Welk een interessant iets
was het, al die vreemdo vogels,
planten, en dieren te zien. Roofvo
gels en vreedzame zangertjes, vis-
schen driftig door het water schie
tend. Prachtige varens en sierplanten,
de groote olifanten en nijlpaarden,
leeuwen, tijgers en apen. Wat een
ryke afwisseling! Eindelijk gingen
zij op een bank aan den grooten
vjjver zitton en hun gesprek nam
hier een andore richting.
Meermalen keek hü haar ver
baasd aan, wanneer zij eene opmer
king maakte, die blük gaf van haar
ontwikkeld zieloleven. Zü was toch
heel anders dan Jenny!
„Kom," zei hij eindelijk," nu wordt
het tüd om op te stappen. We moe
ten nog wat mooie winkels zien, en
dan gaan we... ja, waarheen?"
„Waar het vroolijk is," antwoordde
de kleine freule dartel.
„Waar het vroolijk is," herhaalde
hij eenigszins verbluft.
„Ik weet het!" riep ze
„we gaan naar Frascati!"
„Naar Frascati...?" vroeg hij
verbaasd en keek haar verwonderd
aan. „Wat weet u daarvan?"
„Ja," vertelde zij trotsch, nu zy
ook eens wat kon voorslaan, „ik
hoorde er van. Kont u het niet? Het
moet er heel prettig zün. Acrobaten,
goochelaars en mooie dame3 die al
lerlei vreemde dansen vertoonen".
„Hm hm zeker, dat moet
wel aardig zijn; wie hoeft u dat
verteld?"
„Oh, luitenant Van don Berg, hij
is met Kerstmis hier geweest! Nu,
wat donkt u van Frascati?" vroeg
Erna.
„Neen, freule, daar moeten we niet
heengaan, dat is niets voor ons.
Wij gaan naar den Koninklijken
schouwburg. Dat zal uw papa ook
beter vinden!"
De ritmeester en zijn dochter
zaten reeds in den trein. Terwijl
haar vader het zich gemakkelijk
maakte, keek Erna nog steeds naar
het perron. Willem had gezegd, dat
hü graag bij haar vertrek aan het
station zou zijn, maar dat hij het
wegens dringende bezigheden niet
kon. Zij moest hem bij haar vader
daarover verontschuldigen, maar
tochzou hü toch nog komen
De trein was reeds in beweging,
daar zag Erna de bekende gestalte
haastig de trappen opspringen. Zij
wenkte met haar zakdoek een groet
en boog zich uit het raampje. Toen
zag hij haar en liep met den wagen
mee.
„Vaarwel, freule Erna, vaarwel
hier een paar bloemen tot aanden
ken! Ah. baron, goede reis! Tot
weerziens tot weerziens!"
Met de bloemen nog in de hand
pinkte zij heimelijk een traan weg,
toen zij hem niet langer kon zien.
En zij ging zitten en dacht aan den
dag van gisteren.
TIENDE HOOFDSTUK.
De benoeming van een secretaris
generaal had twee maanden de ge
moederen van het echtpaar Vollen
hove in zenuwachtige spanning ge
houden. Gelukkig de nieuwe was
hun niet onbekend, en nu bouwden
zij hunne plannen.
Reeds vroeger, vele jaren geleden,
had de heer Bommel een veel lagere
betrekking in Den Haag bekleed.
Hij was toen met bevordering naar
een andere stad overgeplaatst. Vroe
ger, toon hij als heel jong ambtenaar,
nog hier woonde, ging zün vrouw
veel met mevrouw Vollenhove om,
en ook de heeren waren veel bij
elkaar geweest. Aan dat verkeer had
zijne overplaatsing een einde gemaakt.
Een paar brieven, later nog kaartjes
met nieuwjaar, hadden de families
nog met elkaar gewisseld. Zonder
opzet werd vergeten te antwoorden
en de tijd deed ook deze vriendschap
slijten.
Nu kwam hü als secretaris-gene
raal hier terug, als hoogste ambtenaar
aan het Departement. En van zijne
vrouw zeide men, dat Koning Willem
haar te L. met onderscheiding be
handeld had.
Om met zulke lieden weer op goeden
voet te verkeeren, was voor de familie
Vollenhove een gewichtige aange
legenheid.
Mevrouw Vollenhove sloofde zich
uit zooveel zij kon. Zij liet onder
anderen ook een prachtigen bloem
ruiker bezorgen, zoodra de heer en
mevrouw Bommel hun nieuwe woning
aan de Koninginnegracht hadden
betrokken.
Bij haar eersten uitgang kwam
mevrouw Bommol dan ook bij de
familie Vollenhove aan en mevrouw
werd hartelijk bedankt voor dit be
wijs van toegenegenheid.
Maar dat was mevrouw Vollenhove
*og niet voldoende. Zij wilde ononl
heerlijk zijn voor den heer Bommel
en zün gansche huis. Om dat doel
te bereiken, moest alles in het werk
worden gesteld. Al kostte dat ook
opoffering, zij wilde altijd klaar staan
wanneer mevrouw Bommel raad óf
hulp noodig had. Haar goed geheugen
en haar kennis van allo verhoudingen
in de hofstad waren inderdaad voor
mevrouw van veel nut.
Mevrouw Vollenhove kon zich nu
niet veel met lmr huisgezin bu-
moeien, maar dat kwam terecht
Haar man werd door zijn ambt vol
doende bezig gehouden en Freda
zorgde er voor, dat de gezelligheid
in huis er niet onder leed.
Ofschoon de zomer welhaast voorbij
was, was zü nog altüd eenig kind
in huis. Willem had zich moeten
schikken in het besluit van zijne
ouders om in Amsterdam te blijven,
totdat hij zün examon achter den
rug had.
Jenny was na de huwelü'ksreis,
met familie van Verkerk naar eeno
badplaats in Engeland gegaan. Haar
man vervulde intusschen tijdelijk
eene vacante plaats in Amsterdam.
Op aandringen van Jenny verzocht
hij toen om daar voor vast geplaatst
te worden, en dit werd toegestaan.
(Wordt vervolgd.)