notarisTtammes
„nederland"
holland amerika lijn
Steriliseer-
toestellen,
Inmaakglazen,
THEE
E. Brandsma.
Laatste Veiling
Magazijn van Piano's, Vleugels,
Orgels en Muziekinstrumenten.
ZurMühlen&Co.
DE HELDERSCHE BANK.
Mijn officieele Vrouw.
HUIZEN,
GEBRS. SPANJAARD
P. GROEN ZOON.
Incasseer ingen
F. MULDER, Weststraat 32.
Fotografisch Atelier
van do
behoorende tot den boedel van
wi)len den Heer C. MULDERS,
te HELDER.
zal op
Woensdag 28 Juni 1916,
des avonds 71/» uur, in „CASINO",
publiek verkoopen
da volgende perceelen te HELDER:
1. Het huls en arf aan de Vlaming
straat do. 4; groot 1 are.
2. Het huis en arf aan de 2e Vroon-
straat no. 28, groot 1 are.
3. Het huis en erf aan de Laan
no. 38, groot 1 are 15 centiaren.
4. Het huis en erf aan de Laan
no. 40, naast het vorige perceel,
groot 1 are 15 centiaren.
Combinatie 3 en 4.
5. Het woon- en winkelhuis en erf
aan de Kerkgracht No. 43, groot 99
centiaren.
6. Het huis en erf aan de Kerk
gracht No. 44, naast het vorige per
ceel, groot l' are 2 centiaren.
Combinatie 5 en 6.
7. Het heerenhuis en erf aan de
Loodsgracht No. 61, groot 1 are 70
centiaren.
8. Het woon- en winkelhuis en erf
aan de Langestraat No. 76, groot 3
aren 70 centiaren.
9. Het huis en erf aan de Lange
straat No. 78, naast het vorige per
ceel, groot 2 aren 77 centiaren.
10. Het huls en erf aan de Lange
straat no. 80, naast het vorige perceel,
groot 73 centiaren.
11. Het huis en erf aan de Lange
straat no. 82, naast het vorige perceel,
groot 70 centiaren. -
Combinatiën 9,10 en 11 - 8,9,10 en 11
12. Het huis en erf aan de Wacht-
straat no. 45, groot 1 are 17 centiaren.
18. Het huis en erf aan de Wacht-
straat no. 47, naast het vorige perceel,
groot 1 are.
14. Het huis en erf aan de Wacht-
straat no. 49, naast het vorige perceel,
groot 1 are 18 centiaren.
Combinatie 12, 13 en 14.
15. Het huls en erf aan de Midden
straat no. 45, groot 1 are 15 centiaren.
16. Het woon- en winkelhuis met
koet en erf aan d6 Middenstraat No.
47, naast het vorige perceel, groot
1 are 35 centiaren.
Combinatie 15 en 16.
Te bezichtigen twee dagen voor
en op den verkoopdag van 2—4 uur.
Inlichtingen worden verstrekt ten
kantore van genoemden Notaris Stam
mes, te Helder.
LANGESTRAAT 88 - Tel. Interc. 533 - ALKMAAR.
Voor het stemmen, per keer en bij abonnement,
komen wij geregeld aan den Helder.
Anno 1860.
interc. Tel. 222.
binnen en buiten de gemeente,
op alle plaatsen des Rijks.
Directe uitbetaling van marinewissels.
Sluiten beleeningen, prolongatiën
op ter beurze genoteerde fondsen.
Voorhanden bij
SPOORSTRAAT 101.
Telefoon 118.
Passage-Agenten
der Stoomvaart-Maatschappij
en der
VERTEGENWOORDIGER
Correspondenten over passage-
aangelegenheden worden door boven
staande Maatschappijen alleen ge
voerd met de Passage-Agenten.
Wij nemen gelden in déposlto:
nul iin dag opzegging 3
tien dagen 3'/,
iioi drie nuindee mt 31/2
zes maanden 4
één jaar vist 4
tllli MMS
Geeft vergenoegde gezichten om den theetafel.
van
CHEF KREUGER,
88 Koningstraat. 88
Dagelijks geopend pok Zondags
van S tot 4 uur.
Onderscheidingen Binnen- en Buitenland,
3 perceelen
BOUWTERREIN te koop,
ook zeer geschikt voor Hotel,
vlak tegenover het Station.
Adres: Aannemer WIJKER.
UIT DEN OMTREK.
Vergadering van het Polderbestuur
te Anna Pauiowna,
op Zaterdag 24 Juni 1916, des voor
middags te 10 uur.
Afwezig do dijkgraaf, de heer J.
Stammes;, wegens ongesteldheid. Voor
zitter de heemraad, de heer D. C.
Reselman.
Na opening der vergadering, lezing
en goedkeuring der' notulen, wordt
Kennisgeving is ontvangen, dat bij
Koninklijk besluit is benoemd tot
heemraad de heer J. Blaauboer Cz.
Door Ged. St. is goedgekeurd het
bestek der herstelling ep verzwaring
van den zeedijk. Van aannemer de
VrieB is een schrijven ontvangen, dat
hij het maken der schuttingen in de
van Ewijcksvaart heeft aangenomen
voor f4220, doch dat. door bijkomende
werken deze som verhoogd zal moeten
worden met f1225, met nog f50 per
week, wanneer deze schuttingen langer
dan 2 weken dienst moeten doen. Na
bespreking en toelichtingen goed ge
vonden. Het herstellen van de oude
Veer brug is aanbesteen aan den heer
Laagland Winder voor M200 over
eenkomstig de begrooting.
Eene overeenkomst is aangegaan
met de brandverzekering-Maatsch. te
Oud-Karspel, waarbij alle gebouwen
van den Polder tegen brandschade
zijn verzekerd tegen eene premie van
fÖ.70 per flOOO.- Het Dag. Best.
stelt voor aan den heer J. Polet te
van Ewijcksluis te verhuren voor den
tijd van 5 jaar eene strook grond,
tegenover stoomgemaal No. 2 tegen
2£ ct. per Ms. Na toelichting door den
voorzitter goedgekeurd. Toegestaan
wordt aan de Derectie der H. IJ. S. M.
om de draaibrug over de Molenvaart
te veranderen in een vaste brug,
onder voorwaarde dat mocht zulks
later voor de scheepvaart noodig zijn,
deze brug weder veranderd wordtin
eene draaibrug. Het Dag. Best. vraagt
machtiging om ondershands .aan te
besteden de verbetering van de Kade
langs den boezem van de Wieringer-
waard in perceeleu van 500 M., zoo
mogelijk in 2 perceelen te gelijk. Na
uitvooringe bespreking goedgekeurd
met 10 st. voor en 4 tegeD.
De heer de Graaf brengt rapport
uit omtrent het onderzoek der geloofs
brieven van de 3 gekozen hoofd
ingelanden. Dc heer de Graaf zegt
dat de geloofsbrieven van de heeren
TIjsen en Lindenbergh volkomen in
orde waren, aan die van den heer
Van der Berg ontbrak de geboorte
akte. Aan den laatste is een week
rijd gegeven de geboorte-akte in te
leveren. Onder dit voorbehoud worden
de drie gekozenen toegelaten.
Rapporten.
De secretaris leest de rapporten van
den Dijkgraaf en den Opzichter, be
treffende hunne handelingen en be
vindingen in den nacht van 13 op 14
Januari 1916. Het rapport van den
Dijkgraaf luidt als volgt:
Aan het bestuur van den polder
Anna Pauiowna.
Mijne Heeren I
Gevolg gevende aan dén opdracht,
mij verstrekt in uwe vergadering van
22 April j.1. heb ik de eer u hiervon-
der rapport uit te brengen van mijne
handelingen en bevindingen in den
voor onzen polder zoo noodlottigen
stormnacht van 13 op 14 Januari j.I.
Op 13 Januari 1916, des namiddags
ongeveer 5 uur, werd bij mij een
bericht van den opzichter, den heer
Dekker, bezorgd, waarbij deze mij
mededeelde dat het water, inplaats
van na 3 uur (hoogwater 1.30 M.-f
N. A. P.) te vallen, in 2 uur tyd 15
c.M. was gestegen en dat hij alzoo
hoog water verwachtte.
Van dit bericht nam ik bij mijne
thuiskomst te ongeveer 7 uur kennis,
waarna ik mij onmiddellijk naar de
van Ewljcksluis heb begeven. Bij mfjn
aankomst aldaar, trof ik den Opzich
ter met eenige mannon bij de sluis,
waar zij bezig waren maatregelen te
nemen tot inspectie van de dijken en
werd onmiddellijk met dit onderzoek
een aanvang gemaakt.
Twee mannen werden direct ge-
zohden ter bewaking van den Oost-
dijk en hun werd last gegeven on
middellijk van eenig mogelijk gebrek
aan den dijk kennis te geven te van
Ewijcksluis.
Ik begaf mij met den Opzichter en
twee mannen ter inspectie naar den
Amsteldijk ('t was toen 9 uur en de
peilschaal stond op 1.65 M. -j- N. A. P.)
Op onzen terugweg bevonden wij,
behoudens een enkele uitgeslagen
steen den dijk volmaakt in orde. Ook
werd daarna door ons don Balgdijk
onderzocht en daataan mankeerde
niets.
Het was toen 11 uur en wij begaven
ons naar het Kantoor van den Op
zichter, ten einde ons zooveel mogelijk
van drooge kleeren te voorzien en de
lantarens opnieuw te vullen.
Op dit oogenblik rapporteerde de
sluiswachter een waterstand van 2.15
M. -f- N. A. P., alzoo 10 cM. hooger
dan bij onze aankomst aan het Kan
toor van den Opzichter, een half uur
geleden.
Inmiddels werd door den Opzichter
de staat van vroegere hoogwaterstan
den geraadpleegd, waaruit bleek, dat
de hoogste, vroegere waterstand was
geweest 2.41 -f N. A. P.
Door het nog steeds stijgen van het
water achten wij het gewenschtden
dijk voor de tweede maal te onder
zoeken. Het was toen 12 uur en de
opzichter stelde toen de vraag of het
in verband met het ruwe wee'r niet
gewenscht zou i\jn, de inwoners van
den Oost-Polder te gaan wekken,
waarop ik antwoorddelaten we eerst
den dijk nog eens gaan zien.
Bü het Oude Veer ontdekten wij
eenige scheuren aan de binnenzijde
van den dijk, waarop wij onmiddellijk
naar de Van Ewijcksluis terugkeer
den om de gereedstaande mannen
met materiaal, als zeilen, ankers, tou
wen, gewichten, enz. naar het be
dreigde punt te zenden. Tijdens het
opleggen van het eerste zeil zakte
het binnenbeloop van den dijk met
zeil en manschappen 1 M. omlaag.
Door het steeds Noordelijker worden
van den wind sloeg het water meer
en meer over den dijk en werd het
toen noodig geacht de inwoners te
waarschuwen.
De wed. Waiboer werd gelast on
middellijk iemand met paard en rijtuig
naar de Kleine Sluis te zenden, ten
einde den Burgemeester te berichten,
dat er nood dreigde aan den zeedijk,
opdat ook deze zijne maatregelen in
het belang van de veiligheid der in
gezetenen zou' kunnen nemen. Te
gelijkertijd werd iemand te paard den
Oost-Polder ingezonden, ten einde de
inwoners aldaar te waarschuwen.
FEUILLETON.
Naar het Amerikaansch van
RICHARD HENRY SA VAGE.
38)
„Dat weet ik niet."
„Een oogenblikzoo spoedig kan
z|j niet buiten ons bereik zijn; dat
is onmogelijk." Hij balde zijn vuisten
en kermde: „Mijn God, als zij eens
ontsnapt was I" „Een telegrafist,
spoedig 1 Zij kan nu nog niet ont
komen zijn. Eydtkuhnen die af
stand is te groot. Kroonstad? -
bewaakt. Er is maar één plaats waar
zij in dien korten tijd Rusland heeft
kunnen verlaten Wiborg!"
Hij belde en. beval: „Telegrafeer
dadelijk naar "Wiborg. Vraag, of er
van nacht ook schepen uitgezeild zijn.
Zoo ja, met welke passagiers. Tele
grafeer ook afzonderlijk, of Alexander
Weletsky, majoor bij de garde cava
lerie, daar gezien is. Had hij een
vrouw bü zich zoo ja, op welke
pas reisde zij. Als zij er nog zijn,
arresteert ze dan".
Toen viel hem op eens in„Tele
grafeer bun signalement naar alle
spoorwegstations binnen de duizend
wersten van St. Peterburg, en beveel
hun aanhouding". H(j liep op en
neder, bü zichzelf zegggende: „Zij
zullen zich toch niet in de nabijheid
hebben durven verbet gen? Neen,
daarvoor is Sacha veel te-goed op
de hoogte. Dat zou. zljD inhechtenis
neming slechts uitstellen". Hij wenddo
zich tot de vrouw, zeggende: „Vertel
mü de bijzonderheden. Ik had ge
dacht, dat gij vertrouwbaar zoudt zijn,
omdat ik wist, dat'gij de vrouw
haat, die gij moest bespieden".
„Ja," riep ik woest, „maar zij be
minde den man. 1"
„Wat, beminde zü Sacha Weletsky?
Mijn God! is dat de oplossing van
uw handelwijze riep hij. „Antwoord
mü
De vrouw viel voor hem op de
knieén, haar handen wringend en
snikkend; „Genade!"
„Antwoord mij de waarheid. Dat
is de eenige manier, om geDade bij
baron Priedrich te verwerven. De
waarheid f
„Ik had uw instructies. Ik ging
daarheen om op te paissenMijn
God denkt gij dat ik den. man, dien
ik bemin, had laten .ontvlochten met
de vrouw, die ik haatals ik het had
kunnen beletten? ik was dengehee-
len dag in het hal op den uitkijk. Ik
zag haar met deaan heer naar
Kroonstadt gaan".
„Hoopte zij mü daar te ontkomen
riep baron Priedrich op een toon
waaruit ik bespeurde dat Hólène's
plan op de Dalecarlim zeker mislukt
zou zijn.
Om half zes zag ik hen in het hotel
terugkomen, waar de toedienden hun
diner reeds klaar gemaakt hadden".
„Twintig minuten daar)ca kwam
Sacha binnen en ik lepte pog beter
op. Binnen tien minuten kwam hy
terug en ik sprak hem aan, om hem
zijn trouweloosheid jegens mü te ver
wijten, want ik had hem lief!"
„En hij maakte u wat wijs?"
spotte Friedrich, op vreeselljken toon.
„Ja, hij hij
„Wat?"
„Hy zeide: „Eugénie, zyt gij ja-
loêrsch op een grootmoeder? Gij
dwaas kindik houd niet van anti
quiteiten". Hij sprak mü toe, zooals
ik zoo gaarne hoor, en ik kon hem
niet wederstaanhjj fluisterde
„Wacht hier even; ik zal u bewü'zen,
dat ik niet van plan bon om weg te
loopen, door de volgende drie uren
met u door te brengen. Maar gij ziet
er vermoeid uitLenox en zijn
vrouw zijn hiernaast, ik zal hier een
kop koffie van hun tafel brengen.
Hy bracht mü er een, met allerlei
lieve woordjes, en ik dronk het
uit
„En toen?" fluisterde baron
Priedrich schor.
„Toen sprak hy nog een beetje
tegen müik werd slaperig en ik
voelde, hoe hij mü de kamer binnen
bracht, en toen ik dezen morgen in
het bed van mün medeminnares ont
waakte, had ik een prop in mijn
mond en zoo ben ik hierheen ge
voerd".
„En uw vervloekte hartstocht voor
dien schelm van een Rus heeft mü
de kans van mün leven ontnomen.
Verwacht geen genade van mü 1"
riep Priedrich, want Eugénie begon
weer te smeeken.
Deze laatste kwam echter spoedig
terug met de tijding, dat bij do licht
baak de weg versperd was tengevolge
van het op den weg schuiven van
de binnenzijde van don dük. Wij
achtten het toen noodig, dat de op
zichter persoonlijk zich op zün motor
rijwiel naar de Kleine Slui6 begaf,
ten einde van daaruit de noodige
maatregelen te nemen om de men-
schen in den Oost-Polder te wekken.
Mün verzoek aan inwoners van de
Van Ewijcksluis om behulpzaam t8
zijn bij het waarschuwen van de men-
schen in den Oost-Polder, had geen
resultaat, onder voorgeven, dat zü
zich in deze omstandigheden niet van
hun gezin en bezittingen wilden ver
wijderen.
Ten einde zooveel mogelijk het over
den djjk storten van het water tegen
te gaan, werden door mij met behulp
van eenige mannen zakken grond en
pakken stroo op den dijk gestapeld
en zulks met goed resultaat.
De bres bij de lichtbaak was echter
niet van af de van Ewijcksluis te
bereiken. Het materiaal moet worden
aangebracht ui,t den Oost-Polder,
waarom ik gelastte dit aan te brengen
van de boerderij van den heer K.
Kaan, bewoond door Rezel, waaraan
onmiddellijk werd gevolg gegeven.
Inmiddels verscheen de heer M.
Wissekerke (een bij dit werk niet
genoeg te waardeeren steun) met
eenige mannen te Van Ewijcksluis,
om hulp te verleenen. Wü begaven
ons. van de trambaan naar de licht
baak, waar inmiddels de noodige
pakken stroo waren aangekomen,
welke met behulp van den heer Wis
sekerke op den dijk werden gebracht,
waardoor het o vers torten van het
water bijna geheel werd gekeerd.
Toen de opzichter zich dan ook bij
ons voegde, kon ik deze mededeelen,
dat hier geen gevaar meer dreigde.
Wü gingen nu verder den dük op
on ontdekten tot onzen grooten schrik
dat het water onder de Oude Veer-
brug begon te stroomen waaruit door
ons werd afgeleid dat elders in den dijk
een bres moest zijn geslagen. Ik wilde
weten waar de doorbraak' was eü|
begaf my vergezeld v.id den opzichter
en den heer Wissekerke verder den
dük op. Wij zagen toen, ongeveer 100
M. ten Z.O. van het Lotmeer het
water over eene groote breedte naar
binnen stroomen.
Wij begrepen, dat aan redden niet
meer viel te denken en keerden ont
moedigd, doornat en doodmoe térug.
Onze stormlantaarn woei uit en wij
vervolgden onzen weg in het donker
langs hot gevaarlijke pad. De krachten
begaven mij en aan don arm van den
heer Wissekerke sleepte ik mij voort
tot ik ten slotte niet verder kon en
neerviel op den dyk, waar de golven
voortdurend over mij heenspoelden.
Met de uiterste krachtsinspanning is
het mü, dank zij de hulp van den heer
Wissekerke, mogen gelukken over
den Veerweg en langs de trambaan
de Van Ewljckslnis te bereiken, al
waar wij te ongeveer 4 uur aankwa
men. Hiermede, mijne heeren, hoop
ik te hebben voldaan aan de opdracht
my door u verstrekt.
Jb. Stammes, dijkgraaf.
Het rapport van den opzichter
luidt als volgt:
Rapport van den opzichter R. Dek
ker, betreffende het gebeurde in den
stormnacht van 13 op 14 Januari 1916.
Op den 13den Januari j.1. des na
middags 3 uur tyd van hoog water
zijnde (stand 1.28 M. N.A.P.) bleef
het water wassen en was de stand
te 6 uur 15 min. des namiddags
1.90 M. 4" N.A.P., te 9 uur n.m.
1.65 M. -j- N.A.P. Eenige mannen
werden door mij om 4 uur n.m. aan
gesteld om, zooals ik steeds onder
dergelijke omstandigheden deed, de
dijken te bewaken en te gelykerüjd
werd door my een bericht gezonden
aan den dijkgraaf, dat het water
buitengewoon gewassen waB. Onge
veer 8 uur kwam de dü'kgraaf te van
Ewycksluis. Na aankomst van dezen
gingen wü met den dijkwacht den
Amsteldük inspecteeren. Twee man
nen werden aangesteld om den Oost-
dijk te bewaken. Hun werd gelast
om by eventueele gebreken aan dien
dyk daarvan onmiddellijk bericht te
brengen aan de Van Ewycksluis.
Dükgraaf, ondergeteekende en 2 man
nen inspecteerden den Amsteldijk
tot voorbü duikersluis no. 2 en be
vonden alles in orde.
Teruggekeerd naar de Van Ewijck
sluis werd de Balgdijk nagezien en
ook daaraan mankeerde niets. Na de
lantaarns weder te hebben gevuld
en de petroleumlantaarn weer in orde
gemaakt te hebben en na ons voor
zooveel mogelijk van droge kleeren
te hebben voorzien, gingen wij voor
de tweede maal den dyk op. 'tWas
toen omstreeks 11 a 12 uur geworden
en ik gaf den dükgraaf als myne
meening te kennen, het wenschelijk
te vinden de inwoners van den Oost-
Polder te waarschuwen, waarop de
dijkgraaf antwoordde; dat daarvoor
thans geen tijd was, dat wij eerst
den dük nog eens moesten gaan zien.
Bü dien tweeden tocht ontdekten wjj
uaby het Oude Veer eenige scheuren
aan de binnenzüde van den dijk,
waarop wij direct naar de Van Ewijck
sluis terugkeerden om de gereed
staande mannen en anderen op te
roepen, die met noodmateriaal (als
zeilen, ankers, louwen, gewichten
enz.) naar het bedreigde punt gingen.
By het opleggen van het eerste
zeil zakte het binnenbeloop van den
dijk met de manschappen 1 M. naar
Door het omgaan van den wind
naar het Noorden begon het water
meer over den dijk te slaan.
Ondergeteekende ging verder den
dük onderzoeken en vond den toe
stand zoodanig dat hij het opnieuw
noodig oordeelde de inwoners te waar
schuwen.
De werklieden gingen hunne huis-
genooten waarschuwen, wij gingen
terstond naar den stalhouder Waiboer,
dien wij gelastten met spoed te paard
de inwoners van den Oost-Polder te
waarschuwen, wat ook gebeurde.
Deze persoon kwam eenigen tijd later
weder terug met het bericht, dat hij
den weg niet meer kon passeeren,
wegens het op den weg schuiven van
den dük.
Onderwyl was een anderej zoon
van Waiboer met paard en rytuig
naar de Kleine Sluis gezonden om
den Burgemeester als hoofd der ge
meente bericht te brengen dat er
nood dreigde aan den zeedük. Ik zelf
ben op den motor naar de Kleine
Sluis gegaan; het was toen ongeveer
1 uur (onderweg nog eenige huis
gezinnen waarschuwende) om te be
werken, dat van uit de Kleine Sluis
menschen konden gezonden worden
naar den Oost-Polder.
Waiboer zond ik direct naar den
opzichter van de Wieringerwaard en
een persoon op de fiets naar de Oude
Sluis. Persoonlük ben ik bij Gebrs.
Dekker nog geweest, of zij met spoed
drie mannen op paarden naar den
Oost-Polder wilden zenden. Zij beloof
den mij direct daarvoor te zullen
Juist kwam een telegrafist binnen
en legde baron Friedrich een bericht
voor, dat hem woedend maakte. Zün
gelaat werd bleek, zün handen klem
den zich in elkander, alsof zü iets
ontastbaars grüpen wilden, dat hem
door de vingers geleden was. Hü
zeide: „Breng die vrouw wegl Laat
my alleen met den Amerikaan".
„Toen wü alleen waren, fluisterde
hü
„Dit telegram bGricht mü, dat de
vrouw, die ik meende in myn macht
te hebben, mij ontsnapt is dat zij
met majoor Alexander Weletsky naar
Wiborg gereisd is, een buitenpost van
St. Petersburg; als dienstdoend
officier van zijn regiment had hü
geen pas noodig. Dat hy; als officier
van den czar verlof vroeg, in per
soonlijken dienst van den keizer met
de stoomboot te mogen vertrekken,
die van nacht naar Denemarken ging.
Met hem eene vrouw, die den pas
vertoonde van Eugénie de Launay,
speciaal agent van het geheime be
spiedingsburcau van het Russische
gouvernement - «en algemeene pas,
die haar veroorloofde overal heen te
reizen, waar haar plicht dit vorderde.
De boot vertrok vannacht half twaalf.
Ik kan haar onmogelük inhalen. Zij
is nu Kroonstadt, zelfs Reval reeds
voorbü- Zij is in volle zee, en voor
het oogenblik in veiligheid".
Toen, mü aanziende als de havik
zijn prooi, zeide hü
„Maar gij behoort my 1 Gij, die
haar in Rusland gebracht hebt, haar
hebt voorgesteld aan uw familie, haar
zelfs in tegenwoordigheid van den
czar hebt toegelaten, alles op een
valschen pas, als uw wettige vrouw.
Gij behoort mü- gefieel en al
gij zijt in mijn kattenvax
Doch nu kreeg ik de beste ingeving,
die ik in mijn leven gehad heb de
goede gedachte, uit wanhoop geboren,
waarmede ik mij zelf, iederen dag,
dien zy mij spaarde, nog geluk
wensch 1 Zij kwam in mü op, en ik
gaf hem den laatstan beet van de
wanhopige rat.
„Neen I" riep ik, „ik ben zoo veilig
als gü Luister naar mij om uw zelfs
wil, mijn waarde vriend, baron
Friedrich. Het is waar, dat ik die
dame op mün pas heb meegebracht.
Ik heb de Russische wetten genoeg
geschonden, dat gü mij naar Siberië
zoudt kunnen zenden".
„Misschien nog meer," zeide de
baron droog.
„Maar dat kunt gij niet doan zonder
onderzoek. Ik bén een zeor bakcud
Amerikaansch burger. Ik ben niet
iemand, dien gy zoo maar zonder
iets te zeggen, kunt wegmoffelen. Gü
moet een onderzoek instellen bij de
legatie. Gü kunt de feiten opsommen,
gij kunt mij ongetwijfeld doen straf
fen; in dat geval weet ik, dat myn
land niet tusschenbeide zal komen.
Maar durft gü het gebeurde aan uw
meester, den czar, mededeelen Durft
gü hem te zeggen, dat gij zün aarts
vijandin in Rusland toeliet dat ge
haar gesproken, haar de hand gekust
hebt, en dat gü haar >iiri hebt her
kend? Dat gij haar in zyn tegen-
Aan de Van Ewycksluis terugge
komen zijnde spoedde ik mij naar
den dijk. In mijn afwezigheid was
men ODder leiding van den Dükgraaf
begonnen pakken stroo aan te voeren
om deze op de kruin van den dijk
te leggen om den golfslag zooveel
mogelijk te keeren. Ook in gaten bü
de lichtbaak waren stroopakken op
gestapeld.
Een eindje verder den dyk opgaan
de bemerkten wü tot onzen grooten
schrik, dat het water onder de oude
Veerbrug begon door te stroomen.
Wü begrepen daaruit dat er op eene
andere plaats een bres in den dük "was
ontstaan. Het werkvolk vluchtte om
hun huisgenoeten te redden. De Dijk
graaf, benevens Wissekerke en onder
geteekende gingen den dük verder
op om te onderzoeken waar de door
braak was en wij zagen, dat op onge
veer 100 M. ten Z.O. van het Lot
meer een geweldige stroom water
naar binnen golfde.
Begrijpende, dat er geen, redden
meer aan was, trokken wü doornat
en doodmoe terug om verder te
beraadslagen en de hulp af te wach
ten van autoriteiten en militairen,
om wier hulp dien nacht reeds door
den Burgemeester was getelegrafeerd.
Intusschen achtik my verplicht
hier nog mede te deelen, dat ik
vroeger in eene vergadering van
Dükgraaf en Heemraden wel eens
de vraag heb geBteld: Wat moet ik
doen ingeval er nood is aan den
dijk bü stormweer maar heb daarop
nooit een bepaald antwoord ontvangen.
Ten slotte geef ik u de verzekering,
dat ik naar myn geweten overtuigd
ben dien rampzaligen nacht naar
mün beste weten met inspanning
van kracht alles gedaan te hebben
wat ik meende in het belang van
den Polder en zijne inwoners te
moeten doen.
Anna Pauiowna, April 1916.
R. Deskek, Opzichter.
Voorzitter zegtDaar de Dijkgraaf
niet aanwezig is, kan deze zün rap
port niet toelichten. De heer Dekker,
in de vergadering aanwezig, is tot
nadere toelichting bereid. Den heer
Dekker wordt gevraagd of 't waar
is, dat Donderdag 18 Januari, des
avonds te 7 uur, hem door iemand
aangeraden is, de bewoners van den
Oost-Polder te waarschuwen De heer
Dekker zegt, dat dit zoo is, doch
dezelfde persoon is spoedig bang en
heeft vroeger bij stormweer ook wel
eens denzelfden raad gegeven. Boven
dien achtte de heer Dekker 't niet
noodig, omdat de toestand een nor
maal verloop had, evenals bü
vroegere stormen. Het water was
woordigheid toeliet zoodat zü hem
vermoord zou hebben?"
„Vermoord?" kreet baron Friedrich.
VermoordIk voelde, dat ik veld
won, en mün toon werd vaster.
„Stil I" zeide hü'. „Niet zoo luid I"
„Durft gü den czar te vertellen,
dat het myn hand en 'niet uwe was,
die hem redde van den dood?"
„Onmogelük!" riep hij. „Wat ver
telt gy my daar?"
„Wat ik u zal bewüzen. Luister
naar mü tot uw eigen redding 1"
En nu vertelde ik hem alles. Hoe
de opiumpoeders in mün hand den
czar hadden gered, toen zyn vervolg
ster hem reeds als haar prooi be
schouwde.
HU antwoordde niets, doch hield
de handen voor de oogen, als in
diepe gedachten verzonken.
„Nu," zeide ik, „eenmaal hebt gy
mü gezegd, hot gold haar hoofd of
het uwe! Durft gü aan uw meester
vertellen, dat zü u door de handen
gegleden is die vrouw, die zoowel
zün schrik is als uwe? Uw grootste
kans van veiligheid is. mijn
veiligheid en dat is stilzwijgen I
Laat myn vrouw en mü onmiddelyk
Rusland verlaten. Laat niemand ons
zien. Gij moogt mü gerust onder toe
zicht naar de grenzen zenden. Eo
vooral, laat mün vrouw nergens
komen, want dan zal iedereen weten,
dat ik een week lang een andere
by mij had".
Friedrich grinnikte afachuwelük en
riep
„En uw vrouw zal weten hoe haar
zakkende. Als er anders gesproken
wordt door de ingezetenen, zijn liet
louter praatjes. De heer Dekker zegt,
dat hü volkomen gelijk gehandeld
heeft als bü andere stormen.
Weer een auder heeft gezegd: „Ik
heb het wel voorzien, dat de dijk hot
niet zou houden". De heer Dek kei-
zegt, dat is nu na het gebeurde ge
makkelük te zeggen. Waarom heeft
die persoon dan zelf de menschen
niet gewaarschuwd, zonder daartoe
van een ander lastgeving te ontvangen
En als die persoon daarvan vooraf
zoo zeker was, waarom heeft hij dan
zyn koeien en kippen Diet in veilig
heid gebracht, want die zün alle
verdronken.
De heer K. A. Kaan zegt in eene
vorige vergadering voorgesteld te
hebben, dat deze rapporten zouden
worden uitgebracht, alleen om de
praatjes van de menschen uit de
wereld te helpen. Door deze praatjes
was er ten opzichte van de hande
lingen van dijkgraaf en opzichter
eene verkeerde voorstelling ontstaan.
De heef P. Kaan zegt wel eens aan
den heer Dekker gevraagd t,e hebben
om hem te waarschuwen als er ge
vaar dreigde.
De heer Dekker zegt, dat de toe
stand 's avonds normaal was en dat
de arbeiders ook niet altijd willen
doen wat hun gezegd wordt. Ook
komt het voor, dat men den toestand
verkeerd inziet Toen hy in den
nacht van den doorbraak te Kleine
Sluis aan eenige personen, die daar
op den dük waren, zeide, dat de dük
in gevaar was, werd hij uitgelachen.
De heer De Graaf zegt: wat er ge
beurd is, kan ons tot leering strekken.
Er is in het Polderbestuur gebrek aan
organisatie. Er moet voor het geheele
Polderbestuur eene instructie zijn,
waarnaar gehandeld moet worden als
er gevaar dreigt, en geeft ^enkele
voorschriften aan, die z. i. in die in
structie moeten staan. In tüd van
gevaar dient het geheele Polderbe
stuur aan den dijk te wezen en dat
moet in de te maken instructie vast
gelegd worden.
De hoer P. Kaau is het mei: den
heer De Graaf eens en keurt het af,
dat tot nog toe alleen de dljkgiaaf
de geheele verantwoordelijkheid droeg.
De heer Blaauboer zegt, dat, als er
geen instructie is, de overige leden
van het Polderbestuur ook niet ver-
antwoordelyk gesteld kunnen worden.
De heer Wüdenes Spaans wenscht
niteen te zetten, wat hü te Kleine
Sluis heeft gedaan in den rampzaligen
stormnacht.
Om 2 uur is de heer Wüdenes
Spaans gewekt door den heer Waiboer
met de boodschap van den Dükgraaf:
er is gevaar n den dük, stuur ar
beiders. Ter ..Ijl de heer Wydenes
Spaans bezig was arbeiders te roepen,
kwam de heer Dekker van de Ewyck
sluis, waaro -or de heer Wijdenes
Spaans zeer - arwonderd was. Toen
werd bekend dat er gevaar was voor
den Oost-Polder, waarop met den heer
Dekker werd afgesproken dat deze
de Gebroeders Dekker te Kleine Sluis
zou verzoeken met 3 mannen te paard
den Oost-Polder in te gaan, om de
bewoners te wekken.
Dit is geschied, doch men is be
gonnen vooraan in de wegen, inplaats
van eerst het dichtst by den zeedük.
De heer Wüdenes Spaans brengt dit
alleen in het midden, omdat hü als
Burgemeester vrü wil uitgaan. Het
algemeene applaus bewees dat men
de handelwüze van den Burgemeester
De heer de Graaf zegt dat men
hem in den Boermansweg heeft ge
roepen 's morgens te kwart voor 4
uur en züne schoondochter, die dicht
by de doorbraak woonde, op hetzelf
de uur, wat verklaard kan worden
uit het feit, dat toen niet is begon
nen te wekken het dichtst bü den
dijk. Hiermede werden de discussies
over de rapporten gesloten.
Voorzitter leest voor een brief van
den dükgraaf aan den heer K. A.
Kaan, waarin Wordt verzocht in te
trekken züne beschuldiging, geuit in
de vergadering van 22 April j.1.. als
zou de dijkgraaf in den nacht van
13 op 14 Januari j.1. zijne plichten
verzuimd hebben.
De heer K. A. Kaan zegt niet de
bedoeling gehad te hebben beschuldi
gingen te uiten. De menschen waren
niet tevreden, daarom wenschte hü,
dat het Bestuur op een zuiver stand
punt zou staan. Hü vond het hate-
lljk, dat het Bestuur in een verkeerd
daglicht geplaatst werd en om deze
verkeerde voorstelling weg te nemen,
vroeg hij de rapporten. H(j behoefde
dus niets in te trekken.
Hét Dag. Best. vroeg machtiging
om voor het aankoopen van nopd-
materiaal te mogen gaan tot een
uitgave van ongeveer f 770.—. Met
algemeene stemmen toegestaan.
Bij de rondvraag informeert de heer
Geerligs naar de hooge prys van 't
land door 't Dag. Best. voor het ver
zwaren van den dyk aangekocht, nl.
16 H.A. f 2500.— per H.A. Voor
zitter licht dit toe, waarmede de beer
Geerligs tevreden is. De heer C. Tiel
vraagt eene andere bergplaats voor
het hout, geborgen bij de halte
Breezand. Zal in worden voorzien.
De voorzitter spreekt tot den heer
C. J. de Mazure, die hoogstwaarschün-
lük voor de laatste maal ter vergade
ring is, woorden van waardeering,
waarop de heer de Mazure antwqordt.
Hierna sluiting.
man zich een week lang gedragen
heeft. Ha, haLenox 1 Ik zal u aan
de wraak van uw vrouw overgeven
die zal erger zyn dan de wraak van
den czar".
Ik grinnikte eveneens, want ik
wist, dat ik gered was, en zeide
„Ja, breng ons by elkander, jlop
ons in een rytuig, maar help ons
Rusland uit".
„Dadelük I" zeide hü. Toen Bcheen
zyn vroegere vriendschap voor my
terug te keeren, en hü riep:
„Als ik te Parijs kom, zullen wü
samen een prettigen rijd hebben".
„Ja, als gü niets aan mijn vrouw
vertelt," zeide ik.
Een oogenblik daarna sprak hy
„Het is beter, dat gy niet weer
naar het hotel gaat".
„Maar,' zeide ik, „ik moet ont-
büten".
(Slot volgt.)