HELDERSCHE COURANT VOORHEEN GENAAMD 'T VLIEGEND BLAADJE Nieuwsblad voor Helder, Koegras, Texel, Wieringen en Anna Paulowna No. 4482 DONDERDAG 24 JUNI 1915 43e JAARGANG Abonnement per 3 mnd. 65 ct., franco per post 90 ct., Buitenland f 1.90 Zondagsblad 37£ 45 0.75 Modeblad 65 75 „1.00 Voor het Buitenland bij vooruitbetaling - Losse nummers der Courant 2 ct. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag UITGEVER: C. DE BOER Jr. - HELDER Bureau: Koningstraat 29 - Interc. Telefoon 50 Advertentiën van 1 tot 4 regels (bij vooruitbet.) 30 cent. Elke regel meer 6 ct. Ingezonden mededeelingen van 1 tot 4 regels 75 cent. Elke regel meer 15 cent. Advertentiën op bepaald aangewezen plaatsen worden 25°/o hooger berekend. Groote letters en cliché's naar plaatsruimte. - Bewijs-exemplaar 2>, cent. Op pagina 4 van dit blad is opgenomen: 1. Ingezonden. 2. Feuilleton, enz. DE WEEK. 5 Juni. In afwachting van wat de laatste fractie van het zittingjaar 1914—'15 zal te aanschouwen geven Ter wijl minister Ort na de verwerping van de Eedswet door den Senaat alweer aan den arbeid is getogen om een nieuw nood-ontwerp te fatsoe neeren, waai-van 't intusschen zeer de vraag blijft, of 't thans den kamp tusschen Hooger- en Lagerhuis in periode van Godsvrede niet nog veel scherper, heftiger zal doen ontvlam men In afwachting daarvan hou den we ons met „plagen" bezig in Patria. De huisvlieg is althans in later tijden nooit zeer populair ge weest. En het vernuft van speculan ten, in deze geholpen doordekennis van scheikundigen en anderen, heeft zich al-meer gespitst op 't vinden van verdelgings-middelen. Maar nu heeft het „Te Wapen weerklonken van de zijde der Overheid. „Weg met de vliegenheeft de Hoornsche afgevaardigde ter Tweede Kamer ge roepen. En minister Cort v.d. Lin den, heeft schoon dan, in zijn grooten eerbied voor de zelfstandigheid der gemeente, betwistend dat de Hooge Regeering hier den burgemeesters iets kan gelasten, opdragen, dan toch beloofd zijn „invloed te zullen aanwenden". Zoodra een vlieg zich vertoont, huivert men Als kwam 't ondier regelrecht van een der slag velden, waar hoopen lijken opeenge stapeld liggen. Men beschouwt 'm als bode, aan- en overbrenger van allerlei ramp en pestilentie. En zeer zeker niet ten onrechte. Ook hier moge ook wel tikje overdrijving wor den gevonden, 't is goed, zeker in deze tijd, waarin op aarde de „haarden van infectie" ontelbaar zijn en met 't uur aangroeien, dat men eindelijk begrijpt, hoe de kamp moet aangebonden tegen 't verontreinigen van allerlei eet- en snoepwaren, die uren-, soms dagen-lang uitgestald lig gen achter gore raampjes, op vieze, besmoezelde papieren. Gelijk 't ook zoo noodig is, dat gewaakt worde tegen het eten van onrijp, bedorven fruit, tegen spotprijsjes aan den man gebracht. Elk jaargetij brengt z'n eigenaardige gevaren. In de periode, toen we, in de door ons bewoonde streek der aarde, nog „echte winters" hadden, moest men zich voorberei den op 't onvermijdelijk getal „slacht offers" van broos ijs mitsgaders van bronchitis en pneumonie, opgeloo- pen na pleiziertochtjes op het „gladde vlak" en door de „donzige sneeuw". De zomer brengt andere gevaren. Nu zijn er de boottochtjes van roeiers, die niet met hun vaartuig kunnen omgaande zwemmers, die de eerste voorschriften der gezondheidsleer ver onachtzamen en 't met gezondheid of zelfs leven moeten hoetende straks reeds genoemde menschen, die 't met de vliegenplaag zoo nauw niet nemen de weinig-kieschkeurige aardbeien- en 'kersen-smullers. En dan nog de onschuldige dupe van hooikoorts en daarmee verwante be zoekingen. De Hollandsche zomer is al even grillig als het straks weer zachtkens- naderend hoé snel vliegen, in onzen tijd zeker, zoo'n acht- tien-tal weken niet omhoe kort is de periode, ons van den herfst scheidend, wanneer de „langste dag" eenmaal, gelijk nu reeds, achter den rug isseizoen van al-meer korteade dagen. De oogst van dit jaar is bevredigend genoemd, en van sommige producten zal zelfs overvloed zijn. Maa,r de booze nacht vorsten bederven zooveelOok hier treft men aan de overdrijving, thans haast ieder op z'n beurt be* heerschend. 't Is immers een „gouden tijd", is verkondigd, voor den landbouw en wat daarmee verband houdt. Zeker zal over de vele schrik kelijke maanden van de midzomer- 1914 begonnen were ld-crisis later nog wel eens in sommige kringen wor den gesproken als van een tijd, die de „spaarkousen" vulde, die effecten in het kabinet van s oliden huisvader bracht, een aardig „aippeltje voorden dorst" verschafte. ."En de tijdingen over nijdig-vernielende nachtvorsten, volgend op zwoele dag en, zijn geschikt om de prijzen wat ,,op te voeren". Maar ganschelijk-ver&onnen zijn deze tijdingen, geruchten, ifcoch stellig niet. En óók wat de „gouden periode" van den landbouw tijdens den wereld-oorlog betreft wordt „het vergrootglas" ge hanteerd. Ih weerklank op wat dr. Kuyper dezer dagen in de Eerste Kamer zei, oude herinn eringen opha lend van toen hij nog', een halve eeuw hèr, predikant in een klein Geldersch dorpje was, en niets meer, heeft minister Postlhuma 't zoo terecht geschetst. Het afmakings- systeem, ter bestrijding van het mond en klauwzeer, is vooi den landbouwer, afgescheiden v&n de vraag van materieels winst of verlies, in menig geval een bron van echte smart. „In de vijfjaren", aldus sprak Z.Exc. van Landbouw, Nijverheid en Handel in de Senaatszitting van 18 Juni j.1. „dat ik zuivel-consulent ben geweest, he"b ik kunnen zien, welke vreugde er heerscht bij den landbouwer, wanneer het blijkt, dat zijn vee in melkopbrengst of de melk e is vooruitgegaan. "Waaneer men dit alles heeft medegemaakt, zou men wel een hart van steen moeten hebben, wanneer men niet beseft, dat als dan de bijl komt en het product van jarenlang werken gaat verloren, den man nog meer moet treffen het verlies van al zijn werk, dan nog wel het verlies van zijn vee." Helaas moest de minister erbij voegen, dat Z.Exc. „nog geen anderen weg heeft kunnen vinden, hoe hard hij dit ook voor de be trokken personen mocht vinden". Toch was 't een goed woord, hier van de groene tafel gesproken. De stedeling kan niet licht begrijpen den aard, de mate van 't verdriet, door deze dingen den landbouwer vaak berokkend. Helaas!, wat men (speciaal uit het zuiden des lands) over den stand der gevreesde vee ziekte te hooren krijgt, is weinig bemoedigend. En daaruit kan men dus, voor de zoo- veelste maal, ontwaren, dat er, op aarde, nu eenmaal geen rozen bestaan, hoe schoon en heerlijk- riekend ook, waaraan de booze prik kende doorntjes ontbreken De cijfers, gepubliceerd omtrent len stand der werkloosheid (door „De Vakbeweging") zien er voor 't moment bemoedigend uit. In Sep tember j.1. waren, van de 87.678 leden der Bonden, 19.387 zonder werk en c.c. 12.000 gedeeltelijk; op 1 Mei j.1. luidden die cijfers bij een totaal van 90.S32 leden 10.815 werk- loozen en 8.828 gedeeltelijk zonder arbeid. Beduidende wending ten goede voorzeker. Edoch: 'hoe lang zal 't duren Hebben wij ons voor te bereiden op herfst en winter met altijd-voortwoedenden wereldbrand Of zal de oud-minister L. Regoüt, straks naar Rome tijgend als tijdelijk Nederlandsch gezant bij het Vatikaan, getuige van, medewerker aan het groote, heerl(jke werk van het Vredes- herstel wezen - Het Carnegie- is is reeds de „clou" van eene Nederlandsche „operette" geworden. En men heeft menschen, die volhou den Als zulke dingen gebeuren, dan is de vrede op komst, let maar op!... Ware 't inderdaad zoo, dat de Rotter- damsche libretto-schrijver Wm. de Bruyn hier werkelijk „helderziend", profetisch van aanleg, zou blijken te wezen Wie den moed heeft 't in ernst te gelooven, hij verdient den eere-titel van „über-optimist" Op het Haagsche Binnenhof is 't nu rustig. Slechts de heeren dei- Commissie van Rapporteurs, die het zeer-lijvige stuk, genaamd Voorloopig Verslag over de uitbreiding van den Landstorm hebben saam te stellen, vinden er thans arbeid. De Partijraad der S.D.A.P. heeft het „onaanneme lijk" er over uitgesproken, met algemeene stemmen. Tegen Zondag wordt eene „landelijke demon stratie" te Utrecht voorbereid. De heer Troelstra heeft de kansen van het ontwerp, „zooals 't daar ligt" genoemd: „gelijk nihil". Moet men inderdaad generaal Bosboom's voor stel beschouwen zooals sommigen betoogen, als een „proefballon" een soort van „verkenner"; gelijk de heer Van Vuuren (bij de interpellatie over de Indische Leening) zijn uit- noodiging aan Links om eene motie van goedkeuring en vertrouwen in mr. Pleyte's beleid te laneeeren Krijgen we dus straks een sterk- gekortwiekt wetsvoorstel-Landstorm Dat 't naderende orkaantje zal be zweren Of zal 't, midzomer-'15, in tijd van Bestand, echt gaan stormen op het Binnenhof; dat minister Bos boom's zetel wezenlijk gevaar loopt?... Wie „de kaart des lands" eeniger- mate kennen, -- ze zullen het laatste 't minst aannemelijk achten, durf'k wedden. Het nieuwe bruin brood-ontwerp van minister Posthuma, dat wel dra vair den Raad van State terug zal worden ontvangen, vraagt een krediet van veertien millioen over 't loopende jaar. En wij zijn, over de vijf eerste maanden van '15, bij 1914 reeds tien millioen ten-achter, wat de opbrengst der Rijksmiddelen betreft, 't Kön erger!, - roept er een uit. En hij heeft gelijk. Maar toch „Malgré tout" zijn er nog men schen genoeg, die lust, moed en duiten hebben om, in dezen tijd, jool te maken; te huppelen in het Dans paleis te Scheveningen, waar het zomer-seizoen geopend werd als in gewone tijdenMenschen, die mee doen en met graagte luisteren naar reuze-zangfestijnen in het groote Amsterdamsehe Stadion „Hoe künnen ze!" hoor ik een ander uitroepen. En hij schudt ver ontwaardigd, wederom, het hoofd. Mag ik 't nog eens néerBchrljven Den grooten ernst dezer tijden mis kennen, klein achten, uit 't oog ver liezen: ik zal 't geen seconde ver dedigen. Maar elke uiting van levens vreugde onderdrukken; zich bepalen tot somber-bepeinzen en sidderen voor den dag-van-morgenin trouwe, 't brengt ons van den wal in de sloot Mb. Antonio. DE OORLOG. N. van Atrecht en in de streek bij Yperen, thans moeten wij onzen biik wenden naar het Zuidelijk deel van het westelijk front. In den Elzas toch dringen de Franschen blijkbaar krach tig op. In het Fransche commniqué van den 22sten wordt medegedeeld, dat het kerkhof van Metzeral door hen is bezet. Hierna werd het geheele dorp genomen, en de linie tot 500 M. oostelijker vooruitgebracht. (Yan Duitsche zijde werd reeds gemeld, dat het dorp in elkaar geschoten was, en daarop volgens het vastgestelde plan ontruimd was). Verder wordt in - het bericht aan gegeven dat een aanval op den Reichsackerkopf afgeslagen werd. In Lotharingen werden de ver sterkingen der Duitschers ten W. van Gondrezon onbezet gevonden. De vij and was hier tot ten Z. van Centry teruggegaan. Op de Manshoogten gingen de Franschen eveneens voor uit. Hier vermeesterden zij eenige Duitsche loopgraven. In Argonnen daarentegen waren zij minder gelukkig. Na een zwaar bombardement deden de Duitschers een aanval, welke de voorste linies der Franschen tot wijken bracht. Door een onmidelltjk ondernomen tegen aanval kwam de stelling echter weer in het bezit der Franschen. Het Fransche middagbericht van den 22sten meldt dat Duinkerken op nieuw met projectielen van groot kaliber beschoten werd. 14 granaten vielen in den stad. Ten Z.W. van St. Joris maakten 'de Belgen zich meester van een Duit sche loopgraaf. De verdedigers werden gedood of gevangen genomen. Ten N. van Atrecht vielen de Duit schers wederom aan. Behalve bij Souchez werden alle aanvallen afge slagen. Bij genoemde plaats slaagden zij er in, weder vasten voet te krijgen in een gedeelte van de loopgraven. Op de Maashoogten hebben de Fran schen hunne voordeelen uitgebreid. Hier werden nieqwe loopgraven ge nomen. Eveneensvorderden zij in iOtharingen. De stellingen ten O. van Reillon werden 300 M. naar het N. vooruitgebracht, Crouce bezet, een tegenaanval vanuit Centry en een ten Z.O. van Parroy afgeslagen. Na de verovering van Metzeral werd ook terrein gewonnen in de streek van Sonderbach. Hierbij werden 3machine geweren veroverd. Een aanval van de Duitschers op den Reichsackerkopf werd afgeslagen. In hot Duitsche legerbericht van den 22sten wordt medegedeeld, dat - alweer volgens het vastgestelde plan de Duitsche stellingen naar den Oostelijken oever van de Fecht werdon overgebracht, zoodat deze thans liggen ten O. van Sonder bach. Bij het hierboven genoemde Centry ontwikkelden zich nieuwe voorposten gevechten. Op de Maashoogten werden Franschen uit de door hen ge nomen stellingen verdreven, terwijl bij Perthes de Duitschers vooruit gingen. Fransche aanvallen bij Neuville en ten N.W. van Dixmuiden werden afgeslagen. Van het O o s t e 1 Ij k front. In het Russische legerbericht van den 228ten wordt over den strijd in Galiciö medegedeeld, dat de Duit schers en Oostenrijkers hun offensief voortzetten. In den nacht van 19 op Jüni trokken de'Russen zich terug van de stelling van Grodek, op die van Lemberg. De aanvallen van den vijand bjj Mikolajow (Z. van Lemberg) en Idatchof (Z.Ó. van Mikolajow, aan den Z. oever van den Dnjestr) werden afgeslagen. Tegelijkertijd werd hij uit de dorpen Demenka en Liesna ge worpen. In de streek van Sjawle is geen verandering. Aan de rivier de Rozoga gingen de Russen eenigszins vooruit. Op het Zuidelijk front van de Pilica deden de Duitschers een aanval', doch werden zij met een verlies van eenige honderden gevangenen teruggeslagen. In het Duitsche legerbericht van den 22sten wordt nog gemeld, dat de gevechten bij Lemberg voortduren. Tevens wordt opgegeven, dat de Duitschers en Oostenrijkers van af 12 Juni 237 officieren en 58.000 man gevangen namen, terwijl 9 kanonnen en 136 machinegeweren buitgemaakt werden. In een later Duitsch bericht wordt medegedeeld dat de Oostenrijkers Lemberg na hevigen strijd genomen hebben. Volgens het Oostenrijksche bericht van denzelfde datum gingen hieraan hevige gevechten vooraf, waarin de Russische stellingen ten Z. van de stad doorbroken werden. Ten Z. van den Dnjestr is toestand onveranderd. De aanvallen der Russen werden alle afgeslagen. De officieels legerberlchten van 21 en 22 Juni. Van het W e s t e 1 ij k front. Werd voor dezen de meeste aan dacht besteed aan de gevechten ten Van het Z u i d e 1 Ij k front. Het Italiaansehe legerbericht van den 22sten meldt weiDig belangrijks. In het bovendal van de Cordevolle werd Punta Tasca bezet. Verder wer den de aanvallen der Oostenrijkers op den Freikofel en op destellingen der Italianen bij Plava afgeslagen. Van meer belang is de mededee- ling dat opgerherkt werd dat de Oos tenrijkers de verdediging van hunnen grenzen uitmuntend hebben voorbe reid. Geheele linies geblindeerde loop graven uit gewapend beton werden door de Italianen aangetroffen. 1 Van Oostenrijksche zijde wordt daarentegen medegedeeld dat Itali aansehe aanvallen bij Plava werden afgeslagen. Op alle fronten wordt een levendig geschutvuur onderhou den, doch overigens nemen de Itali anen een afwachtende houding aan. Volgens Duitsche berichten zijn aan de Dardanellen nieuwe troepen ten getale van 12.000 man aangeko men. Ook zouden eenheden van de Italiaansehe vloot zich bij de ver bonden eskaders te Tenedos gevoegd hebben. In Duitsch Z.W. Afrika rukken dn Unie-troepen steeds verder op. 'gens een bericht uit Lissabon bevinden de Duitschers zich thans te Grootfontein 250 K.M. van de grens van Angola (Portugeesch).] De vijandelijke verrichtingen van vliegtuigen worden eveneens voort gezet. Van Fransche zijde wordt medegedeeld, dat de vliegparken der Duitschers ten N. van Atrecht be stookt werden. Vier loodsen verbrand den, terwijl twee vliegtuigen en een ballon getroffen werden. Daarente gen bestookten dé Duitschers het vliegveld van Courcel. Van Duitsche zijde wordt eveneens gemeld dat op Brugge en Oostende geworpen bom men geen schade aanrichtten. Door Zeppelins werd wederom een aanval gedaan op de Engelsche kust. Te Shields werd naar de Duit sche mededeelingen de wapen fabriek van Armstrong getroffen, waarbij groote schade werd aange richt. Van het personeel van deze inrichting werden 17 man gedood en 40 gewond. De duikbooten-eorlog. Het atoomschip „Cameronia", van New-York naar Liverpool, is op zijn reis door een Duitsche onderzeeër aangevallen. Hoewel het stoomschip volle kracht liep, kon het niet ont komen. Daarop werd getracht de duikboot te rammen. Deze dook echter en kwam niet meer te voorschijn. Het Eng. s.s. „Carisbrook", van Montreal naar Leith, geladen met graan, is bij Kindaird Head door een Duitsche onderzeeer in den grond geboord. De bemanning werd gered. Verliezen van de Engelsche koopvaardij. De Engelsche admiraliteit maakte eergisteren bekend, dat er sedert het begin van de Duitsche duikbootblok kade 24,442 schepen Engelschen ha vens in of uit zijn gevaren en in dat tijdperk 82 Engelsche koopvaardij schepen, met tezamen 252,686 ton verloren zijn; 5 in den grond geboord of vermeesterd door vijandelijke krui sers, 2 op een mijn gezonken en 75 door duikbooten in den grond ge boord. In denzelfden tijd zijn 72 visschervaartuigen, tezamen met 12,035 ton verloren: 6 op een m\jn geloopen en 66 in den geboord of vermeesterd door vijandelijke schepen. Van het begin van den oorlog af .heeft Engeland 543,104 ton verloren, nl. 145 koopvaardijschepen met 524,080 ton on 118 visschergvaartuigen met 19,024 ton. Van de koopvaardijschepen zijn er 86 door duikbooten in den grond gebooid, 56 in den grond ge boord of vermeesterd door kruisers en 13 op mijnen gezonken. Van de visschersvaartuigen zijn er 24 op een mijn geloopen en 94 in den grond geboord of vermeesterd door vijande lijke schepen. Oe Engelsche verliezen. De laatste Engelsche verliesltjst bevatte de namen van niet minder dan 4251 mannen, van wie ongeveer 100 officieren. De meeste officieren zijn gesneuveld, gewond of gevangen genomen aan de Dardanellen. lilt Servië. Uit Kragoejewitsj (Serviö) heeft dr. James Berry, de leider van een En- gelsch hospitaal, gemeld dat van de 387 Servische dokters, die er bij den oorlog waren, er niet minder dan 93 zijn gestorven, daarvan aan tyfus Van de buitenlandsche doktoren die den Serviërs hun diensten waren komen aanbieden, zijn er 35 over leden, w. o. 3 Engelschen, 4 Ameri kanen, 2 Belgen, verscheiden Grieken en 6 Oostenrijkers, die in de Servische hospitalen praktijk uitoefenden. De sterfte onder de medische studenten, verplegers, verpleegsters, hospitaal- bedienden enz. is ook zeer hoog ge- Proces tegen De Wet. Bloemfontein, 22' Juni. Generaal De Wet is veroordeeld tot zes jaren ge vangenisstraf en een boete van twee duizend pond sterling. Rechter Lange wees bij de uit spraak van het vonnis tegen De Wet op diens voorname positie als leider van het volk en verklaaree daarbij „Zonder u on eenige anderen, die zich met u verbonden hadden, zoude er geen sprake zijn geweest van rebellie" Een onderhoud met den Paus. Parijs, 22 Juni. De „Liberté" bevat het verslag van een interview met den Paus. Z. H. verklaarde, dat hij voorstander der neutraliteit was, omdat hij Italië de ellende van den oorlog bespaard wilde zien, maar ook omdat hij wenschte, dat de Heilige Stoel in Ingezonden Mededeeiing. HERMAN NYPELS HELDER. Heerenmode-Artficelen. Gemaakts kleeding. Kleeding naar maat. Steeds het nieuwste. verbinding zou kunnen blijven met de gelooyigen in alle landen. Verder verklaarde Z. H., dat niemand voorzien kan, hoe het volk van Rome de overwinning of de nederlaag zal opnemen en dat ten gevolge van het vertrek van de vertegenwoordigers der mogendheden het Vaticaan in geval, dat eene revolutie mocht uit breken, minder beschermd zou zijn. De Paus protesteert niet tegen de igane gruwelen, omdat |die aan beide zijden plaats hebben en ook omdat het moeilijk is, op dit oogen- blik de juiste waarheid te leeren kennen. Het uur is nog niet aangebroken om het initiatief tot den vrede te nemen, want de Paus moet het geschikte oogenblik afwachten, ten einde zijne moreele autoriteit niette verzwakken. Met koortsachtig ver langen wacht hij echter dat oogen blik af en hij zal met graagte de eerste hand grijpen, die hem zal toegestoken worden. Verschrikkingen In de loopgraaf. De oorlogscorrespondent van de Kölnische Zeitung" in het westen, die de gevechten bij Atrecht mee maakte, schrijft: Het leven in de loopgraven aan het westelijk front wordt in vele kringen van het vaderland nog be schouwd als een grappige zaak. De loopgraaf-moppen van de kranten, de humoristische tooneolen in thea ters en kino's en de grappige ver halen in veldpostbrie ven hebben dezen indruk gevestigd. Gelukkig hebben onze troepen hun goed humeur niet verloren, maar wanneer ergens ter wereld de humor gebaseerd is op ernst, dan is het hier het geval. Het leven van onze soldaten in de loopgraven bij Atrecht is erger dan het leven van dieren, die in holen huizen. Alleen 's nachts en de nachten zijn thans zoo kort, kunnen zij zich vrijer bewegen. Dan alleen is het mogelijk een poosje uit de schuil plaatsen te kruipen, de verstijfde ledematen te bewegen, de vernielde graven weer in orde te brengen, warm voedsel, voor zoover dit nog warm genoemd kan worden, te halen uit de veldkeukens, die stil houden achter het front, bij het begin van de aan- val-loopgraven. En zelfs dit alles ge schiedt onder levensgevaar. Want de vijand, die maanden lang tegenover onze stellingen ligt, is zoo nauwkeurig op onze posities ingeschoten, dat hij deze in het donker van den nacht ook treft. En zoodra verdachte ge luiden gehoord worden, schiet hij. Aan slapen kau bijna niet gedacht worden. Licht te branden en geduren de de enkele uren van betrekkelijke rust te lezen, is alleen mogelijk, in dien men in de schuilplaatsen zorg vuldige maatregelen treft, dat goen lichtstraal naar buiten dringt. Overdag is het leven in de loop graven één koortsachtige spanning. De loopgraven zijn dikwijls 12 tot 15 meter van die van den vijand verwijderd, ja zelfs een afstand van 5 meter komt voor en 25 meter worden reeds beschouwd als een groote afstand, waar men rustig een vijandelijken stormaanval kan af wachten. Elk oogenblik kan de golf van vijandelijke bajonetten over den rand van de loopgraaf slaan. En niemand kan over dezen rand kijken, zonder zijn leven op het spel te'zetten. Elk oogenblik kan een handgranaat of het trage projeetiel van den mijn- werper in de loopgraaf vliegen en de daar vertoevende soldaten mis schien in stukken scheuren. Dit is geen gevaar, dat den soldaten mis schien boven het hoofd hangt, maar dat dagelijks geschiedt. De schild wacht blijft op zijn post staan. God alleen weet, of h(j de volgende se conde nog in leven zal zijn. De anderen wachten, gedoemd tot nietsdoen in hun aardholen en wachten, wachten, wachten, tot het den vijand goed dunkt den volgenden aanval te on dernemen. Maar ook in de schuilplaatsen onder den grond is het niet veilig. Zacht, maar toch duidelijk hoort men er het krabbende en kloppende geluid van de vijandelijke mijn-gravers. On getwijfeld wordt ergens in de buurt een onderaardsche gang gegraven naar onze stelling. Eti ongetwijfeld zal binnenkort of lang van deze gang uit een verschrikkelijke ontploffing plaats vinden, die een deel van onze loopgraaf, met alles wat daarin is, tpt gruis zal versplinteren. Maar waar dit geschieden zal en wanneer, hoort men niet met zekerheid. Toch moet men trachten zelf een gang te graven in de flank van de vijandelijke om hem voor te zijn met de ontploffing. Zal het gelukken en wie zal de eer ste zijn? Brult buiten het artillerievuur, dan biedt de schuilplaats veiligheid tegen shrapnell-kogels en granaatsplinters, maar tegen een recht inslaande granaat niet. Die slaat door de zol- deriDg heen. Zoo hebben ze den langen, langen winter doorgehracht, in mist, slik en vuil. Toon kwam echter eerst de tijd, waarin dit alles niets zou zijn, vergeleken bij den moed en de kracht, die daarna van 1 de mannen geëischt zou worden. Den 9en Mei begon de groote aanval, die nu nog voortduurt, waardoor de vijand hoopte hier door ons front te breken. Het gruwelijk trommelvuur kwam. Door de photographische opnamen van de vliegers, maanden lang, ken nen de Franschen de ligging van onze loopgraven zoo nauwkeurig als wij de hunne. Wij hebben bij de ge vangen en gedoode Franschen zelfs nauwkeurige kaarten gevonden, waar op onze loopgraven namen dragen, door de Franschen er aan gegeven: Bismarck-loopgraaf, Moltke-loopgraaf, Potsdam-loopgraaf. Met de grootste zorgvuldigheid zijn, aan de hand van deze kaarten, de enorme hoeveelheid vijandelijke kanonnen op deze loop graven zoo ingesteld, dat op het oogenblik, dat het sein gegeven wordt, het vuur van het zwaarste kaliber en de straal van machinegeweren langs de loopgraven kunnen glijden, heen en weer en weer heen. En punt naast punt, meter naast meter zit een granaat. De helsche chaos, die dan in de loopgraaf uitbreekt, is stel lig de gruwelijkste beproeving, die sedert het begin van de wereld-his torie gesteld kan worden aan men- schelijke zenuwen. Het daarin uitte houden, zonder waanzinnig te worden, zonder stijf te worden van schrik, is meer, veel meer dan alle Leonldas- daden van de oude geschiedenis. Ik wil hier niet veel woorden gebruiken, om deze verschrikking te schilderen. Ik wil hier niet streven naar artis tieke effecten. Ik wil heel nuchter het verschrikkelijke teekenen, wat onze soldaten hier voor ons moeten doormaken. De granaten verbrijzelen, waar zij vallen, niet alleen dé licha men, maar zij vernielen ook de borst weringen, zij woelen de loopgraven zoo omda t deze een voudig verd w Ij o en en dat de verdedigers, die nog in leven zjjn in deze wolk van rook, vuur, aarde en stof, in dezen hagel op het vrije veld staan. Maar zij staan Verdoofd door het krankzinnig ge donder, de oogen verschrikt, ten deele beroofd van hun sterkste wapen, het machinegeweer, dat stuk geschoten werd of onder de aarde bedolven, zonder telephonische verbinding met de troepen achter het front, omdat deze verbinding eveneens vernield werd, wachten zij op het oogenblik, dat na het voorbereidende trommel vuur moet komen, op den stormaan val van de vijandelijke colonnes. Werkelijk, dat zij hiertoe nog den moed en de kracht hebben, dat zij zelfs nog de kracht bezitten om met een hoera! voorwaarts te rennen, zooals geschied is, dat ia nauwelijks te begrijpen. En dit niet één keer, maar telkens en telkens weer. Zoodra een storm aanval afgeslagen is, begint het werk om de stukgeschoten loopgraven te herstellen. De soldaten op zoo voor uitgeschoven en betwiste punten als de Loretto-hoogte, de buurt om Sou chez en Neuville, zijn als mannen, die dag in, dag uit, in een razenden orkaan op het voorste puntje van een dijk staan waartegen een branding voortdurend storm loopt. De branding grijpt voortdurend de aarde, steenen, balken, waarmede de gaten in den dijk gestopt worden. Elk oogenblik lijkt het, alsof er een dambreuk zal volgen. Maar onverschrokken, het voorhoofd druipend van zweet, met haren die in den wind fladderen, zich in den wind alleen verstaanbaar maken door gebaren, houden de man nen het uit, steeds weer nieuwe balken, aarde en steenen aandragend om do gaten to stoppen. En zij hou den den dijk. Het verschrikkelijkste misschien heb ik nog niet verteld. Hier, op de Loretto-hoogte, zijn geen mooi ver sierde graven. Hier worden de dooden begraven bij of zelfs in de loopgraven. De niet begraven kameraad zou in een paar dagen, bjj deze hitte in een paar uur, een verschrikkelijke vijand worden Maar een granaten-regen werpt dikwijls de vlug onder den grond geborgen dooden uit hun graven, Zelfs is het niet mogelijk de dooden onder den grond te graven. De ge sneuvelden, vriend en vijand, moeten blijven liggen tusschen de loopgraven. En toch blijven de soldaten op hun post. Houden zij stand. Uit Duitschland. Otto Söhlinger vertelt in een artikel over het oeconomische leven van het Duitsche volk hoe Duitschland thans aan verschillenne onmisbare artikelen komt of er andere voor in de plaats stelt. WU ontleenen er het volgende m: „Naast het graan is salpeter een belangrijk invoerartikel. Had hier voor Chili het monopolie en men meen de, dat indien ons de invoer uit Chili afgesneden werd, Duitschland uit gebrek aan salpeter den strijd zou moeten opgeven. Zooals bekend is, zijn de oorlogen onder Napoleon mislukt, omdat hij niet meer voldoende salpeter had voor de bereiding van munitie. Het weerstandsvermogen van Duitschland zal op deze klip niet stranden. De buitengewoon ont wikkelde chemische wetenschap heeft het mogelijk gemaakt, dat wij ons op tweeërlei manier van het monopolie van salpeter volkomen onafhankelijk hebben weten te maken. De eene manier berust op het winnen van stikstof uit de lucht, en de andere manier op een chemische ling. In vredestijd heeft men van deze uitvindingen slechts weinig gebruik gemaakt. Nu in oorlogstijd is echter met een slag een 3tikstof-industrie uit den grond gestampt, die niet 1 alleen in staat is om in alle ten van het leger aan salpeter te voorzien, doch die ook daarenboven nog aan den landbouw de noodige meststoffen kan verschaffen. Men heeft zelfs in dit jaar aan de bemesting van de velden een bijzondere aandacht gewijd, daar men weet hoe noodza kelijk een groote graanproductie voor ons in het nieuwe oogstjaar is. Voor Duitschland is dit zooveel te gemak- kbiyker, daar een ander soort mest, de kali, in onbeperkte hoeveelheid beschikbaar is, daar Duitschland voor deze productie het monopolie bezit. Ook zal de hoop, om ons door het afsüljden van den toevoer van benzine het oorlogvoeren onmogelijk te maken niet vervuld worden. De chemische wetenschap heeft ook hier een hulp middel gevonden. Uit overblijfselen bij de cokesbereiding wordt benzol bereid, dat in het gebruik volkomen de benzine vervangt. Daarenboven gebruikt Duitschland spiritus, waarvan de productie ruim voldoende is om in de behoeften van het leger en der burgerij te voorzien, Hoe staat het nu met koper Koper is een zeer belangrijk verbruiksartikel, dat juist in den oorlog een zeer groote rol speelt. Bij de fabricatie van mu nitie wordt er op ruime schaal ge bruik van gemaakt. Weliswaar heeft Duitschland eigeD kopersmelterijen. Deze zjjn echter niet voldoende om in alle behoeften te voorzien en de productie van zijne koloniën is thans niet ter beschikking van Duitschland. Maar ook hier is hulp geschaft: In de eerste plaats het verbruik van koper ingekrompen geworden, en wel omdat men nu tal van voorwerpen, die tot dusver van koper werden ge maakt, van staal, ijzer of zink maakt. Deze drie artikelen komen in Duitsch land in groote hoeveelheden voor. Voor het geval echter dat de oorlog langen tijd zou duren en het verbruik, van koper in Duitschland voor oorlogs- materieel zou toenemen, staan nog buitengewoon veel reserven te onzer beschikking. Deze reserven bestaan zoowel in onverwerkt koper, alsook in den vorm van koperen ketels, kabels, draad enz. Men bedenke slechts hoeveel koper b.v. aan de locomotieven aanwezig is. Deskundigen hebben uitgerekend dat, indien men de koperen kasten van de locomotieven tegen Ijzeren zoude verwisselen, op die wijze 100,000 ton koper zouden kunnen-worden verkregen. Opgemerkt z\j daarbfl, dat een dergelijke onttrekking vau koper aan de bruikbaarheid der locomotieven volstrekt geen nadeel zou toe brengen. Een deskundige heeft voorts uitgerekend, dat wij in Duitschland meer dan 1,000,000 ton koper in den vorm van verwerkte voortbrengselen bezitten. Hiervan kan een groot ge deelte gesmolten worden, zoodat wij, zelfs indien men slechts een gedeelte van dezen koper voorraad zou smelten, de beschikking zouden hebbeD over een oorlogsbehoefte voor tien jaren. Daarenboven hebben wij ook nog een reserve, die wij zouden moeten aan spreken, indien de omstandigheden het zouden eischen, en dat zijn de kopervoorraden in de door Duitsch land bezette gebieden. In het aller ergste geval zou men hoe onaan genaam zulks ook voor de betreffende partijen zou zijn den geheelen aanleg van telefoon en telegraaf in de bezette gebieden moeten aanspre ken en deze smelten. Ook de overige kopervoorraden, hetzij in den vorm van ketels, potten, deurknoppen enz. van de bezette gebieden, zouden ons in gesmolten toestand koper opleveren voldoende voor twintig jaren. Daar door zouden wij voor alle denkbare moeilijkheden gespaard blijven. Aardappelen-overvloed. Zooals men weet, blijkt de aardap pelen-voorraad in Duitschland thans zeer groot. Plotseling is het aanbod zoo groot geworden, dat de prijzen zelfs in verschillende plaatsen zijn gedaald beneden die in normale tijden. Vele gemeenten, die tegen de vast gestelde maximumprijzen voor de be woners aardappelen hebben ingekocht, moeten ze thans met schade van de hand doen. Ja, nog sterker, men zit met die enorme hoeveelheden aard appelen verlegen. De Rijksregering heeft zich andermaal genoodzaakt j maatregelen te treffen thans tegen den aardappelen over vloed. In de eerste plaats driDgt zij er bij de bevolking op aan, meer malen daags, bijv. ook'savondé^aar dappelen te eten. Op die wijze spaart men tevens brood, dus graan uit, dat een uitstekend voedingsmiddel voor den winter blijft. Verder mogen weer aardappelen als veevoeder ge bruikt worden. Dan worden de bak kers aangemaand, bij het bakken van K.- en K.K.- brood goede oude en ook nieuwe aardappelen in flinke hoeveelheden te gebruiken. Verder Btelt het Rijkscomité onder zekere voorwaarden weer belangrijke partijen aardappelen disponibel voor de spi ritusfabrieken. En ten slotte worden de huismoeders aangespoord, aard appelen te koken en daarna te dro- geD, om ze in tijd van grooter be hoefte te kunnen opdienen. Op die manier tracht men thans dan ook allerwege de aardappelen te gebrui ken, vóór zij bedorven zijn, of ze voor bederf te bewaren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1915 | | pagina 1