TELEFOONGIDS
BENZINE.
Thee E. Brandsma
i
i
Firma KELLER BAKKER.
Opslagplaats: Californiestraat 26-28.
Bestelt Uw Drukwerk bij C. de Boer Jr.
Passage bespreking
w
Autoline. Sumatrine.
Nederlandsch-Indische-Benzine.
HAAR WRAAK.
'1 Kanpeijer,
Ons Kantoor'Js des
avonds te 9 UUR
GESLOTEN.
Boekdrukkerij
C. DE BOER J«
Heldersche Courant.
Vraagt Uwen Winkelier
Een geurig kopje.
A lilal. No.
TBIBI. HO.
0. ADRIAANSE, -fnn 1 AA
Agent voor Hypotheekbanken. Iaw u' ItT
DIRK KOPPEN. 1Q1„„irtQ
GrandBazar, Spoorstr.,Zuidstr. IOI IUO
Malson VAN ALPHEN, Dijkstraat 34. nii
Confiseur Patissier. C.'t't
A. TEN KLOOSTER, Ass. Apoth.,
v/h. De Bie—Biersteker, Keizerstraat 93, "7Q
Drogerijen, Chemicaliën,
Verplegings Artikelen.
B
P. BANDSMA, Zwaanstraat. 19A
Brandstoffenhandel. 1
L.
Firma P. J. LAFEBER, Zuidstraat. 9QQ
Rijwielhandel, Smederij. kOO
W. BIERENBROODSPOT, Spoorstr. 87/89. t\fT]
Manufacturen, Heerenmode-artikelen. £A3 u
D. W. LAGERVELD, Zuidstraat. 4QQ
Fruithandel. 130
C. DE BOER Jr., Koningstraat 29. Cfl
Boekdrukker. 3U
VAN DER LEE's Wijnhandel, Spoorstr. 106. CC
„Ideaal" Oude Genevor, por '/i lj- f 1-45. I3U
c
A. COLTOF, Binnenhaven 1. 1Q7
Mantels, Bedden, Confectie, Kinderwagens. 131
R. Th. LUIJCKX. Q1
Weststi'aat 61, Helder. C. 1
L. COLTOF, Manufacturen- en Confectie- nflQ
Magazijn „de Bijenkorf', Spoorstraat 75-77. LUC
M
D
BERNH. MEIJER, Kanaaiweg 97. QfM
Manufacturen-Magazijn „DE STER". £.\3\
H. DITO, Kruisweg. A<
Handel in Kruideniersw. en Gedistilleerd. 1
BERNH. MEIJER, Spoorstraat 46. nf|4
Manufacturen-Magazijn „DE STER". 4-U*T
E
N
H. L. ELTE, Koningstraat. 179
Luxe Brood- en Banketbakkerij. X 1
HERMAN NYPELS, Spoorstraat.
Civiele-en MiliLai 10 Kleedermakerij. Heeren- jAM
mode-artikelen. Indische Uitrustingen.
G
P
T. C. GOVERS, Kanaaiweg. qn
Stoffeerderij en Behangorlj, Verhuizingen 0 L.
F. VAN PEPERZEEL, Rozenstraat 33. non
Handel in Kruideniersw. en Gedistilleerd. fcOU
M. A. GRUNWALD ZOON, Kanaaiweg. 7
Grossiers in Koloniale Waren en Petroleum.
A. POSTMA, Spoorstraat. 1KR
Fruithandel. 133
i. GRUNWALD, Kanaalw., Kelzerstr. Jft
Dames-Confectie 011 Manufacturen- 4(1 en q
Magazijn „De Zon"
s
H
P.SCHAGEN,Oostsl.str. of 2eVroonstr.98. ine
Bier- on Brandstoffenhandel. IUO
A. J. H. VAN HAAREN, Keizerstraat. nqq
Spekslagerij, Fijne Vleeschwaren. fcUO
H. SCHOL Jr., Breewatorstraat. OCÜ
Banketbakker. uU'r
„HELDERSCHE COURANT". CA
Koningstraat 29. üU
„SEMPERFLORENS", HELDER. lil
Bloemenmagazijn Koningstraat 13. 1 nr 1
M. L. HEIJLIGENBERG, Spoorstraat. Q 1
Gasgloei-artikelen, aanleg v. Gas- en Waterl. 131
Heldersche Vleeschhal, Spoorstraat. QCQ
(Gebrs. SLIKKER). £0£
P. M. HEIJLIGENBERG, Spoorstraat 91. nnp
Handel in Rijwielen en Onderdeelen. ttO
P. SPRUIT, Kanaaiweg. 1AQ
Boekhandel. Agent van „de Telegraaf'. IttO
W. HEMMAN, Hoofdgracht. qc
Banketbakkerij. 3D
Firma A. J. SCHAAP, Keizerstraat. IQ/I
Rijwielen en Automobielen. 131"
Gebrs. HOOGERDUIJN, Middenstraat. 74
Glas- en Verfwaren, f 1
T
ZEGER HOUTER, Kanaaiweg. |f)7
Banketbakkerij. lUf
J. W. THIJSSEN, Spoorstraat. q7
Stalhouderij en Sleepery, Of
a
Hotel Cafe-Restaurant „DE TOELAST". 407
Spoorstraat. 101
Stoom-Melklnrlchtlng „JONG HOLLAND", nii
Westgracht 31* LtI
C. TROOST, Spoorstraat. OCH
Hoeden en Potten. LuU
K
V
P. B. KAMPMEMER, Hoofdgracht. qq
In Wijnen en Gedistilleerd. 00
C. VIS, Kanaaiweg. 1K9
Banketbakker. IOO
S. A. KANNEWASSER ZOON. non
Kanaaiweg 148-149. Manufacturen- c.Q£,
Magazijn en Dam.-eseonfectie.
I. DE VRIES, Spoorstraat. >|qn
Kruidenierswaren en Gedistilleerd. I3C
S. A. KANNEWASS ER ZOON, Zuldstr. 82. nnc
Manufacturen-M: igazijn. tOU
N.V. Grossierden); v/h. A. KLIK, CO
Grossiers Kol. wpj-t*n eu Bakkersartikelen. ut
J. VAN WILLIGEN, Woststraaf. Ofjfl
Huishoudelijke Artikelen, Galantoriön. LUU
C. KIESEWETTEK, Kanaaiweg 174. nin
Behangerij, Staffeorderfj, Verhuizingen. tTu
Firma H. WITSENBURG, Hoofdgracht. 00
Luxe Brood- 'en Banketbakkerij. Oi.
Telefoon 180, 176, 178.
FEUILLETON.
U.y
v Het komt niet te pas, dat meisjes
tegen jongens vechten", zei Emma
min of meer nuffig. „Dat doen ze in
achterbuurten."
„Stil, Emma! het komt evenmin
te pas, dat jij aanmerkingen maakt",
sprak Van Weert. „Maar kindlief,
wat zie je er uit!"
„Ja, erbarmelijk, maar hot komt
er niet op aan, oomZe hebben troef
gehad en zullen ons voortaan wel
met rust laten. Ik heb den eenen
con slag op zijn hoed gegeven, dat
hij naar zijn verstand zocht, en don
anderen een stomp op zijn neus, dat
het bloed er uit sprong."
Van Berken, die juist een bezoek
bracht, barstte in een geweldige lach
bui los en hierdoor aangemoedigd,
ging ze voort:
„En als die apen nu weer probeeren
ons maar schuin aan te kijken, zal
ik ze er een geven, dat hun de tanden
in de maag vliegen."
„Cora!" klonk Liane's stem ver
manend.
„Is u boos, tante?" vroeg ze eenige
oogenblikken later, toen zij zich met
mevrouw Van Weert alleen bevond.
„Boos, niet, kind! alleen maar te
leurgesteld. O, lieve, waarom houd
voor
MU- Nederland,
Rotterdamsche Lioyd
en Amerika-Lijn.
Hoofdgracht 37.
Speciaal adres
voor OVERHEMDEN naar maat.
OVERHEMDEN met piqué borst
f 2.75, prima kwaliteit.
SCHETSEN UIT DE RECHTSZAAL.
Vondst.
Mien zat in haar gewone hoekje,
bij het raam, 't hoofd op een hand
steunend en tuurde naar buiten. Er
was, in het stil-doodsche burger-
straatje, niet veel te kijken. Een
melkboer stond z'n kar op te poetsen,
Een stuk of wat kinderen deden
spelletjes, nu en dan met gillerige
stemmen kibbelend. Een quitantie-
looper schelde voor de vierde maal
ergens aan, praatje makend over
slechten betaler, die daar woonde,
met een slagersjongen, die van z'n
fiets gewipt was, en van zijn kant
versche uitsluitingen gaf. Mien keek
naar al die gewoon dagelijksclie din
gen van miezig straatje, zonder er
eigenlijk op te letten. Haar gedachten
waren bij het gesprek, dat moeder
nu voerde met Anton.
„Als jfj Mien werkelijk mag lijden",
zei moeder, en de nijdigheid over
Anton's verzet flikkerde in haar
grijze, stekerige oogeD, „dan moet
je 't plan juist aanmoedigen. Twee
jaar zijn gauw genoeg om. Zij kan
in dien tijd wat oppotten, hè?
Jij ziet, van jouw kant, te sparen.
Welnou dan, over twee, zeg drie
jaar kunnen jelui toch nog altijd
zien wat je doet
Hij wist niet wat te zoggen. Zat
naar de punten van zijn schoenen te
turen. Bang voor driftig-snauwenden
uitval van egoïstisch bejaard vrouwtje,
dat van begin af-aan de vrijage van
Mien met den „armoedzaaier" als
een ramp had beschouwd.
Al voortbreiena, terwijl de naalden
rikketikten, praatte moeder verder,
„Zeg nou zelf, Mien heeft d'r
geluk toch al vergooid. Als ze met
Stienema getrouwd was, die ver
diende toch op z'n minst twintig,
vijf-en-twintig gulden in de week,
dan zou 't er nu heei anders uitzien.
Wat is die vent niet in de wereld
vooruitgekomen Heeft nu al vijf
eigen huisies. En nu mevrouw Van
Drogten haar mee wil nemen naar
Engeland tegen prachtige voorwaar
den, on met de belofte, dat ze, als 't
noodig is, verder altijd voor Mien
zorgen zalNu zou 't weer mis
moeten gaan Je bent een goeie
je je tong niet wat in bedwang. Ik
ben er zeker van, dat papa of mama
je dergelijke onbehoorlijke uitdruk
kingen Diet geleerd of in hunne tegen
woordigheid zouden gedoogd hebben."
Een flauwe voorstelling vloog Cora
door het brein, hoe Signora Baldini
soms nog veel krachtiger woorden
gebruikte. Hoe haar vader zelf ook
meermalen zich zeer krasse betui
gingen veroorloofde. Maar ze zou
even lief gestorven zijn, als dit te
openbaren om zich daardoor te ver
ontschuldigen. Evenmin wilde ze on
waarheid spreken en zij perste de
lippen opeen. Ze wilde zich niets
anders herinneren dan de aangename
zijde van het leven, en dus zweeg
zy en liep de kamer uit om alleen
te zijn en zich over te geven aan
een van die buien van hartstochtelijk
berouw en onbeteugelde droefheid,
zooals steeds als ze overtuigd was
verkeerd gehandeld en hare tante
gegriefd te hebben.
Er liep een gouden draad door
Cora's leven, gesponnen door haar
gevoel voor alles, wat goed en schoon
was, door hare liefde voor de waar
heid en don oprechten wensch om
goed te zijn. Hoe dikwijls die draad
ook werd afgebroken, de kleiue spin
ster hechtte dien afgeknapten draad
met onbezweken moed telkens weer
aaneen, trachtte dien sterker te ma
ken en dit behoedde haar. Zij moest,
op eigen wieken drijven, alleen met
een zwakken leiddraad. Van Weert
had te weinig tijd om zich veel met
haar bezig te houden. En het was
Liane onmogelijk haar te bestraffen,
daar ze in haar geest steeds den
kleinen Max hulpeloos drijvende zag
en Cora's moedige hand ter redding.
Daarbij kon het meisje woest en op
bruisend zijn, doch nooit beging ze
een laagheid. Haar lieve aanhanke
lijkheid en ongeveinsd berouw, als
zij iets verkeerds gedaan had, won
nen aller harten. Van den luitenant
Van Berken en zijne vrouw was ze
een verklaarde gunstelinge. Steeds
waren deze bereid voor haar in de
bres te springen of vrede te maken,
als het noodig was. Gelukkig werd
dat hoe langer hoe zeldzamer daar
twee dingen vooral op Cora's vorming
en opvoeding een gunstigen invloed
uitoefenden.
Vooreerst de innige verhouding
tusschen Liane en haar echtgenoot,
die, nu een stroom van licht ver
spreidde in den huiselljken kring.
Waar licht is, is warmte, liefde, leyen,
die alle huisgenooten naar het goede
doet streven. En ten tweede de te
rugkomst van Louise, wier lessen ze
ter harte nam en naar wier voor
beeld ze trachtte zich te Vormen.
Deze, wier moeder gelukkig hersteld
was en zich metterwoon in de nabij
heid van Nijmegen had gevestigd,
zag al heel gauw, dat Cora nog heel
veel behoefte aan leiding had. Zij
wijdde zich aan die taak met onver
poosden Ijver, niet alleen uit werke
lijke genegenheid voor het meisje,
doch vooral ook door hartelijke er
kentelijkheid jegens hare meesteres,
die haar in korte trekken geschetst.
had, wat ze van Cora hoopte te
maken.
„Je hebt zelf wel ingezien, Louise,
dat hare opvoeding een weinig ver
waarloosd ismaar ze heeft een hart
van goud", sprak Mevrouw Van Weert.
Ja, Louise had het bemerkt, en
eveneens, dat Liane, die streng en
doortastend was tegenover hare eigen
kinderen, zwak was tegenover het
vreemde. En was dit niet te verklaren
Had zij den kleinen Max niet van
een wissen dood gered en zou die
moeder dat ooit kunnen vergeten?
En hielp Max het zelf haar niet ont
houden in zijn kinderlijke brabbel
taal: „Max bijna verdronken in den
vijver, bijna dood! Cora hem er uit
gehaald!" vertelde hij aan ieder die
het hooren wilde, „Emma en Line
liepen hard weg, maar Cora durft
alles."
Bovendien werd het Cora meer ernst,
naarmate ze ouder werd. Toen ze, na
met Emma, die twee jaar jonger was,
een jaar op een uitmuntende kost
school te hebben doorgebracht, op
Hohenlo terugkeerde,.zou men in het
beschaafde, 14 jarige meisje de wilde
Cora niet hebben herkend.
Het had onnoemelijk veel moeite
gekost om van tante, Max en Line
te scheiden. Het was haar nog zwaar
der gevallen om zich aan de strenge
orde en tucht op het instituut te ge
wennen. Meermalen had ze het plan
gevormd om weg te loopen, maar had
tante haar niet gevraagd over Emma
als een oudere zuster te waken Had
zij dat niet beloofd en mocht ze die
oppassende jongen, Toon, daar zeg
ik niks van". Slim vrouwtje bedacht
ik moet hem met een zoet lijntje zien
weg te krijgen; dan lukt 't wel
„Ik heb nies op je aan te merken.
Maar jij hebt voor je moeder te zorgen,
en dat zal ieder prijzen en loven.
Maar je verdient op 't moment veer
tien guldeD
„De patroon heeft mijzelf opslag
beloofd, dat weet u toch wel",
zei hij, maar zelf gevoelde Toon best,
dat 't argument niet sterk was.
„Nu ja!" riep vrouwtje uit,
„opslagHeel aardig. Maar wat wordt
dat dan nog Laat 't eens twintig
worden over een poos. Dat is toch
wel het aller-allermeeste. Dat wordt
't niet. Neen, jongen, geduld is hier
het eenige. En als ik in Mien d'r
plaats wasZij is oud en wijs
genoeg om zelf te weten, wat ze
moet doen. Ik houd mij er verder
buiten. Anders zouen jelui nog den
ken, dat ik er belang bij had
De breinaalden rikketikten heviger.
En moeder gluurde van boven haar
brilleglazen naar Mien. Wat die ervan
zei,Maar er was niets te lezen
op het bleeke, strakke gezicht van
dertigjarige. Zij „ging" nu al vier
jaar met Toon. Ze was een flksche
rappe vrouw, die de huishouding bij
mevrouw Van Drogten met vaste
hand bestierde; die orde wist te
houden in het weelderige gedoê van
menschen, dje uit groote beurs
kunnen putten en wier leven wordt
gevuld door uitgaan, feestelijke diners,
soireetjes, pic-nic, enzoovoorts. Me
vrouw Van Drogten liet alles aan
haar over. En toen de plannen
kwamen van het naar Engeland
verhuizen, was 't van zelf sprekend
dat Mien mee, zou gaan De
mooie equipage was in het doodsche
straatje komen binnen rijden en
mevrouw was opgeklommen naar
moeder's kamertje, om haar te be
duiden, dat Mien toch vast en zeker
mee naar Engeland zou gaan
Dat de buren samenschoolden en
blikken van giftige jaloezie werden
gericht op de blinkende koets.
Die Mien Leenders bofte toch maar
Terwijl moeder haar nu, van boven
haar brilleglazen, aankeek, trok Mien
de schouders op.
„Ik weet zelf niet," zei ze einde
lijk, „er is voor en er is tegen".
„Als 't jouw geluk kan worden",
zei Toon ineens, met schorre stem,
„dan moet je 't aannemen".
Maar z'n handen beefden terwijl hij
die woorden sprak.
„Juist, precies zoo!" haastte moe
der zich uit te roepen", „nou merk
ik eerst recht, dat je 't goed met
Mien meent.
Daar moet zij je altijd dankbaar
voor zijn, Toon. Wilje een lekker
bakje koffie?" voegde zij er honig
zoet bij.
Maar hij bedankte. Had geen trek.
Stond op. Ging naar Mien toe.
„Dus, je hebt besloten zei hij
terwijl het hart hem bonsde. Want
hij hield écht van haar.
Weer haalde zij de schouders op.
Was besluiteloos. Zag er tegenop om
hem, Toon, het groote verdriet te
berokkenen.
„Wij praten nog wel", zei ze, hem
de hand toestekend.
Moeders breinaalden rikketikten
hevigerVrouwtje gevoelde de
kerel zou misschien ten slotte toch
nog overwinnen. Ze sprak geen
woord meer. Dat zou olie in 't vuur
zijn, overlegde zijNu en dan
doen beseffen, dat ze met Toon de
ellende tegemoet ging Eü moeder
dacht eraan, hoe ze uit Engeland
cadeautjes zou krijgen, op vasten tijd
postwisseltje. Mien was „aü Fond"
goedhartig. En Toon zou vergeten
worden. Wie weet of zij daarginds
niet nog eens 'n prachtige partij
deed. De Engelschen houden van zoo'n
fiksch wijf, dat van aanpakken weet.
Toon ging de trap af. En hij voelde
dat Mien voor hem verloren was.
't Zou de meid strijd, misschien wel
zwaren kamp kosten.
Maar dat zij ten slotte, onder
moeders gestagen invloed met
mevrouw Van Drogten mee zou gaan,
het Kanaal over, dat ie haar in dat
geval nooit meer terug zou zien
't stond voor hem vast, als een rots
boven water.
Tot zijn groote verbazing werd,
een dag ol wat na gesprek in kamer
van klein huisje in doodsch-burgerlijke
straat, waar Mien zat te turen naar
het gedoê van de spelende kinderen
en den vergeefs-schellenden kwitantie-
looper, Hein Martens door Anton
aangeklampt, toen ze 's middags van
het werk kwamen. Hein Martens,
de losbol, de pierewaaier, tegen wien
alle vrouwen der diverse kameraden
eiken dag des jaars waarschuwden.
Hein, en dat nog wel door braaf-
soliden Toon de Wijs, van wien ze
allen wisten, boe hij drie, vier jaar
gepot had, om eindelijk te kunnen
trouwen met zijn Mien. Door Toon
die leefde als een, die al voor gezin
met kinderen had te [zorgen
Door De Wijs, die hem steeds ont
weken, vermeden had Wat wrok
in 't hart van pierewaaier had doen
ontkiemen
„Ik moet je noodig even spreken
zei Anton. Hij was gejaagd, opge
wonden, deed vreemd. Hein glim
lachte haha, dat kereltje had
iets op z'n kerfstok. Brave Toon,
hem zoo dikwijls tot voorbeeld ge
steld. Hoe kort was 't niet ge
leden, dat de patroon gezegd had
let eens op De Wijs, dat is een
jongen van stavast. Die is in z'n
duim solider dan jij in je heele lange
lichaam.
„Ik moet je spreken", zei Toon,
„laten we hier even binnengaan.
Daar is 't rustig. Je bent een man
van de wereld, Martens. Ik heb
jouw raad noodig". En hij wees op
een klein café.
„Hoe heb ik 't nou?" riep de ander
uit, grenzelooze verbazing simulee-
rend, „jij in een kroeg? „Kerel, ik
kan mijn oogen niet gelooven!"
Zij gingen naar een hoekje ergens
heelemaal achteraan.
De zweetdruppels parelden Toon
op 't voorhoofd. In zijn oogen was
een vreemde febriele glans. Hij
struikelde telkens over zijn woorden.
„Ik moet je raad vragen", zei hij,
ik weet niemand om erover te spre
ken. Geen menschJe bent wel
een beetjeNou ja, wat jolig van
natuur, hè Wat vroolijk
„Vooruitzei Hein, niet van plan
om zich nog te laten kapittelen
zich sterker gevoelend tegenover den
brave, „vooruit, wat heb je op 'thart?
Ik moet direct weg".
Toen keek Anton met schuwigen
blik om zich heen. Tastte in z'n
binnenzak. Haalde een klein pakjejte
voorschijn. Wikkelde 't papier eraf.
Een kleine portefeuille was 't.
En hij vertelde, fluisterend, haastig,
telkens als van zichzelf schrikkend.
Dat hij naar het postkantoor was
geweest. Om een brief te frankeeren
en te bussen. Brief voor Mien, z'n
meisje, die een aanbieding had ge
kregen om met een rijke familie naar
Engeland te gaan. En dat hij, Toon,
haar den raad, in z'n brief,
had gegeven om 't maar aan te nemen.
Voor haar eigen geluk. Later zouden
ze dan nog wel zien. Maar hij voelde,
besefte, dat 't toch uit was, - voor
goemd. En dat had hem meer ver
driet gedaan dan hij kon zeggen
Toen hij den brief gepost had en het
postkantoor uitging, struikelde Toon
haast over iets. Een portefeuille was
't, die tusschen twee treden van den
stoep lag. Vol met papieren, kwi
tanties, portretten, enook bank
papier
Hein, die rustig had zitten luisteren,
strijkend langs zijn zwaren, blonden
knevel, eerst lusteloosdenkend dat
de zaak zou uitdraaien op die vrijage
van Toon en Mien, die hem niks
schelen kon, - Hein zag nu plotseling
op met schitterende oogen.
„Bankpapier"?
„Ja", vertelde de ander, in zijn
opwinding alle voorzichtigheid ver
getend „voor bij de tweeduizend
gulden. Nog een eind erover. Als
ik dat bezatAls ik zóóveel geld
hadKerel nog toe, dan hoefde
Mien niet weg. Dan zouden we het
best kunnen uitzingen samen tot
betere tijden. Al was ut nog een brok
minder
Hein Martens was nu zeer ernstig
en aandachtig geworden.
„Ik had 't ding dadelijk naar het
politie-bureau willen brengen. Ik was
al op-weg ermee
„Je zoudt wel stapeldol moeten
zijn", bromde Hein.
„Neen, zeg dat nu niet. 't Staat
gelijk met diefstal. Maar't was telkens
net of iemand mij tegenhield, 't Is
al drie dagen geleden. En en".
belofte tot schande maken? Neen!
Moedig volhardde ze, en het loon bleef
niet uit. Bare hare terugkomst werd
ze door haar oom en tante met lof
uitingen overladen. De directrice had
haar de meest gunstige getuigschrif
ten medegegeven en was uitbundig
in haar lof over haar gedrag, karakter
en ijver. Daarom beijverden alle huis
genooten zich haar blijken van liefde
en gehechtheid te geven. Ongevoelig
voor lof, maakte de teederheid waar
mee ze ontvangen werd, haar week
en in de overmaat van haar geluk
barstte ze in tranen uit.
Maar die bui duurde niet lang en
spoedig weerklonk haar vroolijk ge
zang door het huis en den tuin.
Toch was er bij haar geluk een
ernstige zijde: de gedachte aan hare
moeder. Meermalen had op haar aan
dringen haar oom geschreven, doch
nimmer antwoord gekregen. Ten laat
ste meldde een brief van Franconi,
dat signora Baldini den circus verlaten
had en hij onmogelijk kon opgeven,
waar zij zich bevond. Om de waar
heid te zeggen, waren mijnheer en
mevrouw Van Weert blijde dat de
zaken zoo geloopen waren. Het was
een pijnlijke gedachte geweest de
signora plotseling te zien opdagen.
Zij mocht een gevierde kunstenares
zijn, maar als schoonzuster, dat was
een andere zaak.
„Hoe droevig ontmoedigend, tante,
dat moeder nooit iets van zich laat
hooren", sprak Cora eens, toen ze met
de beide echtelieden alleen was. „Het
is ontzettend te denken aan het moei
lijke leven, dat zij leiden moet om
den broode, terwijl ik mü hier in
weelde en overvloed baad. Ik kan me
niet begrijpen, dat ze niet meer be
langstelling toont. Ik heb altijd ge
dacht, dat ze mij liefhad."
„Dat had ze ook, zij had je vurig
lief, Cora, en daarom Hij voleind
de den zin niet, maar vervolgde
haastig: „Het kan bovendien heel
goed mogelijk zijn, dat in haar gevaar
lijk beroep haar iets overkomen is,
of wel, dat ze redenen heeft om het
stilzwijgen te bewaren. Liefkind, wy
moeten maar hopen, dat wij allen
eenmaal zullen vereenigd worden."
Zij schudde het hoofd.
„Maar het beneemt mij dikwijls den
moed en den lust totstudeeren. Het
zou zoo aangenaam geweest zijn,
moeder een gezellig thuis aan te bie
den, haar te verzorgen, als ik als
onderwijzeres
„Lieve hemel, kindl" viel Liane in,
„denk je nog altijd daaraan, een
examen doen, meen ik Stel die dwaas
heid toch uit je hoofd. Weet je niet
meer, wat we je gezegd hebben, toen
jij ons een kind behieldt?"
„Ja wel, tante: dat ik in de rechten
van een kind zou treden, doch
„Nu, Cora, geen misplaatste trots.
Tante en ik beschouwen je als onze
oudste dochter en dat moet je je zelf
ook doen. En nu nooit een woord meer
daarover, beste meid, als je ons geen
verdriet wil doen. Hé, daar komt Van
Berken aan. Welkom, Harry, hoe
gaat het; welke goede wind drijft je
Hij haalde een courant voor den
.g ea wees, met bevende vingers
naar een berichtje.
vermaande de ander,
pas op. De kellner let op ons. Geen
woord meer over de zaak. Wij prateu
straks verder". En zonder er oog in
i, borg hij de courant op.
Praatte nog wat - op luiden toon
over „neutrale" dingen.
Toen gingen zij.
Naar een gelegenheid, waar ze
veiliger, rustiger konden redeneereu.
Hein Martens wist het goede adres.
Zij hadden wel e6n uur zitten
praten. Hein had besteld. En Toon
de Wijs zag bloedrood van de borrels,
die hij in z'n agitatie de een
na den ander had gedronken.
„Je geeft mij vijfhonderd pop", zei
Hein nog eens, „en er kraait geen
haan naar. Je houdt de duiten een
heele poos achterbaks. De nummers
zijn blijkbaar niet bekend. En anders
weet ik daar wel een mouw aan te
passen. Laat dat maar aan mij over.
Daar wil ik zelfs geen cent voor
hebben. Dat doe ik uit vriendschap
voor jou. Afgesproken dus: vijfhon
derd voor mij. En dan Mien, vertel
iets van een loterij, een buitenkansje
weet ik wat.
Dat bericht in de courant, waarin
te lezen staat, dat die meneer z'n
portefeuille even bij vergissing onbe
heerd had laten liggen ik geef
toe, dat is leelljker. De vent vergist
zich zeg-je. Goed, ik neem 't aan.
NeenIk geloof 't graag. Jij hebt
't dan gevonden. Reden om dubbel
voorzichtig te zijn. Maar dat 's niks.
Komt in orde. Ik vijfhonderd voor
mijn goeden raadAfgesproken
Maar Toon sloeg nog niet toe. Zat
lodderig te kijken.
Er was begreep Hein Martens
nu niet met bem te praten.
Ze kwamen overeenmorgen
ochtend om acht uur, vóórdat zij
aan 't werk gingen, zou Hein hem
komen afhalen. Dan kon men de
zaken verder regelen.
En toen Toon de Wijs den volgen
den ochtend z'n huis uitkwam, -
bleek, somber, met vermoeide oogen
stond de ander daar.
Zij liepen samen op.
„Nou vroeg Hein eindelijk, bran
dend van ongeduld „is alles in
orde Volgens afspraak Waar blijft
de aap?"
't Duurde lang, eer de ander ant
woordde.
„Ik ben gek geweest", zei hij ein
delijk, „stapelgek. Maar nu ben ik
tot bezinning gekomen".
„Hè?"
„Natuurlijk. Ik breng het geld
naar de politie terug. Zal eerlijk op
biechten. Dat ik een paar dageu in
tweestrijd geweest ben
Kameraad schaterde het uit.
„Neen, die is goed!" zei hij, „In
tweestrijd. Ja, ze zullen je gelooven I"
„Daar ben ik zeker van".
„Nou 1" stoof Hein op, zich zijn
deel van de buit ziende ontgaan.
„Maar dan zullen we-eens iets anders
beleven. Neen, kereltje, zóó gaat het
niet. Zóó zijn we niet getrouwd. Als
je dat probeertMaar misschien
is 't een kunstje om 't heele zaakje
te behouden Als je dat probeert,
dan ga ik
Ze waren nu dicht bij de fabriek
gekomen.
En twee personen traden hen
Rechercheurs waren 't.
Toons verhaal, in café gedaan, met
het beverig vertoon van courant, had
de aandacht gewekt. Den vorigen
avond had kelner er met stamgasten
over gesproken. Een van hen wist
al heel gauw, wie de twee bezoekers
van het hoekje achter in lokaal waren
geweestEn dien ochtend vroeg
was café-houder naar het bureau
Kameraden moesten rechercheurs
Onder heete tranen, handenwrin
gend, bezwoer Toon, de braaf solide
vinder, dat hij nog dienzelfden dag
portefeuille had willen terugbrengen.
Wat commissaris, die voorloopig
gehoor had af te nemen, slechts deed
glimlachen.
En datzelfde soort glimlachje zag
ik ook op het gelaat van den ambte
naar O. M., in de zitting waar
Toon de Wijs terechtstond, toen
zijn verdediger als diens „echte en
innige overtuiging" uitsprak, hoe 't
beklaagde werkelijk en waarachtig
ernst was geweest om vondst terug
te brengen.
De officier schudt even het hoofd.
Met gebaar vanWelk een naivi-'
teit! Voor advokaten van zooveel
jeugd en zóó geringe ervaring en
menschenkennis moest toch inder
daad eigenlijk een soort van „stage"
zijn.
Maïtre Corbeau.
„Och, niet veel bizonders. De zaak
is eenvoudig deze: Line heeftleeren
paardreden. En nu wilde ik haar ver
rassen met een mooi paard". Te Beek
moet een handelaar in luxe-paarden
wonen en nu wilde ik je verzoeken
met mij mee te gaan om een geschikt
damespaard te koopen."
„Met plezier; maar ik ben op dat
gebied totaal vreemdeling, dus zal ik
van niet veel nut zijn. Mij dunkt,
met het oog op je vak, is jou die taak
best toevertrouwd."
„Dat weet ik nog niet. Het zijn
niet alle koks, die lange, messen
jen; een bereden officier is nog
niet altyd een paardenkenner."
„Maar een ingenieur toch zeker nog
veel minder."
„Mag ik meegaan, oom?" vroeg
Cora met schitterende oogen.
Jy vroegen beide heeren uit één
adem.
„Heb jij dan verstand van paarden,
bevallige nicht?
„Ik denk het wel, oom Harry 1 van
damespaarden ten minste. U weet
toch", ging ze glimlachend voort, „dat
ik gelegenheid genoeg gehad heb die
kennis op te doen. Mijn wieg stond
in een paardenstal. 17 ziet, mijn ver
zoek steunt op deugdelljken grond.
Mag ik, tante?"
„Wel ja, kind! waarom niet, als je
er pleizier in hebt."
„Ga je dan maar gauw klaar maken
de tram komt over een kwartier."
(Wordt vervolgd.)