notarisTtammes „nederland" holland amerika lijn Steriliseer- toestellen, Inmaakglazen, THEE E. Brandsma. Laatste Veiling Magazijn van Piano's, Vleugels, Orgels en Muziekinstrumenten. ZurMühlen&Co. DE HELDERSCHE BANK. Mijn officieele Vrouw. HUIZEN, GEBRS. SPANJAARD P. GROEN ZOON. Incasseer ingen F. MULDER, Weststraat 32. Fotografisch Atelier van do behoorende tot den boedel van wi)len den Heer C. MULDERS, te HELDER. zal op Woensdag 28 Juni 1916, des avonds 71/» uur, in „CASINO", publiek verkoopen da volgende perceelen te HELDER: 1. Het huls en arf aan de Vlaming straat do. 4; groot 1 are. 2. Het huis en arf aan de 2e Vroon- straat no. 28, groot 1 are. 3. Het huis en erf aan de Laan no. 38, groot 1 are 15 centiaren. 4. Het huis en erf aan de Laan no. 40, naast het vorige perceel, groot 1 are 15 centiaren. Combinatie 3 en 4. 5. Het woon- en winkelhuis en erf aan de Kerkgracht No. 43, groot 99 centiaren. 6. Het huis en erf aan de Kerk gracht No. 44, naast het vorige per ceel, groot l' are 2 centiaren. Combinatie 5 en 6. 7. Het heerenhuis en erf aan de Loodsgracht No. 61, groot 1 are 70 centiaren. 8. Het woon- en winkelhuis en erf aan de Langestraat No. 76, groot 3 aren 70 centiaren. 9. Het huis en erf aan de Lange straat No. 78, naast het vorige per ceel, groot 2 aren 77 centiaren. 10. Het huls en erf aan de Lange straat no. 80, naast het vorige perceel, groot 73 centiaren. 11. Het huis en erf aan de Lange straat no. 82, naast het vorige perceel, groot 70 centiaren. - Combinatiën 9,10 en 11 - 8,9,10 en 11 12. Het huis en erf aan de Wacht- straat no. 45, groot 1 are 17 centiaren. 18. Het huis en erf aan de Wacht- straat no. 47, naast het vorige perceel, groot 1 are. 14. Het huis en erf aan de Wacht- straat no. 49, naast het vorige perceel, groot 1 are 18 centiaren. Combinatie 12, 13 en 14. 15. Het huls en erf aan de Midden straat no. 45, groot 1 are 15 centiaren. 16. Het woon- en winkelhuis met koet en erf aan d6 Middenstraat No. 47, naast het vorige perceel, groot 1 are 35 centiaren. Combinatie 15 en 16. Te bezichtigen twee dagen voor en op den verkoopdag van 2—4 uur. Inlichtingen worden verstrekt ten kantore van genoemden Notaris Stam mes, te Helder. LANGESTRAAT 88 - Tel. Interc. 533 - ALKMAAR. Voor het stemmen, per keer en bij abonnement, komen wij geregeld aan den Helder. Anno 1860. interc. Tel. 222. binnen en buiten de gemeente, op alle plaatsen des Rijks. Directe uitbetaling van marinewissels. Sluiten beleeningen, prolongatiën op ter beurze genoteerde fondsen. Voorhanden bij SPOORSTRAAT 101. Telefoon 118. Passage-Agenten der Stoomvaart-Maatschappij en der VERTEGENWOORDIGER Correspondenten over passage- aangelegenheden worden door boven staande Maatschappijen alleen ge voerd met de Passage-Agenten. Wij nemen gelden in déposlto: nul iin dag opzegging 3 tien dagen 3'/, iioi drie nuindee mt 31/2 zes maanden 4 één jaar vist 4 tllli MMS Geeft vergenoegde gezichten om den theetafel. van CHEF KREUGER, 88 Koningstraat. 88 Dagelijks geopend pok Zondags van S tot 4 uur. Onderscheidingen Binnen- en Buitenland, 3 perceelen BOUWTERREIN te koop, ook zeer geschikt voor Hotel, vlak tegenover het Station. Adres: Aannemer WIJKER. UIT DEN OMTREK. Vergadering van het Polderbestuur te Anna Pauiowna, op Zaterdag 24 Juni 1916, des voor middags te 10 uur. Afwezig do dijkgraaf, de heer J. Stammes;, wegens ongesteldheid. Voor zitter de heemraad, de heer D. C. Reselman. Na opening der vergadering, lezing en goedkeuring der' notulen, wordt Kennisgeving is ontvangen, dat bij Koninklijk besluit is benoemd tot heemraad de heer J. Blaauboer Cz. Door Ged. St. is goedgekeurd het bestek der herstelling ep verzwaring van den zeedijk. Van aannemer de VrieB is een schrijven ontvangen, dat hij het maken der schuttingen in de van Ewijcksvaart heeft aangenomen voor f4220, doch dat. door bijkomende werken deze som verhoogd zal moeten worden met f1225, met nog f50 per week, wanneer deze schuttingen langer dan 2 weken dienst moeten doen. Na bespreking en toelichtingen goed ge vonden. Het herstellen van de oude Veer brug is aanbesteen aan den heer Laagland Winder voor M200 over eenkomstig de begrooting. Eene overeenkomst is aangegaan met de brandverzekering-Maatsch. te Oud-Karspel, waarbij alle gebouwen van den Polder tegen brandschade zijn verzekerd tegen eene premie van fÖ.70 per flOOO.- Het Dag. Best. stelt voor aan den heer J. Polet te van Ewijcksluis te verhuren voor den tijd van 5 jaar eene strook grond, tegenover stoomgemaal No. 2 tegen 2£ ct. per Ms. Na toelichting door den voorzitter goedgekeurd. Toegestaan wordt aan de Derectie der H. IJ. S. M. om de draaibrug over de Molenvaart te veranderen in een vaste brug, onder voorwaarde dat mocht zulks later voor de scheepvaart noodig zijn, deze brug weder veranderd wordtin eene draaibrug. Het Dag. Best. vraagt machtiging om ondershands .aan te besteden de verbetering van de Kade langs den boezem van de Wieringer- waard in perceeleu van 500 M., zoo mogelijk in 2 perceelen te gelijk. Na uitvooringe bespreking goedgekeurd met 10 st. voor en 4 tegeD. De heer de Graaf brengt rapport uit omtrent het onderzoek der geloofs brieven van de 3 gekozen hoofd ingelanden. Dc heer de Graaf zegt dat de geloofsbrieven van de heeren TIjsen en Lindenbergh volkomen in orde waren, aan die van den heer Van der Berg ontbrak de geboorte akte. Aan den laatste is een week rijd gegeven de geboorte-akte in te leveren. Onder dit voorbehoud worden de drie gekozenen toegelaten. Rapporten. De secretaris leest de rapporten van den Dijkgraaf en den Opzichter, be treffende hunne handelingen en be vindingen in den nacht van 13 op 14 Januari 1916. Het rapport van den Dijkgraaf luidt als volgt: Aan het bestuur van den polder Anna Pauiowna. Mijne Heeren I Gevolg gevende aan dén opdracht, mij verstrekt in uwe vergadering van 22 April j.1. heb ik de eer u hiervon- der rapport uit te brengen van mijne handelingen en bevindingen in den voor onzen polder zoo noodlottigen stormnacht van 13 op 14 Januari j.I. Op 13 Januari 1916, des namiddags ongeveer 5 uur, werd bij mij een bericht van den opzichter, den heer Dekker, bezorgd, waarbij deze mij mededeelde dat het water, inplaats van na 3 uur (hoogwater 1.30 M.-f N. A. P.) te vallen, in 2 uur tyd 15 c.M. was gestegen en dat hij alzoo hoog water verwachtte. Van dit bericht nam ik bij mijne thuiskomst te ongeveer 7 uur kennis, waarna ik mij onmiddellijk naar de van Ewljcksluis heb begeven. Bij mfjn aankomst aldaar, trof ik den Opzich ter met eenige mannon bij de sluis, waar zij bezig waren maatregelen te nemen tot inspectie van de dijken en werd onmiddellijk met dit onderzoek een aanvang gemaakt. Twee mannen werden direct ge- zohden ter bewaking van den Oost- dijk en hun werd last gegeven on middellijk van eenig mogelijk gebrek aan den dijk kennis te geven te van Ewijcksluis. Ik begaf mij met den Opzichter en twee mannen ter inspectie naar den Amsteldijk ('t was toen 9 uur en de peilschaal stond op 1.65 M. -j- N. A. P.) Op onzen terugweg bevonden wij, behoudens een enkele uitgeslagen steen den dijk volmaakt in orde. Ook werd daarna door ons don Balgdijk onderzocht en daataan mankeerde niets. Het was toen 11 uur en wij begaven ons naar het Kantoor van den Op zichter, ten einde ons zooveel mogelijk van drooge kleeren te voorzien en de lantarens opnieuw te vullen. Op dit oogenblik rapporteerde de sluiswachter een waterstand van 2.15 M. -f- N. A. P., alzoo 10 cM. hooger dan bij onze aankomst aan het Kan toor van den Opzichter, een half uur geleden. Inmiddels werd door den Opzichter de staat van vroegere hoogwaterstan den geraadpleegd, waaruit bleek, dat de hoogste, vroegere waterstand was geweest 2.41 -f N. A. P. Door het nog steeds stijgen van het water achten wij het gewenschtden dijk voor de tweede maal te onder zoeken. Het was toen 12 uur en de opzichter stelde toen de vraag of het in verband met het ruwe wee'r niet gewenscht zou i\jn, de inwoners van den Oost-Polder te gaan wekken, waarop ik antwoorddelaten we eerst den dijk nog eens gaan zien. Bü het Oude Veer ontdekten wij eenige scheuren aan de binnenzijde van den dijk, waarop wij onmiddellijk naar de Van Ewijcksluis terugkeer den om de gereedstaande mannen met materiaal, als zeilen, ankers, tou wen, gewichten, enz. naar het be dreigde punt te zenden. Tijdens het opleggen van het eerste zeil zakte het binnenbeloop van den dijk met zeil en manschappen 1 M. omlaag. Door het steeds Noordelijker worden van den wind sloeg het water meer en meer over den dijk en werd het toen noodig geacht de inwoners te waarschuwen. De wed. Waiboer werd gelast on middellijk iemand met paard en rijtuig naar de Kleine Sluis te zenden, ten einde den Burgemeester te berichten, dat er nood dreigde aan den zeedijk, opdat ook deze zijne maatregelen in het belang van de veiligheid der in gezetenen zou' kunnen nemen. Te gelijkertijd werd iemand te paard den Oost-Polder ingezonden, ten einde de inwoners aldaar te waarschuwen. FEUILLETON. Naar het Amerikaansch van RICHARD HENRY SA VAGE. 38) „Dat weet ik niet." „Een oogenblikzoo spoedig kan z|j niet buiten ons bereik zijn; dat is onmogelijk." Hij balde zijn vuisten en kermde: „Mijn God, als zij eens ontsnapt was I" „Een telegrafist, spoedig 1 Zij kan nu nog niet ont komen zijn. Eydtkuhnen die af stand is te groot. Kroonstad? - bewaakt. Er is maar één plaats waar zij in dien korten tijd Rusland heeft kunnen verlaten Wiborg!" Hij belde en. beval: „Telegrafeer dadelijk naar "Wiborg. Vraag, of er van nacht ook schepen uitgezeild zijn. Zoo ja, met welke passagiers. Tele grafeer ook afzonderlijk, of Alexander Weletsky, majoor bij de garde cava lerie, daar gezien is. Had hij een vrouw bü zich zoo ja, op welke pas reisde zij. Als zij er nog zijn, arresteert ze dan". Toen viel hem op eens in„Tele grafeer bun signalement naar alle spoorwegstations binnen de duizend wersten van St. Peterburg, en beveel hun aanhouding". H(j liep op en neder, bü zichzelf zegggende: „Zij zullen zich toch niet in de nabijheid hebben durven verbet gen? Neen, daarvoor is Sacha veel te-goed op de hoogte. Dat zou. zljD inhechtenis neming slechts uitstellen". Hij wenddo zich tot de vrouw, zeggende: „Vertel mü de bijzonderheden. Ik had ge dacht, dat gij vertrouwbaar zoudt zijn, omdat ik wist, dat'gij de vrouw haat, die gij moest bespieden". „Ja," riep ik woest, „maar zij be minde den man. 1" „Wat, beminde zü Sacha Weletsky? Mijn God! is dat de oplossing van uw handelwijze riep hij. „Antwoord mü De vrouw viel voor hem op de knieén, haar handen wringend en snikkend; „Genade!" „Antwoord mij de waarheid. Dat is de eenige manier, om geDade bij baron Priedrich te verwerven. De waarheid f „Ik had uw instructies. Ik ging daarheen om op te paissenMijn God denkt gij dat ik den. man, dien ik bemin, had laten .ontvlochten met de vrouw, die ik haatals ik het had kunnen beletten? ik was dengehee- len dag in het hal op den uitkijk. Ik zag haar met deaan heer naar Kroonstadt gaan". „Hoopte zij mü daar te ontkomen riep baron Priedrich op een toon waaruit ik bespeurde dat Hólène's plan op de Dalecarlim zeker mislukt zou zijn. Om half zes zag ik hen in het hotel terugkomen, waar de toedienden hun diner reeds klaar gemaakt hadden". „Twintig minuten daar)ca kwam Sacha binnen en ik lepte pog beter op. Binnen tien minuten kwam hy terug en ik sprak hem aan, om hem zijn trouweloosheid jegens mü te ver wijten, want ik had hem lief!" „En hij maakte u wat wijs?" spotte Friedrich, op vreeselljken toon. „Ja, hij hij „Wat?" „Hy zeide: „Eugénie, zyt gij ja- loêrsch op een grootmoeder? Gij dwaas kindik houd niet van anti quiteiten". Hij sprak mü toe, zooals ik zoo gaarne hoor, en ik kon hem niet wederstaanhjj fluisterde „Wacht hier even; ik zal u bewü'zen, dat ik niet van plan bon om weg te loopen, door de volgende drie uren met u door te brengen. Maar gij ziet er vermoeid uitLenox en zijn vrouw zijn hiernaast, ik zal hier een kop koffie van hun tafel brengen. Hy bracht mü er een, met allerlei lieve woordjes, en ik dronk het uit „En toen?" fluisterde baron Priedrich schor. „Toen sprak hy nog een beetje tegen müik werd slaperig en ik voelde, hoe hij mü de kamer binnen bracht, en toen ik dezen morgen in het bed van mün medeminnares ont waakte, had ik een prop in mijn mond en zoo ben ik hierheen ge voerd". „En uw vervloekte hartstocht voor dien schelm van een Rus heeft mü de kans van mün leven ontnomen. Verwacht geen genade van mü 1" riep Priedrich, want Eugénie begon weer te smeeken. Deze laatste kwam echter spoedig terug met de tijding, dat bij do licht baak de weg versperd was tengevolge van het op den weg schuiven van de binnenzijde van don dük. Wij achtten het toen noodig, dat de op zichter persoonlijk zich op zün motor rijwiel naar de Kleine Slui6 begaf, ten einde van daaruit de noodige maatregelen te nemen om de men- schen in den Oost-Polder te wekken. Mün verzoek aan inwoners van de Van Ewijcksluis om behulpzaam t8 zijn bij het waarschuwen van de men- schen in den Oost-Polder, had geen resultaat, onder voorgeven, dat zü zich in deze omstandigheden niet van hun gezin en bezittingen wilden ver wijderen. Ten einde zooveel mogelijk het over den djjk storten van het water tegen te gaan, werden door mij met behulp van eenige mannen zakken grond en pakken stroo op den dijk gestapeld en zulks met goed resultaat. De bres bij de lichtbaak was echter niet van af de van Ewijcksluis te bereiken. Het materiaal moet worden aangebracht ui,t den Oost-Polder, waarom ik gelastte dit aan te brengen van de boerderij van den heer K. Kaan, bewoond door Rezel, waaraan onmiddellijk werd gevolg gegeven. Inmiddels verscheen de heer M. Wissekerke (een bij dit werk niet genoeg te waardeeren steun) met eenige mannen te Van Ewijcksluis, om hulp te verleenen. Wü begaven ons. van de trambaan naar de licht baak, waar inmiddels de noodige pakken stroo waren aangekomen, welke met behulp van den heer Wis sekerke op den dijk werden gebracht, waardoor het o vers torten van het water bijna geheel werd gekeerd. Toen de opzichter zich dan ook bij ons voegde, kon ik deze mededeelen, dat hier geen gevaar meer dreigde. Wü gingen nu verder den dük op on ontdekten tot onzen grooten schrik dat het water onder de Oude Veer- brug begon te stroomen waaruit door ons werd afgeleid dat elders in den dijk een bres moest zijn geslagen. Ik wilde weten waar de doorbraak' was eü| begaf my vergezeld v.id den opzichter en den heer Wissekerke verder den dük op. Wij zagen toen, ongeveer 100 M. ten Z.O. van het Lotmeer het water over eene groote breedte naar binnen stroomen. Wij begrepen, dat aan redden niet meer viel te denken en keerden ont moedigd, doornat en doodmoe térug. Onze stormlantaarn woei uit en wij vervolgden onzen weg in het donker langs hot gevaarlijke pad. De krachten begaven mij en aan don arm van den heer Wissekerke sleepte ik mij voort tot ik ten slotte niet verder kon en neerviel op den dyk, waar de golven voortdurend over mij heenspoelden. Met de uiterste krachtsinspanning is het mü, dank zij de hulp van den heer Wissekerke, mogen gelukken over den Veerweg en langs de trambaan de Van Ewljckslnis te bereiken, al waar wij te ongeveer 4 uur aankwa men. Hiermede, mijne heeren, hoop ik te hebben voldaan aan de opdracht my door u verstrekt. Jb. Stammes, dijkgraaf. Het rapport van den opzichter luidt als volgt: Rapport van den opzichter R. Dek ker, betreffende het gebeurde in den stormnacht van 13 op 14 Januari 1916. Op den 13den Januari j.1. des na middags 3 uur tyd van hoog water zijnde (stand 1.28 M. N.A.P.) bleef het water wassen en was de stand te 6 uur 15 min. des namiddags 1.90 M. 4" N.A.P., te 9 uur n.m. 1.65 M. -j- N.A.P. Eenige mannen werden door mij om 4 uur n.m. aan gesteld om, zooals ik steeds onder dergelijke omstandigheden deed, de dijken te bewaken en te gelykerüjd werd door my een bericht gezonden aan den dijkgraaf, dat het water buitengewoon gewassen waB. Onge veer 8 uur kwam de dü'kgraaf te van Ewycksluis. Na aankomst van dezen gingen wü met den dijkwacht den Amsteldük inspecteeren. Twee man nen werden aangesteld om den Oost- dijk te bewaken. Hun werd gelast om by eventueele gebreken aan dien dyk daarvan onmiddellijk bericht te brengen aan de Van Ewycksluis. Dükgraaf, ondergeteekende en 2 man nen inspecteerden den Amsteldijk tot voorbü duikersluis no. 2 en be vonden alles in orde. Teruggekeerd naar de Van Ewijck sluis werd de Balgdijk nagezien en ook daaraan mankeerde niets. Na de lantaarns weder te hebben gevuld en de petroleumlantaarn weer in orde gemaakt te hebben en na ons voor zooveel mogelijk van droge kleeren te hebben voorzien, gingen wij voor de tweede maal den dyk op. 'tWas toen omstreeks 11 a 12 uur geworden en ik gaf den dükgraaf als myne meening te kennen, het wenschelijk te vinden de inwoners van den Oost- Polder te waarschuwen, waarop de dijkgraaf antwoordde; dat daarvoor thans geen tijd was, dat wij eerst den dük nog eens moesten gaan zien. Bü dien tweeden tocht ontdekten wjj uaby het Oude Veer eenige scheuren aan de binnenzüde van den dijk, waarop wij direct naar de Van Ewijck sluis terugkeerden om de gereed staande mannen en anderen op te roepen, die met noodmateriaal (als zeilen, ankers, louwen, gewichten enz.) naar het bedreigde punt gingen. By het opleggen van het eerste zeil zakte het binnenbeloop van den dijk met de manschappen 1 M. naar Door het omgaan van den wind naar het Noorden begon het water meer over den dijk te slaan. Ondergeteekende ging verder den dük onderzoeken en vond den toe stand zoodanig dat hij het opnieuw noodig oordeelde de inwoners te waar schuwen. De werklieden gingen hunne huis- genooten waarschuwen, wij gingen terstond naar den stalhouder Waiboer, dien wij gelastten met spoed te paard de inwoners van den Oost-Polder te waarschuwen, wat ook gebeurde. Deze persoon kwam eenigen tijd later weder terug met het bericht, dat hij den weg niet meer kon passeeren, wegens het op den weg schuiven van den dük. Onderwyl was een anderej zoon van Waiboer met paard en rytuig naar de Kleine Sluis gezonden om den Burgemeester als hoofd der ge meente bericht te brengen dat er nood dreigde aan den zeedük. Ik zelf ben op den motor naar de Kleine Sluis gegaan; het was toen ongeveer 1 uur (onderweg nog eenige huis gezinnen waarschuwende) om te be werken, dat van uit de Kleine Sluis menschen konden gezonden worden naar den Oost-Polder. Waiboer zond ik direct naar den opzichter van de Wieringerwaard en een persoon op de fiets naar de Oude Sluis. Persoonlük ben ik bij Gebrs. Dekker nog geweest, of zij met spoed drie mannen op paarden naar den Oost-Polder wilden zenden. Zij beloof den mij direct daarvoor te zullen Juist kwam een telegrafist binnen en legde baron Friedrich een bericht voor, dat hem woedend maakte. Zün gelaat werd bleek, zün handen klem den zich in elkander, alsof zü iets ontastbaars grüpen wilden, dat hem door de vingers geleden was. Hü zeide: „Breng die vrouw wegl Laat my alleen met den Amerikaan". „Toen wü alleen waren, fluisterde hü „Dit telegram bGricht mü, dat de vrouw, die ik meende in myn macht te hebben, mij ontsnapt is dat zij met majoor Alexander Weletsky naar Wiborg gereisd is, een buitenpost van St. Petersburg; als dienstdoend officier van zijn regiment had hü geen pas noodig. Dat hy; als officier van den czar verlof vroeg, in per soonlijken dienst van den keizer met de stoomboot te mogen vertrekken, die van nacht naar Denemarken ging. Met hem eene vrouw, die den pas vertoonde van Eugénie de Launay, speciaal agent van het geheime be spiedingsburcau van het Russische gouvernement - «en algemeene pas, die haar veroorloofde overal heen te reizen, waar haar plicht dit vorderde. De boot vertrok vannacht half twaalf. Ik kan haar onmogelük inhalen. Zij is nu Kroonstadt, zelfs Reval reeds voorbü- Zij is in volle zee, en voor het oogenblik in veiligheid". Toen, mü aanziende als de havik zijn prooi, zeide hü „Maar gij behoort my 1 Gij, die haar in Rusland gebracht hebt, haar hebt voorgesteld aan uw familie, haar zelfs in tegenwoordigheid van den czar hebt toegelaten, alles op een valschen pas, als uw wettige vrouw. Gij behoort mü- gefieel en al gij zijt in mijn kattenvax Doch nu kreeg ik de beste ingeving, die ik in mijn leven gehad heb de goede gedachte, uit wanhoop geboren, waarmede ik mij zelf, iederen dag, dien zy mij spaarde, nog geluk wensch 1 Zij kwam in mü op, en ik gaf hem den laatstan beet van de wanhopige rat. „Neen I" riep ik, „ik ben zoo veilig als gü Luister naar mij om uw zelfs wil, mijn waarde vriend, baron Friedrich. Het is waar, dat ik die dame op mün pas heb meegebracht. Ik heb de Russische wetten genoeg geschonden, dat gü mij naar Siberië zoudt kunnen zenden". „Misschien nog meer," zeide de baron droog. „Maar dat kunt gij niet doan zonder onderzoek. Ik bén een zeor bakcud Amerikaansch burger. Ik ben niet iemand, dien gy zoo maar zonder iets te zeggen, kunt wegmoffelen. Gü moet een onderzoek instellen bij de legatie. Gü kunt de feiten opsommen, gij kunt mij ongetwijfeld doen straf fen; in dat geval weet ik, dat myn land niet tusschenbeide zal komen. Maar durft gü het gebeurde aan uw meester, den czar, mededeelen Durft gü hem te zeggen, dat gij zün aarts vijandin in Rusland toeliet dat ge haar gesproken, haar de hand gekust hebt, en dat gü haar >iiri hebt her kend? Dat gij haar in zyn tegen- Aan de Van Ewycksluis terugge komen zijnde spoedde ik mij naar den dijk. In mijn afwezigheid was men ODder leiding van den Dükgraaf begonnen pakken stroo aan te voeren om deze op de kruin van den dijk te leggen om den golfslag zooveel mogelijk te keeren. Ook in gaten bü de lichtbaak waren stroopakken op gestapeld. Een eindje verder den dyk opgaan de bemerkten wü tot onzen grooten schrik, dat het water onder de oude Veerbrug begon door te stroomen. Wü begrepen daaruit dat er op eene andere plaats een bres in den dük "was ontstaan. Het werkvolk vluchtte om hun huisgenoeten te redden. De Dijk graaf, benevens Wissekerke en onder geteekende gingen den dük verder op om te onderzoeken waar de door braak was en wij zagen, dat op onge veer 100 M. ten Z.O. van het Lot meer een geweldige stroom water naar binnen golfde. Begrijpende, dat er geen, redden meer aan was, trokken wü doornat en doodmoe terug om verder te beraadslagen en de hulp af te wach ten van autoriteiten en militairen, om wier hulp dien nacht reeds door den Burgemeester was getelegrafeerd. Intusschen achtik my verplicht hier nog mede te deelen, dat ik vroeger in eene vergadering van Dükgraaf en Heemraden wel eens de vraag heb geBteld: Wat moet ik doen ingeval er nood is aan den dijk bü stormweer maar heb daarop nooit een bepaald antwoord ontvangen. Ten slotte geef ik u de verzekering, dat ik naar myn geweten overtuigd ben dien rampzaligen nacht naar mün beste weten met inspanning van kracht alles gedaan te hebben wat ik meende in het belang van den Polder en zijne inwoners te moeten doen. Anna Pauiowna, April 1916. R. Deskek, Opzichter. Voorzitter zegtDaar de Dijkgraaf niet aanwezig is, kan deze zün rap port niet toelichten. De heer Dekker, in de vergadering aanwezig, is tot nadere toelichting bereid. Den heer Dekker wordt gevraagd of 't waar is, dat Donderdag 18 Januari, des avonds te 7 uur, hem door iemand aangeraden is, de bewoners van den Oost-Polder te waarschuwen De heer Dekker zegt, dat dit zoo is, doch dezelfde persoon is spoedig bang en heeft vroeger bij stormweer ook wel eens denzelfden raad gegeven. Boven dien achtte de heer Dekker 't niet noodig, omdat de toestand een nor maal verloop had, evenals bü vroegere stormen. Het water was woordigheid toeliet zoodat zü hem vermoord zou hebben?" „Vermoord?" kreet baron Friedrich. VermoordIk voelde, dat ik veld won, en mün toon werd vaster. „Stil I" zeide hü'. „Niet zoo luid I" „Durft gü den czar te vertellen, dat het myn hand en 'niet uwe was, die hem redde van den dood?" „Onmogelük!" riep hij. „Wat ver telt gy my daar?" „Wat ik u zal bewüzen. Luister naar mü tot uw eigen redding 1" En nu vertelde ik hem alles. Hoe de opiumpoeders in mün hand den czar hadden gered, toen zyn vervolg ster hem reeds als haar prooi be schouwde. HU antwoordde niets, doch hield de handen voor de oogen, als in diepe gedachten verzonken. „Nu," zeide ik, „eenmaal hebt gy mü gezegd, hot gold haar hoofd of het uwe! Durft gü aan uw meester vertellen, dat zü u door de handen gegleden is die vrouw, die zoowel zün schrik is als uwe? Uw grootste kans van veiligheid is. mijn veiligheid en dat is stilzwijgen I Laat myn vrouw en mü onmiddelyk Rusland verlaten. Laat niemand ons zien. Gij moogt mü gerust onder toe zicht naar de grenzen zenden. Eo vooral, laat mün vrouw nergens komen, want dan zal iedereen weten, dat ik een week lang een andere by mij had". Friedrich grinnikte afachuwelük en riep „En uw vrouw zal weten hoe haar zakkende. Als er anders gesproken wordt door de ingezetenen, zijn liet louter praatjes. De heer Dekker zegt, dat hü volkomen gelijk gehandeld heeft als bü andere stormen. Weer een auder heeft gezegd: „Ik heb het wel voorzien, dat de dijk hot niet zou houden". De heer Dek kei- zegt, dat is nu na het gebeurde ge makkelük te zeggen. Waarom heeft die persoon dan zelf de menschen niet gewaarschuwd, zonder daartoe van een ander lastgeving te ontvangen En als die persoon daarvan vooraf zoo zeker was, waarom heeft hij dan zyn koeien en kippen Diet in veilig heid gebracht, want die zün alle verdronken. De heer K. A. Kaan zegt in eene vorige vergadering voorgesteld te hebben, dat deze rapporten zouden worden uitgebracht, alleen om de praatjes van de menschen uit de wereld te helpen. Door deze praatjes was er ten opzichte van de hande lingen van dijkgraaf en opzichter eene verkeerde voorstelling ontstaan. De heef P. Kaan zegt wel eens aan den heer Dekker gevraagd t,e hebben om hem te waarschuwen als er ge vaar dreigde. De heer Dekker zegt, dat de toe stand 's avonds normaal was en dat de arbeiders ook niet altijd willen doen wat hun gezegd wordt. Ook komt het voor, dat men den toestand verkeerd inziet Toen hy in den nacht van den doorbraak te Kleine Sluis aan eenige personen, die daar op den dük waren, zeide, dat de dük in gevaar was, werd hij uitgelachen. De heer De Graaf zegt: wat er ge beurd is, kan ons tot leering strekken. Er is in het Polderbestuur gebrek aan organisatie. Er moet voor het geheele Polderbestuur eene instructie zijn, waarnaar gehandeld moet worden als er gevaar dreigt, en geeft ^enkele voorschriften aan, die z. i. in die in structie moeten staan. In tüd van gevaar dient het geheele Polderbe stuur aan den dijk te wezen en dat moet in de te maken instructie vast gelegd worden. De hoer P. Kaau is het mei: den heer De Graaf eens en keurt het af, dat tot nog toe alleen de dljkgiaaf de geheele verantwoordelijkheid droeg. De heer Blaauboer zegt, dat, als er geen instructie is, de overige leden van het Polderbestuur ook niet ver- antwoordelyk gesteld kunnen worden. De heer Wüdenes Spaans wenscht niteen te zetten, wat hü te Kleine Sluis heeft gedaan in den rampzaligen stormnacht. Om 2 uur is de heer Wüdenes Spaans gewekt door den heer Waiboer met de boodschap van den Dükgraaf: er is gevaar n den dük, stuur ar beiders. Ter ..Ijl de heer Wydenes Spaans bezig was arbeiders te roepen, kwam de heer Dekker van de Ewyck sluis, waaro -or de heer Wijdenes Spaans zeer - arwonderd was. Toen werd bekend dat er gevaar was voor den Oost-Polder, waarop met den heer Dekker werd afgesproken dat deze de Gebroeders Dekker te Kleine Sluis zou verzoeken met 3 mannen te paard den Oost-Polder in te gaan, om de bewoners te wekken. Dit is geschied, doch men is be gonnen vooraan in de wegen, inplaats van eerst het dichtst by den zeedük. De heer Wüdenes Spaans brengt dit alleen in het midden, omdat hü als Burgemeester vrü wil uitgaan. Het algemeene applaus bewees dat men de handelwüze van den Burgemeester De heer de Graaf zegt dat men hem in den Boermansweg heeft ge roepen 's morgens te kwart voor 4 uur en züne schoondochter, die dicht by de doorbraak woonde, op hetzelf de uur, wat verklaard kan worden uit het feit, dat toen niet is begon nen te wekken het dichtst bü den dijk. Hiermede werden de discussies over de rapporten gesloten. Voorzitter leest voor een brief van den dükgraaf aan den heer K. A. Kaan, waarin Wordt verzocht in te trekken züne beschuldiging, geuit in de vergadering van 22 April j.1.. als zou de dijkgraaf in den nacht van 13 op 14 Januari j.1. zijne plichten verzuimd hebben. De heer K. A. Kaan zegt niet de bedoeling gehad te hebben beschuldi gingen te uiten. De menschen waren niet tevreden, daarom wenschte hü, dat het Bestuur op een zuiver stand punt zou staan. Hü vond het hate- lljk, dat het Bestuur in een verkeerd daglicht geplaatst werd en om deze verkeerde voorstelling weg te nemen, vroeg hij de rapporten. H(j behoefde dus niets in te trekken. Hét Dag. Best. vroeg machtiging om voor het aankoopen van nopd- materiaal te mogen gaan tot een uitgave van ongeveer f 770.—. Met algemeene stemmen toegestaan. Bij de rondvraag informeert de heer Geerligs naar de hooge prys van 't land door 't Dag. Best. voor het ver zwaren van den dyk aangekocht, nl. 16 H.A. f 2500.— per H.A. Voor zitter licht dit toe, waarmede de beer Geerligs tevreden is. De heer C. Tiel vraagt eene andere bergplaats voor het hout, geborgen bij de halte Breezand. Zal in worden voorzien. De voorzitter spreekt tot den heer C. J. de Mazure, die hoogstwaarschün- lük voor de laatste maal ter vergade ring is, woorden van waardeering, waarop de heer de Mazure antwqordt. Hierna sluiting. man zich een week lang gedragen heeft. Ha, haLenox 1 Ik zal u aan de wraak van uw vrouw overgeven die zal erger zyn dan de wraak van den czar". Ik grinnikte eveneens, want ik wist, dat ik gered was, en zeide „Ja, breng ons by elkander, jlop ons in een rytuig, maar help ons Rusland uit". „Dadelük I" zeide hü. Toen Bcheen zyn vroegere vriendschap voor my terug te keeren, en hü riep: „Als ik te Parijs kom, zullen wü samen een prettigen rijd hebben". „Ja, als gü niets aan mijn vrouw vertelt," zeide ik. Een oogenblik daarna sprak hy „Het is beter, dat gy niet weer naar het hotel gaat". „Maar,' zeide ik, „ik moet ont- büten". (Slot volgt.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1916 | | pagina 4