TWEEDE KAMER. Zitting van Donderdag 13 Fobr. 1919. Marinebegrooting. l>e MINISTER V,_ de heer NAUDIN TEN afcebroken redo voort, hooft, zoowol in Incl dieasten verricht. In 19 liet niot gebleken. zijn beloften, afgelegd bij.hot in di«n»t trodou, zou hebben gebroken. Naar sprekers mooning zou hot zijn plioht hebben gedaan. In den Helder was het bevol echtar niet in krachtige handen. Als de Com mandant had getwijfeld aan de trouw •zijner mannen, dan had bij zooveel mo gelijk stil maatregelen moeten nemen en niot hen tot een onderhoud moeten uitnoodigen. Spreker meende verplich' to zijn dezen officier van zijn bevel te ontheffen. Het zenden van een officier had plaats om. met vermijding van dj ophoudonde briefwisseling, aen toe stand to ondorzooken. Dó hoor Colen brander moest zicb toon wol van een persoonlijke mooning onthouden. Wat de bemanning van de „Koningin Regentes" betreft, do maunuu zijn in etnat gesteld opnieuw to verklaren ol zij hun bolofte wilden houden. Eén was hiertoe niet bereid. Na do November dagen zijn geen bijzondere maatregelen noodig gebleken. Het personeel der Marine zal te allen tijde moeten bestaan uit een kern vau beroepsofficieren, onderofficieren en vrijwilligers, zoo noodig aangovuld met zoomilitie en inlanders. Tegen samenwerking mot do erkende militaire bouden bestaat bij spreker geen bezwaar. Wat de rede van den heer Wijk be treft. sommige toestanden bij het zullen inderdaad wel beter zijn bij de Marine. De huisvesting bij de Marino is niet zoo slecht. Gaarne zal spr. rekening houden met do wenken, gegeven door de heeren Duymacr en Scheurer. Spreker kan echter niet VOoruitlóopen op de voor stellen der benoemde Commissie, die tot laak heeft te onderzoeken wat voor de geestesontwikkeling van het perso neel gedaan kan worden. De samen stelling dier Commissie zal den hooi Duymaer echter gerust moeten stellen omtrent don aard harer voorstellen. De regeling der periodieke verhoo gingen heeft, eenigen tijd op zich laten wachten, omdat spr. zich niet kon ver- eenigen met do plannen van zijn voor ganger. Overigens is nieniaud te kort AKMJL. «iK -*of De bedragen van uitkeenngen bn overlijden zullen worden verhoogd. (De minister is zeer slecht verstaanbaar). Als de levensomstandigheden niet verbeteren, dan zal worden overwogen den duurtebijslag ook over 1919 uit te Een aantal leden van de bemanning der ..Koningin Regentes" ls ontslagen wegens verregaande dionstverzaking Worden mannen ontslagen door een vonnis, dan wordt op hun ontslag briefjo n i e t de aanteekening gemaakt. ,dat zij ontslagen zijn wegens verre gaande plichtsverzaking. Op alle opleidingen wordt het per soneel gevormd door het bestaande pe>- soneel. zoowel in IndiS als hier. Sommige gebouwen zijn Inderdaad verouderd. Do marinekazerne te Rot terdam dient buiten dienst te worden gesteld, maar hét nieuwe gebouw zal pas gesticht kunnen worden al» de pritzen omlaag gaan. Later zal spr. te kennen geven ef en waarom de gonaeakundige dienet reorganiseerd moet worden. Met het lang van den T.B.C.-lijder zelf wordt wol ter dege rekening gehouden. Spr. zal inderdaad overwegen den leider der venerische afdeeling een studiereis te laten maken. De Officier-kapelmeester te Den Helder heeft zelf nooit om een hooge salaris gevraagd. Zou de heer ter Hal geen aanwijzingen kunnen geven ho het bezoek der concerten in Den Helder Is te verraeerdoren. Het scheepsmateriaal heeft door den oorlogsdiënst wol veel goleden. maar waardeloos is het niet. Onze vloot zal tegen een groote natie niet kunnen op treden. maar wol kunnen dienen voor de handhaving onzer neutraliteit en voor het goval. dat een kleine natie ons de wet wilde voorschrijven. Indien ons materiaal niet spoedig wordt aan- gevulzal iet echter ook voor de ver vulling dezer bescheiden taak niet in etaat wezen. Spr. behandelt in den breede de waar de en den o.uderdom onzer schepen, om te concludeeren. dat dezo schepen on- voldoeude zijn voor de vervulling van de tank onzer vloot. Wat er ook moge terecht komen den z >o zeer verlangden volkerenbond onze vloot moeten wij In stand hou den. Indien de bouw der schepen werd gestaakt, zouden we op de „Java" 4.4 millioen schade lijden, op de „Scma rang" 4.5 miilioon en op de „Tromp' 3.9 millioen. Op dezen grond moet spr. dus de beide moties. Oud enBomana. afraden. Tot afschaffing van een logiesschip te Holder is in beginsel reeds besloten. Do heer B0MAN8. replieeerende, be tnotrt, dat hij de handhaving der neu traliteit niet heeft willen loslaten, maar heeft willen brongen onder de directie van liet Departement T#n Oorlog, na dat van Marine te hebben opgeheven. Handhaving der vloot voor one 1 a n acht spreker ongowenscht. Zijn meUe Iaat ruimte genoeg om een ander stel sel te zoeken. De crltièk zijner mede-af ge vaanLig- heert hem niet afgebracht van het handhaven zijner motie. De heer HUGENHOLTZ. replleeeren de. zegt, dat men van dezen Minister een programma had mógen verwachten ten aanzien van het personeel en het materiaal. Slechts schoorvoetend za! deze Minister een stap op den goeden wee der hervorming doen. Ook door zijn meening over de taak van het materieel heeft do Minister ons vertrouwen-niet gewonnen. In den oorlog bleek, dat de Marine nog niet eens haar beperkte taak kon volbrengen. Het personeel heeft zün best gedaan, maar toen eon convooi moest worden uitgezonden, zaten we met de handen in het haar. Toen de Duitsche 6chepen werden aangevallen, konden we ze niet eens verdedigen. Als de bouw zal worden gestaakt, moet men niet alleen rekenen met de millioetien, die dan worden weggeworpen, maar ook met do millioenon die zullen worden uitge geven als de bouw wel doorgaat. Er dient een commissie te worden inge steld. die de liquidatie onzer Marine moet voorbereiden. Om de Kamer gelegenheid to geven zich uit to spreken over een motie, dio Ons bevredigt, stelt spreker de volgen de motie voor: „De Kamer, van oor deel. dat de tijd gekomen is. dat tot op heffing van de vloot kan worden over gegaan. verzoekt den Minister een com missie te benoemon. waarin ook ande ren dan militairen zullen zitting heb ben. om de liquidatie der vloot voor tc bereiden: van oordeelvoorts, dat de aanbouw van nieuw materieel, de af bouw van het reeds op stapel gezette materieel en de uitvoering van om vangrijke herstellingen aan oud mate rieel moeten worden «gestaakt, gaat over tot de orde van den dag." De heer OUD replieeerende. ver klaart. dat de rode van den Minister hem evenmin heeft voldaan. Do rede van den heer Staalman was verbazend reactionair. Om te beoordeelen welke schade we eventueel zouden lijden, moeten we weten, hoevee) het zou kosten als de aanbouw v o o r t g a n g h adl Sprekers motie bedoelt dat de aan bouw van nieuwe schepen en hel maken van ingrijpende herstellingen zullen worden stopgezet- De hoer SCHAPER (S. D.)Zet dat er dan in! b ^g'ieer OUD: daartoe ben ik wsl Ale de „Gelderland" ons ieder oogan- blik kan ontvallen, waarom geeft de Minister dan nog tonnen uit voor har stellingen van dit schip? Spr. wijzigt zijn motie aldue dat go- Do heer A. P. STAALMAN repliceert en zegt dat het betoog van den Mi nister duidelijk heeft aangetoond, dat hij zich in do maand November heelt vergist, duidelijk heeft hij erkend da*, hfi den heer Albarda niet had moete ontslaan. Deze Minister mag dan oog niet langer achter de regeeringatafel zitten. Laat de rechterzijde dit toe, dan laadt zij een zware verantwoordelijk heid op zicb. De heer DE SAVORNIN LOHMAN C. H.) zegt, dat de nu op stapel staan- _o schepen n i e t af te bouwen, hem in elk geval onverstandig lijkt. Want wat zullen we met deze half afgebouwde schepen moeten doen? Spreker zal tegen de beide moties stemmen al spreekt hij daarmede niot volledig vertrouwen in dezen Minister uit. De heer NOLENS (R. K.) zegt, dat Ministers van Marine vuak beter op de zee zijn, dan op de sprokersplaats. Wie geen vertrouwen in dezen minister hoeft, kan daarvan blijk geven bij de stemming over het gebeele Hoofdstuk. De moties zijn voorbarig. Zij loopen ooruit op de gebeurtenissen, en ver goten dat wij zijn een Koloniale mo gendheid. De Minister heeft zolf ook den aan bouw en den afbouw verwacht. De hoofdzaak is, of aanbouw noodig is. Welke kosten daarmede gevraugd zouden moeten worden, is bijzaak. Do vraag is maar: Is er nog een vloot noo dig? Van dat standpunt bekijkt spreker de moties. Die van den heer Hugen- holtz wil nu maar in eens op dit o o g e n b 1 i k, de heele vloot opdoeken. De voorsteller heeft gisteren nog zeer bedaard en zeer verstandig gesproken. Vanwaar nu plotseling deze motie? Spreker voor zich kan niet het oor deel uitspreken, dat nu op dit oogen- blik de tijd gekomeu is om de vloot op te hebben. De motie van den hoer Romans gunt uit van hetzelfde stand punt. dat do vloot nu kan worden opgeheven. Maar dat standpunt lean de Kamer nu niet aanvaarden. Spreker zal het oogenblik zegenen waarop hii het oordeel kan uitspreken, dat de vloot kan worden opgeheven, maar dat kan hij nu nog niet. De minst verstrekkende motie is die van don hoer Oud. die „de regeling van de in ternationale verhoudingen" wil afwach ten alvorens een definitieve beslissing te nemen over het voortgaan met den vioolbouw. Intusschen zou de afbouw moeten worden gestaakt. Ook tegen dozo motie moet spreker zich verzetten. De heer LELY (u.-l.) zegt. dat de heele zaak er eene is van financicelen aard. De minister is in zijn rede vol komen onvoldoende geweest. Hij sjirnk alleen van mogelijke schade. Waurin deze zou bestaan, weten we ook zelfs niet. De hoofdvraag is: Wat moeten wo nog uitgeven? Deze vraag steit spreker den minister uitdrukkelijk; Hebben we 13 millioen uitgegeven en moet er nog pl.m. 50 bij, dan zou de afbouw gestaakt moeten worden. Is er Ïeen middenweg te vindon, waardoor e aanbouw tijdelijk kan worden ge staakt? Kunnen de in aanbouw ziindo schepen niot zoolang te water gelaten worden? De heer BOMANS dupliceert. De motle-Hugenholtz ls rulneerend en wil plotseling de vloot opheffen. De motie- Oud blijft halverwege staan. De hoofd gedachte, dat nu reeds de tijd voor ont wapening is gekomen, kan spreker bij oorlog weer naar voren brengen. Om deze hoofdgedachte niet in gevaar te brengen, trekt spr. zijn motie in. De heer VISSER VAN IJZEN- DOORN (V.-L.) zegt. dat wanneer hij tegen- de moties stemt, dit geenszins wil zeggen, dat hij het beleid van den Minister goedkeurt. Vooruitloopen op de conferenties te Versailles is onver standig. Tenzij men aantoont, dat wo de schepen kunnen missen, zal spreker zich ook tegen de motie-Oud moeten verklaren. De waarschuwing van den heer Nolens, dat wii een koloniale mo gendheid zijn, heeft op ons indruk ge maakt. (Gelach en geroep: Dat wiat u nog niet). Dat was tijdens deze debatten vergeten! De heer MARCHANT (V.-D.) be strijdt de heeren Nolens en Lely. Beiden willen langzaam voortbouwen. Ons doel is juist te verhoeden, dat de toestand bliift zooals hij is: een lij densgeschiedenis. Jarenlang is er noo- deloos uitgegeven. De heer OTTO (U.-L.)U hebt zelf steeds voorgestemd I De heer DUYS (8.-D.): Mf was Rambonnet minister! De heer MARCHANT: Nu de uitga ven tot 40 millioen zijn gestegen, zei deze minister: de vloot is niets waaru. Onder deze omstandigheden kan spre ker niet de verantwoording op zich nemen. Ook over de quaeBtie van het Eiersoneel kan men zoo maar niet hoen- oopen. De moeilijkheden vermeerderen echter elk jaar. Te ver gaat het echter spreker, om nu reeds uit te maken, dat Nederland geen vloot noodig heeft. Doorgaan op den weg van de oude sleur gaat echter evenmin op. Daarom wil deze motie van den heer Oud met den afbouw stoppen tot een definitieve beslissing kan werden genomen. Wan neer wij hebben te doen met reus achtige vloten der groote mogendheden, kunnen wij daar niets tegenover ptel- len. De half afgebouwde schepen kun nen met de contracten best overgedaan worden aan anderen, die ze noodig hebben. De heer SCHAPER (S.-D.) meent, dat de marine moet worden afgeschaft, en de minister heeft hom geen andere meening gegeven. Is deze motie geen motie van afkeuring? Al had de minis ter nog zoo goed gesproken, de zaak waarom het ging was niet te redden. Hot verdedigen van de vloot in deze Kamer is geen werk. dat men een mensch mag toevertrouwen. Sfen ver betert don geest van hot personeel niet door de socialisten van de vloot weg te jagen. De revolutie begint altijd op de vloot. De zeelucht maakt steeds erg revolutionair. De heer WIJNKOOPDat heb ik ook »zegd! De heer SCHAPER: Dan hebt ge ook eens een verstandig woord gezegd! Wat wil de minister met dezen ouden rommel toch? Wil men werkelijk likwi- deeren, dan moet men een daad doen. en voor onze motie stemmen. Die wil de likwidatie voorbereiden. Op het v. d. compas zeilen doen wij liever niet; den 17en November 1918 meende de heer Merchant, dat er nooit gevoch ten mocht worden en den 11 December 1918 rinkelde hij met do sabel! Als do heer Marchant werkelijk iets wil. dun weet hij wat hem te doen staat. Deze vloot heeft niets te maken met lands verdediging of het vraagstuk van ge deeltelijke ontwapening. De vraag is maar waartoe de vloot dient! En voor de landsverdediging beteekent zij ui ets. De principieele vraag is maar of er nog meer gold moet worden weg gesmeten. De heer Bomans zal moeten voorstemmen. Do heer HUGENHOLTZ laat het laatste lid van zijn motie vervallen. De MINISTER verzoekt de beraadsla gingen te schorsen. De VOORZITTER doet het voorstel daartoe. De heer SCHAPER gelooft, dat dit is, om de cijfers te halen. Maar die hebben wo niet noodig. We weten nu wel hoe we moeten stemmen. niBter zijn begrooting ieder oogenblik kan intrekken. De heer DE MURALT (U.-L.) zou zelf het voorstel hebben gedaan de be raadslagingen te schorsen omdat wo eerst antwoord moeten hebben op da vragen van den heer Lely. De redevoe ringen der fractie-leiders wil spreker in elk geval ook eorst goed overwegen. De Minister van Koloniën moest hier eigenlijk ook aanwezig zijn. Eon uit stel van veertien dagen zou spreker evenmin bevredigen. De schorsing moet zóó opgevat worden, dat we morgen do gegovons krijgen en de debatten ver volgen. Wordt het uitstel niet gogeven. dan kan 9prekor niet over do groote vragen oordeelen en zal hij niet aan de stemming deelnemen. De heer NOLENS ie ieder oogenblik bereid om over de moties te stemmen. Uitstel is onnoodig. Voor zichzelf kan de Minister wel schorsing willen, maar dan zal hij wel doen de roden van zijn verzoek mode te deelon. Spreker heeft de schorsing niot noodig. De MINISTER heeft schorsing ge vraagd om de gegevens te verkrijgen om de sprekers te beantwoorden. Spre ker vraagt uitstel tot Woensdag. De heer KETELAAR (V.-D.) wil de ingeschreven sprekers eerst laten uit praten; deze kunnen ook nog wel gen hebben te stellen. De VOORZITTER: Daartegen zal de Minister wel geen bezwaren hebben. De hoer WIJNKOOP (Comm.) zegt. dat de revol. absoluut tegen deze be grooting zijn. De motie-Oud gaat niet heel ver, maar practisch ver genoog om er vóór te stemmen. De motie-Hugen- holtz is geboren uit den bekenden con- currentiegeest der socialisten. (Voort durend rumoer). Behelsde deze motie den eisch van afschaffing der vloot, dan zouden de revol. er vóór kunnen stem men. Maar een zoodanige motie is in derdaad overbodig, want dan kan men beter tegen de heele begrooting stemmen. Overeenkomstig het voorstel van den VOORZITTER worden de beraadsla gingen over Hoofdstuk VI geschorst totWoensdag. UIT DE PERS. De' heer MARCHANT zegt. dat de in druk wordt gewekt, dat de minister niet in staat is om verder ziin begroo- ng te verdedigen. Toch is dit onjuist, eer waarschijnlijk lijkt het, dat dc schorsing is gevraagd door den heer 1*1 y. Maar we moeten een motiveering lebben. De VOORZITTER deed het voorstel op verzoek van den Minister. De heer LOHMAN zegt. dat de MI- DE MARINEBEGROOTING. De overzichtschrijver van de N. Rott. Ct. vat zijn indrukken om trent hetgeen in de Kamerzitting van Donderdag is behandeld, aldus samen Ja, hierin heeft de heer Hugen- holtz gelijk; een „geroutineerd spreker" is de minister van marine niet. Sterker: nimmer nog hoorden wij een bewindsman zijn begroo ting verdedigen, die in mindere mate de gave des woords bezat. Mi nister Naudin ten Cate las met een droog, stug stemgeluid, zonder de minste intonatie, zijn protocol ach neen zijn redevoering voor. Voor de journalisten was het vrij wel onmogelijk hem te volgen. Trouwens ook tal van Kamerleder, waren daartoe niet in staat. De inhoud der rede was boven dien geenszins van zoo ongemeen? kwaliteit, dat het ingespannen luis teren dubbel en dwars vergoed werd. Binnen de drie kwartier was de minister gereed, tal van vragen en opmerkingen liet hij onbeant woord; de rede zelf deed meer aan droog zand dan aan het ruime sop denken. Groote lijnen ontbraken, men had geen oogenblik het ge voel, dat daar een bezielend leider, een welbewust gids aan het woord was. Een minister, die zoo weinig vat op de Kamer en daarbij een zoo moeilijke taak te vervullen heeft want niet ten onrechte noemde de heer Schaper het een „hondewerk" de marinebegrooting in de Tweede Kamer te verdedigen moet wel van den beginne af zeer zwak Was de ontvangst, welke hem ten deel viel voordat hij zelf ge sproken had, al niet bijster opwek kend, bepaald neerdrukkend moet voor hem de taal geweest zijn, die hij daarna te hooren kreeg. Zij die in eerste instantie het woon', gevoerd hadden, legden het er nu nog wat dikker op; de heer A. P. Staalman eischte thans zonder eenig voorbehoud 's ministers af treden, Mr. Oud verklaarde: „aan dezen minister kunnen wij geen begrooting van veertig millioen toevertrouwen." Het ongeluk is, dat de overgroote meerderheid der Kamer van minis ter Naudin ten Cate geen daden verwacht, hem trouwens geenszins zoodanigen suggestieven invloed én zooveel stuwkracht toekent ais noodig zouden zijn om met deze Kamer in dezen tijd op marine- gebied iets tot stand te brengen. Een combinatie van zeer verschil lende groepen bedreigt dezen mi nister. Zei niet reeds jongstleden Woens dag de heer Van der Voort van Zijp, van wiens steun voor den mi nister veel afhangt, dat hij ernstige bedenkingen had tegen een begroo ting, waarbij 40 millioen gevoteerd werd voor een gebrekkige vloot en den zeeofficieren niet het minste uitzicht op verhooging van onze weermacht werd geopend? De minister had hein trouwens voorzoover wij hebben kunnen nagaan bij een zoo moeilijk ver staanbare speech absoluut geen antwoord gegeven op de vraag: „Wat wordt voorbereid, en hoe?" Wel heeft de minister ons verteld, dat ons materieel „niet waardeloos" is, al is het inderdaad „zwak". De vloot ging hij voort kan al thans voor handhaving van onze neutraliteit zorgen of kleine naties afschrikken. „Waifneer echter ons materieel niet spoedig wordt aan gevuld, zal 't ook voor die beschei den taak niet meer voldoende zijn." Of deze laatste passage uitslui tend op afbouw (drie kruisers enz.1 dan wel ook op nieuwen aanbouw betrekking had, werd ons niet dui delijk: zij was vermoedelijk doublé usage, maar bevredigde juist daardoor niemand. Wat de minister verder nog over onze oorlogsschepen gezegd heeft was van weinig belang. Vullen wij de vloot niet aan, schorsen wij den afbouw der op stapel gezette sche pen, dan aldus minister Naudin ten Catekunnen weldra zelfs de kleinere mogendheden ons de wet voorschrijven. „Wat er ook moge zijn, van een toekomstigen volke renbond, onze marine blijft noodig in verband met ons koloniaal bezit en onze zelfstandigheid". Op onze koloniën hebben ook de heeren Nolens en Visser van IJzendoorn de aandacht gevestigd en inderdaad kan men bij moties gelijk die van den heer Oud daar aan kwalijk genoeg aandacht wijden. Het was voor den minister d? meest gevaarlijke der moties, welke de jongste dagen zijn ingediend. Die van den heer Bomans, welke ter rechterzijde trouwens niet den minsten steun ondervonden had, is reeds ingetrokken. Een andere motie, aanvangende met de uitspraak, „dat tot ophef fing van de vloot kan worden over gegaan", kwam in; de heer Hugen- holtz was de eerste onderteekenaar en herriep in dezmi vorm zijn be zadigde constate^Hlg van Woens dag, dat men in marinezaken voorshands evenzeer op continua tie als op liquidatie bedacht moest zijn. Die motie heeft geen kans, de strijd gaat bovenal om de motie- Oud en deze laatste is bovenal (schoon geenszins uitsluitend) tegen de voltooiing van de drie kruisers gericht. Dc minister heeft verklaard, dat staking van den aanbouw dier kruisers zou gelijk staan met het weggooien van dertien millioen. Sommige afgevaardigden hebben dit betwijfeld en betoogd, dat men ze best in den tegenwoordigen vorm aan een groote mogendheid zou kunnen overdoen. De heer Lely scheen ook deze meening toe gedaan; nochtans schaarde hij zich niet zonder voorbehoud aan de zijde der voorstanders van de motie-Oud. Voor dr. Lely was het vooral de vraag: hoeveel moet nogwordenuitgegeven? Hij stelde dus een positieve vraag en meende te kunnen verze keren, dat de minister die best aan stonds kon beantwoorden. Toen echter wat later de minister van marine schorsing van de beraad slagingen verzocht en de voorzitter onmiddellijk het voorstel tot schor sing deed, klonken van de socialis tische en vrijzinnig-democratische banken luide protesten. De reden, waarom het verzoek was <?edaan, lag voor de hand: de minister van marine gevoelde zich waarschijnlijk veel te zwak om in een improvisatie zijn felle bestrij ders te gaan weerleggen en snakte naar ernstige voorbereiding. „Ik wil nog een en ander nazien, ten einde een antwoord te kunnen geven op verschillende vragen ën mij op de hoogte te stellen ten aan zien van enkele zaken, die op het laatst ter sprake zijn gebracht", verklaarde de minister. Overeen komstig den wensch van den mi nister werd besloten, pas Woens dag de beraadslagingen te her vatten. Als de minister niet vóór dien tot de conclusie is gekomen, dat hij toch inderdaad meer op zijn plaats is op een oorlogsbodem dan achter de regeeringatafel, wachten hem dus de volgende week opnieuw moeilijke uren. Ofschoon door de moties vooral de materieelkwestie de aandacht vraagt, heeft toch ook het standpunt, door den minister ten aanzien van het personeel- vraagstuk ingenomen, lang niet allen voldaan. De minister heeft medegedeeld, dat naar zijne mee- ning (afwijkende dus van die van schout-bij-nacht Albarda, die het gezag in de roode week niet met krachtige hand zou hebben ge handhaafd en op verkeerde wijze overleg met het personeel zou heb ben gepleegd) het personeel onder alle omstandigheden zijn plicht zou doen. Hoe is deze verklaring echter te rijmen met de angst, die aan het departement voor het opstoomen van twee oorlogsschepen naar Am sterdam en Rotterdam bestaan heeft, met de spoedzending van een officier-in-civiel naar Den Helder, en met het ministerieele bevel, de voortstuwingsmiddelen onklaar te maken? Dat zij, die een deel van ons personeel wegens zijn revolu tionaire gezindheid als onbetrouw baar beschouwen, ten gevolge van het gebleken optimisme van den minister plots alle ongerustheid zullen laten varen, kan zeker niet worden verwacht. Om dat resultaat te bereiken had de zaak op gansch andere wijze behandeld moeten zijn. aan het Hbl., zou het onjuist zijn, ten aanzien van de Luxemburgsohe kwestie te denken aan een Fransch imperialisme, dat dit land aan Bel gië zou betwisten. De Fransche regeering wil aan de Luxembur gers geheel de vrije keus laten. De Volkerenbond. Naar uit Parijs wordt gemeld, zal de commissie voor den Volkeren bond vermoedelijk aaq den Raad van Tienen vóór het vertrek van Wilson den definitieven tekst van haar plan kunnen voorleggen. Dit plan omvat in zijn huidigen vorm de scherpomlijnde verbintenis van de naties, die lid van den bond zijn, om eventueel de wapens op te ne men voor de handhaving der we- derzijdsche integriteit van het grondgebied en de waarborging der gesloten verdragen. Het denkbeeld van een „opper- staat" schijnt men definitief te heb ben laten varen. Daarentegen is de nadruk gelegd op de noodzakelijk heid van nauwe wederzijdsche ver plichtingen, die krachtiger waar borgen geven dan de oude stelsels. Uit Lyon wordt draadloos aan de Detroft News geseind, dat het eerste Fransche voorstel nopens een internationale land en zeemacht om den besluiten van den a.s. volkenbond kracht bij te zetten, voor goed is v e r w o r- p e n, maar dat dit tot een nieuw voorstel der Fransehen heeft ge leid, dat bezwaarlijk te verwerpen zal zijn. Wilson weigerde het plan voor een internationale politie in overweging te nemen, omdat de Amerikaansche grondwet eens voor al verbiedt, de strijdkrachten onder buitenlandsch bevel te Volgens de Matin zou een oplos sing zijn gevonden. De Vereenigde Staten zouden op hun grondgebied een leger op de been houden dat niet minder dan 500.000 man be draagt, welke, na machtiging van den Senaat, op het een of andere punt der wereld kunnen worden gebruikt: De verlenging van den wapenstilstand. Donderdagmiddag heeft de op perste Oorlogsraad met algemeenc stemmen de nieuwe .wapenstil standsvoorwaarden goedgekeurd. Zij zijn gelijkluidend aan de voor waarden die in het vredesverdrag zullen staan. Er zal eerst een korte wapenstil stand aan Duitschland worden toe gestaan om de voorwaarden te ver vullen, die het tweemaal heeft, be loofd te zullen nakomen, doch tot dusver slechts onvolledig ten uit voer heeft gelegd. DUITSCHLAND. De arrestatie van Radek. Bij Radeks inhechtenisneming werd het bewijs gevonden voor een nieuwen grooten Spartacusopstand in verbinding met een opmarsch van het Bolsjewistische leger. De documenten voor deze geheele ge heime organisatie werden ontdekt. Bij zijne arrestatie deelde Radek mede, dat Richard Muller en Mol- kenbuhr hem hadden uitgenoodigd naar Duitschland te komen. De bevolking van Frankrijk. Volgens de „Temps" bedroeg het aantal Fransche dooden en vermis ten tijdens den oorlog 1.4 millioen. terwijl het aantal sterfgevallen dat der geboorten bij beide geslachten met 883.160 overtrof. De bevolking gjng sedert Aug. 1914 dus met ca. 2.283.000 zielen achteruit. BUITENLAND. De Vredesconferentie. In het Engelsche Lagerhuis heeft Lloyd George een en ander medegedeeld omtrent de vorderin gen der vredesconferentie. Hij verklaarde o.m., dat de vredescon ferentie wezenlijk haar best deed, om vrede met Duitschland te slui ten; maar er waren zulke moeilijke kwesties. En in de eerste plaats noemde hij daaronder de grensaf- bakening in het Westen. Hier wordt dus door een officieel per soon bevestigd, dat Frankrijk meer wil hebben dan Elzas-Lotharingen. Immers, als Frankrijk zich met Elzas-Lotharingen tevreden wilde stellen, hoe zou er dan onder de ge associeerden nog verschil van mee ning kunnen zijn over de grensaf- bakening in het Westen? Tevens blijkt hieruit, dat Engeland en Amerika die Fransche eischen niet, of slechts ten deele steunen. Het is ook voor ons van veel belang om te zien, hoe dit afloopt, want als Frankrijk zijn territoriale eischen niet kan doorzetten, dan hebben de Belgen ten opzichte van het Neder landsch gebied, dat zij begeeren, vermoedelijk heelemaal geen kans. In het omgekeerde geval zou zulks onzeker worden. Lloyd George heeft verder ook nog verteld, dat Amerika weigert aan een expeditie naar Rusland deel te nemen, of zulk een expedi tie in eenig opzicht te steunen. Frankrijk en Engeland zouden haar dus alleen moeten onderne men, en daartoe zijn zij op het oogenblik niet bij machte. De Luxemburgsche kwestie. Volgens een bericht uit Par]ja ONZE TOEKOMST. De jongste Kamerdebatten, waar in de marine-begrooting behandeld werd, waren voor de toekomst van onze plaats van groote beteekenis. Wij kunnen gerust zeggen, dat het wel en wee van den Helder van den uitslag der stemmingen af hangt. Er waren, in den loop der dis cussies, een drietal moties inge diend. De eerste was van den heer Oud en strekte om allen verderen aanbouw en het doen van ingrij pende herstellingen te staken in af wachting van de definitieve rege ling der internationale verhoudin gen, de tweede van den heer Bo mans, die algeheele afschaffing bedoelde van de vloot (voor zoover ons land betreft) en samenvoeging van de departementen van oorlog en marine. De derde motie ten slotte was de verst strekkende, en ingediend door den heer Hugen- holtz. Zij strekte om tot opheffing van de vloot over te gaan, een com missie te benoemen om de liquida tie voor te bereiden, en alle aan- en verbouw stop te zetten. Tijdens de discussies kwamen in deze moties nog enkele kleine of grootere ver anderingen, maar de hoofdzaak bleef: de algeheele liquidatie van de vloot, en over dit principe wordt Woensdag a.s. gestemd. De afschaffing van onze marine waarby dan enkele vaartuigen voor kustbewaking, patrouille- dienst e.d. natuurlijk zouden blij ven gehandhaafd zou voor den Helder niet meer of minder dan een ramp zijn. Onze stad bestaat zoo goed als geheel van de marine, zijne bewoners hebben allen, hetzij rechtstreeks of zijdelings, verwant schap met de marine, kortom, indien de motie-Hugenholtz of Bomans zou worden aangenomen, zou daarmede het lot van onze stad beslist zjjn. Maar zelfs al bij de aanneming van de motie-Oud, die voorloopig niet zoo ver gaat als de beide ande ren, ziet de toekomst er voor ons niet rooskleurig uit. Staking van aanbouw en ingrijpende herstellin gen beteekent eene stopzetting van '8 Rijkswerf. Voor zoover bq deze maatregelen personen betrokken zijn, zal het Rijk die natuurlijk schadeloos dienen te stellen; voor hen is tenslotte de zaak niet zoo erg. Maar duizenden van die op non-activiteit, op pensioen gestelde jezinnen zullen den Helder veria ën; er zal eene ontvolking komen zóó geweldig als men zich wellicht niet m kan denken. Erger nog: dc stad zal haar reden van bestaan als stad verloren hebben. Want in dustrie, nijverheid, handel is hier bijna niet, het is in hoofdzaak de marine, die haar middel van be staan vormt. Men weet het: een Economische Commissie is ingesteld, die tot taak heeft den Helder op te heffen uil den staat van verval, waarin het geraakt is na de doorgraving van het Kanaal van IJmuiden. Wjj moeten afwachten wat er van die plannen terecht zal komen: geld is er niet en de kapitalisten, noodig voor het particulier initiatief, ont breken hier. Of het gelukken zal hier industrie te vestigen, handels ondernemingen op te richten, in één woord welvaart en rijkdom te brengen, wij mogen te dezen op zichte nóg zoo optimistisch zijn: de kwestie staat of valt met de hand having der marine. Wauneer de marine w ordt opgeheven, daalt den Helder, thans nog wat inwonertal betreft, de vijfde stad van Noord- Holland, plotseling tot een plaatsje zonder eenige beteekenis. Blijft de stad een marinebasis, dan heeft zij als zoodanig, afgezien van alle verdere overwegingen, reeds beteekenis; zij behoudt een bevolking, die, zooal niet rijk, toch eene zekere mate van welgesteld heid bezit; zij zal toegankelijk zijn voor den polsslag van den tijd, zich aanpassen aan de eischen die haar gesteld zullen worden. Wij zien dat thans reeds gebeuren, nu hier allerlei inrichtingen van onderwijs zijn.gekomen en ook aan het uiter lijk meer zorg besteed wordt dan voor eenige jaren terug. De kwestie is dus voor onze een levenskwestie. Echter, laat ons de toekomst niet al te somber inzien: het be sluit tot geheele opheffing der marine is nog volstrekt g<?en vol dongen feit. De heer Bomans heeft zijne motie bereids ingetrokken en wij kunnen ons niet voorstellen, dat de Kamer de consequentie van een motie-Hugenholtz aandurft. En ook de motie-Oud: om verderen aan bouw voorloopig te staken, zal nog wel niet zoo vlot worden aangeno men. De Minister zelf merkte reeds op, dat onze vloot, ofschoon niet bestemd voor optreden tegen een machtigen vijand, zeer goed kan dienen om een kleinen vijand in toom te houden. We hebben toch ook kleine buren! zeide de Mi nister. Trouwens, kan men zich voorstellen, "tiat ons land met zijn uitgebreide koloniën, met zijn schitterende handelsvloot, niet lan ger een maritieme mogendheid zal zijn? Is het niet te verwachten, dat België, dat toch zeker, evenals Ne derland, de vrije beschikking over de vaart op de Schelde zal krijgen, zich een bescheiden oorlogsvloot zal scheppen? Wijst ook de aanneming van het vlootplan voor 3 jaar door het representantenhuis der Vereen. Staten, de instandhouding van de Engelsche vloot, en van die van Japan, niet in een andere richting, dan die men nu plotseling in de Kamer wil volgen? Doch blijven wij waakzaam, en zorgen wjj voor de economische op heffing van onze gemeente. PLAATSELIJK NIEUWS. Da brind»toffon»o«rzl«Dlng. De volgende plaatsen hebben ons bericht Gouda: tot nog toe verstrekt eenheden. De laatste drie in Jan. en Febr. Br is wel tekort; doch geen bepaalde nood. Meppel schrijft ons, dat het minimum rantsoen, en wel 11 een heden, ia verstrekt en reeds in begin van de herfst, wat mogelijk was door den grooten voorraad. Zelf3 op dit oogenbük ia er nog een groote voorraad cokes, die echter op last van Kodibu" niet wordt uitgegeven In 't algemeen blijkt nog uit de ingekomen antwoorden, dat in de noordelijke plaatsen van ons land nog al veel eenheden turf zijn ver strekt, waaruit misschien te ver klaren valt, omdat die dichtbij te krijgen was, dat zij vóór zijn. Die turf was ala regel echter van alechte kwaliteit. Te 'aGravenhage slaagde voor derde officier groote atoomvaart de heer M. Bul. Machinist groote Sleepvaart de heer E. P. v. Dommelen. Machinist groote vaart, diploma A de heeren M. J. Valkhoff, C. J. Kramer en J. d. Ben, alhier. Geslaagd voor machinist sleep vaart, de heer C. v. Dommelen en voor diploma de heer J. C. Kwast, beiden alhier. Door den R. K. Bond voor groote gezinnen, afd. Helder, is in verband met het slechte gas en de daardoor veroorzaakte overtredingen, onder staand verzoek aan den Gemeenteraad verzonden Aan den Sdelachtbaren Raad der Gemeente Helder. Geven met den meesten eerbied te keDnen F. Nypels en F. Letschert, respec tievelijk voorzitter en secretaris van de afd. Helder van den Bond voor greote gezinnen dat in de maand Januari het gas zeker 60 beneden de normale kwa liteit is gebleven; dat nagenoeg een ieder is aange wezen gas voor verlichting en koken te gebruiken; dat de alechte gasqualiteit een dubbel verbruik van vroeger veroor zaakt; dat in Januari een buitengewoon brandstof-gebrek heerschte, zoodat koken daarmede ook niet doenlijk waa; redenen waarom ondergeteekendeo namens bun Bond U verzoeken voor overtredingen van het; gasgebruik gedurende de maand Januari 1919 niet over te gaan tot het heffen van boete en afsnijden der gasmeters. Hetwelk doende, enz. Bosd van Politiepersoneel. Gisterenavond hield de heer Van Putten, secretaris van den Bond van Politiepersoneel, in „Bellevue" eene lezing voor het corps agenten hier ter plaatse. Behalve de oommisaaria en de inspecteur van politie, waren een drietal raadsleden als ofheieele vertegenwoordigers aanwezig. Vau de zijde dei politie-agenten was de belangstelling groot. - Aan de hand van uitspraken vau verschillende schrijvers, omschreef ■pr. de taak van de poluie als te zijn «en deel van de overheidszorg, oat zich uitstrekt over personen ca goederen. Haar taak is dus een regeermgstaak zeo goed als het onder wijs. Ondanks dit feit heert het rijk eigen rijkspolitie als marecüausbëe en rijksveldwacht, en iaat het de zorg voor personen en goederen over aan de gemeenten. Daardoor is de pclitie steeds het stiefkind gtwordeu der maatschappij, omdat meaaund zich met haar opleiding bemoeit. Niettemin is haar taak 'n grootsche en de belooning is slecnt, de werktijd Jang. De onderwijzers worden wel opgeleid voor hun taak, de agenten niet. Toch is de tijd voorbij, «hu- voor een politie-agent voldoende was het oezit van een paar stevige vuisten er worden hem thans heogere eischen gesteld. Het is waar, de regeeriug betaalt f 600. - per jaar subsidie voor het afnemen van een examen. Maar het bezit van het politie-diplonia geeft iemand geen zekerheid, dat hij een geschikt politie agent is. Onze bond wenschtlo. een be hoorlijke opleiding van staatswege. Onverantwoordelijk is het, zooals helaas nog gescmedt, iemand een paar dagen de gemeente rond te doen leiden en hem dan maar zijn gang te laten gaan zonder verdere bekend heid met toestanden e.d. W<j eischen voorts van een politie dienaar een onberispelijke levens wandel, eerbiediging van wet en gezag, diepgaand plichtsgevoel, groot billijkheidsgevoel afwezigheid van ruw optreden, wel geuianieidtieidin optreden. Een politieagent moet achting en vertrouwen wtten in te boezemen, ontzag, maar geen vrees. Hq moet de vriend en raadsman zya van het publiek, niet de boeman. H(j moet waakzaam zijn zonaer vitiuatigheid, een voorbeeld voor orde en netheid, bedaardheid, ijver, vlijt, en moet kennis van de wet bezitten. Treft men dergelijke eigenschappen in een agent aan, en ze 2ljn er I dan is het te meer treung ais uien let op de slechte bezoldiging. Het publiek ziet slechts bet uiterlijke het ziet den politie-agent dagelijks op de straat wandelen op meent dat dat zijn werk is. Maar van 4e inner lijke gemoedsgesteldheid van zoo'n agent begrijpt men niets. Wy allen voelen ons man en vader alB wy plotseling geroepen woiden op te treden by een nachtelijke misdaad. Maar onze plicht roept ons en de gedachte aan vrouw en kinderen wordt op d«o achtergrond gedrongen. Dit maakt onze taak grootscn en moeieiyk. Is het dan niet onverant woordelijk, dat er thans nog veld wachters ten plattelands zijn met f 350.— salaris? Die menscheu hebben hun ambtseed afgelegd waurin z\j zweren onomkoopbaar Le zuilen zijn. Is het te verwonderen, dat de Minister in de Tweede Kamer klaagde over de weinige medewerking van de veldwachters bij de handhaving der distributie-bepalingen Zoo'n veldwachter is afhankelijk van zjjn broodheer, den boer. Door dergelijke toestanden leidt het prestige. De Bond heeft dat al jaren geleden ingezien en bereids een richt snoer aangegeven voor verbetering. Eene resolutie werd aangenomen, waarin verschillende wenscnen wer den uitgedrukt. Noodig was meerdere verheffing van het corps, en dit kan alleen geschieden op de navolgende voorwaarden De politie moet zóó gesalarieerd worden, dat z|j op onafhankelijke wijze kan voorzien in haar levens behoeften. Te veel staart men zich blind op het z.g. improductieve werk van de politiehet is echter niet te becijferen hoeveel preventieven arbeid door de aanwezigheid van een politie-agent wordt verricht, en de overheid heeft tot plicht de burgerij het inzicht bij te brengen omtrent de belangrijke taak der politie. Ten tweede moet een betere rege ling worden getroffen inzake dienst en rusttijden, zoodat een politiebe ambte meer vrije tijd krijgt. Ten derde een betere rechtspositie. W\j moeten zelf vaak als recütertjo optreden, maar missen zelf elke rechtspositie. Spr. geeft daarvan tref fende staaltjes. Staat men dan,door welke oorzaak ook, op straat en moet men terug in de gemeenschap der arbeiders, dan zien deze u met den nek aan, omdat gy zoo vaak tegen hen optrad in uw functie. Ten vierde: Staatsopleiding. Het is onverantwoordelijk, die hierover niet kan oordeelen, medezeggenschap te geven ovor anderen. Gelukkig: in veie opzichten begint het te dagen. We gaan betere toe standen te gemoet. Spr. citeert uit het werk van mr. dr. Gewin over de taak en het wezen der politie. Ook deze schr. bomt tot dezelfde conclu- n.1. dat de gemeente een be- hooriyke werkgeefster moet zijn en dat het ambt, door behoorlijke be staanszekerheid, aantrekkelyk moet worden gemaakt. De spr. behandelt nu delooneischen van den Bond: f1300.- voor aan- alariB is niet ongemotiveerd. De "regeering hbeft zich vrywel ge bonden door toezeggingen in deze, das zal zy het ad vies van onzen Bond moeten volgen, als het haar ernst is (verhoogingen van f 800.— tot 1600.— met kindertoeslagen van f40.- voor eerste en f26.— voor elk volgend kind). Het aanvangssalaris voorryks- veldwachters zal dan bedragen f 1360. Ook den Helder komt in dit op zicht achteraaD. Stellen we de ver booging van het levenspeil op 80 pet. sinds 1914 (hetgeen niet te veel is) en tellen we by de salarissen van 1914 80 pot., dan komen we, ook voor den Helder, niet tot f1300.—. En toch zou het salaris dan pas op peil zyn van vóór den oorlog. Inzake arbeidsduur is in de laatste jaren een streven naar verkorting. Het gaat toch niet aan zich te be-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1919 | | pagina 2