HELDERSCHECOURANT Eerste Blad. NIEUWJAAR. Juffrouw Willy. No. 4563 VRIJDAG 31 DECEMBER 1915 43e JAARGANG Op- en ondergang van Zon en Maan en tijd van hoogwater (Texel). Jan. op: onder: op: onder: T.m.:n.m. Zaterd. 1 &12 8.64 m. 3.68 a. 12.5 4.10 4.18 Zondag 9 8.12 8.66 6.28 12.40 6.24 6.68 Maandag 8 8.11 8.56 6.60 1.88 6.82 7 6 Dinsdag 4 8.11 8.67 7 67 2.46 7.36 8.2 Woenad. 6 8.11 8X9 8.46 4.16 829 864 Donderd. O &11 4.- 9.16 5 49 9.19 9.44 Vrijdag 7 810 4j01 9 83 730 108 10S1 Zaterd. 8 8.10 4.02 9.64 846 1066IL18 „Maanden, komt, brengt bloemen aan, De lucht is bleek met de laatste maan, En het jaar, het jaar is dood!" Aldus zingt de dichter Albert Verweij zijn „Rouw om het Jaar". En de maanden van het vervlogen jaar 1915 brengen hun bloemen, die ze optasten, al booger en hooger, op de baar van het gestorven jaar, dat daar ligt, in de eeuwigheid verdwenen. Maar nu zijn het niet, zooals in het gedicht, de blijde bloemen, die met armvollen worden aangedragen, nu zyn het de felle rood® bloemen van den harts tocht, de wilde giftige papavers, de pioenrozen, en het roode bloemsap druipt uit haar bladeren.Bloed is het, dat de baar van het doode jaar bedekt, bloed druipt er af, langs alle kanten, warm, klevend bloed. Het doodskleed zelfs is gedrenkt van bloed, maar dat lijkt wel zwart, klam vocht. Al maar meer, SU maar meer brengen de maanden bloemen aan de roode sneeuwiiloeraen van Januari, de bloedgedrenkte lenteklokjes van Maart, de felle, van schaamte blozende rozen van de lieflijke Mei, de passie- zware doodende papavers. En zij hoopen zich op, tot een hoogen stapel, en het bloemenbloed dringt in de aarde, vergiftigt naar, maakt haar onvruchtbaar, onvatbaar voor de kiemen van het hoogere, die ver stikt zijn Arme aardeZy kan al dat bloed niet verwerken. Het sy'pelt aan alle kanten weer uit naar omhoog en hecht zich, geronnen, vast aan booraen en heesters, menschen en dieren. Bloed, bloed, bloed, dat roept, in dit gezegende jaar onzes Heerea 1915, de aarde enmeer bloedmeer bloed antwoordt de krankzinnig geworden menschhevd. En zoo luiden de klokken van het stervende jaar' een somber lied van leed, verwoesting en ondergang en rijdst bloedrood de nieuwe dageraad omhoog die ons meer bloed, meer verwoesting, meer ondergang kan het zijn zal brengen. "Wij hoeven, als de dichter, niet te vragen: „Wat toch dat luien in Godsnaam beduidt?" (Kloos). Wij weten het, dat het zal zijn leed en rouw en dat de beschaving der twintigste eeuw haar gloeiend gelaat met de bloodbeloopen handen bedekken zal. Staat onze beeldspraak u niet aan Het is niet onze schuld, dat w(j bij de kentering Yan het jaar, niet anders zien dan de roode vlammen der ver woesting, dat de klank der klokken overgaat in den dissonant van geweer vuur en sabelgekletter. Maar waar wij even stilstaan moeten wij toch, onwillekeurig, even dit vreesolijke jaar 1915, herdenken. Misschien zal een nageslacht beter de grootheid van dezen tijd beoor- deelen kunnen dan wij, indien er van een periode, waarin de kleinheid der menschen tot uiting komt, ten minste als van iets grootsch' kan worden gesproken; misschien dat onze kinderen, wier oogen niet zijn verdoft door den rooden bloedschemer die thans over de aarde hangt, en wier harten niet tot stikkens toe zijn benauwd over al deze ellende, die we meemaken, deze periode der wereldgeschiedenis anders, nuchter der, beoordeelen zullen dan wij, voor ons is het afgeloopen jaar het bloed- en rouwjaar, het jaar van ellende, van krankzinnigen haat. En ofschoon de oorlog in een vrijwel latent stadium is overgegaan, en dit jaar zich, in tegenstelling met 1914, gekenmerkt heeft door een lang- gerekten, saaien en taaien positie oorlog in loopgraven, met betrekkelijk weinige acute krijgsverrichtingen, drukt de oorlogstoestand niettemin ontzetend op alles en ieder. Het zou nutteloos en vervelend zijn dit nog eens te herhalen. Als het den lezer gaat als ons, dan kijkt hij de kranten niet meer in om er het toch niet aanwezige oorlogs nieuws uit te halen, maar dienen ze, evenals vóór den oorlog, voor de reproductie van allerlei genoeglijke meeningen en allerlei strijdleuzen. En heerschte aanvankelijk nog een soort „Godsvrede", die misschien in de gegeven omstandigheden alleszins gepast was. maar de lectuur uiterst saai maakte, ook dit masker is afge worpen en de maatschappij strijdt weder lustig voort. Que voulez-vous? Wat voor zin zou het hebben hier in uiterlijken pais en vreé te leven, terwijl men ginds elkander uitmoordt en vernietigt? En zoo lijkt ons de opheffing van het bestand eene daad van logica. Uitteraard staat alles, wat in het afgeloopen jaar geschiedde in ons land, in het teeken van den oorlog. Want, ofschoon ons land metterdaad buiten dien strijd bleef, de naweeön deden en doen zich gevoelen. En onze regeering, die zich aanvankelijk, in het begin van den oorlogstoestand, deed kennen als een krachtige vast beraden regeering, wier eenig doel was ons landje buiten den strijd te houden, (in welk doel zij, eere zij haarook tot nog toe schitterend ge slaagd is!) onze regeering wei d allengs meer en meer becritiseerd. Naarmate de godsvrede verdween, stak de kri tiek haar hoofd op. Het is een gunstig teeken, dat het zoo ging; een bewijs, dat ons maat schappelijk leven, zoo goed en zoo kwaad het gaat, tracht in de oude banen terug te keeren, waaruit de plotselinge oorlog het verdreef.* En ofschoon er veel, zeer veel te wenschen overblijft, ofschoon op de faits et gestes der regeering zeer vele kritiek is ge leverd, één ding, en het is in dezen tijd de hoofdzaak, stemt tot groote dankbaarheid: wy, d. w. z. Sns iand, staan nog ongerept. Geen oorlogvoe rende heeft onze grenzen betreden, geene copflicten van beteekenis met belligerente mogendheden hebben zich voorgedaan, en in vergelijking met andere landen zijn wij in in gunstige positie. Dit moge ons, voor wat het afge loopen jaar betreft, tot dankbaarheid stemmen. We krijgen, als bufferstaat, wel vele economische slagen mede van de vechtenden, maar wat maakt ten slotte een blauwe plek uit waar geroofd en gemoord wordt en gros? Ook voor wat onze eigen gemeente betreft, is het oorlogsteeken het over- heerschende geweest in het afgeloopen jaar. Hoe kan het anders: om het veege lijf te redden, hebben wij aan allerlei maatregelen moeten meedoen. Wij moesten al dadelijk beslissen om trent de deelname aan een werkeloos heidsfonds, dat minister Treub in het lfeven had geroepen, en, ofschoon de Raad van oordeel was, dat deze ge meente, met haar gering aantal wer- keloozen, niet noodzakelijk zoo'n regeling behoefde te nemen, heeft hij toch gemeend zelfstandig zoo'n fonds in het leven te moeten roepen. Reeds in een der laatste zittingen van 1914 was de kwestie besproken en kwam vervolgens in de eerste vergadering van het nieuwe jaar weder ter tafel. Na verschillende phasen doorloopen te hebben, heeft de zaak nog ditzelfde jaar haar beslag gekregen, en zijn, ige dagen geleden, de leden van dit fonds door den Burgemeester ge ïnstalleerd, die nu nog slechts een Voorzitter hebben te kiezen om do werkzaamheden te kunnen aan- De kwestie van goedkoope cokes was meer dan andere jaren, eene urgente en de Raad besloot die weder verkrijgbaar te stellen. De ontzettend hooge kolenprijzen waren oorzaak van een aanzienlek tekort op de rekening der gasfabriek en de vraag: verhooging van den gasprys of niet? bracht een tijdlang de gemoederen hier in beweging. Men kent het verloop der geschiedenis; in een afzonderlijke vergadering werd besloten den gasprljs niet te verhoo- gen, eu by de behandefing der begroo ting werd het tekort, volgens het voorstel der vrijzinnige fractie, groo- tendeels gevonden op eene verhooging en resp. verlaging van verschillende ramingen. Daar deze zaak uitvoerig iu ons blad besproken is, kunnen wij piet dit korte resumé volstaan. Nog eens weer werd de noodzakelijkheid aangetoond van het scheppen eener flinke reserve op de winsten der gas fabriek, terwijl de heer Michels over tuigend aantoonde het verkeerde van de tot dusver gevolgde politiek van teren op de gemeente-bedryven. Ook goedkoope levensmiddelen wer den beschikbaar gesteld, zij het, dat dit naar veler meeniug wei wat lang duurde, want eerst in Mei kwam het z.g. „oorlogsbrood", én de groenten werden 5 Nov. beschikbaar gesteld (regeeringsvisch nog later). Een tentoonstelling van door mili tairen vervaardigde huisvl(jt-artike- len, waarvan het plan in Februari werd opgevat, werd 16 April geopend, en had een groot succes. Verschil lende fraaie voorwerpen waren in de lokalen der Ambachtsschool te zien en legden getuigenis af van de talen ten van velen onzer gemobiliseerden. Ook de woningbouw der vereeni- ging „Volkshuisvesting" stond in zij- delingsch verband met den oorlog Want ofschoon de woningnood in den Helder nijpend was, nooit was hij zoo urgent als nu honderden ge zinnen van hier verblijf houdende mi litairen hier kwamen wonen niet alltren, maar tevens vele werklieden van de opgeheven Rijkswerf in Am sterdam eene woning moesten heb ben. En zoo viel het plan om 182 woningen te bouwen op een terrein aan den Brakkeveldweg op een gloei- enden steen. Met bekwamen spoed opgeleverd 7 Mei had de eerste steenlegging plaats volgens veler opinie met tè bekwamen spoed, want de bestrating is nog niet klaar en heeft het terrein aldaar tot een waren modderpoel gemaakt vormen ze een lieflijk gelegen Tuindorp, dat in de toekomst de gemeente zeer zeker verfraaien zal. Maar de woningnood is er niet mee gekeerd. Het Steuncomité, dat in den afge loopen winter zoo goed gewerkt had, deed in Mei rekeningen verantwoor ding; het bleek, dat nog steeds zeer veel noodig was, terwyl de giften niet meer zoo goed vloeiden als oor spronkelijk. Vandaar, dat het plan voor eene fancy-fair op touw werd gezet, teneinde de kas te stijven. Deze fancy-fair, zorgvuldig voorbe reid, werd van 9—16 October gehou den en slaagde schitterend. Onder de zaken, die met den oorlog in geen verband stonden, noemen w(j allereerst de kwestie~ der m. u. 1. o.- school, ontstaan tengevolge van het vertrek van den heer Stumphius, hoofd van school 8. Helaas echter is deze zaak de splitsing van deze school in eene voor m. u. 1. o. en eene voor u. l.o. nog tot het najaar van 1916 uitgesteld moeten worden. Over de Handels-avondschool der Heldersche Winkeliers-ver «eniging schreven w(j destijds (22 Juni) uit voerig. De Raad heeft deze nuttige instelling tot nog toe altijd tegenge werkt. In Juli kwam gelukkig een betere dienstregeling van de treinen tot stand (u ziet, de oorlog komt er toch weer bij, zoozeer is die reeds met ons maatschappelijk leven vergroeid), waardoor meer treinen reden en den Helder minder geïBOleerd was dan vóór dien tJjd. Tot de instelling van een wettelijke 9-uur-sluiting voor winkels ging de Raad in zijne vergadering van 24 Aug. niet over, trots veler wenach, en de spontaneïteit, waarmede de winkeliers zelf die zaak ter hand hadden genomen. Misschien dat het nieuwe jaar de gewenschte regeling brengt, de samenstelling van den Raad is bereids veranderd. De behandeling der begrooting bracht nog eene tamelijk ingrijpende verandering in ons plaatselijk belas tingstelsel. Hoewel het flnantieel ver beterd is naar de gemeente toe gerekend altijd is van een eenmaal aanvaard principe der progressie af geweken, en eene minder progres sieve regeling aanvaard, ten spijt van de heftige oppositie der raadsmin- derheid. Terwijl tenslotte een verandering van straatnamen, waarin wat meer systeem heeracht dan in de huidige naamgeving, aanvankelijk nog wel tot verwarring aanleiding zal geven. Prins Hendriklaan voor Stationsweg het publiek zal er nog aan moeten wennen. De rubriek „personalia" onderging nog al eenige veranderingen. Aller eerst stierf 14 Jan. het raadslid L. A. Hartsinck, waardoor eene vacature ontstond, die vervuld werd door den heer H. P. Baak. Maar ook de perio dieke verkiezingen brachten eene ver anderde situatie in den Raad, want de vrijzinnige zetels der heeren Van der Ploeg, Oortgijsen en Dr. Van den Berg (indien men dezen óók tot de vrijzinnigen wil ^ekenen), werden door twee sociaal-Amocraten (de hee ren De Zwart en Michels) en één christelijk-historische (den heer J. Spruit) ingenomen, die met de her kozen leden de heeren Bommel, Adri- aanse, Verfaille en Krijneu den eer sten Dinsdag in September door den nieuwen burgemeester, den heer Hou wing, werden geïnstalleerd. En ook in ons plaatselijk ambte naréncorps kwam groote verande ring. Het hoofd onzer gemeente, de heer Van Steyn, reeds lang ziek, keerde begin Maart weder terug van zijn ziekteverlof om reeds 11 April d.a.v. weder, verergerd, te vertrek ken, en 17 Mei bereikte ons zijn doodstijding. Zijn opvolger, de heer W. Houwing, die 5 Augustus in eene afzonderlijke raadsvergadering 'geïn stalleerd werd, bleek in verschil lende zaken the rigbt man in the rigbt place te zijn, die met vaste hand ingreep en van snel handelen hield. In korten tijd had de burge meester zich ingewerkt in de om vangrijke werkzaamheden van zijn ambt, zoodat zelfs zijne politieke tegenstanders hem dienaangaande hun lof niet onthielden by de a" meene beschouwingen voor de be grooting. Ofschoon 20 Februari eene spoed- eischende vergadering werd belegd tengevolge van de ontslag-aanvrage van den wethouder, de heer de Ven, werd deze ontslag-aanvrage, ontstaan uit de gasfabriek-kwestie, weder in getrokken, zoodat in het Dagelijksch Bestuur verder geene wijziging kwam, behalve dat dit college de functies anders verdeelde. Den gemeente-ontvanger, den heer A. J. de Jongh werd op diens ver zoek, eervol ontslag uit zijne functie verleend met ingang van 1 Januari; in zyne plaats werd benoemd de heer Van Dalen, controleur der plaatselijke belastingen, die voorloopig deze laat ste functie er bij waar blijft nemen. De Commissaris van Politie, de heer C. Swaving, overleed 14 Novem ber in de vacature is nog niet voor zien. Tenslotte kwam in de jongste raadsvergadering de ontslag-aanvrage ter sprake van den gemeente-secre taris, den heer Uurbanus, wien met 1 Mei a.s. eervol ontslag uit zyne betrekking verleend wordt. Een bekend stadgenoot verwis selde het tijdelijke met het eeuwige. Wy denken bier aan den heer J. P. van Varik, die 15 Maart in hoogen ouderdom overleed. Daarentegen wa ren anderen zoo gelukkig een jubi leum té vieren; de Zeereerwaarde pastoor Huijgh herdacht 10 Februari zijn gouden priesterjubileum (de datum was eigenlijk 15 Augustus 1914, maar door den oorlog was van een feestviering niets gekomen); de kapelmeester der Kon. Marinekapel, de heer Hazebroek, werd 1 April bevorderd tot luitenant ter zee 8e klasse, vermeldenswaardig feit, daar de heer Hazebroek de eerste kapel meester was, wien deze eer te beurt viel; de agent van de boot Zurmüh- len, de heer J C. Badart, vierde 18 Juni een jubileum, do heer Mulder (firma Van Gend en Loos) den len October zijn gouden feest; 25 Juni vierde de populaire Vereeniging tot Bevordering van het Vreemdelingen verkeer (V.V.V.) „Helders Belang" haar 25jarig bestaan, waarvan eene feestviering in intiemen kring het gevolg was; 14 Augustus volgde de niet minder populaire „Helder's Harmoniekapel". De „Vereeuiging tot Verbreiding der Waarheid" mocht 22 Juni de eerste-steenlegging vieren van een nieuw evangelisatie-gebouw op de plaats van het oude; weinige dagen geleden (22 Dec.) werd in plech- tigen dienst dit gebouw ingewijd. Wy lieten, in hoofdzaak, het belang rijkste, dat het afgeloopen jaar aan den Helder schonk, de revue passee- ren. Er is dus, hoe somber de tijds omstandigheden ook zyn en hoe wei nig bemoedigend in den eersten tyd de toekomst er uitziet, niettemin stof tot tevredenheid voor velen. Mis. schien ware in gewone tijdsomstan digheden meer te releveeren geweest dat thans achterwege bleef, toch is bet boven kortelings gememoreerde eene uiting, dat wij ons hebben aan gepast aan den veranderden toestand en make the best of itdat, in weer wil van alles, het leven zijn gang gaat en zijne eischen steil, en dat alle oorlogsgerucht ten slotte onder geschikt blijkt te zijn aan de levende krachten, die in de maatschappij tot uiting komen, in weerwil van alles. Dit is bemoedigend, en ofschoon nie mand zoo naïef zal zijn om thans reeds de oorlogen weg te cijferen uit het maatschappelijk gebeuren, geeft het hoop voor de toekomst, dat ten slotte, door evolutie der gedachten, het oorlogvoeren en wat daarmede annex is, zal verminderen. In zoover dus heeft het afgeloopen jaar zijn taak volbracht. Ten opzichte van 1916 is slechts één wensch, ééne gedachteVrede 1 vrede! vrede. En waar wij verleden jaar op Oudejaarsavond met dezen zelfden wensch insliepen, wensch, die zoo verkeerd is uitgekomen, daar geeft de situatie ons thans meer hoop op vervulling van dit vurig-verlangde. Want het is schier ondenkbaar, dat de oorlog nog een jaar zou kunnen duren, ondenkbaar wegens de ont zettende menschen- en geldoffers, die ten slotte óók hun grenzen hebben. Daarom hebben wy goede hoop, dat althans deze wensch in vervulling gaat en dat de Nieuwjaarsklokken een jaar inluiden, dat nog wel geen vrede brengt, maar dat dien toch brengen zal. Dan zal de arme, stuiptrekkende aarde aemechtig neerliggen, bloedend uit vele wonden, en de menschheid zal tot bezinning komen en vragen waarom waarom Maar zij zal zich aangorden ten strijde, ten economi- schen strijde "wel te verstaan, zij zal de handen aan den ploeg slaan en de wonden beelen, die zij sloeg. Zy zal, als de phoenix, herrijzen uit hare asch en de goede zon zal al het bloed, waarmede zij thans gedrenkt is, op zuigen, en zij zal vruchtbaar worden om leven te geven, te baren in den eeuwigen rondgang der evolutie. En daarom vrede, vrede, vrede I Dat zy voor 1916 onze eenige Nieuw- jaarswensch I DE WEEK. 28 December. Voor mijn gevoel, maar natuur lijk kan dit eene zuiver-subjectieve, absoluul-peraooniijbe gewaarwording zijn, is 't alsof de spanne tflda, ons scheidend van de jongste maal, toen wij Sylvester, gelijk nu, zagen naderen, een zeer korte ia. Alsof niet twaalf lange maanden, hoè lang zijn ze niet voor velen in t(jd van mobilisatie en stijgende prijzen, on danks duurte-toeslag zelfs I ons van eind December 1914 scheidden, maar even-zoovele wekeD. Het „gezichtsbedrog" is niet onbe grijpelijk, waar de gebeurtenissen, de verschrikkelijke vau eiken dag, elk uur, elkaar nu met zóó verban terende snelheid volgen. Wij zullen trachten, met zoo vroo- lijk mogelijk gelaat op Oudejaars avond-1915 de „bekers" omboog te tuffeD, om vervolgeus den jachten weemoed op ons te doen neerdalen by het oude liedeken van: Uren, dagen, maanden, jareo, Vlieden als een schaduw heen Dat bij den meesten onzer de ge voelens van weemoed en bezorgd heid de overhand zullen hebben op de vroolijkheid, ien kan 't in trouwe verbazen Bovendien schenken de laatste dagen van het stervende tweede oorlogsjaar weinig stof tot bijzondere opgewektheid. Ik schaar my niet in de geladeren van ben, die in het, ondankB „nadrukkelijk protest" onzer Regeering, door Engeland bij voortduring beslag leg gen op onze mailzakken, vervoerd door Nederlandsche schepen, het lam leggen van eene gansche Ned.- Iodiscbe industrie, onmiddellijk het „gewisse teeken" zien, dat nu toch welhaast de groote, verzengende vlam op het vaderlacdsche erf zal over slaan. Die zelfs in het verbod van invoer voor de arme, mooie lelietjes van dalen uit Nederland in Albion, wijl men over het Kanaal vree3t dat aldus producten van Duitsche herkomst zullen worden binnenge smokkeld, 't afdoende bewijs zien, dat de breuk tusschen de Entente en Nederland „een kwestie van dagen, zoo al niet van uren" is geworden. Zonder in de geheimenissen van ons departement van Buitenl. Zaken te zijn ingewijd, weten wij allen nu toch, dat er in de zeventien maan den van wereldkrijg, achter ons lig gend, momenten zijn geweest, waarop het gevaar meer-dreigende was dan misschien de zwartst kijkende pessi mist in Patria vermoedt. Ook besef fen wij allen, dat met de leiding onzer buitenlandsche politiek nu be last is een man, die grooten tact en wijze voorzichtigheid weet te ver eenigen met het handhaven, hoog houden van ons nationaal zelfrespect. By de behandeling van Hoofdstuk III in do-Tweede Kamer is nog pas zeer duidelijk gebleken, hoezeer jhr. John Loudon het vertrouwen van alle par tijen ten volle geniet. Maar zeker in deze tyden van verwarring, van ver rassingen, waarin men telkens voor het gebeuren van de minst verwachte gebeurtenissen komt te staan, is 't zaak om voorbereid te zijn op het geen men zooeven nog als „gewezen gevaar" meende te kunnen beschou wen. Dat in onze Vertegenwoordiging dat besef omtrent het ODgt-wisse, onbetrouwbare, nog steeds gevaarlijke van de situatie voortleeft, is wel zeer duidelijk gebleken op Donderdag 23 December j.1., toen het Parlement minister Bosboom de kleinigheid van Ingezonden Mededeeling. Zoolang gij gezond zijt, overwerkt gij u allicht. Overwerk en zoigen leiden tot niets goeds. Niemand kan dé natuurwetten ongestraft overtreden. Wij allen hebben rust van onzen geest en ons lichaam, lichaamso- fenlng in de buitenlucht en acht. uren slaap noodig om gezond te blijven. Wjj moeten Diet te veel eten ot drin ken. Alleen melk en water kunnen in ruime mate genuttigd worden. Verkeerde gewoonten overladen het bloed met urinezuur vergiften. De Dieren werken als veiligheidskleppen, flltreeren het bloed en verwijderen de vergiften maar zijn geneigd om te verzwakken by langdurige inspan- niDg, en zoodra zij falen, voelt gti u dof, vermoeid en zenuwachtig. Uw rug doet piju, gy verliest aan gewicht, gy krijgt, laat van hoof Ipija, duizelig heid en urinestoornissen. Om beterschap te kUDnen verkre gen moet g|j vooreerst weder een voudige, verstandige gewoonten aan nemen. Maar gij dient ook de nieren te hulp te komen. Wat dat betreft kunt gij siaat maken op Foster's Rugpijn Nieren Pillen. Dit geneesmiddel zal van groot nut blijken om de werkzaamheip der nie ren te herstellen en haar te heipen om het overtollig urinezuur en de vloeibare, afgewerkte stoffen af te voeren. Foster's Pillen zijn gegaran deerd vrij van schadelijke bestand- deeleD. Zij werken alleen op de nieren en urinewegen. Te Don Helder verkrijgbaar bij Alb. ten Klooster, Keizerstraat 93. Toezending geschiedt fr. na ontv. van postwissel k f 1.76 voor één, of f 10.- voor zes doozen. Eischt de echte Foster's Rugpijn Nieren Pillen; wei gert elke doos die niet voorzien ia van nevenstaand handelsmerk. (62) door NORMA. Ze nam 't zich vast voor, oud en en nieuw vierde ze niet. Tot een uur of tien lekker zitten lezen en dan naar bed. Vervelend toch ook, dat ze nu niet, zooals altijd, naar Breda kon gaan. Waarom moesten de kinderen van Lous nu ook juist even vóór de vacautie de roodvonk krijgen? Roodvonk, verbeeld je, nog al gevaarlijk ookAls ze ging en haar heele klasse besmette bü haar thuiskomst. Over één kant, rustige vacantiedagen waren het zoo wel. Dat vreeselijk drukke huishouden van Lous met haar zes kinderen, die ver velende reis in den winter, nu ja, je deed het, om de feestdagen een beetje minder eenzaam te hebben, doch hoo ouder je werd, boe meer je toch eigenlijk aan je gemak dacht. En ze werd oud, ze wist hetl Wan neer ze, met haar lorgnet gewapend, in 't heldere daglicht zich scherp in den spiegel beschouwde, moest ze de rimpeltjes om de oogen, de plooien om den mond, het slappe in haar gezicht wel degelijk zien. En dan die akelige corpulentie I Wat kon je daar toch weinig tegen doen. Soms nam ze, met kunst en vliegwerk, eens een paar pond af, in een oogenblik tijd haalde ze 't ruim weer in. En ze hield toch zoo goed dieet. Geen zoetigheid, geen meelspijzen, veel vruchten, bij goed weer niet trammen maar loopen naar en van school, toch zoo'n -paar uur per dag niets hielp. Don allerlaatsten tyd trok ze zich van dat loopen dan ook maar niet veel meer aan. 't Was me het weertje wel, ze tramde maar liever. Och ja, 't mensch van beneden had haar op oud en nieuw verzocht deed ze natuurlijk meer voor den vorm. Als je al vijf en-twintig jaar laDg dezelfde juffrouw in pension hebt, kan je zoo'n mensch toch niet alleen laten zitten. En dan dat aan gename gezelschap, dat wel weer aanwezig zou zijnOom Koos met zijn doove wederhelft en dan mis schien die saaie, vrome nicht van mevrouw. Bah nee, lekker, dat ze dit maar dadelijk had afgekitst. Zou ze toch nog liever, als dat dan moest, naar Jo gaan, die haar verleden week, toen de brief van Lous kwam, direct zoo hartelijk had uitgenoodigd. Maar ook die zou haar niet zien. Woonde veel te ver weg en dan weer, even als bij Lous, zoo'n ontzettend druk huishouden. Allemaal even levendig en woelig, van de kleinste peuters af, tot vader en moeder aan toe. Hoe die Jo en Piet, met zooveel zorgen en zoo'n beperkt inkomen, nog zoo vroolijk en opgewekt konden zyn En wat zagen ze er jong uit allebei Jo met haar slank figuur! „'k Heb geen tijd om corpulent te worden", placht ze te zeggeu, „'k moet veel te veel pootan". Ja, 't was daar eigen lijk wel een leuk span, jammer maar, dat je er altijd met hoofdpijn vandaan kwam. Eq den volgenden dag was je gewoonweg suf. Neo hoor, die kregen baar ook niet. Juffrouw Willy nam de theemuts weg, keek eens in haar trekpotje, nog een lekker kopje was er in. Wacht, waar was dat nieuwe boek van Shaw ook Jasses, dat viel ook niet mee, moest nog heelemaal open gesneden worden, had ze nu geeD zin aan. De portefeuille eens door snuffelen Och nee, nu nog niet, eerst eens lekker zitten rusten in haar ciapeaudje by den haard. Behaag lijk nestelde ze zich in haar warm hoekje, keek vergenoegd kritisch haar kamer rond. Keurig was 't, en alles in de puntjes en 't mooiste van alles, hóar eigendom. Die prachtige eiken houten boekenkast, dat eenig mooie model, glas in lood, en op den boek die groen gestreepte pot van £}ouda's aardewerk, waar de blanke judas penning het zoo magnifique indeed! Dan haar keurig bureautje, baar staande lamp, haar haard, het echte Deventer tapijt en in den hoek haar buffet met kostbaren inhoud. Heerlijk toch, dat idee, dat alles van je zelf was, je er zelf over ging, geen schen dende hand het vernielde, geen kleve rige kindervingertjes het kondon be vuilen. Stel je voor, in dit comfor tabele interieur een stuk of wat wilde jongens I Willy rilde er van. Met kleine teugjes dronk ze haar thee en trachtte, door dit ifll6s nog maals te overdenken, baar behagelflke stemming vast te houden. Heerlijk, zoo'n eigen home, je eigen heer en meester I Geen gedrens van kindereD, geen compliment van een lastigen huistiran Ze peiDSde, en somde in gedachten al dat verrukkelijks op, maar 't was gek, telkens moest ze moeite doen om in de stemmiDg te bl(jven, be kroop baar een onprettig, gevoel, 't Was of die zoozeer geprezen een zaamheid haar begon te drukken lekker rustig blijven soezen,'tscheen baar onmogelijk, en anders kon ze soms uren in zalig nietsdoen door brengen. Willy sprong op, haalde de porte feuille uit de kast. „'n Nieuwe van vandaag, nog niets van gezien, maar eens prentjes kyken." En ze sloeg de Sketch open en bladerde er in, doch na eenigen tijd kwam ze tot de conclusie, dat ze geen enkele plaat goed gezien had, ze herinnerde zich er niets van, begon van voren af aan, even interesseerde haar een mooi vrouwenkopje, dan was 'tweer mis, en mistroostig knoopte ze den boel vast. 't Gaf toch niets vanavond. Myn hemel, halfachtl Wat moest ze toch beginnen, ze kon nu toch nog niet naar bed gaan. Toch maar een uurtje naar beneden? „Ta, ta, ta," daar hoorde ze die vervelende stem van oom Koos alze wist niet, wat ze liever deed. Weet je wat, een oogenblikje de straat op, 't was fijn weer. Een tikje vriezen en een helder, vol maantje, in gezond weer. Behoedzaam gleed ze over den dikken looper naar beneden, sloot zacht de buitendeur, stevende op de vroolyk-lichte winkelstraten aan. Maar ook bier was het andera dan anders. Geen geflaneer van tijd- hebbende wandelaars, wel menschen op de been, maar allen hadden haast, de meesten beladen met pakjes, ieder repte zich voort. Eer ze 't wist, had juffrouw Willy het drukke stadsgedeelte achter zich, beende ze voort langs een stille, maanbeschenen gracht. Grillig spook ten de oude gevels der buizen in 't I witte maanlicht, staken de boomen hun knoestige armen opwaarts. In de verte schoot als een verschietende ster een tram voorbij, rinkinkte van t tegenovergestelde zij een andere. Verbaasd hield de eenzame wandr Iaarster haar pas in. Wat nu, al zóó ver van huis? Waar wou ze in godsnaam heen? En ze wilde op haar schreden terugkeert®, als ze weer tot andere gedachten kwam. Ze was nu zoo kort bjj Jo, - een kwartiertje trammen, hoogstens. Zou ze dan toch maar? Och, maar 't is al zoo laat, ze zullen zoo gek opkijken, morgen weer hoofdpijnDe bezwaren sta pelden zich op... Juist naderde een tram de halte, waar ze toefde, en eer ze zichzelf goed rekenschap kon geven, gleed ze al aardig met de electrische de nieuwe stad tegemoet ~1 weemaal moest ze op het belletje drukken, eer de deur werd openge trokken, ,'t Is zeker weer een hei- densch lawaai," dacht juffrouw Willy en ze voelde wroeging, dat ze het toch had ondernomen. „Wie daar?" riep een heldere meisjesstem, „Is u dat, oom Frans?" „Oom Frans, lieve oom Frans!" juichten blijde kindermonden en jonge voeten repten zich naar beneden. „O, juffrouw Willy!" Merkbare teleurstelling klonk er door. „Valt je niet mee, hè jongens?" hijgde ze onder 't trappenkliramen. Maar boven aan de trap stond Jo, baar goeie Jo, en haar welkom maakte alles weer goed. „Eenig, meid, dat je toch gekomen bent, al is 't niet vroeg. Toch ben je de laatste nog niet, want je hoort het aan de jongens, oom Frans komt ook nog." „Oom FranB is die dan terug uit Indie, en sinds wanneer?" „Verleden week, zeg, en 'k had geen gelegenheid meer 'tje te laten weten, "k Wou 'tje schrijven, maar, enfin, je begrijpt 't wel, bè? Altjjd even druk en 't schoot er telkens over. 'n Echt leuke vent, de kinderen zijn dol op hem, by verwent ze schandelijk. Hij blyft twee jaar in Holland, 'n ander neemt zijn praktijk waar; je weet toch, dat hij in doéDg dokter is?" „Natuurlijk weet ik dat, je hebt me zelfs laatst zijn portret nog laten zien, herinner je wel?" Wat langer dan gewoonlijk toefde juffrouw Willy voor den spiegel, dofte het haar wat op, trok haar manchetten recht die FraDS typisch, dat ze toch gekomen was. Wat leek hij veranderd op portret, nooit zou je hem herkend hebben vao vroeger. Die mooie krullebol van achttieDjarigen jongen, dat slanke, elastische figuur, je merkte er op 't portret niets meer vaD, 'n maantje scheen 't zelfs wel en het slanke was ook aardig heen. Toch nog wel op 't oog een sympathiek mensch en niet oud ook. Met blijden uitroep begroette de heer des huizesde oi. verwachte gast. Ha, mooi zoo, hoe meer zielen, hoe neer vreugdEn wat ziet onze Willy er bijzonder goed uit vanavond Jo knikte goedkeurend. Ook haar was 't opgevallen, hoe goed haar vriendin dat frisscbe blosje stond en ze hoopte, dat Frans nu heel gauw zou komen, eer dat gezichtje weer verbleekte. De eerste indruk doet veel, en Frans zocht een vrouw in Holland. Een stevige druk op de bel deed weer al de kinderen de kamer uit stormen. Daar had je dan werkelijk oom Frans, „hoeraoom FranB," en aan jas, armen en beenen werd een menachelijk wezen naar binnen ge sjord. „Ho, ho, jongens, jullie denkt ook, oom Frans kan zyu eigen armen en beenen er wel weer aanzetten," riep vader. Het blosje op juffrouw Willy's wangen was nog volstrekt niet ge weken, toen ze oom Frans de hand reikte. „Juffrouw Wolters Bliksem snel vlogen zyn gedachten terug, wel een dertig jaar, naar Den Helder. Ja, toen was er een bakviscbje, aardig ding met mooie kijkers en rank figuurtje, Willy Wolters, hij, Frans, was immers toentertijd tamelijk ge charmeerd op dat leuke diDg. Ja, de oogen, die herkende hij weerl En Willy vond Frans direct knap, echt knap voor zijn leeftijd. Natuurlijk heel wat anders, dan de Frans van 18 jaar, zijn blonde krullebol was weg en een eerste kwartier scheen door de haren op zijn kruintje, maar die geestige mond met de mooie tanden, waarempel, die lachte haar weer toe. Ze waren direct verbazend op hun gemak met elkaar en 't werd een vroolijke pan al vonden de kleine jongens, dat oom Frans zich niet zooveel met hen bemoeide, als hun toekwam. Juffrouw Willy dacht heelemaal niet aan het schrikbeeld, de corpu lentie, at BerlinerbolleD, door Jo heerlijk gebakken, dronk chocolamelk, en de kinderen vond ze volstrekt niet lastig of ondeugend, lief waren ze en ze hielp Jo de kleintjes te bed brengen en ze dekte vlug en handig de tafel voor 't souper. En mevrouw Jo was tevreden, zij, fataliste, die stellig ge loofde aan het zoo mbéten gebeuren dingen, zag in dit alles, de rood vonk in Breda, de aankomst van Frans uit Indié, een leidende hand. 't Mbèst zoo komen, je zoudt 't zien, die twee werden een paar! En onder ernst en luim vloog de avond om. Oude herinneringen uit hun onbezorgde jeugd in Den Helder werden opgehaald„och, zeg, Frans, weet je nog wel dien Sinterklaas avond, toen het zoo erg glad was en je bjj Hooi werf uitstapte, belast en beladen, wjj, Jo en ik, juist aankwa men, jij heel netjes wou stappen en je languit op straat viel, je flikjes alle kanten uitstulvend „Ja, rakkers, en iDplaats van medelijden te hebben en me op te rapen, lachten jullie me uit, ja, 'k weet het nog heel goed, da's nog een ouwe schuld, dames 1" Toen ze scheidden, was 't al een poosje In 't Nieuwjaar. Trams reden er niet meer en de wandeling naar juffrouw Willy's woDing was wel een heel uur. O, maar ze zag er heelemaal niet tegen op. Ze voelde zich zoo joDg en opgewekt en 't was zulk buiten gewoon lekker weer. Eo dan ja. het gezelschap van oom Frans, die haar natuurlijk thuis wou brengen, was haar allesbehalve onaangenaam. Aan zfin arm stapte ze veerkracht ie voort door de nachtstille straten met weinig wandelaars en het maantje loerde zoo verliefd boven de huizen uit. En FraDS vertelde van zijn leven in Indie, waar hij zoo'n beste betrek king had hoe zijn patiënten hem vertrouwden en de kinderen hem aanhingen welk mooi, groot huishU bewoonde, midden in een heorlljken tuin, wat prachtig klimaat het daar was, lekkere koele nachten, maar hoe hij in den laatsten tijd zoo'n innig verlangen naar Holland had gekregen. Hij voelde zich soms zoo ontzettend eenzaam de laatste jaren, sinds zijn jonge vrouw was gestor ven, en niet oud genoeg om aan 't verleden alleen genoeg te hebben. Hij prees het toeval, dat hem te zamen bracht en hoopte maar, dat Willy het ook een beetje prettig voDd. Juffrouw Willy werd er ver legen onder en bloosde als een bakviscbje, zoo Bterk keek hij haar aan en toen ze eindelijk voor haar woning stonden en hij met haar handen in de zijne zoo dringend vroeg, morgen eens even een nieuw jaarsvisite te mogen maken, „zeg maar, op welk uur 't je het beste schikt", was 't heelemaal niet de rustige, saaie schooljuffrouwenstem, die in de klas de kinderen jaar op jaar voorkauwde, dat le frère, de broeder en le père de vader is, maar beverig kwam bet verzoek, „dan maar om een uur of acht een kopje thee te willen komen drinken". En ze dacht daarbij aan haar schemer lamp met rood zijden kap, dat zoo flatteerend werkte. Zou ze ook zelf maar wat extra fijne sigaren halen morgenochtend en een paar mooie chrysanten. Die stonden zoo echt voornaam in die slanke kristallen vaas En op een bovenhuis in een goed koope buitenwijk was een bediijvlg vrouwtje nog druk aan 't redderen, bijgestaan door haar slaperigen Piet en zo kon er niet uitgepraat over raken, hoe dankbaar ze was, dat haar lieve Wil nu geen eenzelvige egoïstische oude vrijster hoefde te worden, zooals er zoov®len zijn en waarvan ze al de allures reeds begon ie krijgen, 't Was me ook maar geen lot in de loterij, een knappe, oppas sende man, een ryke broodwinning en dan dat heerlijke laDd, dat Indie, een dorado vond Jo, land zonder mest en mist en geen dienstboden- nood.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1915 | | pagina 1