TELEFOONGIDS BENZINE. Thee E. Brandsma i i Firma KELLER BAKKER. Opslagplaats: Californiestraat 26-28. Bestelt Uw Drukwerk bij C. de Boer Jr. Passage bespreking w Autoline. Sumatrine. Nederlandsch-Indische-Benzine. HAAR WRAAK. '1 Kanpeijer, Ons Kantoor'Js des avonds te 9 UUR GESLOTEN. Boekdrukkerij C. DE BOER J« Heldersche Courant. Vraagt Uwen Winkelier Een geurig kopje. A lilal. No. TBIBI. HO. 0. ADRIAANSE, -fnn 1 AA Agent voor Hypotheekbanken. Iaw u' ItT DIRK KOPPEN. 1Q1„„irtQ GrandBazar, Spoorstr.,Zuidstr. IOI IUO Malson VAN ALPHEN, Dijkstraat 34. nii Confiseur Patissier. C.'t't A. TEN KLOOSTER, Ass. Apoth., v/h. De Bie—Biersteker, Keizerstraat 93, "7Q Drogerijen, Chemicaliën, Verplegings Artikelen. B P. BANDSMA, Zwaanstraat. 19A Brandstoffenhandel. 1 L. Firma P. J. LAFEBER, Zuidstraat. 9QQ Rijwielhandel, Smederij. kOO W. BIERENBROODSPOT, Spoorstr. 87/89. t\fT] Manufacturen, Heerenmode-artikelen. £A3 u D. W. LAGERVELD, Zuidstraat. 4QQ Fruithandel. 130 C. DE BOER Jr., Koningstraat 29. Cfl Boekdrukker. 3U VAN DER LEE's Wijnhandel, Spoorstr. 106. CC „Ideaal" Oude Genevor, por '/i lj- f 1-45. I3U c A. COLTOF, Binnenhaven 1. 1Q7 Mantels, Bedden, Confectie, Kinderwagens. 131 R. Th. LUIJCKX. Q1 Weststi'aat 61, Helder. C. 1 L. COLTOF, Manufacturen- en Confectie- nflQ Magazijn „de Bijenkorf', Spoorstraat 75-77. LUC M D BERNH. MEIJER, Kanaaiweg 97. QfM Manufacturen-Magazijn „DE STER". £.\3\ H. DITO, Kruisweg. A< Handel in Kruideniersw. en Gedistilleerd. 1 BERNH. MEIJER, Spoorstraat 46. nf|4 Manufacturen-Magazijn „DE STER". 4-U*T E N H. L. ELTE, Koningstraat. 179 Luxe Brood- en Banketbakkerij. X 1 HERMAN NYPELS, Spoorstraat. Civiele-en MiliLai 10 Kleedermakerij. Heeren- jAM mode-artikelen. Indische Uitrustingen. G P T. C. GOVERS, Kanaaiweg. qn Stoffeerderij en Behangorlj, Verhuizingen 0 L. F. VAN PEPERZEEL, Rozenstraat 33. non Handel in Kruideniersw. en Gedistilleerd. fcOU M. A. GRUNWALD ZOON, Kanaaiweg. 7 Grossiers in Koloniale Waren en Petroleum. A. POSTMA, Spoorstraat. 1KR Fruithandel. 133 i. GRUNWALD, Kanaalw., Kelzerstr. Jft Dames-Confectie 011 Manufacturen- 4(1 en q Magazijn „De Zon" s H P.SCHAGEN,Oostsl.str. of 2eVroonstr.98. ine Bier- on Brandstoffenhandel. IUO A. J. H. VAN HAAREN, Keizerstraat. nqq Spekslagerij, Fijne Vleeschwaren. fcUO H. SCHOL Jr., Breewatorstraat. OCÜ Banketbakker. uU'r „HELDERSCHE COURANT". CA Koningstraat 29. üU „SEMPERFLORENS", HELDER. lil Bloemenmagazijn Koningstraat 13. 1 nr 1 M. L. HEIJLIGENBERG, Spoorstraat. Q 1 Gasgloei-artikelen, aanleg v. Gas- en Waterl. 131 Heldersche Vleeschhal, Spoorstraat. QCQ (Gebrs. SLIKKER). £0£ P. M. HEIJLIGENBERG, Spoorstraat 91. nnp Handel in Rijwielen en Onderdeelen. ttO P. SPRUIT, Kanaaiweg. 1AQ Boekhandel. Agent van „de Telegraaf'. IttO W. HEMMAN, Hoofdgracht. qc Banketbakkerij. 3D Firma A. J. SCHAAP, Keizerstraat. IQ/I Rijwielen en Automobielen. 131" Gebrs. HOOGERDUIJN, Middenstraat. 74 Glas- en Verfwaren, f 1 T ZEGER HOUTER, Kanaaiweg. |f)7 Banketbakkerij. lUf J. W. THIJSSEN, Spoorstraat. q7 Stalhouderij en Sleepery, Of a Hotel Cafe-Restaurant „DE TOELAST". 407 Spoorstraat. 101 Stoom-Melklnrlchtlng „JONG HOLLAND", nii Westgracht 31* LtI C. TROOST, Spoorstraat. OCH Hoeden en Potten. LuU K V P. B. KAMPMEMER, Hoofdgracht. qq In Wijnen en Gedistilleerd. 00 C. VIS, Kanaaiweg. 1K9 Banketbakker. IOO S. A. KANNEWASSER ZOON. non Kanaaiweg 148-149. Manufacturen- c.Q£, Magazijn en Dam.-eseonfectie. I. DE VRIES, Spoorstraat. >|qn Kruidenierswaren en Gedistilleerd. I3C S. A. KANNEWASS ER ZOON, Zuldstr. 82. nnc Manufacturen-M: igazijn. tOU N.V. Grossierden); v/h. A. KLIK, CO Grossiers Kol. wpj-t*n eu Bakkersartikelen. ut J. VAN WILLIGEN, Woststraaf. Ofjfl Huishoudelijke Artikelen, Galantoriön. LUU C. KIESEWETTEK, Kanaaiweg 174. nin Behangerij, Staffeorderfj, Verhuizingen. tTu Firma H. WITSENBURG, Hoofdgracht. 00 Luxe Brood- 'en Banketbakkerij. Oi. Telefoon 180, 176, 178. FEUILLETON. U.y v Het komt niet te pas, dat meisjes tegen jongens vechten", zei Emma min of meer nuffig. „Dat doen ze in achterbuurten." „Stil, Emma! het komt evenmin te pas, dat jij aanmerkingen maakt", sprak Van Weert. „Maar kindlief, wat zie je er uit!" „Ja, erbarmelijk, maar hot komt er niet op aan, oomZe hebben troef gehad en zullen ons voortaan wel met rust laten. Ik heb den eenen con slag op zijn hoed gegeven, dat hij naar zijn verstand zocht, en don anderen een stomp op zijn neus, dat het bloed er uit sprong." Van Berken, die juist een bezoek bracht, barstte in een geweldige lach bui los en hierdoor aangemoedigd, ging ze voort: „En als die apen nu weer probeeren ons maar schuin aan te kijken, zal ik ze er een geven, dat hun de tanden in de maag vliegen." „Cora!" klonk Liane's stem ver manend. „Is u boos, tante?" vroeg ze eenige oogenblikken later, toen zij zich met mevrouw Van Weert alleen bevond. „Boos, niet, kind! alleen maar te leurgesteld. O, lieve, waarom houd voor MU- Nederland, Rotterdamsche Lioyd en Amerika-Lijn. Hoofdgracht 37. Speciaal adres voor OVERHEMDEN naar maat. OVERHEMDEN met piqué borst f 2.75, prima kwaliteit. SCHETSEN UIT DE RECHTSZAAL. Vondst. Mien zat in haar gewone hoekje, bij het raam, 't hoofd op een hand steunend en tuurde naar buiten. Er was, in het stil-doodsche burger- straatje, niet veel te kijken. Een melkboer stond z'n kar op te poetsen, Een stuk of wat kinderen deden spelletjes, nu en dan met gillerige stemmen kibbelend. Een quitantie- looper schelde voor de vierde maal ergens aan, praatje makend over slechten betaler, die daar woonde, met een slagersjongen, die van z'n fiets gewipt was, en van zijn kant versche uitsluitingen gaf. Mien keek naar al die gewoon dagelijksclie din gen van miezig straatje, zonder er eigenlijk op te letten. Haar gedachten waren bij het gesprek, dat moeder nu voerde met Anton. „Als jfj Mien werkelijk mag lijden", zei moeder, en de nijdigheid over Anton's verzet flikkerde in haar grijze, stekerige oogeD, „dan moet je 't plan juist aanmoedigen. Twee jaar zijn gauw genoeg om. Zij kan in dien tijd wat oppotten, hè? Jij ziet, van jouw kant, te sparen. Welnou dan, over twee, zeg drie jaar kunnen jelui toch nog altijd zien wat je doet Hij wist niet wat te zoggen. Zat naar de punten van zijn schoenen te turen. Bang voor driftig-snauwenden uitval van egoïstisch bejaard vrouwtje, dat van begin af-aan de vrijage van Mien met den „armoedzaaier" als een ramp had beschouwd. Al voortbreiena, terwijl de naalden rikketikten, praatte moeder verder, „Zeg nou zelf, Mien heeft d'r geluk toch al vergooid. Als ze met Stienema getrouwd was, die ver diende toch op z'n minst twintig, vijf-en-twintig gulden in de week, dan zou 't er nu heei anders uitzien. Wat is die vent niet in de wereld vooruitgekomen Heeft nu al vijf eigen huisies. En nu mevrouw Van Drogten haar mee wil nemen naar Engeland tegen prachtige voorwaar den, on met de belofte, dat ze, als 't noodig is, verder altijd voor Mien zorgen zalNu zou 't weer mis moeten gaan Je bent een goeie je je tong niet wat in bedwang. Ik ben er zeker van, dat papa of mama je dergelijke onbehoorlijke uitdruk kingen Diet geleerd of in hunne tegen woordigheid zouden gedoogd hebben." Een flauwe voorstelling vloog Cora door het brein, hoe Signora Baldini soms nog veel krachtiger woorden gebruikte. Hoe haar vader zelf ook meermalen zich zeer krasse betui gingen veroorloofde. Maar ze zou even lief gestorven zijn, als dit te openbaren om zich daardoor te ver ontschuldigen. Evenmin wilde ze on waarheid spreken en zij perste de lippen opeen. Ze wilde zich niets anders herinneren dan de aangename zijde van het leven, en dus zweeg zy en liep de kamer uit om alleen te zijn en zich over te geven aan een van die buien van hartstochtelijk berouw en onbeteugelde droefheid, zooals steeds als ze overtuigd was verkeerd gehandeld en hare tante gegriefd te hebben. Er liep een gouden draad door Cora's leven, gesponnen door haar gevoel voor alles, wat goed en schoon was, door hare liefde voor de waar heid en don oprechten wensch om goed te zijn. Hoe dikwijls die draad ook werd afgebroken, de kleiue spin ster hechtte dien afgeknapten draad met onbezweken moed telkens weer aaneen, trachtte dien sterker te ma ken en dit behoedde haar. Zij moest, op eigen wieken drijven, alleen met een zwakken leiddraad. Van Weert had te weinig tijd om zich veel met haar bezig te houden. En het was Liane onmogelijk haar te bestraffen, daar ze in haar geest steeds den kleinen Max hulpeloos drijvende zag en Cora's moedige hand ter redding. Daarbij kon het meisje woest en op bruisend zijn, doch nooit beging ze een laagheid. Haar lieve aanhanke lijkheid en ongeveinsd berouw, als zij iets verkeerds gedaan had, won nen aller harten. Van den luitenant Van Berken en zijne vrouw was ze een verklaarde gunstelinge. Steeds waren deze bereid voor haar in de bres te springen of vrede te maken, als het noodig was. Gelukkig werd dat hoe langer hoe zeldzamer daar twee dingen vooral op Cora's vorming en opvoeding een gunstigen invloed uitoefenden. Vooreerst de innige verhouding tusschen Liane en haar echtgenoot, die, nu een stroom van licht ver spreidde in den huiselljken kring. Waar licht is, is warmte, liefde, leyen, die alle huisgenooten naar het goede doet streven. En ten tweede de te rugkomst van Louise, wier lessen ze ter harte nam en naar wier voor beeld ze trachtte zich te Vormen. Deze, wier moeder gelukkig hersteld was en zich metterwoon in de nabij heid van Nijmegen had gevestigd, zag al heel gauw, dat Cora nog heel veel behoefte aan leiding had. Zij wijdde zich aan die taak met onver poosden Ijver, niet alleen uit werke lijke genegenheid voor het meisje, doch vooral ook door hartelijke er kentelijkheid jegens hare meesteres, die haar in korte trekken geschetst. had, wat ze van Cora hoopte te maken. „Je hebt zelf wel ingezien, Louise, dat hare opvoeding een weinig ver waarloosd ismaar ze heeft een hart van goud", sprak Mevrouw Van Weert. Ja, Louise had het bemerkt, en eveneens, dat Liane, die streng en doortastend was tegenover hare eigen kinderen, zwak was tegenover het vreemde. En was dit niet te verklaren Had zij den kleinen Max niet van een wissen dood gered en zou die moeder dat ooit kunnen vergeten? En hielp Max het zelf haar niet ont houden in zijn kinderlijke brabbel taal: „Max bijna verdronken in den vijver, bijna dood! Cora hem er uit gehaald!" vertelde hij aan ieder die het hooren wilde, „Emma en Line liepen hard weg, maar Cora durft alles." Bovendien werd het Cora meer ernst, naarmate ze ouder werd. Toen ze, na met Emma, die twee jaar jonger was, een jaar op een uitmuntende kost school te hebben doorgebracht, op Hohenlo terugkeerde,.zou men in het beschaafde, 14 jarige meisje de wilde Cora niet hebben herkend. Het had onnoemelijk veel moeite gekost om van tante, Max en Line te scheiden. Het was haar nog zwaar der gevallen om zich aan de strenge orde en tucht op het instituut te ge wennen. Meermalen had ze het plan gevormd om weg te loopen, maar had tante haar niet gevraagd over Emma als een oudere zuster te waken Had zij dat niet beloofd en mocht ze die oppassende jongen, Toon, daar zeg ik niks van". Slim vrouwtje bedacht ik moet hem met een zoet lijntje zien weg te krijgen; dan lukt 't wel „Ik heb nies op je aan te merken. Maar jij hebt voor je moeder te zorgen, en dat zal ieder prijzen en loven. Maar je verdient op 't moment veer tien guldeD „De patroon heeft mijzelf opslag beloofd, dat weet u toch wel", zei hij, maar zelf gevoelde Toon best, dat 't argument niet sterk was. „Nu ja!" riep vrouwtje uit, „opslagHeel aardig. Maar wat wordt dat dan nog Laat 't eens twintig worden over een poos. Dat is toch wel het aller-allermeeste. Dat wordt 't niet. Neen, jongen, geduld is hier het eenige. En als ik in Mien d'r plaats wasZij is oud en wijs genoeg om zelf te weten, wat ze moet doen. Ik houd mij er verder buiten. Anders zouen jelui nog den ken, dat ik er belang bij had De breinaalden rikketikten heviger. En moeder gluurde van boven haar brilleglazen naar Mien. Wat die ervan zei,Maar er was niets te lezen op het bleeke, strakke gezicht van dertigjarige. Zij „ging" nu al vier jaar met Toon. Ze was een flksche rappe vrouw, die de huishouding bij mevrouw Van Drogten met vaste hand bestierde; die orde wist te houden in het weelderige gedoê van menschen, dje uit groote beurs kunnen putten en wier leven wordt gevuld door uitgaan, feestelijke diners, soireetjes, pic-nic, enzoovoorts. Me vrouw Van Drogten liet alles aan haar over. En toen de plannen kwamen van het naar Engeland verhuizen, was 't van zelf sprekend dat Mien mee, zou gaan De mooie equipage was in het doodsche straatje komen binnen rijden en mevrouw was opgeklommen naar moeder's kamertje, om haar te be duiden, dat Mien toch vast en zeker mee naar Engeland zou gaan Dat de buren samenschoolden en blikken van giftige jaloezie werden gericht op de blinkende koets. Die Mien Leenders bofte toch maar Terwijl moeder haar nu, van boven haar brilleglazen, aankeek, trok Mien de schouders op. „Ik weet zelf niet," zei ze einde lijk, „er is voor en er is tegen". „Als 't jouw geluk kan worden", zei Toon ineens, met schorre stem, „dan moet je 't aannemen". Maar z'n handen beefden terwijl hij die woorden sprak. „Juist, precies zoo!" haastte moe der zich uit te roepen", „nou merk ik eerst recht, dat je 't goed met Mien meent. Daar moet zij je altijd dankbaar voor zijn, Toon. Wilje een lekker bakje koffie?" voegde zij er honig zoet bij. Maar hij bedankte. Had geen trek. Stond op. Ging naar Mien toe. „Dus, je hebt besloten zei hij terwijl het hart hem bonsde. Want hij hield écht van haar. Weer haalde zij de schouders op. Was besluiteloos. Zag er tegenop om hem, Toon, het groote verdriet te berokkenen. „Wij praten nog wel", zei ze, hem de hand toestekend. Moeders breinaalden rikketikten hevigerVrouwtje gevoelde de kerel zou misschien ten slotte toch nog overwinnen. Ze sprak geen woord meer. Dat zou olie in 't vuur zijn, overlegde zijNu en dan doen beseffen, dat ze met Toon de ellende tegemoet ging Eü moeder dacht eraan, hoe ze uit Engeland cadeautjes zou krijgen, op vasten tijd postwisseltje. Mien was „aü Fond" goedhartig. En Toon zou vergeten worden. Wie weet of zij daarginds niet nog eens 'n prachtige partij deed. De Engelschen houden van zoo'n fiksch wijf, dat van aanpakken weet. Toon ging de trap af. En hij voelde dat Mien voor hem verloren was. 't Zou de meid strijd, misschien wel zwaren kamp kosten. Maar dat zij ten slotte, onder moeders gestagen invloed met mevrouw Van Drogten mee zou gaan, het Kanaal over, dat ie haar in dat geval nooit meer terug zou zien 't stond voor hem vast, als een rots boven water. Tot zijn groote verbazing werd, een dag ol wat na gesprek in kamer van klein huisje in doodsch-burgerlijke straat, waar Mien zat te turen naar het gedoê van de spelende kinderen en den vergeefs-schellenden kwitantie- looper, Hein Martens door Anton aangeklampt, toen ze 's middags van het werk kwamen. Hein Martens, de losbol, de pierewaaier, tegen wien alle vrouwen der diverse kameraden eiken dag des jaars waarschuwden. Hein, en dat nog wel door braaf- soliden Toon de Wijs, van wien ze allen wisten, boe hij drie, vier jaar gepot had, om eindelijk te kunnen trouwen met zijn Mien. Door Toon die leefde als een, die al voor gezin met kinderen had te [zorgen Door De Wijs, die hem steeds ont weken, vermeden had Wat wrok in 't hart van pierewaaier had doen ontkiemen „Ik moet je noodig even spreken zei Anton. Hij was gejaagd, opge wonden, deed vreemd. Hein glim lachte haha, dat kereltje had iets op z'n kerfstok. Brave Toon, hem zoo dikwijls tot voorbeeld ge steld. Hoe kort was 't niet ge leden, dat de patroon gezegd had let eens op De Wijs, dat is een jongen van stavast. Die is in z'n duim solider dan jij in je heele lange lichaam. „Ik moet je spreken", zei Toon, „laten we hier even binnengaan. Daar is 't rustig. Je bent een man van de wereld, Martens. Ik heb jouw raad noodig". En hij wees op een klein café. „Hoe heb ik 't nou?" riep de ander uit, grenzelooze verbazing simulee- rend, „jij in een kroeg? „Kerel, ik kan mijn oogen niet gelooven!" Zij gingen naar een hoekje ergens heelemaal achteraan. De zweetdruppels parelden Toon op 't voorhoofd. In zijn oogen was een vreemde febriele glans. Hij struikelde telkens over zijn woorden. „Ik moet je raad vragen", zei hij, ik weet niemand om erover te spre ken. Geen menschJe bent wel een beetjeNou ja, wat jolig van natuur, hè Wat vroolijk „Vooruitzei Hein, niet van plan om zich nog te laten kapittelen zich sterker gevoelend tegenover den brave, „vooruit, wat heb je op 'thart? Ik moet direct weg". Toen keek Anton met schuwigen blik om zich heen. Tastte in z'n binnenzak. Haalde een klein pakjejte voorschijn. Wikkelde 't papier eraf. Een kleine portefeuille was 't. En hij vertelde, fluisterend, haastig, telkens als van zichzelf schrikkend. Dat hij naar het postkantoor was geweest. Om een brief te frankeeren en te bussen. Brief voor Mien, z'n meisje, die een aanbieding had ge kregen om met een rijke familie naar Engeland te gaan. En dat hij, Toon, haar den raad, in z'n brief, had gegeven om 't maar aan te nemen. Voor haar eigen geluk. Later zouden ze dan nog wel zien. Maar hij voelde, besefte, dat 't toch uit was, - voor goemd. En dat had hem meer ver driet gedaan dan hij kon zeggen Toen hij den brief gepost had en het postkantoor uitging, struikelde Toon haast over iets. Een portefeuille was 't, die tusschen twee treden van den stoep lag. Vol met papieren, kwi tanties, portretten, enook bank papier Hein, die rustig had zitten luisteren, strijkend langs zijn zwaren, blonden knevel, eerst lusteloosdenkend dat de zaak zou uitdraaien op die vrijage van Toon en Mien, die hem niks schelen kon, - Hein zag nu plotseling op met schitterende oogen. „Bankpapier"? „Ja", vertelde de ander, in zijn opwinding alle voorzichtigheid ver getend „voor bij de tweeduizend gulden. Nog een eind erover. Als ik dat bezatAls ik zóóveel geld hadKerel nog toe, dan hoefde Mien niet weg. Dan zouden we het best kunnen uitzingen samen tot betere tijden. Al was ut nog een brok minder Hein Martens was nu zeer ernstig en aandachtig geworden. „Ik had 't ding dadelijk naar het politie-bureau willen brengen. Ik was al op-weg ermee „Je zoudt wel stapeldol moeten zijn", bromde Hein. „Neen, zeg dat nu niet. 't Staat gelijk met diefstal. Maar't was telkens net of iemand mij tegenhield, 't Is al drie dagen geleden. En en". belofte tot schande maken? Neen! Moedig volhardde ze, en het loon bleef niet uit. Bare hare terugkomst werd ze door haar oom en tante met lof uitingen overladen. De directrice had haar de meest gunstige getuigschrif ten medegegeven en was uitbundig in haar lof over haar gedrag, karakter en ijver. Daarom beijverden alle huis genooten zich haar blijken van liefde en gehechtheid te geven. Ongevoelig voor lof, maakte de teederheid waar mee ze ontvangen werd, haar week en in de overmaat van haar geluk barstte ze in tranen uit. Maar die bui duurde niet lang en spoedig weerklonk haar vroolijk ge zang door het huis en den tuin. Toch was er bij haar geluk een ernstige zijde: de gedachte aan hare moeder. Meermalen had op haar aan dringen haar oom geschreven, doch nimmer antwoord gekregen. Ten laat ste meldde een brief van Franconi, dat signora Baldini den circus verlaten had en hij onmogelijk kon opgeven, waar zij zich bevond. Om de waar heid te zeggen, waren mijnheer en mevrouw Van Weert blijde dat de zaken zoo geloopen waren. Het was een pijnlijke gedachte geweest de signora plotseling te zien opdagen. Zij mocht een gevierde kunstenares zijn, maar als schoonzuster, dat was een andere zaak. „Hoe droevig ontmoedigend, tante, dat moeder nooit iets van zich laat hooren", sprak Cora eens, toen ze met de beide echtelieden alleen was. „Het is ontzettend te denken aan het moei lijke leven, dat zij leiden moet om den broode, terwijl ik mü hier in weelde en overvloed baad. Ik kan me niet begrijpen, dat ze niet meer be langstelling toont. Ik heb altijd ge dacht, dat ze mij liefhad." „Dat had ze ook, zij had je vurig lief, Cora, en daarom Hij voleind de den zin niet, maar vervolgde haastig: „Het kan bovendien heel goed mogelijk zijn, dat in haar gevaar lijk beroep haar iets overkomen is, of wel, dat ze redenen heeft om het stilzwijgen te bewaren. Liefkind, wy moeten maar hopen, dat wij allen eenmaal zullen vereenigd worden." Zij schudde het hoofd. „Maar het beneemt mij dikwijls den moed en den lust totstudeeren. Het zou zoo aangenaam geweest zijn, moeder een gezellig thuis aan te bie den, haar te verzorgen, als ik als onderwijzeres „Lieve hemel, kindl" viel Liane in, „denk je nog altijd daaraan, een examen doen, meen ik Stel die dwaas heid toch uit je hoofd. Weet je niet meer, wat we je gezegd hebben, toen jij ons een kind behieldt?" „Ja wel, tante: dat ik in de rechten van een kind zou treden, doch „Nu, Cora, geen misplaatste trots. Tante en ik beschouwen je als onze oudste dochter en dat moet je je zelf ook doen. En nu nooit een woord meer daarover, beste meid, als je ons geen verdriet wil doen. Hé, daar komt Van Berken aan. Welkom, Harry, hoe gaat het; welke goede wind drijft je Hij haalde een courant voor den .g ea wees, met bevende vingers naar een berichtje. vermaande de ander, pas op. De kellner let op ons. Geen woord meer over de zaak. Wij prateu straks verder". En zonder er oog in i, borg hij de courant op. Praatte nog wat - op luiden toon over „neutrale" dingen. Toen gingen zij. Naar een gelegenheid, waar ze veiliger, rustiger konden redeneereu. Hein Martens wist het goede adres. Zij hadden wel e6n uur zitten praten. Hein had besteld. En Toon de Wijs zag bloedrood van de borrels, die hij in z'n agitatie de een na den ander had gedronken. „Je geeft mij vijfhonderd pop", zei Hein nog eens, „en er kraait geen haan naar. Je houdt de duiten een heele poos achterbaks. De nummers zijn blijkbaar niet bekend. En anders weet ik daar wel een mouw aan te passen. Laat dat maar aan mij over. Daar wil ik zelfs geen cent voor hebben. Dat doe ik uit vriendschap voor jou. Afgesproken dus: vijfhon derd voor mij. En dan Mien, vertel iets van een loterij, een buitenkansje weet ik wat. Dat bericht in de courant, waarin te lezen staat, dat die meneer z'n portefeuille even bij vergissing onbe heerd had laten liggen ik geef toe, dat is leelljker. De vent vergist zich zeg-je. Goed, ik neem 't aan. NeenIk geloof 't graag. Jij hebt 't dan gevonden. Reden om dubbel voorzichtig te zijn. Maar dat 's niks. Komt in orde. Ik vijfhonderd voor mijn goeden raadAfgesproken Maar Toon sloeg nog niet toe. Zat lodderig te kijken. Er was begreep Hein Martens nu niet met bem te praten. Ze kwamen overeenmorgen ochtend om acht uur, vóórdat zij aan 't werk gingen, zou Hein hem komen afhalen. Dan kon men de zaken verder regelen. En toen Toon de Wijs den volgen den ochtend z'n huis uitkwam, - bleek, somber, met vermoeide oogen stond de ander daar. Zij liepen samen op. „Nou vroeg Hein eindelijk, bran dend van ongeduld „is alles in orde Volgens afspraak Waar blijft de aap?" 't Duurde lang, eer de ander ant woordde. „Ik ben gek geweest", zei hij ein delijk, „stapelgek. Maar nu ben ik tot bezinning gekomen". „Hè?" „Natuurlijk. Ik breng het geld naar de politie terug. Zal eerlijk op biechten. Dat ik een paar dageu in tweestrijd geweest ben Kameraad schaterde het uit. „Neen, die is goed!" zei hij, „In tweestrijd. Ja, ze zullen je gelooven I" „Daar ben ik zeker van". „Nou 1" stoof Hein op, zich zijn deel van de buit ziende ontgaan. „Maar dan zullen we-eens iets anders beleven. Neen, kereltje, zóó gaat het niet. Zóó zijn we niet getrouwd. Als je dat probeertMaar misschien is 't een kunstje om 't heele zaakje te behouden Als je dat probeert, dan ga ik Ze waren nu dicht bij de fabriek gekomen. En twee personen traden hen Rechercheurs waren 't. Toons verhaal, in café gedaan, met het beverig vertoon van courant, had de aandacht gewekt. Den vorigen avond had kelner er met stamgasten over gesproken. Een van hen wist al heel gauw, wie de twee bezoekers van het hoekje achter in lokaal waren geweestEn dien ochtend vroeg was café-houder naar het bureau Kameraden moesten rechercheurs Onder heete tranen, handenwrin gend, bezwoer Toon, de braaf solide vinder, dat hij nog dienzelfden dag portefeuille had willen terugbrengen. Wat commissaris, die voorloopig gehoor had af te nemen, slechts deed glimlachen. En datzelfde soort glimlachje zag ik ook op het gelaat van den ambte naar O. M., in de zitting waar Toon de Wijs terechtstond, toen zijn verdediger als diens „echte en innige overtuiging" uitsprak, hoe 't beklaagde werkelijk en waarachtig ernst was geweest om vondst terug te brengen. De officier schudt even het hoofd. Met gebaar vanWelk een naivi-' teit! Voor advokaten van zooveel jeugd en zóó geringe ervaring en menschenkennis moest toch inder daad eigenlijk een soort van „stage" zijn. Maïtre Corbeau. „Och, niet veel bizonders. De zaak is eenvoudig deze: Line heeftleeren paardreden. En nu wilde ik haar ver rassen met een mooi paard". Te Beek moet een handelaar in luxe-paarden wonen en nu wilde ik je verzoeken met mij mee te gaan om een geschikt damespaard te koopen." „Met plezier; maar ik ben op dat gebied totaal vreemdeling, dus zal ik van niet veel nut zijn. Mij dunkt, met het oog op je vak, is jou die taak best toevertrouwd." „Dat weet ik nog niet. Het zijn niet alle koks, die lange, messen jen; een bereden officier is nog niet altyd een paardenkenner." „Maar een ingenieur toch zeker nog veel minder." „Mag ik meegaan, oom?" vroeg Cora met schitterende oogen. Jy vroegen beide heeren uit één adem. „Heb jij dan verstand van paarden, bevallige nicht? „Ik denk het wel, oom Harry 1 van damespaarden ten minste. U weet toch", ging ze glimlachend voort, „dat ik gelegenheid genoeg gehad heb die kennis op te doen. Mijn wieg stond in een paardenstal. 17 ziet, mijn ver zoek steunt op deugdelljken grond. Mag ik, tante?" „Wel ja, kind! waarom niet, als je er pleizier in hebt." „Ga je dan maar gauw klaar maken de tram komt over een kwartier." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1915 | | pagina 4