AMSTELBÏEEEN Erdal SPENEN Handschoenen HERMAN, NYPELS Laat II Fotografeeren HELDER HETGULDEN MYSTERIE, Openluchtmeeting te Texel HELDRIA". T. van Zuylen, Bij P. SCHUWEN, Smidstraat 21, bij N. EISELIN, Magazijn„D£ STER GEBRS. SPANJAARD Magazijn van Piano's, Vleugels, Orgels en Muziekinstrumenten. De Heldersche Bank Piano- en Orgelhandel W. H.TIELROOIJ, Weststraat 58. INDISCHE UITRUSTINGEN P. GROEN ZOON. Incasseer ingen Zuigflesschen A.ten Klooster, Keizerstraat 93. Advertentiën Hoold-agenl G. JOH. v. d. LEE, Spoorstraat 106. Bottelarij en Opslagplaats Prins Hendriklaan 5. Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. op Zondag 20 Augustus, des namid. half 3, in het DOOLHOF, nabij OUDESCHILD. spreekster Jonkvr. S. W. A. WICHERS, Amsterdam, Lid van het Hoofdbestuur. sprekers: de Heer A. B. GOMPERTS, Amsterdam, C. THOMASSEN, Bussum. presidente: Mej. i. C. LANSCHOT HUBRECHT, Amsterdam, Lid van het Hoofdbestuur. Komt allen op, 't zij gij vóór- of tegenstander zljt. "fl Het Hoofdbestuur der Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Entrée 10 cent. 99 HAARHERSTELLER. Beproefd middel tegen het uitvallen on tot bevordering van den hergroei van 't hoofdhaar, blijkt steeds het beste. Per flacon 60 cent. Alléén verkrijgbaar bij: Spoorstraat, Coiffeur. is verkrijgbaar: OSSEN VLEESCHv a 50 ct. per 5 ons. Kanaalweg' 3. (Atelier dagelijks geopend). Andijvieplanten, Prljplanten, Boerekoolplanten, verkrijgbaar aan de Kweekerij „Rozenlust", Van Galenstraat 72-74. Oasz' ruiter, die Hoogs laarzen draagt, Naar Erdat-crême geregeld vraagt. zwart geel bruin. ERBAL-tchoencrlme dankt hare goede reputatie, naast da uitstekend* kwaliteit, In de aersta plaats aan haren aangenamen gaar. Alom verkrijgbaar tegen 15 cents de groote SI doos en 10 ets. de doos S60 G' cé Tricot LANGESTRAAT 88 - Tel. Interc. 533 ALKMAAR. Voor het stemmen, per keer en bij abonnement, komen wij geregeld aan den Kelder. Wij belasten ons met den aan- en verkoop van effecten en het vorxilveren van ooupons. - Ruime keuze, ook in gebruikte instrumenten, decgewensoht gemakkelijke betalingsconditiën. Speciul ingericht ttl hit doen van alle lapualiën aan Piano's an Orgels, garantie, STEMMEN per keer en bij abonnement. ZEPHIR PYAMAS 4.oo 5.50 FLANEL PYAMAS 7.50 VRAAGT PRIJSCOURANT Anno 1860. Interc. Tel. 222. binnen en buiten de gemeente, op alle plaatsen des Rijks. Aan- en verkoop van effecten, coupons, vreemd bankpapier en vreemde muntspeciën. Voor Uwe Kinderen is „VICTORIA" onovertrefbare hoofd Eau de Cologne. Per flacon 25 en 35 cent. K E UR EC A".werkt eveneens verrassend zeker en is aangenamer in 't gebruik doordat het reukloos is. Het kost 35 en 50 cent per flacon. Proefflacoq 20 cent. Deze hoofd waters bestaan uitzuivere extrac- tieve plantcnstoffen en beantwoorden vol komen aan de eischen, welke men voor dergelijke hoofdwatersstelt. Verkrljgb. bij den Heer Wijtsma, Middenstr. en bij don fabrikant S. C. G. de Man, Koningstr. voor verkrijgbaar bij: Ass.-Apoth., Telefoon 78. Honden of kinderen. Lezenswaard is wat een Duitsch hondenhater over dit onderwerp schrijft „De hond in de stad ik weet, met dezen zia maak ik me doods vijanden was me steeds een gruwel. Op het platteland mag ik hem wel lijden. Daar heeft hij zijn hok vóór het huis en vrijheid van beweging, daar kan hij loopen, springen, blaffen, daar heeft h|j de ruimteEen hond voor een eenzaam gelegen landhuis, een hond bij een hut in het gebergte, een herdershond en een jagershond, daarop zegt men natuurlek ja en amen. „Maar de stadshond? Of nog erger; het stadshondje Het heeft zijn waar de als herkenningsteeken van den eigenaar. Ik zou met een man, die overdag in zijn woning het gespartel en het gedraai, het gesnuif en voor de voetén loopen van een altijd be- wegelyken hond om zich duldt, geen degelijke zaken willen doen. Over een man geeft niet alleen de vrouw, die naast hem leeft, als de verper soonlijking van zijn innerlijk, uit sluitsel, ook de bond karakteriseert zijn baas. Met menscben, die met een hondje leven, dat in den mantelmouw of in een zijzak kan worden verstopt en ach, hoe doddig daar eiken avond in wordt geborgen, zou ik geen ernstig gesprek kunnen voeren. Een dame, die geen kind meer is, mag geen dwergpoedel, die altijd op eiken zetel wat van zijn haren achterlaat, op den schoot houden, tenzij zij daar mee baar onschuld wil aanduiden, die baar nog met poppen doet spelen, tenminste met levende. „Hoe kan een ernstig, toerekenbaar mensch dagelijks die hoeveelheden onproductieven arbeid verrichten of laten verrichten, die voor het oppas sen, het schoonhouden, het opsieren van zoo'n klein schoothondje noodig zijn Neen, het dwerghondje behoort tot die belachelijke petitriens, die met goeden smaak niets hebben uit te staan 1 Het is een onverdragelljke petit-rien, want het. is beweeglijken maakt geluid. Het is zótter dan een kanarievogel, want die fluit tenminste nog hoewelook bet houden van zoo'n rustverstoorder van de heilige stilte geeft te donken. Men zegge niet: deze opmerkingen zijn gevoel loos. Is het soms een teeken van warme hartelijkheid, wanneer iemand zich vrijwillig dé taak oplegt voor gevangenbewaarder te spelen over zijn armzalig, in zijn kooi opgesloten lieveling En de stadswoning, waarin de honden lui, vet en asthmatisch worden, omdat ze daar hun natuurlijk levenselementhet wijde veld, moeten missen, is slechts de groote kooi van den hond. Ik wil er niet lang over praten, hoeveel nutteloozen arbeid ze veroorzaken. Tienduizenden vrouwen, kamermeisjes en kinderen moeten hoe dikwijls per dag? trap op, trap af loopon, als adjudanten of opvoed sters van de honden, die men na een inspanning van maanden er eindelijk toe gebracht heeft om in plaats van de kamers, de straten van de men- schen te verontreinigen, die indirect toch ook nog tot de woningen bebooren. Op het land, in een weide, zijn der gelijke versieringen op de juiste plaats, in de stad zijn deze dagelijks opge richte hondenmonumenten smerig en lastig. „Maar, ik b e n gevoelloosik vind het tegen me opspringen van honden, het likken als teeken van liefdesver klaring, de vuile pooten, die ze overal achterlaten, slechts overlast. Een goed gedrilde buitenhond blijft tenminste op een afstand. De beperkte ruimte in de stadswoningen, doet een zoo warme nabuurschap tusschen hond en zijn baas ontstaan, dat zelfs vlooien daarin geen verandering kunnen brengen. Dames, die zich er wel voor zouden hoeden, om een stuk gebraden vleescb met de vingers in den mond te steken, zag ik wel eens met honden spelen, zich door die dieren laten likken,en door hun koud-natte neuzen laten besnuiven. Dat doet... de liefde. „En nu nog wat anders. De hond behoort bij het geen-kinderen-systeem. Het zou zeer zeker gruwelijk en onbillijk ge weeSt zijn, wanneer iemand den eenzamen Arthur Schopenhauer zijn hond had misgund. Scbopenhauer's trouwe hond vertegenwoordigde voor den eenzamen phylosoof het geslacht der levenden, het symbool van het leven. Het genie kon de dienstbode van de trappen afgooien, maar de hond nam hij als symbool tot zicb met een liefde, die hij theoretisch verklaarde en leefde daarom met hem in vrede. Bij FauSt behoorde de poedel, vóór hij Gretchen gezien had. Den zij een kwispelstaartende begeleider gegund, maar waarvoor hebben de twee-samen hem noodig? Men ga zijn kring van bekenden maar eens na: altijd houden de eenigszins op leeftijd gekomen en toch nog jonge, kinderlooze menscben er een hond op na, omdat ze te veel natuurlijk gevoel hebben, dan dat ze zonder een voorwerp van liefde zouden kunnen leven. Deze jonge 'dame het'is met te begrijpen - heeft bruidegom, noch verloofde, maar voor het een of andere levende wezen moet ze zorgeü, dus neemt ze een hazewind. Die goede, verstandige echtelieden is tegen hun wil de kindervreugde niet beschoren; dus nemen ze een bond en storten over dat dier hun liefde uit. Deze innerlijke overvloed is oor zaak van de ontaarding van de zorg voor honden, is schuld van de vette honden, de hondenkerkhoven hondensanatoria. „Tot nu toe was dat nog te dulden. Maar nu is deze hondenliefde dwaas, zelfs zondig. „Nu hebben honderdduizenden kin deren in dezen vreeselljken oorlog hun vader verloren. Nu mag de hond niet vóór het kind gaan I Liefde, die nu op honden wordt uitgestort, in plaats van op kinderen, is pervers. Natuur lijk een hond is- veel gemakkelijker en het gemak dient den mensch. De hond kan vertroeteld en vergeten, gestreeld en geschopt worden, hij was er of hij was er niet, men was hem genegeD, maar voelde zich toch uiet gebonden. Deze elasticiteit is bij den omgang met kinderen niet mogelijk. De hond vraagt een baas, het kind vraagt een menBCh. „Wanneer de tijden van de gemak zucht wat voorbij raken, dan zullen er slechtere dageh voor de honden komen, maar gezegende voor kinderen. Ik heb nooit begrepen, waarom rijke menschen zicb niet de onbeschrijfelijke vreugde deelachtig maken, om heele troepen kinderen om zich heen te verzamelen. Is er iets vreugdevollers, iets bljjers dan een groot landhuis met breede trappen en een grooten tuin, dat dreunt van het gejubel en de vroolljkheid van vele kinderen? Do naguur is niet gierig. Ook vreemde kinderen banen zich een weg tot het hart van den naaste. Een geboren moeder kojnt bij e 1 k kind tot h&ar recht. „En geef toe, de hondenliefhebberij was een erbarmelijk surrogaat!" Zoo schrijft Stefan Grossmann in de „Voss. Ztg.". Da wonderen der moderne oorlogtchlrurgii. Een medewerker van de „Daily News" geeft eene beschrijving van het werk der oorlogschirurgen, die de misvormden weder tot bruikbare menschen maken. Wij laten bier een paar voorbeelden volgen. „Daar is b. v. het herstellen van gewonde zenuwen langs operatieven weg. Wij vinden een patiënt, die dicht bij het sleutelbeen getroffen is door een kogel, welke de zenuw die de spieren van de rechterpols inner- veert in tweeën gesneden hoeft. De polB hing dientengevolge slap neer en tot voor korten tijd zou men dit geval als ongeneeslijk beschouwd hebben. Men heeft de beide einden van de zenuw echter weder verbonden en naar alle waarschijnlijkheid zal de man na een jaar zijn hand weder even goed kunnen gebruiken als vroeger. „Het is zoo eenvoudig als het aan elkander hechten van de einden van een telefoondraad," zegt de chirurg, die de operatie verricht heeft. Bij een anderen patiënt was het vleezige deel van den arm wegge schoten, zoodat een stuk van een 10 c.M. lengte van de zenuw die de vingers beweegt medegenomen is. De dokter schelde eenige andere hospi talen op tot hü gevonden had wat hij noodig had. Dien middag zou nl. bü een patiënt in een der inrichtin gen een been geamputeerd worden. Onmiddellijk na deze operatie werd uit het geamputeerde been een stuk zenuw van de vereischte lengte ge nomen, in een bad van zoutwater gelegd en per taxi naar den dokter, die opgescheld had, gezonden. Daar was de patiënt reeds onder narcose gebracht. De wond in den arm werd met het lancet geopend, de einden van de doorgeschoten zenuw opge zocht en dezen werden door middel van het uit het geamputeerde been genomen stuk zenuw aaneengeheclit. De patiënt zal binnen niet te langen tijd zijn hand weder kunnen gebruiken Beender chirurgie is meer algemeen bekend en eenvoudigmaar het is toch wel merkwaardig, met een man te spreken, die een onderkaak heeft welke vroeger een deel van zijn rech terbeen was. Het stuk van het kuitbeen zal wel spoedig weder aangroeien en dan be schikt de patiënt weder over een compleet beenderstelsel. Er kwam in een der hospitalen een jonge man, wiens been ongeveer 12 cM. te kort was geworden, omdat op een breukplaats de einden van het doorgebroken heupbeen over elkander waren geschoten. Hij zou dus, zonder behandeling, levenslang kreupel geweest zijn. Men opereerde hem nu op de volgende wijzeEerst werd het been, nadat de patiënt onder narcose was gebracht, opnieuw ge broken, het boen blootgelegd, aan beiden gebroken einden een stukje been glad afgezaagd en door middel van een eind stalen buis, die met schroeven aan de beenstompen be vestigd werd opnieuw aaneen gehecht en op de juiste lengte gebracht. De operatie is precies zoo uitgevoerd alsof het beeDe en gebroken tafelpoot was. De buis en de schroeven zullen dus voortaan een integreerend deel van 'smanB geraamte uitmaken, want Btaal roest niet, wanneer het door levende weefsels omgeven is. Het been is nu weder zoo lang als het oorspronkelijke geweest is en de patiënt kan er weder goed op loopen". Als het bovengedeelte van het ge zicht weggeschoten is, kunnen zulke operatie niet uitgevoerd worden, maar hier komt de beeldhouwer te hulp, die precies sluitende maskers maakt, welke volkomen den indruk maken van een levend gezichtsdeel. Dit is eene uitvinding van luitenant Der went Wood, een bekend beeldhouwer. Hij gaat te werk naar portretten van den patiënt vóór de verwonding en brengt een sprekende gelijkenis in de masker s, die uit verzilverd koper bestaan, 6n nauwkeurig in de kleur van de rest van het gezicht bijgeschilderd worden. Zoo toegerust kan de patiënt weder de wereld ingaan zonder een voor werp van afschuw van zijn mede- menschen te zijn en kan hij dan dus zijn gewoon mensehelljk leven weaor opvatten. Er zijn nog tallooze gevallen van merkwaardige stukjes van chirurgi sche vaardigheid te vermelden. Zoo o.a. waar een patiënt een stuk shrap- nell in de borst had gekregen, dat in de achterzijde van het hart was gedroDgen. De arts had de borstkas geopend, en uit het kloppende hart, dat hij in de hand hield, op het ge voel af met de vingers de scherf verwijderd, gelukkig zonder eön ern stige bloedstorting in de borstholte te veroorzaken. Het nieuwe verdoovende middel, waarvan thans gebruik wordt ge maakt, is zoo weinig hinderlijk, dat de patiënt twee uren lang onder narcose kan blijven en een kwartier nadat hij weder tot bewustzijn is gekomen, een cigaret kan rooken. Er zou ook veel te vertellen zijn over de nieuwe electrische geneeswijzen, waarbij spieren, die hunne werk zaamheid verloren hadden, weder tot volle kracht gebracht kunnen worden. Voor al dit werk is ontzettend veel inspanning, geestdrift en intellect noodig. Maar de doktoren volbrengen dit alles gaarne voor de mannen, omdat zij het naar hunne meening waard zijn." welke ni 10 uur dee 's mor gens op den deg ven uitgifte der Courent worden bezorgd, blijven tot het volgend num mer liggen. FEUILLETON. Dook C. N. km A. M. WILUAMSON. Vertaald door W. J. en H. A. C0RNELI8SEN. 21.) Maar de danseres, die een weinig verlegen scheen, toen zij haar spijt te - kennen gaf dat zij niet langer kon blijven, zei, dat ze moest gaanze bad een afspraak. Ze vertelde niet welke, en daar zij er met blijkbare terughouding over sprak, veronder stelden Stephen zoowel als Nevill, dat z\j er zich liever niet verder over uitliet. Zij waren echter overtuigd, dat het op de een of andere wijze in verband stond met haar zuster. Nie mand, die echter iets durfde vragen, ofschoon, zooals lady MacGregor op merkte, toen Victoria was vertrokken, het eigenlijk belachelijk was, dat aan een kind als zij was, zoo maar werd toegestaan te doen en te laten wat ze wilde, in een plaats als Algiers, zonder eenige ouderlijke raadgeving. Men kon, meende Nevill; de rest van den middag niet beter besteden, dan met een auto ritje, wat zij dan ook deden. Terwijl Stephen buiten in de auto wachtte, belde bij aan bij Djenan el Hadj (een oud Arabisch huis, niet zoo heel ver van de stad, als diep begraven in een praebtigen tuin), maar de beide dames waren uit. Nevill schreef een paarwoorden op zijn naamkaartje, waaraan hij mededeelde, dat zijn tante gaarne een van haar vriendinnen zou willen mee brengen, wier familie vroeger in het buis had gewoond. Daarna maakten zjj nog een allerheerlijkst-tochtje door de prachtige omgeving van Algiers. Het was etenstijd toen zij terug keerden, en intussehen was er reeds een antwoord van Mevrouw Jewitt gekomen. Het zou haar bizonder aan genaam zijn kennis te maken met Lady MacGregor's vriendin, en ze hoopte dat Miss Ray den volgenden middag bij haar zou komen thee drinken. „Zullen we een briefje naar haar hotel laten brengen, of zullen wij na het eten zelf even naar de stad wandelen?" vroeg Nevill. „Ja, laten we naar de stad gaan," besliste Stephen, terwijl hij zijn best deed zoo onverschilling mogelijk te schijnen, ofschoon hij reeds bij voor baat genoot in het vooruitzicht zoo ongedacht nog eenige woorden met Victoria te kunnen wisselen. ,Goed. We kunnen dan daarna even de Kasbah een kijkje nemen," zei Nevill. Het diner duurde Stephen ver schrikkelijk lang. Doch eindelijk kon den zij toch tegen negen uur opstaan. En een half uur later kwamen zjj aan het hotel de la Kasbah, waar Victoria Ray logeerde. Het zag er bij avond eenigszins aantrekkelijk uit, met zjjn helle schittering van electrlsch licht nochthans scheen de plaats minder dan ooit een passend verblijf voor Victoria. Een Arabische portier stond aan de deur, een sigarette rookend. Zijn vingers waren vuil van henna en hij droeg een geborduurd jasje, vol kreu ken en met een onnoemelijk aantal vetvlekken. Hij zag de beide Engel- schen met een air van volkomen onverschilligheid aan, toen Nevill hem in het Fransch naar Miss Ray vroeg. De vraag of zij „thuis" was werd door hem natuurlijk alleen voor den vorm gedaan; immers het was zoo goed als zeker, dat zij zich in het hotel bevond. Waar zou zij, die geen andere vrienden in Algiers had dan hen beiden, en niemand, die baar begeleiden kon, 's avonds heengaan In stomme verbazing hoorden zij dan ook het antwoord van den portier aan„Mademoiselle was uitgegaan." „Ik geloof het niet," zei Stephen zachtjes in het Engelsch tot Nevill. De portier had het blijkbaar ver staan en keek nijdig. „Ik zeg de waarheid," zei hij in ongelukkig Engelsch, „en als de gentleman mij niet gelooven, moeten zij maar iemand anders vragen." Z\j hielden hem aan zijn woorden en stapten hem voorbij, het hotel in. Een paar* Franschèn en Spanjaarden van twijfelachtig allooi bevonden zich in de vestibule, en aan het eind, dicht bij een trap van allerordinairst marmer, zagen zij een ruit, waarop een papier was geplakt met „bureau" er op. Achter het glas, in een kamertje dat, veel van een kooi had, zat de eigenaar van het hotel aan een lessenaar cijfers op te tellen in een groot boek. Hij was geweldig dik en zijn nek bestond rondom uit dikke vetlagen, geplooid als een harmonica, die men kan uittrekkenhij had een olijfachtige huidsklem-, olieachtig zwart haar en git-zwarte schitterende oogen onder zware wenkbrauwen. Ditmaal was het Stephen, die naar Miss Ray vroeg. Doch hij kreeg het zelfde antwoord: zjj was uitgegaan. „Weet u het zeker?" „Mais oui, monsieur." „Is het al lang geleden?" „Dat zou ik u niet kunnen zeggen," zei de hoteleigenaar. „Ze heeft de boodschap achtergelaten, dat ze niet kwam dineeren." „Heeft ze niet gezegd, wanneer ze terug zou zijn?" „Neen münheer. Daar heeft ze niets van gezegd," „Misschien heeft de familie van den Amerikaanschen consul mede lijden met haar gekregen, en haar te dineeren gevraagd," veronderstelde Nevill. „Ja," zei Stephen verlicht, „dat is wel de waarschijnlijkste oplossing, en verklaart meteen haar afspraak in vanmiddag." „We zouden eens een uurtje kunnen gaan kijken in de Kasbah en dan nog eens komen vragen." „Laten we dat doen," zei Stephen. „Ik zou toch graag willen weten of ze weer goed en wel thuis is ge komen." Een uur later stonden beiden weer voor het Kasbahbotel. Vele lichten waren reeds uitgedaan. Er was nie mand in de hal behalve de portier, die zqn laatste sigarette had opgerookt en, toen niemand hem een nieuwe bad gegeven, in een stoel bij de deur was gaan dutten. Half slapend ant- woordde hij op de vragen, die Nevill en Stephen hem deden. Mademoiselle was misschien wel thuis gekomen. Hij wist het echter niet beslist. Maar, zeker, hü zou wel even aan de deur van mademoiselle kunnen kloppen, als de gentlemen daarop stonden, ofschoon het al dicht bij elf uur was en het jammer zou zijn de jonge dame wakker te mafcen als zü sliep. „Klop dan zachtjes," beval Stephen. ,AJs ze wakker is, zal ze je wel booren." De portier ging met loome schreden de trap op, om eenige minuten later terug te keeren met de mededeeling, dat hü gedaan had, zooals hem was gezegd, en dat hij geen antwoord had gekregen. „Maar," zoo voegde hq er aan toe, „men zou zeggen, dat er een- licht door het sleutelgat kwam." ^Ellendeling, om te durven kijken I" mompelde Stephen. Er was echter voor hen beiden voor het oogenblik niets meer te doen. Het was al laat, en ze moesten het er nu maar .voor houden, dat Miss Ray thuis gekomen ea naar bed gegaan was. HOOFDSTUK XIII. Dien nacht droomde Stephen aller lei verwarde droomen over Victoria. Wonderlüke en de meest onbegrijpe lijke dingen gebeurden er achtereen gesloten deur; hü kon er echter maar niet achter komen wdt, hoewel het hem toescheen of hij zün geheele leven al zün krachten had besteed om het geheim uitte vorschen. Vroeg in den morgen, nog vóór hij zich had gekleed, bracht Mohammed hem een brief; slechts één, op een klein blaadje. Het was de eerste brief, dien hü sedert zijn vertrek uit Londen ontving. HÜ herkende het handschrift met den eersten oogopslag, ofschoon hy het slechts eenmaal had gezien, in een briefje aan Lady MacGregor. De brief was van Victoria en geadres seerd aan „Mr. Stephen Knight."Zij wist blükbaar niet, dat hij een prae- dicaat voor zijn naam had. „Waarde Mr. Knight," aldus las hij, „ik weet niet, wat gü van mü den ken zult, wanneer ik u heb gezegd, wat ik ga doen. Maar, wat gü ook moogt denken, geloof nooit, dat ik ondankbaar ben. Werkelük, werkelük, dat ben ik niet. Ik vind het ver- schrikkelük heen te gaan zonder u nog 'eenmaal gezien te hebben, maar ik moeten ik kan u zelfs niet eens zeggen waarom, of waarheen ik ga - dat is nog het ergste. Maar wan neer gü het „waarom" wist, dan, daar ben ik zeker van, zoudt gü gevoelen, dat ik niet anders mag handelen, dat mü geen andere weg openstaat. Voor en boven alles moet bü mü gaan het welz(jn van mün zuster. Alles moet daaraan opgeofferd worden, ook wat mü veel, zeer veel waard is. „Gü moet echter niet donken, uit wat ik hier schrü'f, dat ik mij een groote opoffering ga getroosten, in den zin van eenig gevaar of nadeel voor myzelf. De opoffering is deze, dat ik de kans zal loopen, dat gü mü van ondankbaarheid, van onhartelük- heid zult beschuldigen en dat ik uw vriendschap verliezen zal. Dit is het eenige gevaar, dat ik loop, geloof mij maak u dus niet bezorgd om mij, en ik bid u, vergeef mij, als gy komt. Dit alles moet u wel zeer geheim zinnig voorkomen, maar het is waar- lük niet omdat ik mij in zulk eeu waas vau geheimzinnigheid wensch te hullen, doch alleen omdat de om standigheden my er toe dwingen. Ik vindt het verschrikkelük, en ik hoop spoedig weer in staat te zijn even openhartig met u te kunnen zün als die eerste maal, toen ik zag met hoe veel goedheid gü belang steldet in het lot van myn zuster Saidee. Ik geloof, althanB voor zoover ik in de toekomst kan zien, dat ik u wellicht binnen een veertien dagen weer zal kunnen schrijven. Dan zal ik u nieuws hebben te vertellen, heel goed nieuws, naar ik hoopen dan zal ik niets meer geheim behoeven te houden. Ik zal u dan alles kunnen vertellen, wat er is gebeurd, sedert ik van u en van Mr. Caird afscheid nam. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1916 | | pagina 4