HELDERSCHE COURANT
NIEUWJAARSGROET
PRINSES MELUW
i!é! dobbel goedkoop.
Welkomstgroet
■025
ZATCRDM 14 DECEMBER 1018
40» JAAKQANtt
Uitgever i C- PB Hvrfdar. - Oplaag 7000 ex.
Abonnementaprijai In de etad I 1.10, per post f 1.35, Buitenland f 2.35.
Eerste Bied.
Aan onze abonné's
buiten de gemeente wordt
beleefd verzocht 't verschuldigde
abonnementsgeld Helderaohe Cou
rant, Zondagsblad en Modeblad
4d0 kwartaal 1918 te willen over
maken per postwissel of aan post
zegels vóór 31 Deo. a.s., zullende
anders daarover per postkwitantie
worden beschikt met verhooging van
diepositiekosten.
Aangezien, door de verhoogde in
cassotarieven aan de post, thans met
10 cents verhooging inplaats van 5
moet worden beschikt, raden wij onzen
abonné's, in hun eigen belang aan,
ons het bedrag zoo spoedig mogelijk
toetezendenPoetwissels voor dat doel
behoeven slechts met een zegel van
21/» cent te worden beplakt.
De abonnementsgelden van ons blad
en zijne premie uitgaven z|n
Heldersche Courant:
franoo per post f 1.35, Buitenland f 2.35
Zondagsblad:
franco per post f 0.60, Buitenland f 0.90
Modeblad:
franoo por post f 0.95, Buitenland f 1.20
Onza lezers, dit met 1 Januari
a.a. aan Familie, Vrienden of
Begunstigers In onza Couraat aaa
willen plaatsen, worden beloofd
ultganoodigd hunne opgaven tijdig
in te zenden.
Op- an ondergang van Zon na Maan
an tijd van hoogwater (Texel).
(Wintertijd.)
z..
Deo. op: uodêr: op: ondti:
Zondag 16 a. 1.60m.8.8 8 8 8 44 4 60 6 40
Maandag !6 .883 683 87 841 6.0 8X1
Dinadag 17 .888. 784 88 848 70 730
Woanad. 18 4 48 8 18 8 10 8 48 7.86 8.20
Sondard. 18 .ai 910 8.11 8.48 8 46 9.0
VrUdag 80 7.19 9 41 Ml 8.18 9 86 9.40
Zaterdag 21 8 88 10.7 18 8.41 10.10 10.35
DE WEEK.
10 December.
De dagen van de „surprises" zyn
weer achter den rug en de Sint is
naar zijn zoel vaderland teruggekeerd.
Hij heeft ditmaal geen ys en geen
sneeuw aangetroffen in de noordelijke
streek. Wèl kille nevels, lauwe at-
mesfeer, die bendgenoote is van de
boeze griep, dewelke evenals Sinter
klaas-zelf van Spaansche herkomst
is. Maar de goede, onsterfelijke Sint
brengt behalve dan de gevreesde
gard voor de stoute kinderkens
slechts lieve „surprises". En de griep,
zeker nu zij zich ten derde» male
vertoonde, bracht rouw en smart in
vele gezinnen; knakte tal van jonge,
krachtige levensvult de advertentie
pagina's enzer bladen raet zwart-
omlijste annonces. Misschien dat
hierin dé oerzaak moet worden ge
zocht van het tekort aan tevreden
heid over wat Sinterklaas-1918 in
het laadje bracht b(J vele nijvere
middenstanders?... 't Kan ook zfn,
dat het besef van de offers, die w(j
allen naar de mate, en zelfs boven
de mate, onzer krachten voor de
gemeenschap zullen hebben te brengen
eerlang, de „animo" verflauwde.
Aan verrassingen van allerlei aard
ontbreekt 't nu allerminst. Ook op
parlementair gebied zjjn ze er tyj de
vleet. Op 4 December heeft de chef
van het „roode kwartet" in de
Tweede Kamer (bestaande uit hetman
Wijnkoop en de hh. Yan Ravensteyn,
Kruyt en Kolthek) ervaren, dat ztlfa
het geduld van een „aan interpellatie
griep lijdende Kamer", zooals de heer
Duys 't uitdrukte, zijn maximum van
rekbaarheid kan bereiken. Ondanks
het vooruitzicht, dat de Memorie
▼an Antwoord op Buitenl. laken
(inmiddels op het presidiaal Bureau
gearriveerd) elk oogenblik verwacht
werd, waarna Hoofdstuk Hl onmid
dellijk en tegelijk met de Algemeene
Beschouwingen aan de orde zou
FEUILLETON.
DOOR
LOUIS TRACY.
17).
„Ik ik weet niet wat ik zeggen
moet."
Het arme kind! Een geheime stem
scheen haar te waarschuwen geen
antwoord te geven dat over haar
toekomst zou beslissen; maar zij
moest geen vrouw geweest zijn als
het dringende voorstel van den Prins
haar niet had gevleid.
„Doe wat uw hart u ingeeft!"
fluisterde hy aan haar oor, de be
vende nader tot zich trekkende en
haar betooverende met zijn blik.
„Geef my den tijd om over uw
vraag na te denken," hijgde zy.
„Ik kan van avond niet be
sluiten. Morgen, ik beloof het u,
zullen we alles regelen, voor goed
vaststellen."
„Neen. Nu l Nu 1" zeide hy, haar
tegen zich aan drukkende.
„Neen, laat mij los. Heusch, heusch,
ik ben niet ongevoelig voor uwe
liefde, ik stel het op prijs dat gij
my verkoren hebt, boven zoo veel
anderen, om uw vrouw te worden.
Ik ben nog zoo jong, en heb niet
begrepen waartoe ons bezoek zou
kunnen leiden. Ik bid u, laat mij
worden gesteld, wilde de heer
Wijnkoop eene afzonderlijke inter
pellatie houden over het verblijf van
Wilhelm von Hohenzollern te onzent,
den doortocht der (ontwapende) Duit-
scho troepen door Limburg en de
pogroms in Polen en Galiciö, door
den heer Van Kol in den Senaat ter
sprake gebracht, zonder „tastbaar
resultaat" tot nu.
De Kamer weigerde intusschen den
heer Wijnkoopverkoos zich niet
door dezen stokebrand te laten
„ringelooren", gelijk de heer Schaper
't zei. En zeer weinigen zullen den
heejr Wijnkoop toegeven, dat hier
zijn interpellatie-recht hem „prac-
tisch wordt ontnomen". Zoodat dr.
Yan Ravensteyn zelfs met obstructie
dreigdeZeker is 't waar, en
in 1881, is herinnerd, wees minister
Modderman er nog met nadruk op,
dat de Kamer uitermate voor
zichtig moet zijn met het weigeren
van eene interpellatie-aanvrage.
Wanneer gelijk van September
af het geval is geweest een be
paald groepje door onverpoosd inter-
pelleeren de Kamer, toch allereerst
legislatief lichaam, tracht met on
macht te slaan, dan heeft zy het
volste recht zich tegen zulke aan
slagen te beveiligen. En zeer zeker
zal 't ook behalve aan de veran
dering in de werkwijze van het Huis,
die nu wordt voorbereid ook aan
dacht te schenken aan een wijziging
in het Reglement van Orde, waardoor
't mogelijk zal zijn zich te bescher
men tegen elementen, die niet in
de Vertegenwoordiging zijn getreden
om mee te helpen opbouwen, maar
slechts om af te breken.
Bij de Algemeene Beschouwingen
over de Staatsbegrooting zyn in
de drie dagen, welke de Kamer tot
dusver daaraan wijdde, o.a. naar
voren gekomen de positie van de
soc.-democratische party na de „re
volutie-rede" vanmr. Troelstra alsook
de verhouding onzer Regeering tot
den ex-Keizer.
Na de „dankbetuiging" van den
heer Troelstra, van wien inmiddels
ïeld werd, dat hy zich tot herstel
van zijn geschokte zenuwen weder
om naar Zwitserland zal begeven,
verscheen het rake, ten aanzien van
het „revolutie-avontuur" geen twyfel
meer latende artikel van den heer
Schaper in het orgaan van de S.D.A.P.
Zeker, daaruit biy'kt genoegzaam, dat
men, althans de kopstukken, lei
ders, voortrekkers, in de party niet
meegaat met mr. Troelstra's „avon
tuur."
Intusschen, is de S.D.A.P. voor
goed afkeerig geworden van het aan
sturen op revolutie Op de pertinente
vragen, door de hh. Nolens en Loeff
daarover gesteld, kwam geen bepaald
antwoord. Wel zei de heer Schaper,
dat hij zich niet „het pistool op de
borst laat zetten", alsook dat een
„goed verstaander aan een half woord
genoeg heeft". Maar afdoend is die
verklaring zeker niet. Heeft mr.
Treub dus gelijk, dat de S. D. A. P.
den klassenstrijd immer» begeerend,
daarmee op revolutionair standpunt
blijft staan en slechts hierom dere
volutie thans niet wenschte, wyl zij
begrijpt dat zulk een poging op het
moment tot een reusachtig échec
zou leiden De heer Loeff kwam
toen hij Vrijdag geen afdoende ver
klaring kon krijgen mede tot deze
conclusie. En dit is zeker, dat wan
trouwen is ontstaan ten opzichte der
plannen en bedoelingen van de soc.-
democraten, welke niet licht zal
worden weggenomen. De heer Schaper
beriep zich den 6en December j.1. bij
interruptie op de benoeming (te Leeu
warden) van een soc.-democraat, den
heer Jansonius, tot burgemeester. Dat
is dus, na den heer K. ter Laan te
Zaandam, de tweede „roode" burger
vader.
Maar de historie van minister Ruys'
telegram over het plan om te Zaan
dam een roode vlag van het Stadhuis
te steken, ze toont genoeg hoe onze
Regeering uitgaat van het vertrouwen,
dat ook „roode" burgemeesters op
loyale wijze trouw aan hun belofte
zullen biyven onder alle omstandig
heden trouw dus aan de Grondwet.
Zou 't blyken dat men hierbij te
optimistisch gezind is, een geheele
verandering in de verhouding der
Regeering tot de S.D.A.P., waar 't
het bekleeden van bestuursfuncties
betreft, zou ongetwyfeld volgen.
nog enkele uren, alvorens ik weet
wat ik u antwoorden kan."
.Het was een vreemd verschijnsel
dat zij zóó lang zich verdedigde tegen
zyn drang. Toch zou zij eindeiyk
toegegeven hebben, want voor het
e#rst voelde zy niet alleen dat hij
haar innig liefhad, maar ook dat
haar h?ri voor hem klopte. Maar op
datzeL moment kwam Lord Car-
lingham voorbij het priöel, waarin
zy met den Prins zat.
„Daar is mijn broer!" riep zy
blyde uit. „Laat hy ons aanraden,
wat we moeten doen."
..Neen," klonk zyn scherps
antwoord. „Ik neem niemands
raad aan. Zie, hoe ik u vertrouw.
Ik zal op uw antwoord wachten tot
morgen, maar geen uur langer!"
„Wat zyt ge goed voor mij
zeide zy, zich losmakende uit zijn
arm, „werkeiyk, ik besef dat ik
niet waard ben uw vrouw te worden.
Mjjn eenige verontschuldiging is, dat
ik te jong ben om niet te aarzelen
by een verzoek, dat een levensvraag
is. Maar geloof my, Boris, ik zal
denben aan wat gy gezegd hebt, en
ik hoop dat myn antwoord zal zijn
zooals gy het wenscht."
In groote zelfbeheersching herwon
hy de vriendelijke trekken öp zyn
gelaat. Hy vatte haar hand, boog
zich en kuste die. Dat laatste was
een handeling die in Engeland onge
woon was, als zynde een bewys van
aanbidding; maar zooals de Prins
dat deed, was het eene hoffelykheid
De Algemeene Beschouwingen over
de Staatsbegrooting hebben oen
algemeen streven getoond, by alle
partyen, om krachtig en met ernst
mee te doen aan de groote sociale
hervormingen, die nu op komst zijn.
Naast en met het actief vrouwen
kiesrecht en den 8-urendag zyn de
verlaging van den leeftijdsgrens voor
de ouden van dagen en verhooging
der Invaliditeitsrente en al de verdere
wijzigingen en goede „nova", welke
minister Aalberse zal brengen, op
komst. Men kan veilig zeggen van
deze hervormingen: „Elles «ont en
marche, et rien ne les arrötera 1'
Het besef is ontwaakt, dat de
zwaarste lasten op de economisch-
sterkste schouders worden gelegd.
Alsookdat de Staat den economisch-
zwakkeren veel meer steun moet
bieden dan tot dusver. Tot eene
heffing-ineens, ter aflossing van de
Crisis-lasten, zal 't ook wel moeten
komen, zoodra die lasten zijn te
overzien. Dat men ook hierbij met
omzichtigheid te rade moet gaan;
teneinde niet te verlammen de
krachten, die in de gemeenschap on
misbaar sijnde heer De Geer heeft
er Yrydag j.1. terecht op gewezen.
Het verblijf van den ex-keizer te
Amerongen, binnen onze grenzen, is
een der oorzaken, dat men ons land
'n den jongsten tijd van alle kanten
.aanblaft".
Zeker deel van de Fransche en
ook (o wonder, o droeve deceptie, na
al wat wij voor onze „Zuidelijke
broeders en zusters" deden 1) van de
Belgische pers tracht Nederland's
neutraliteit verdacht te maken niet
slechts, maar stelt ook eischen,
Nederlandsch grondgebied opvorde
rend. De „wryving" met China
waar onze gezant met de belangen
der Duitschers en Oostenrybers belast
was werd een uitvloeisel genoemd
van de „ontstemming" der Geasso
cieerden tegen ons. Waar het stop
zetten van den kolenaanvoer uit
Duitschland voor ons reeds zeer be
denkelijk was, do opbrengst der
Limburgsche mynen verminderd door
het teruggaan van vele werkkrachten
naar Belgiö, zou het uitblijven van
kolen uit Engeland byna een ramp
worden voor onze indnstrie, om van
nood voor den „huisbrand" niet
eens te spreken.
De geruchten, dat er ook met Siam
ikere „spanning" zou zijn, bleken
vruchten van al te rijke fantasie.
Trouwens, de beruchte „groote
duim" is geöxploiteerdWli zyn
onze rechten op de Schelde en Zuid-
Limburg nog niet kwyt.
De Belgische gezant, baron Fallon,
heeft in een vraaggesprek met een
>ersman verklaard, dat do verhouding
;usschen Den Haag en Berlijn vol
komen normaal Is. In dat de
schreeuwers" gelukkig nog niet hot
geheele Belgische volk vertegenwoor
digen, de kloeke en mooie taal van
den hoer Hoste in sljn „Laatste
Nieuws", - on tal van Ylaamsche
bladen doen denzelfden toon hooren
bewijst 't. „Tege» den onzin en de
leugens, die over Nederland verspreid
worden," al du# de heor Hoste
„maken wij front, en wy zullen niet
dulden, dat er ongehinderd aan het
kleine land een twist gezocht wordt,
die men hot best zouj kunnen be
stempelen: „Une querello d'Alle-
mand." Ook wyst de heer Hoste or
op, dat waar Nederland de ontwapende
Duitschers door Limburg deed trek
ken, men van Belgische zyde slechts
de opinie kan voorstaan, dat „hoe
sneller die tuchtelooze, plunderende
en vechtende benden ons geteisterde
land verlieten, hoe liever wy het
zagen"
Sommigen houden vol, dat minister
Yan Karnebeek in dit geval zoowel
wat de komst van den ex-Keizer
betreft, voorzichtiger had moeten zijn.
De heer Marchant had gewild, dat
men Yon Hohenzollern slechts voor-
loopig had toegelaten, in afwachting
van nader onderzoek van zyn positie.
En de heer Treub bleek vrijwel van
hetzelfde gevoelen. Yan anders, even
zeer gezaghebbende zyde (b.v. prof.
Simons, in het „Wbl. v. h. Recht")
wordt betoogd, dat men Nederland
later, als de roes der zege wat tot
bedaren is gekomen, dankbaar
zal z(jn dat het den banneling be
schermde totdat, hoe dan ook, over
het lot van dezen beklagenswaardigën
man zal beslist zyn.
Be nu komende dagen zullen voer
die eerder bewondering zou hebben
gewekt dan een afkeurende aan
merking.
„Tot mergen," zeide hy. „Ik
zal intusschen tevreden zijn met de
rol van een die aanzoek gedaan heeft,
en op het antwoord wacht en alleen
tot zyn troost een vriendelijk woord
meekreeg."
Geen houding kon aangenomen
zijn, die beter dan deze by haar voor
hem pleitte. Het was al te dwaas,
dat een, naar het uiterlijk, volmaakt
edelman van hoogen rang en koninkl ijk
fortuin, waar hy verloofd zijnde een
vervroegd huwelijk vroeg, daarop
een weigerend antwoord zou krijgen.
Ook Ermyntrude gevoelde dat, en
onder den indruk der door hem
gesuggeerde gedachte ging zij
spoedig mogelijk naar haar ver
trekken.
Ofschoon er in het paleis
centrale verwarming was, brandde
er op hare kamer ook een haard. Zij
zond haar kamenier weg, trok een
armstoel bij het vuur en zette zich
daarop. Erkend moet hot worden dat
zy meer dacht aan den Prins dan
aan haar aanstaanden man. Dat
mocht haar niet verweten worden.
Haar moeder had haar geleerd het
huwelyk te beschouwen zooals- een
kruidenier denkt over een winst
aanbrengenden inkoop. Maar ter eere
van Ermyntrude mag gewezen wor
den op de nobele plannen die zy
ontworpen hadhet welzyn van
millioenen menschen. Of dat al dan
niet sou gelukken, daaraan dacht on
Loaaa ex. 3 cent AdvertuMéw por regel 16 oent.
Ingezonden medodeeling.
Herman Nypels,
Telef. Intaro. 140, Spoorstraat 41.
Hearan Ondergoederen,
half- en heel wol.
Overhemden. - Handschoenen.
Billijke prijzen.
het Kabinet in zijn contact met de
Kamer zeker menig „warm uurtje"
geven. De kwestie van den Schout-
by-naeht Albarda, van zyn commando
te Willemsoord ontheven, wijl min.
Naudin ten Cate in de houding van
dien vlagofficier ten opzichte van het
personeel tijdens de crisisdagen in
November reden zag hem zijn ver
trouwen te onttrekkenzij zal onge
twijfeld nog heel wat discussie uit
lokken. Tot nu toe had de rantsoe
neering van spreektijd slechts het
gevolg, dat het „tempo" van rede
voeren van dien aard werd, dat 't
eene marteling was, vaak, te luisteren
naar het voortsnorrend geratel. Maar
hy de replieken, nadat de Regeering
zal gesproken hebben, de maximum-
spreektijd gehalveerd zijn, kan 't
gaan spannen I
De tijding dat het O verheids-perso
neel over 1918 een buitengewone
uitkeering van 25 pet. als duurte-
toeslag kry'gen zal, was zeker een
heel-blijde „surprise" voor velen.
De schouders van Vader Staat
moeten nu al-zwaarder lasten torsen.
En ons aller dure plicht is om hem
bij de steeds meer vorderende'„kracht-
toeren" op loyale wijze helpen om
staande te kunnen blijven
Mr. Antonio.
BINNENLAND.
Mededeling van Minister Ruyi.
De minister van binnenlandsche
zaken, de heer Ruys van Beeren-
brouck, deelde Donderdag in de
Tweede Kamer mede, dat inderdaad
van de geassocieerde regeeringen
nota's zyn ontvangen ter zake van
het doorlaten van Duitsche troepen.
Zij zullen, met de antwoorden onzer
regeering, later worden gepubliceerd.
Geruchten over het aftreden van
den minister van buitenlandsche
zaken missen allen zakeiyken grond.
De regeering stelt op de medewerking
V#n den heer Yan Karnebeek hoogen
prys.
Thee.
De Min. v. Landbouw gezien zijn
besch. van 5 Oct. 1917, houdende
vaststelling van eene distributie
regeling voor thee en koffie, heeft
bepaald, in afwijking voor zooveel
noodig van de bepalingen dier besch.
Voor zoover de beschikbare voor
raden het zullen toelaten, zal de
distributie van thee, voor wat betreft
de aanvulling van voorraden bij
detaillisten, overeenkomstig/ de vol-
inde regeling worden hervat.
Eet tijdstip, waarop weder aan
consumenten zal mogen afgeleverd
zal worden, zal nader worden bekend
gemaakt.
Bon 52 een er thee- en kofflekaart
is niet geldig voor den verkoop van
thee of van koffie door den ver
bruiker, doch door inlevering van
dien bon, als onder 8 te bepalen, zal
een verbruiker aanspraak krijgen op
aflevering van thee op nader te
bepalen bon of bons.
De houder van eene thee- en
kofflekaart levert uiterlijk t/m. 17 Dec.
bon 52 van zijne kaart in by den
detaillist, bij wien hy zijn rantsoen
thee wenscht te koopen uit den voor
het publiek beschikbaar te stellen
voorraad. Hij overhandigt daarbij
zijne kaart aan dien detaillist, welke
de rugzyde van het lichaam dier
kaart met zijn firmastempel of op
andere wljzo duideiyk voor ontvangst
van bon 62 waarmerkt en de kaart
daarna weder terstond aan den houder
ter hand stelt. Houders van thee-en
koffiekaarten, die hunne bons niet
•p den bepaalden datum hebben
ingeleverd, zullen daardoor zonder
uitzondering hun recht op verstrek
king van het nader te bepalen rant
soen thee verbeuren. Na dien datum
zal tot die inlevering geene gelegen
heid meer geboden worden.
De verplichtingen van detaillisten
en tusschenhandelaren vindt men
uitvoerig vermeld in „St.Ct." 200.
twijfelde zij niet. Was het in allen
gevalle niet genoeg dat haar aan
staande heer en meester haar wilde
volgen en dienen als een slaaf?
Maar de eigenlijke twist van dien
avond tusschen hem en haar deed
nu allerlei vragen by haar opkomen.
Wat was dat voor eene liefde, waarbij
de oogen konden fonkelen als van
een gewonden tijger, en de stem in
den brultoon kon overslaan? Wat
was de overmacht, di# in hem
huisde en den aanzienlijken macht
hebbenden man als slaaf aan de
voeten bracht van een meisje?
Zij zette haar gepeins nog een
tijdlang voort, en was op een hoogte
punt gekomen van waar zy de bittere
waarheid zou hebben gezien, toen
een zacht tikken op haar deur haar
vlug ep haar stoel deed omwenden.
„Kto tam? Wie is daar?"
vroeg zy in het Russisch, dat zy
ietwat aangeleerd had. Maar zy be
dacht, dat misschien haar broer of
haar vader zich zoo hadden gemeld.
„Binnen riep zij, maar nauwe
lijks had zy dat gezegd of de deur
werd geopend en een man op leeftyd,
in bont gekleed, met scherp ziende
oogen, wiens blik te gelijker tyd
streng en welwillend was, stond
voor haar. De sneeuwvlokken op zyn
baard bewezen dat de man nog maar
enkele «ogenblikken hier in huis
was geweest.
Van verbazing over de komst van
dien onbekenden man in hare kamer,
wist zy voor dat oogenblik niet wat
*y doen zou.
Bruinkool.
Naar het „Vad." verneemt is
Maandag naby Eygelsboven de dikste
bruinkoollaag, welke tot dusver in de
mijnstreek van Zuid-Limburg werd
gevonden, aangeboord. De dikte be
draagt ongeveer 21 meter, terwijl tot
dusver 8 9 meter het maximum
was.
Het Belgische onderwijs Ia
Nederland.
Men schrijft van geachte zijde aan
de „N. C.":
Een paar dagen geleden werd mede
gedeeld, dat in een Belgische school
in den Haag, met Fransch als voer
taal, wordt onderwezen, dat Neder
landsch Limburg tot België zal gaan
behooren. Het is niet algemeen be
kend, dat dit onderwys door de Neder-
landsche belastingschuldigen wordt
betaald, al die oorlogsjaren. In do
eerste plaats zijn Belgische onderwy-
zers daarvoor aangesteld en die krij
gen behalve hun toelage uit de Bel
gische schatkist daarenboven nog een
bezoldiging uit de Nederlandsche. Dit
onderwijs heeft ons tot nog too 2
millioen gulden gekost.
Propaganda tegen ons in ons eigen
land, dank zij ons eigen geld, is mis
schien wel het laatste wat wij had
den mogen verwachten.
Ncdtrlandsch telegraafpersoneel
naar BaigIS 7
In verband met de treurige sala-
rieering van het overheidspersoneel
en den blijkbaren onwil der regeering
hierin afdoende verbetering te brengen,
hebben circa 100 Rijkstelegrafisten te
Rotterdam zich telegrafisch tot te
Belgische regeering gewend, met het
verzoek hen te willen mededeelen of
er gelegenheid bestaat over te gaan
in Belgischen dienst.
Bij navraag heeftmenonsverzekerd,
dat het hier niet gaat om een
dreigement. Eenzelfde actie zou van
Amsterdam en den Haag uitgaan. Do
betrokkenen, die niet het minste
vertrouwen meer hebben in hetgeen
de regeering belooft, willen thans op
deze wyze beproeven verbetering te
brengen in bun geheel onvoldoende
flnancieele positie.
Ia vrljhild gesteld.
De slager Gerrit Poppe uit Wierin-
gen, die een paar weken geleden
tijdens de behandeling van de zaak
van burgemeester Peereboom contra
notaris v. d. Speek Obreen in do
Alkmaarsehe rechtzaal in hechtenis
genomen werd wyl hy van meineed
verdacht werd, is thans op vrije voeten
INGEZONDEN.
finllan veiAnlwoorueiIJhbeU <Ui tta<»etie
[Van niet capIaaUte «tukken word» 4* «opy
■let tereigtgeren).
De Koninklijke Marine.
Da geest onder de onderofficieren
der vloot.
Het ingezonden stuk van den
majoor-schrijver K. Prins,le secretaris
van hoofdbestuur van den Algemeenen
Bond van Onderofficieren der Kon.
Marine en van het Korps Mariniers,
geplaatst in het „Vaderland" van 6
December j.1., had mij nog niet be
reikt toen ik op 5 December eenige
inzenders omtrent de Koninkl(jke
Marine beantwoordde.
De verdienste van het stuk van
genoemden majoor-schrijver Prins is,
dat een vollediger licht de vol
komen juistheid er van kan ik niet
controleeren wordt geworpen op
de beide samenkomsten van de hoofd
besturen der bonden van marine
personeel bij den vlootvoogd to
Willemsoord. Reeds de heer Michels
liet hierover een licht schynen,
waardoor ten deele vollediger wordt,
hetgeen ik er in mijn artikel gedateerd
28 November omtrent meedeelde,
doch waardoor tevens rechtgezet
wordt, alsof op de eerste byeenkomst
door den vlootvoogd een recht-
streeksche vraag tot de ver
tegenwoordigers der bonden is gericht
omtrent hun houding, aan te nemen
by een poging door Troelstra en zijn
volgelingen beraamd tot omverwer
ping yan het wetteiyk gezag. (Hetgeen
my op 28 November duister is ge
weest, heeft thans een aannemelyke
verklaring gevonden). Echter ook
zonder het stellen van een recht-
streekscho vraag kan men zich
vergewissen van die houding. Indien
de hoofdbesturen echter de bedoeling
der eerste byeenkomst nog niet hadden
begrepen, het artikel van majoor
Prins laat duidelyk uitkomen, dat de
hoofdbesturen, althans dat van den
Alg. Bond van Onderoff. der K. M.
en van het Korps Mariniers, op en
na het tweede bezoek bij den vloot
voogd wel degelijk geweten hebben,
waar het om ging. Als het hoofd
bestuur inderdaad varmeent „onder
officieren" te vertegenwoordigen en
voor hun belangen en goeden naam
op te moeten komen, dan hadden zy
zich op en na die tweede bijeenkomst
verbaasd en beleedigd moeten gevoe
len, dat voor hen n o o d i g was
gepolst te worden naar den geest
onder de onderofficieren. Maar neen,
toen ging men met de andere bonden
een schriftelijk antwoord samenstel
len den bewusten brief gedateerd
15 November en een program van
eischen opstellen en dit werd
's avonds onder geweldig applaus
voorgelezen in de huishoudelijke ver
gadering der afd. Helder op 14 Nov.
namiddag.
Is dit een waardig optreden-van
onderofficieren
Blijkens het beknopt verslag dezer
huishoudeiyke vergadering, voorko
mende in het Midden van 29 Nov. jl.,
heeft een der leden van het hoofd
bestuur van Alg. Bond v. Ond.off. enz.
ter vergadering „of als de Re
geering met onze verlangens rekening
wil houden, zij op de onderofficieren
staat kan maken, werd met een, als
uit één mond, krachtig „ja" beant
woord." Hier hebben we dus den
grondslag voor de advertentie in de
ïeldersche Courant van 16 November,
een vondst waarin we ons in het
belang der zaak zouden kunnon ver
heugen, indien het woordje als er
niet stond en vooral indien het
hoofdbestuur van den Alg. Bond v.
Qnderoff. enz, zich naar deze uit
spraak van het krachtig „ja" had
gedragen en dit, in welken vorm ook,
in den op 16 November (dus één dag
na deze vergadering) door hen mede
onderteekend schrijven aan den
vlootvoogd was ingelascbt. In plaats
daarvan onderteekent dithoofdbestuur
mede de door den heer Prins uiterst
verdlonsteiyk aangehaalde zinsnede:
„dan is o.i. de mogeiykheid niet
uitgesloten, dat een meerderheid
althans onder de minderen zich
scharen zal aan de zijde, die tot
doorvoering van door hen wenscheiyk
geachte hervormingen voor hen altyd
streden. Wie hier een uiting van
trouw aan de Regeering leest van de
onderofficieren vertegenwoordigd door
het hoofdbestuur van den Alg. Bond
enz,, is knap. Er komt geen woord
van trouw voor aan het wettelijk
gezag, evenmin aan de w e t-t i g e
begeering, noch in deze zinsnede
noch in den geheelen' brief! Wie
propageert, dat die brief is geweest
een uiting van trouw, steun of
zekerheid voor het wettig gezag,
jeef ik in overweging de Neder-
andsche taal in zijn eifen belang nog
wat beter loeren.
Op verdere persooniyke uit
latingen van het stuk van den
majoor-schrijver Prins ga ik hier niet
in. Weerlegging er van zo* de zaak
van de geheele Marine geen stap
vooruit brengen en daarom gaat het
immers? Geen grieven, geen ver
bittering, zeer zeker niet het
futiele argument over het niet
worden ontvangen door Z.E. den
Minister van Marine, zijn steek
houdend om de houding van het
hoofdbestuur van den Alg. Bond v.
Onderoff. enz. te rechtvaardigen.
De heer Prins heeft thans zeker
el begrepen waarom d« vlootvoogd
de onderofficieren door hun houding
en schrijven van 15 November h#eft
gerangschikt ondor de twijfelaars en
waardoor zeer krasse maatregelen
noodig zyn gtweest. Grievend zyn
die maatregelen voor velen onder het
)#rs#neel individueel geweest, maar
reeft het hoofdbestuur iets gedaan
om den vlootvoogd te overtuigen van
de by revolutie aan te nemen loyale
houdiDg - niet van lydelijk toezien
of afwachten, doch van krachtig
steunen van het wettig gezag zonder
a 1 s, zonder mits of zender beding
van eischen of verlangens?
Het achteraf zich beos maken, au
men het vertrouwen min of meer
heeft verbeurd, was niet noodig
„Is u Lady Ermyntrude Grandison?"
- vroeg de vreemde persoon, vol
maakt Engelsch sprekende.
„Ja," antwoordde zij, moedig
hem van het hoofd tot de voeten
opnemende.
Hy kwam een paar passen naar
haar toe, de deur open latende.
„Maak u niet ongerust oyer my'n
bedoelingen," - zeide hy. „Het is
wel wat laat voor myn bezoek, maar
het was van groot belang u heden
avond nog te spreken, en ofschoon
ik weet dat Prins Melnikoff, als hij
wist dat ik hier was, my door zijn
Kozakken in stukken zou laten
hakken voor de wolven, heb ik het
toch gtwaagd tot u te naderen."
Zyn woorden, evenals zyn manier
van optreden stelden haar gerust.
Toch voelde zij dat hy geen Prins
gezinde was, en mocht dat haar
minder aangenaam wezen, zy besloot
niettemin den man rustig te zullen
hooren. Nochtans zeido zy ter zyner
geruststelling
„Prins Melnikoff zou nooit toelaten
dat zyn Kozakken zoo iets zouden
doen met iemand die my bezocht
zonder kwade bedoelingen."
„Kind, gy kent zyne Hoogheid
niet, zoo min als den man die voor
u staat 1"
„Om wat reden kunt gy hier, op
dit uur gekomen r.y'n, en hoe is het
u gelukt terstond myn kamer te
vinden 7"
„Ik wenschte u te waarschuwen
voor den man, die u met alle geweld
morgen wil trouwen/ Ik ben hier,
omdat de band tusschen een Rus en
zijn stamgenoot inniger is dan van
een Gormaanschen huurling en zyn
landheer."
Was Ermyntrude eerst meer on
gerust dan verwonderd, nu was het
omgekeerde het geval. Dat de vreemde
man vrijelijk door de corridors van
het kasteel kon loopen was al ver
wonderlijk genoeg, maar dat hij wist
van des Prinsen poging om haar tot
een onmiddellijk huwelyk over te
halen, dat gmg alle begrip te boven.
De deur was nog altyd open. Een
ieder die voorby ging, moest èn
baar èn hem zien, den in bont ge-
kleede, midden in de kamer. Ermyn
trude ging langs hem naar de deur
en deed die dicht.
„Gij zijt dapper," zeide hy
„maar een als gij, moet ook durven
toehooren en antwoorden, wat or
ook gezegd wordt. Weet ge waarom
Prins Boris u wenscht te tronwen
„Omdat hij mij liefheeft," ant
woordde zy terstond, en er was een
toon van vergeef baren trots in haar
stem.
De man boog met een gratie, die
ondanks zijn bönten mantel, duidelyk
uitkwam.
„Dat zou hem tot verontschuldiging
kunnen dienen," zeide hy.
„Maar gij zyt in Rusland, Mylady,
een land waar een man in heel andere
betrekking kan staan dan tot eene
uwerlandgenooten van het vrouwelijk
geslacht. De liefde van een Prins
is ee* vuuroven, die to spoediger
uitgaat naarmate do gloed sterker
Ingowoiialen medodoeflng.
li HfjMe ManbeltraDspart-
aii Sleaponderneming
Groote wogen on logo prijs.
AdresF. C. v. d. HAAGEN,
SPUISTRAAT 8.
geweest indien het hoofdbestuur van
den Alg. Bond van Onderofficieren
der K. M. en van het Korps Mariniers
eiken schyn van onbetrouw
baarheid, toen het tydstip daar
voor gekomen was, had geweerd en
niet tevens met een ïy'stje van
eischen voorop was komen aan
dragen.
Als het hoofdbestuur meent nimmer
in gebreke te blyven om zyn loden
in plichtsbetrachting voor te gaan en
een goeden geest onder de onder
officieren aan te kweeken en te be
vorderen, dan past het den majoor-
schryver Prins niet zich aller
eerst te boroepen op volledige
medewerkiag van de autoriteiten.
Deze manior van voorgaan, aam-
kweeken en bevorderen is niet in
het belang van de onderofficieren der
Kon. Marine en het Korps Mariniers.
De luit. ter zee der 2e klasse
J. L. Chaillet.
9 December 1918.
Ophaldtrlng gswenschf.
Geachte Redactie.
Mag ik voor onderstaand artikel
eonige raimte vragen?
Uit hot lange antwoord van den
Minister van Marine aan do beeren
Van der Voort van Zijp en Hugen-
holt* over het ontslag-Albarda biykt,
dat de wyze, waarop deze vlagofficier
zich heeft meenen te moeten ver
gewissen van do betrouwbaarheid
van het Marinepersoneel, niet de
goedkeuring der Regeering weg droeg.
En ook, dat de heer Albarda zelf
niet toogeoft fout gehandeld te
hebben.
Vandaar dat tusschen hem en het
Marinebestuur het tafellaken is doer-
gesneden.
De beteekenis zit nu, meenen wy
hierin, vooral voor het personeel, of
de democratie In de weermacht, die
beloofd is, de noodige ontpooiing te
kunnen vinden, zoodanig aal worden
opgevat, dat militaire besturen die
voor een bespreking worden uitge-
noodigd, dat vryelyk kunnen aan
nemen of niet.
Zullen die besturen daar eventueel
zitten als bestuur met dus verant-
woordeiykheid voor en aan hun leden
en zullen zy als zoodanig dus niet
*yn allereerst militairen?
Zóó heeft Schout-by-nacht Albarda
het verkeer met de bonder. opgevat
en dat is o.l. de juiste gedachte.
Wil men overleg met de bonden,
wil mem erkenning dier lichamen
met hun eigen gekozen besture»,
dan zal men op conferenties e.d.mef
als militaire individuen maar als
vertegenwoordigende lichamen moe
ten zetelen. En dus vryheid van
spreken moeten hebben, zoover die
door de eischen der welvoegelljkhoid
niet wordt begrensd.
Dan zal een zoodanige bespreking
niet hetzelfde kunnen en ook niet
mogen zyn als een onderhoud met
een superieur en een of meer minderen
in den dienst.
Nu is één van beiden mogelyk. De
Regeering kan in dit opzicht aan
onze zyde staan, en toch meenen, dat
de heer Albarda een fout heeft ge
maakt. Die fout zou in dit geval dan
alleen kunnen bestaan in hot feit,
dat hy met de vertegenwoordigers der
bonden eene bespreking heeft gehouden
over een onderwerp, waarmede die
bonden niets te maken hebben.
Dat hy liet delibereeren over een
zaak, waarin slechts voor het gezag
één eisch te stellen is, n.1. gehoor-
aamen.
Als dat zoo ia, hebben wy er vrede
möe, want inderdaad doet men goed
over zulke onderwerpen maar op de
oude wfi'ze „voor den boeg" te houden
en geen enkele verantwoordelijkheid
op de besturen te leggen.
Maar j*iat, om te weten wat nu
is. Prins Melnikoff ls in deze geen
uitzondering. Hebt gy ooit in uw
onschuld gehoord wat een morga
natisch huwelyk is?"
Ofschoon het in de kamer taraeiyk
warm was, scheen die vreemde man,
met zyn spreken en doou een
patriarch gelykende, een sterke macht
in zich te hebben, want in haar hart
gevoelde zy de kracht ervan.
„Ik kan niet zeggen dat ik u be
grijp," zeide zy onrustig.
„Kan by u te lande een man van
rang en stand zyn eerste huwelijk
voor onwettig laten verklaren, om
een tweede te kunnen aangaan? Wat
zou men by u te lande van zulk
een man zeggen, en wat van de
tweede vrouw, die de eerste ver
drong
Hy keek haar scherp, vragender-
wy'ze aan, en vervolgde
„Zouden eerbare families dergelijke
vrouwen in heur kring willen toe
laten
„By ons te lande, zeer zeker neen 1"
antwoordde zij.
„Welnu, Prins Boris is gehuwd,
gehuwd met myne dochter Olga
Sassulitch. Heden heeft hij per Koerier
uit Petersburg het decreet ontvangen
dat zyn eerste vrouw, mijne dochter,
tot zyn wettige byzit maakt en
verlaagt
(Wordt vervolgd.)