AMSTELBÏEEEN
Erdal
SPENEN
Handschoenen
HERMAN, NYPELS
Laat II Fotografeeren
HELDER
HETGULDEN MYSTERIE,
Openluchtmeeting te Texel
HELDRIA".
T. van Zuylen,
Bij P. SCHUWEN, Smidstraat 21,
bij N. EISELIN,
Magazijn„D£ STER
GEBRS. SPANJAARD
Magazijn van Piano's, Vleugels,
Orgels en Muziekinstrumenten.
De Heldersche Bank
Piano- en Orgelhandel
W. H.TIELROOIJ, Weststraat 58.
INDISCHE
UITRUSTINGEN
P. GROEN ZOON.
Incasseer ingen
Zuigflesschen
A.ten Klooster,
Keizerstraat 93.
Advertentiën
Hoold-agenl G. JOH. v. d. LEE,
Spoorstraat 106.
Bottelarij en Opslagplaats
Prins Hendriklaan 5.
Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht.
op Zondag 20 Augustus, des namid. half 3,
in het DOOLHOF, nabij OUDESCHILD.
spreekster Jonkvr. S. W. A. WICHERS, Amsterdam,
Lid van het Hoofdbestuur.
sprekers: de Heer A. B. GOMPERTS, Amsterdam,
C. THOMASSEN, Bussum.
presidente: Mej. i. C. LANSCHOT HUBRECHT, Amsterdam,
Lid van het Hoofdbestuur.
Komt allen op, 't zij gij vóór- of tegenstander zljt. "fl
Het Hoofdbestuur
der Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht.
Entrée 10 cent.
99
HAARHERSTELLER.
Beproefd middel tegen het uitvallen
on tot bevordering van den hergroei
van 't hoofdhaar, blijkt steeds het beste.
Per flacon 60 cent.
Alléén verkrijgbaar bij:
Spoorstraat, Coiffeur.
is verkrijgbaar:
OSSEN VLEESCHv
a 50 ct. per 5 ons.
Kanaalweg' 3.
(Atelier dagelijks geopend).
Andijvieplanten,
Prljplanten,
Boerekoolplanten,
verkrijgbaar aan de
Kweekerij „Rozenlust",
Van Galenstraat 72-74.
Oasz' ruiter, die
Hoogs laarzen draagt,
Naar Erdat-crême
geregeld vraagt.
zwart geel bruin.
ERBAL-tchoencrlme dankt hare goede
reputatie, naast da uitstekend* kwaliteit,
In de aersta plaats aan haren aangenamen
gaar.
Alom verkrijgbaar tegen 15 cents de
groote SI doos en 10 ets. de doos S60
G' cé Tricot
LANGESTRAAT 88 - Tel. Interc. 533 ALKMAAR.
Voor het stemmen, per keer en bij abonnement,
komen wij geregeld aan den Kelder.
Wij belasten ons met den aan-
en verkoop van effecten en het
vorxilveren van ooupons. -
Ruime keuze, ook in gebruikte instrumenten,
decgewensoht gemakkelijke betalingsconditiën.
Speciul ingericht ttl hit doen van alle lapualiën aan Piano's an Orgels, garantie,
STEMMEN per keer en bij abonnement.
ZEPHIR PYAMAS
4.oo
5.50
FLANEL PYAMAS
7.50
VRAAGT PRIJSCOURANT
Anno 1860.
Interc. Tel. 222.
binnen en buiten de gemeente,
op alle plaatsen des Rijks.
Aan- en verkoop van effecten,
coupons, vreemd bankpapier en
vreemde muntspeciën.
Voor Uwe Kinderen is „VICTORIA"
onovertrefbare hoofd Eau de Cologne. Per flacon
25 en 35 cent.
K E UR EC A".werkt eveneens verrassend
zeker en is aangenamer in 't gebruik doordat
het reukloos is. Het kost 35 en 50 cent
per flacon. Proefflacoq 20 cent.
Deze hoofd waters bestaan uitzuivere extrac-
tieve plantcnstoffen en beantwoorden vol
komen aan de eischen, welke men voor
dergelijke hoofdwatersstelt.
Verkrljgb. bij den Heer Wijtsma, Middenstr. en
bij don fabrikant S. C. G. de Man, Koningstr.
voor
verkrijgbaar bij:
Ass.-Apoth.,
Telefoon 78.
Honden of kinderen.
Lezenswaard is wat een Duitsch
hondenhater over dit onderwerp
schrijft
„De hond in de stad ik weet,
met dezen zia maak ik me doods
vijanden was me steeds een gruwel.
Op het platteland mag ik hem wel
lijden. Daar heeft hij zijn hok vóór
het huis en vrijheid van beweging,
daar kan hij loopen, springen, blaffen,
daar heeft h|j de ruimteEen hond
voor een eenzaam gelegen landhuis,
een hond bij een hut in het gebergte,
een herdershond en een jagershond,
daarop zegt men natuurlek ja en
amen.
„Maar de stadshond? Of nog erger;
het stadshondje Het heeft zijn waar
de als herkenningsteeken van den
eigenaar. Ik zou met een man, die
overdag in zijn woning het gespartel
en het gedraai, het gesnuif en voor
de voetén loopen van een altijd be-
wegelyken hond om zich duldt,
geen degelijke zaken willen doen. Over
een man geeft niet alleen de vrouw,
die naast hem leeft, als de verper
soonlijking van zijn innerlijk, uit
sluitsel, ook de bond karakteriseert
zijn baas. Met menscben, die met een
hondje leven, dat in den mantelmouw
of in een zijzak kan worden verstopt
en ach, hoe doddig daar eiken
avond in wordt geborgen, zou ik geen
ernstig gesprek kunnen voeren. Een
dame, die geen kind meer is, mag
geen dwergpoedel, die altijd op eiken
zetel wat van zijn haren achterlaat,
op den schoot houden, tenzij zij daar
mee baar onschuld wil aanduiden,
die baar nog met poppen doet spelen,
tenminste met levende.
„Hoe kan een ernstig, toerekenbaar
mensch dagelijks die hoeveelheden
onproductieven arbeid verrichten of
laten verrichten, die voor het oppas
sen, het schoonhouden, het opsieren
van zoo'n klein schoothondje noodig
zijn Neen, het dwerghondje behoort
tot die belachelijke petitriens, die
met goeden smaak niets hebben uit
te staan 1 Het is een onverdragelljke
petit-rien, want het. is beweeglijken
maakt geluid. Het is zótter dan een
kanarievogel, want die fluit tenminste
nog hoewelook bet houden van
zoo'n rustverstoorder van de heilige
stilte geeft te donken. Men zegge
niet: deze opmerkingen zijn gevoel
loos. Is het soms een teeken van
warme hartelijkheid, wanneer iemand
zich vrijwillig dé taak oplegt voor
gevangenbewaarder te spelen over
zijn armzalig, in zijn kooi opgesloten
lieveling En de stadswoning, waarin
de honden lui, vet en asthmatisch
worden, omdat ze daar hun natuurlijk
levenselementhet wijde veld, moeten
missen, is slechts de groote kooi van
den hond. Ik wil er niet lang over
praten, hoeveel nutteloozen arbeid ze
veroorzaken. Tienduizenden vrouwen,
kamermeisjes en kinderen moeten
hoe dikwijls per dag? trap op, trap
af loopon, als adjudanten of opvoed
sters van de honden, die men na een
inspanning van maanden er eindelijk
toe gebracht heeft om in plaats van
de kamers, de straten van de men-
schen te verontreinigen, die indirect
toch ook nog tot de woningen bebooren.
Op het land, in een weide, zijn der
gelijke versieringen op de juiste plaats,
in de stad zijn deze dagelijks opge
richte hondenmonumenten smerig en
lastig.
„Maar, ik b e n gevoelloosik vind
het tegen me opspringen van honden,
het likken als teeken van liefdesver
klaring, de vuile pooten, die ze overal
achterlaten, slechts overlast. Een goed
gedrilde buitenhond blijft tenminste
op een afstand. De beperkte ruimte
in de stadswoningen, doet een zoo
warme nabuurschap tusschen hond
en zijn baas ontstaan, dat zelfs vlooien
daarin geen verandering kunnen
brengen. Dames, die zich er wel voor
zouden hoeden, om een stuk gebraden
vleescb met de vingers in den mond
te steken, zag ik wel eens met honden
spelen, zich door die dieren laten
likken,en door hun koud-natte neuzen
laten besnuiven. Dat doet... de
liefde.
„En nu nog wat anders. De hond
behoort bij het geen-kinderen-systeem.
Het zou zeer zeker gruwelijk en
onbillijk ge weeSt zijn, wanneer iemand
den eenzamen Arthur Schopenhauer
zijn hond had misgund. Scbopenhauer's
trouwe hond vertegenwoordigde voor
den eenzamen phylosoof het geslacht
der levenden, het symbool van het
leven. Het genie kon de dienstbode
van de trappen afgooien, maar de hond
nam hij als symbool tot zicb met een
liefde, die hij theoretisch verklaarde
en leefde daarom met hem in vrede.
Bij FauSt behoorde de poedel, vóór
hij Gretchen gezien had. Den
zij een kwispelstaartende begeleider
gegund, maar waarvoor hebben de
twee-samen hem noodig? Men ga
zijn kring van bekenden maar eens
na: altijd houden de eenigszins op
leeftijd gekomen en toch nog jonge,
kinderlooze menscben er een hond
op na, omdat ze te veel natuurlijk
gevoel hebben, dan dat ze zonder een
voorwerp van liefde zouden kunnen
leven. Deze jonge 'dame het'is met
te begrijpen - heeft bruidegom, noch
verloofde, maar voor het een of andere
levende wezen moet ze zorgeü, dus
neemt ze een hazewind. Die goede,
verstandige echtelieden is tegen
hun wil de kindervreugde niet
beschoren; dus nemen ze een bond
en storten over dat dier hun liefde
uit. Deze innerlijke overvloed is oor
zaak van de ontaarding van de zorg
voor honden, is schuld van de vette
honden, de hondenkerkhoven
hondensanatoria.
„Tot nu toe was dat nog te dulden.
Maar nu is deze hondenliefde dwaas,
zelfs zondig.
„Nu hebben honderdduizenden kin
deren in dezen vreeselljken oorlog hun
vader verloren. Nu mag de hond niet
vóór het kind gaan I Liefde, die nu
op honden wordt uitgestort, in plaats
van op kinderen, is pervers. Natuur
lijk een hond is- veel gemakkelijker
en het gemak dient den mensch. De
hond kan vertroeteld en vergeten,
gestreeld en geschopt worden, hij was
er of hij was er niet, men was hem
genegeD, maar voelde zich toch uiet
gebonden. Deze elasticiteit is bij den
omgang met kinderen niet mogelijk.
De hond vraagt een baas, het kind
vraagt een menBCh.
„Wanneer de tijden van de gemak
zucht wat voorbij raken, dan zullen
er slechtere dageh voor de honden
komen, maar gezegende voor
kinderen. Ik heb nooit begrepen,
waarom rijke menschen zicb niet de
onbeschrijfelijke vreugde deelachtig
maken, om heele troepen kinderen
om zich heen te verzamelen. Is er
iets vreugdevollers, iets bljjers dan
een groot landhuis met breede trappen
en een grooten tuin, dat dreunt van
het gejubel en de vroolljkheid van
vele kinderen? Do naguur is niet
gierig. Ook vreemde kinderen banen
zich een weg tot het hart van den
naaste. Een geboren moeder kojnt bij
e 1 k kind tot h&ar recht.
„En geef toe, de hondenliefhebberij
was een erbarmelijk surrogaat!"
Zoo schrijft Stefan Grossmann in
de „Voss. Ztg.".
Da wonderen der moderne
oorlogtchlrurgii.
Een medewerker van de „Daily
News" geeft eene beschrijving van
het werk der oorlogschirurgen, die de
misvormden weder tot bruikbare
menschen maken. Wij laten bier een
paar voorbeelden volgen.
„Daar is b. v. het herstellen van
gewonde zenuwen langs operatieven
weg. Wij vinden een patiënt, die
dicht bij het sleutelbeen getroffen is
door een kogel, welke de zenuw die
de spieren van de rechterpols inner-
veert in tweeën gesneden hoeft. De
polB hing dientengevolge slap neer en
tot voor korten tijd zou men dit geval
als ongeneeslijk beschouwd hebben.
Men heeft de beide einden van de
zenuw echter weder verbonden en
naar alle waarschijnlijkheid zal de
man na een jaar zijn hand weder
even goed kunnen gebruiken als
vroeger. „Het is zoo eenvoudig als
het aan elkander hechten van de
einden van een telefoondraad," zegt
de chirurg, die de operatie verricht
heeft.
Bij een anderen patiënt was het
vleezige deel van den arm wegge
schoten, zoodat een stuk van een
10 c.M. lengte van de zenuw die de
vingers beweegt medegenomen is. De
dokter schelde eenige andere hospi
talen op tot hü gevonden had wat
hij noodig had. Dien middag zou nl.
bü een patiënt in een der inrichtin
gen een been geamputeerd worden.
Onmiddellijk na deze operatie werd
uit het geamputeerde been een stuk
zenuw van de vereischte lengte ge
nomen, in een bad van zoutwater
gelegd en per taxi naar den dokter,
die opgescheld had, gezonden. Daar
was de patiënt reeds onder narcose
gebracht. De wond in den arm werd
met het lancet geopend, de einden
van de doorgeschoten zenuw opge
zocht en dezen werden door middel
van het uit het geamputeerde been
genomen stuk zenuw aaneengeheclit.
De patiënt zal binnen niet te langen
tijd zijn hand weder kunnen gebruiken
Beender chirurgie is meer algemeen
bekend en eenvoudigmaar het is
toch wel merkwaardig, met een man
te spreken, die een onderkaak heeft
welke vroeger een deel van zijn rech
terbeen was.
Het stuk van het kuitbeen zal wel
spoedig weder aangroeien en dan be
schikt de patiënt weder over een
compleet beenderstelsel.
Er kwam in een der hospitalen een
jonge man, wiens been ongeveer 12
cM. te kort was geworden, omdat op
een breukplaats de einden van het
doorgebroken heupbeen over elkander
waren geschoten. Hij zou dus, zonder
behandeling, levenslang kreupel
geweest zijn. Men opereerde hem nu
op de volgende wijzeEerst werd
het been, nadat de patiënt onder
narcose was gebracht, opnieuw ge
broken, het boen blootgelegd, aan
beiden gebroken einden een stukje
been glad afgezaagd en door middel
van een eind stalen buis, die met
schroeven aan de beenstompen be
vestigd werd opnieuw aaneen gehecht
en op de juiste lengte gebracht. De
operatie is precies zoo uitgevoerd
alsof het beeDe en gebroken tafelpoot
was. De buis en de schroeven zullen
dus voortaan een integreerend deel
van 'smanB geraamte uitmaken, want
Btaal roest niet, wanneer het door
levende weefsels omgeven is. Het
been is nu weder zoo lang als het
oorspronkelijke geweest is en de
patiënt kan er weder goed op loopen".
Als het bovengedeelte van het ge
zicht weggeschoten is, kunnen zulke
operatie niet uitgevoerd worden, maar
hier komt de beeldhouwer te hulp,
die precies sluitende maskers maakt,
welke volkomen den indruk maken
van een levend gezichtsdeel. Dit is
eene uitvinding van luitenant Der went
Wood, een bekend beeldhouwer. Hij
gaat te werk naar portretten van den
patiënt vóór de verwonding en brengt
een sprekende gelijkenis in de masker s,
die uit verzilverd koper bestaan, 6n
nauwkeurig in de kleur van de rest
van het gezicht bijgeschilderd worden.
Zoo toegerust kan de patiënt weder
de wereld ingaan zonder een voor
werp van afschuw van zijn mede-
menschen te zijn en kan hij dan dus
zijn gewoon mensehelljk leven weaor
opvatten.
Er zijn nog tallooze gevallen van
merkwaardige stukjes van chirurgi
sche vaardigheid te vermelden. Zoo
o.a. waar een patiënt een stuk shrap-
nell in de borst had gekregen, dat
in de achterzijde van het hart was
gedroDgen. De arts had de borstkas
geopend, en uit het kloppende hart,
dat hij in de hand hield, op het ge
voel af met de vingers de scherf
verwijderd, gelukkig zonder eön ern
stige bloedstorting in de borstholte
te veroorzaken.
Het nieuwe verdoovende middel,
waarvan thans gebruik wordt ge
maakt, is zoo weinig hinderlijk, dat
de patiënt twee uren lang onder
narcose kan blijven en een kwartier
nadat hij weder tot bewustzijn is
gekomen, een cigaret kan rooken.
Er zou ook veel te vertellen zijn over
de nieuwe electrische geneeswijzen,
waarbij spieren, die hunne werk
zaamheid verloren hadden, weder tot
volle kracht gebracht kunnen worden.
Voor al dit werk is ontzettend veel
inspanning, geestdrift en intellect
noodig. Maar de doktoren volbrengen
dit alles gaarne voor de mannen,
omdat zij het naar hunne meening
waard zijn."
welke ni 10 uur dee 's mor
gens op den deg ven uitgifte
der Courent worden bezorgd,
blijven tot het volgend num
mer liggen.
FEUILLETON.
Dook C. N. km A. M. WILUAMSON.
Vertaald door
W. J. en H. A. C0RNELI8SEN.
21.)
Maar de danseres, die een weinig
verlegen scheen, toen zij haar spijt te
- kennen gaf dat zij niet langer kon
blijven, zei, dat ze moest gaanze
bad een afspraak. Ze vertelde niet
welke, en daar zij er met blijkbare
terughouding over sprak, veronder
stelden Stephen zoowel als Nevill,
dat z\j er zich liever niet verder over
uitliet. Zij waren echter overtuigd,
dat het op de een of andere wijze in
verband stond met haar zuster. Nie
mand, die echter iets durfde vragen,
ofschoon, zooals lady MacGregor op
merkte, toen Victoria was vertrokken,
het eigenlijk belachelijk was, dat aan
een kind als zij was, zoo maar werd
toegestaan te doen en te laten wat
ze wilde, in een plaats als Algiers,
zonder eenige ouderlijke raadgeving.
Men kon, meende Nevill; de rest
van den middag niet beter besteden,
dan met een auto ritje, wat zij dan
ook deden. Terwijl Stephen buiten in
de auto wachtte, belde bij aan bij
Djenan el Hadj (een oud Arabisch
huis, niet zoo heel ver van de stad,
als diep begraven in een praebtigen
tuin), maar de beide dames waren
uit. Nevill schreef een paarwoorden
op zijn naamkaartje, waaraan hij
mededeelde, dat zijn tante gaarne een
van haar vriendinnen zou willen mee
brengen, wier familie vroeger in het
buis had gewoond. Daarna maakten
zjj nog een allerheerlijkst-tochtje door
de prachtige omgeving van Algiers.
Het was etenstijd toen zij terug
keerden, en intussehen was er reeds
een antwoord van Mevrouw Jewitt
gekomen. Het zou haar bizonder aan
genaam zijn kennis te maken met
Lady MacGregor's vriendin, en ze
hoopte dat Miss Ray den volgenden
middag bij haar zou komen thee
drinken. „Zullen we een briefje naar
haar hotel laten brengen, of zullen
wij na het eten zelf even naar de
stad wandelen?" vroeg Nevill.
„Ja, laten we naar de stad gaan,"
besliste Stephen, terwijl hij zijn best
deed zoo onverschilling mogelijk te
schijnen, ofschoon hij reeds bij voor
baat genoot in het vooruitzicht zoo
ongedacht nog eenige woorden met
Victoria te kunnen wisselen.
,Goed. We kunnen dan daarna even
de Kasbah een kijkje nemen," zei
Nevill.
Het diner duurde Stephen ver
schrikkelijk lang. Doch eindelijk kon
den zij toch tegen negen uur opstaan.
En een half uur later kwamen zjj aan
het hotel de la Kasbah, waar Victoria
Ray logeerde. Het zag er bij avond
eenigszins aantrekkelijk uit, met zjjn
helle schittering van electrlsch licht
nochthans scheen de plaats minder
dan ooit een passend verblijf voor
Victoria.
Een Arabische portier stond aan de
deur, een sigarette rookend. Zijn
vingers waren vuil van henna en hij
droeg een geborduurd jasje, vol kreu
ken en met een onnoemelijk aantal
vetvlekken. Hij zag de beide Engel-
schen met een air van volkomen
onverschilligheid aan, toen Nevill
hem in het Fransch naar Miss Ray
vroeg.
De vraag of zij „thuis" was werd
door hem natuurlijk alleen voor den
vorm gedaan; immers het was zoo
goed als zeker, dat zij zich in het
hotel bevond. Waar zou zij, die geen
andere vrienden in Algiers had dan
hen beiden, en niemand, die baar
begeleiden kon, 's avonds heengaan
In stomme verbazing hoorden zij dan
ook het antwoord van den portier
aan„Mademoiselle was uitgegaan."
„Ik geloof het niet," zei Stephen
zachtjes in het Engelsch tot Nevill.
De portier had het blijkbaar ver
staan en keek nijdig.
„Ik zeg de waarheid," zei hij in
ongelukkig Engelsch, „en als de
gentleman mij niet gelooven, moeten
zij maar iemand anders vragen."
Z\j hielden hem aan zijn woorden
en stapten hem voorbij, het hotel in.
Een paar* Franschèn en Spanjaarden
van twijfelachtig allooi bevonden zich
in de vestibule, en aan het eind,
dicht bij een trap van allerordinairst
marmer, zagen zij een ruit, waarop
een papier was geplakt met „bureau"
er op. Achter het glas, in een kamertje
dat, veel van een kooi had, zat de
eigenaar van het hotel aan een
lessenaar cijfers op te tellen in een
groot boek. Hij was geweldig dik en
zijn nek bestond rondom uit dikke
vetlagen, geplooid als een harmonica,
die men kan uittrekkenhij had een
olijfachtige huidsklem-, olieachtig
zwart haar en git-zwarte schitterende
oogen onder zware wenkbrauwen.
Ditmaal was het Stephen, die naar
Miss Ray vroeg. Doch hij kreeg het
zelfde antwoord: zjj was uitgegaan.
„Weet u het zeker?"
„Mais oui, monsieur."
„Is het al lang geleden?"
„Dat zou ik u niet kunnen zeggen,"
zei de hoteleigenaar. „Ze heeft de
boodschap achtergelaten, dat ze niet
kwam dineeren."
„Heeft ze niet gezegd, wanneer ze
terug zou zijn?"
„Neen münheer. Daar heeft ze niets
van gezegd,"
„Misschien heeft de familie van
den Amerikaanschen consul mede
lijden met haar gekregen, en haar
te dineeren gevraagd," veronderstelde
Nevill.
„Ja," zei Stephen verlicht, „dat is
wel de waarschijnlijkste oplossing,
en verklaart meteen haar afspraak
in vanmiddag."
„We zouden eens een uurtje kunnen
gaan kijken in de Kasbah en dan
nog eens komen vragen."
„Laten we dat doen," zei Stephen.
„Ik zou toch graag willen weten of
ze weer goed en wel thuis is ge
komen."
Een uur later stonden beiden weer
voor het Kasbahbotel. Vele lichten
waren reeds uitgedaan. Er was nie
mand in de hal behalve de portier,
die zqn laatste sigarette had opgerookt
en, toen niemand hem een nieuwe
bad gegeven, in een stoel bij de deur
was gaan dutten. Half slapend ant-
woordde hij op de vragen, die Nevill
en Stephen hem deden.
Mademoiselle was misschien wel
thuis gekomen. Hij wist het echter
niet beslist. Maar, zeker, hü zou wel
even aan de deur van mademoiselle
kunnen kloppen, als de gentlemen
daarop stonden, ofschoon het al dicht
bij elf uur was en het jammer zou
zijn de jonge dame wakker te mafcen
als zü sliep.
„Klop dan zachtjes," beval Stephen.
,AJs ze wakker is, zal ze je wel
booren."
De portier ging met loome schreden
de trap op, om eenige minuten later
terug te keeren met de mededeeling,
dat hü gedaan had, zooals hem was
gezegd, en dat hij geen antwoord
had gekregen. „Maar," zoo voegde
hq er aan toe, „men zou zeggen, dat
er een- licht door het sleutelgat
kwam."
^Ellendeling, om te durven kijken I"
mompelde Stephen.
Er was echter voor hen beiden
voor het oogenblik niets meer te doen.
Het was al laat, en ze moesten het
er nu maar .voor houden, dat Miss
Ray thuis gekomen ea naar bed
gegaan was.
HOOFDSTUK XIII.
Dien nacht droomde Stephen aller
lei verwarde droomen over Victoria.
Wonderlüke en de meest onbegrijpe
lijke dingen gebeurden er achtereen
gesloten deur; hü kon er echter maar
niet achter komen wdt, hoewel het
hem toescheen of hij zün geheele
leven al zün krachten had besteed
om het geheim uitte vorschen. Vroeg
in den morgen, nog vóór hij zich had
gekleed, bracht Mohammed hem een
brief; slechts één, op een klein blaadje.
Het was de eerste brief, dien hü
sedert zijn vertrek uit Londen ontving.
HÜ herkende het handschrift met
den eersten oogopslag, ofschoon hy
het slechts eenmaal had gezien, in
een briefje aan Lady MacGregor. De
brief was van Victoria en geadres
seerd aan „Mr. Stephen Knight."Zij
wist blükbaar niet, dat hij een prae-
dicaat voor zijn naam had.
„Waarde Mr. Knight," aldus las hij,
„ik weet niet, wat gü van mü den
ken zult, wanneer ik u heb gezegd,
wat ik ga doen. Maar, wat gü ook
moogt denken, geloof nooit, dat ik
ondankbaar ben. Werkelük, werkelük,
dat ben ik niet. Ik vind het ver-
schrikkelük heen te gaan zonder u
nog 'eenmaal gezien te hebben, maar
ik moeten ik kan u zelfs niet eens
zeggen waarom, of waarheen ik ga
- dat is nog het ergste. Maar wan
neer gü het „waarom" wist, dan, daar
ben ik zeker van, zoudt gü gevoelen,
dat ik niet anders mag handelen, dat
mü geen andere weg openstaat. Voor
en boven alles moet bü mü gaan het
welz(jn van mün zuster. Alles moet
daaraan opgeofferd worden, ook wat
mü veel, zeer veel waard is.
„Gü moet echter niet donken, uit
wat ik hier schrü'f, dat ik mij een
groote opoffering ga getroosten, in
den zin van eenig gevaar of nadeel
voor myzelf. De opoffering is deze,
dat ik de kans zal loopen, dat gü mü
van ondankbaarheid, van onhartelük-
heid zult beschuldigen en dat ik uw
vriendschap verliezen zal. Dit is het
eenige gevaar, dat ik loop, geloof mij
maak u dus niet bezorgd om mij,
en ik bid u, vergeef mij, als gy komt.
Dit alles moet u wel zeer geheim
zinnig voorkomen, maar het is waar-
lük niet omdat ik mij in zulk eeu
waas vau geheimzinnigheid wensch
te hullen, doch alleen omdat de om
standigheden my er toe dwingen. Ik
vindt het verschrikkelük, en ik hoop
spoedig weer in staat te zijn even
openhartig met u te kunnen zün als
die eerste maal, toen ik zag met hoe
veel goedheid gü belang steldet in
het lot van myn zuster Saidee. Ik
geloof, althanB voor zoover ik in de
toekomst kan zien, dat ik u wellicht
binnen een veertien dagen weer zal
kunnen schrijven. Dan zal ik u nieuws
hebben te vertellen, heel goed nieuws,
naar ik hoopen dan zal ik niets meer
geheim behoeven te houden. Ik zal u
dan alles kunnen vertellen, wat er is
gebeurd, sedert ik van u en van Mr.
Caird afscheid nam.
(Wordt vervolgd.)