COURANT
Eerste Blad.
n
GEMEENIERAAO_VAN HEIDES.
No. 5111
ZATERDAG 5 JULI 1919
47o JAARGANG
Redacteur-UitgeverC. DE BOER Jr., Helder.
Oplaag 7000 ex.
Abonnementsprijs: In de stad 1 1.15, per post f 1.40. Buitenland f 2.40.
Losse ex. 3 ot. - Advertenti&n per regel 17V, ot.
Op- en ondergang van Zon en Maan
en tijd van hoogwater (Texel).
(Zomertlld.)
Zondag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Maan
Zon
Hoogwater
Juli.
onder
op:
onuer
v.m.:
u.m.:
6 a.
3.4
ra.
0.48
4.47
9.21
3.0
3.5
7
4.8
1.-
4.48
9.20
3.50
4.5
3
5.11
1.11
4,49
9.19
4.55
5.15
y
6.10
1.44
4.50
9.18
6.0
6.20
10
7.2
$.25
4.51
9.17
7.0
7.15
ii
7.48
3.14
4.52
9.16
7.45
8.5
12 i
8.28
4.11
4.53
9.15
8.30
8.50
DE WEEK.
1 Juli.
Hebben wij ons, vroeg ik mij
dezer dagen af, in Augustus 1914,
toen de groote oorlogsramp over de
wereld kwam, het „feest van
vredesherstel" voorgesteld, zooals dat
in Patria gevierd werd, toen de blijde
mare eindelek uitkwam,.dathettrac-
taat bekrachtigd was, aan de gene
rale slachtpartij een einde makend?
Dat zalig oogenblik lag toen in on
bereikbaar-ver verschiet. En jaren
achtereen werd gewanhoopt aan do
mogelijkheid om 't te bereiken
Toen kwam de wapenstilstand, en de
spontane, groote, echte blijdschap
barstte los.
Nu is 't Vrede op aarde geworden.
Het verdrag is te Versailles getee-
kend. De groote brand is gebluscht,
zonder dat het Vaderlandsche erf
werd aangetast, 't Ongedachte, het op
menig oogenblik in den loop der vijf
jaren onmogelijk genoemde, dat Ne
derland zijne neutraliteit zou weten
te handhaven, is bereikt. De poging,
van Belgische zijde ondernomen, om
toch nog de integriteit van het Neder-
landsche gebied te krenken, zij
is mislukt. En in 't naburige land
weet men nog steeds spijt en gram
schap over de voor Nederland gunstige
beslissing der Vier niet te onder
drukken.
Wij hebben zware bittere offers
moeten brengen. Nog vele jaren
zullen we moeten „bloeden" om in
te halen den fiinantieelen achterstand,
door de wereld-crisis berokkend.
Spaarzaamheid, bezuiniging, eenvoud
en soberheid van levenswijze wordt
ons aanbevolen. Slechts eene kleine
minderheid volgt vrijwillig dat „re
cept", maar minister De Vries, of
wie in zijn plaats bewaarder van de
schatkist zal wezen, ze zullen
ons welhaast dwingen van den nood
een deugd te maken
Hoofdzaak is en blijft dat Neder
land ongerept, met ongeschonden
souvereiniteit,uitde crisis is getreden.
Wij hebben Stof tot groote erken
telijkheid, dit is alles overwegend. Toch
werd zei ik reeds de tijding
van het vrède-sluiten met opmerke-
kelljke kalmte in Patria ontvangen.
Peesten worden voorbereid; misschien
zal straks toch nog de jubel uitbarsten.
Bespiegelen wij niet te lang over
de, vraag, hoe 't kwam, dat het tele
gram uit Parijs ons zoo „rustig" deed
blijven. Misschien vond die kalmte
ook wel voor een deel haar oorzaak
in het besel, dat men hiër met eene
„chose jugée" te doen had Ook
kan 't wezen, dat de aard, de inhoud,
het karakter van het Verdrag weinig
geschikt was om hen, die er den
aanvang van de Nebucadnezar-eeuw
van hadden gehoopt, tot gloeiende
geestdrift op te voeren Of was 't de
gedachte aan de „duistere stippen"
die nog overblijven aan de mogelijk
heid van dreigende gevaren, zij 't
dan ook niet door oorlog gewekt,
die sommiger gemoedsstemming ver
troebelde?
Toeven wij niet langer bij deze
vragen.
Midzomer 1919 is gekomen. En
de zon is schuilgegaan achter grauwe
wolkenstroomen regen plasten
neêr, zoodat men allerlei vacature
plannen voorhands heêft opgeschort.
In afwachting van wat de zomer
1919, die zich op zoo veelbelovende
wijze inzette, ons aan schoone dagen
aal gelleven te verschaffen.
Voor onze vroede landsvaderen op
1 het Binnenhof is het guur-nattige
wéér in zekeren zin een vertroosting-
Hun zomer-recès zal dit jaar al heel
kort kunnen duren. Den 2en Juli nadat
de heer Wijnkoop eindelijk zijn hart
gelucht had over het niet-toelaten van
den Rus Rosen binnen onze grenzen
begint het groote steekspel over 't
ontwerp-Arbeidswet met den berg
van amendementen, op dat wetsvoor
stel ingediend. Eerst wanneer dit
goed en wel achter den rug ia (maar
de heeren zullen zware offers van
praatlustigheid moeten brengen om
den 18en Juli te kunnen uiteengaan,
zooala ze schijnen te wenschen)
zal er van recès sprake wezen voor
de Tweede Kamer. Waarna de Senaat
nog een poosje in het gebouw heeft
te blijven, o.a. ter afdoening van het
voorstel tot invoering van actief
Vrouwenkiesrecht, waarvan men dan
nu toch weet, dat het hooge college
't - zij het voor sommige Senatoren
nog zoo tegen heug en meug -
„slikken" zal.
Dat ons Lagerhuis vooral in den
jongsten tijk met kracht, met spoed
energiek-voortvarend werkt, »t
ware onbillijk dit te betwisten. En
voor een zeer aanzienlijk deel komt
daarvoor de eer toe aan den uitne-
menden praeses mr. Fock, wiens
treffelijke leiding nog zeer kort ge
leden wederom gehuldigd is door
nestor Lohmann, die op zijn beurt
- ter gelegenheid van den dag,
waarop hij veertig jaar geleden tot
Kamerlid gekozen werd - de hulde
van praeses Fock in ontvangst had
te nemen.
De Kamer werkt nu zeer harden
zeer vlug. In de afgeloopen week
wist zij zich oJ> kranige wijze te
werken door de nijverheids-onder- hunner
wyswet, de beschikbaarstelling van U wetsch
veer drinkwaterleidingen en het
wetsvoorstel tot aanleg van scheep
vaartkanalen naar Twenthe. Wat
deze laatste betreft, zij zullen
(weet men) als volgt worden aange
legd of verbeterd: een hoofdkanaal
van Twenthe naar den Boven-Rijn.
een zij kanaal van Hengelo naar
Borne, alsmede verbetering der
scheepvaart-verbinding van Twenthe
met aen IJssel bij Zwolle. Tijdens
de behandeling werd daar (op aan
drang van de heeren Bongaerts en
Snoeck Henkemans) een kanaal
Zutphen—Wljhe bijgevoegd. Terwijl
de aanvankelijk in het ontwerp
geplaatste scheepvaartverbinding van
het hoofdkanaal tuaschen Vorden en
Olmen naar den IJssel, bij Zutfen,
eruit is gelicht.
Op Donderdag 26 Juni j:l. werd
in de Tweede Kamer echt „gespurt"
tot het vermijden Van een avond
zitting, terwijl het Huis zou uiteen
gaan tot Woensdag 2 Juli, den
27en Juni en den len Juli reservee
rend voor arbeid in de afdeelingen.
En op dien 26en hield ds. Kiuyfc,
de chr. soc., zijn slecht voorbereide
interpellatie over de behandeling van
hier te lande vertoevende vreemde
lingen. Waarbij deze afgevaardigde
de Regeering met allerlei feiten op
't lijf viel, haar ganschelijb nieuw
en onbekend, zoodat zij met den
besten wil niet kon antwoorden. En
men tenslotte genoodzaakt was de
de zaak tot later uit te stellen.
De distributie van brandstoffen
blijft yoorloopig nog in wezen, even
als de brood-rantsoeneering, maar
ons wittebrood is van 1 Juli weer
wat „fijner", wat smakelijker gewor
den. Gaandeweg keer en de toestanden
van vóór Aug. 1914, wat vrijheid
van beweging voor handel en nijver
heid betreft terug. Langzaam maar
zeker worden ook de zilverbonnetjes
teruggedrongen. De guldens en rijks
daalders komen weer te voorschijn,
maar de strijd tegen allerlei pottertjes
die toch nog op een zoet-winstje loeren,
is even moeizaam als tegen de smok
kelaars, yoor wie nu inderdaad 't vet
van den ketel raakt. Doch ook zij
geven het veld niet zoo heel gauw
vrij. Evenmin als de liefhebbers van
hooge prijzen voor allerlei, terwijl
de omstandigheden toch op menig
gebied reeds beduidende daling moge
lijk hadden gemaakt. Maar de con-
curentie zal, inde verwoedende kamp
met zucht naar woekerwinsten, ten
slotte toch de bovenhand moeten
behouden.
Wij staan, wat dit betreft, opeen
keerpunt. Evenals in onze verhouding
tot den ex-keizerlijken gast, die ge
durende zeven maanden op het
kasteel te Amerongen vertoeft, doch
omtrent wiens verder levenslot thans
de beslissing moet vallen. In het
Engelsche Lagerhuis werd officieel
aangekondigd, dat de onderhande
lingen over de uitlevering van Wil
helm von Hohenzollernzijn begQnnen,
en tevens dat aan Nederland een
wenk tot scherpe bewaking van den
ongewenschten, rampzaligen gaat is
gegeven. In hoever de „racontars"
de zotte verzinsels over de „vlucht"
van den nog steeds rustig op
Wielingen toevenden ex-Kroonprins
hebben bijgedragen, is moeilijk uit
te maken. Maar wel zeker is, dat
allerjongste tyd weer op zeer
scherpe wijze de noodzakelijkheid
heeft doen uitkomen, dat de Neder-
landsche Regeering over middelen
beschikke om „paraat" te zijn tegen
het systeem van laster en verdacht
making, waaraan ons land in den
vreemde (om van menschen binnen
toevende nu maar te
zwijgen) is blootgesteld.
JgMyn ruimte is vrijwel volgepraat.
En toch heb ik nog heel wat op mijn
lijstje staan. Inzonderheid wat de
jongste openbaringen van criminali
teit betreft. Daar zijn de verschillende
gevallen van fraude, misbruik van
vertrouwen, by de Rijkstelegrafle.
De naam van mr. Troelstra is daarin
gemengd en het schijnt voor zoover
men de zaak thans kan beoordeelen
dö,t hem geen blaam in deze treft.
Althans, mag men het orgaan der
S.D.A.P. gelooven. Maar opgehelderd,
tot klaarheid gebracht, is 't geval
nog niet.
Over de criminaliteit is de „stof"
steeds dusdanig overvloedig aanwezig,
dat men er kolommen over kan
volschrijven.
Naast mij liggen een paar knipsels
uit kranten. In een wordt melding
gemaakt van een „Landru in den
dop," een dertienjarigen knaap te
Apeldoorn, op wien gevonden werd
een aanteekenboekje,waarin hij steeds
noteerde de branden, door hem („voor
de aardigheid") gesticht, alsmede van
een „moord", volgens hem ook
uit liefhebberij, op z'n hond ge
pleegd, dien hij, voor de aardigheid,
door een trein liet verpletteren.
In het andere knipsel lees ik van
drie jongens „van gegoeden huize,"
te Blaricum, die een reeks van
inbraken, diefstallen (forceeren van
brandkasten inbegrepen) hebben ge
pleegd. Bioscoopjes en zekere soort
boekjes hebben dat berokkend.
Toch achten sommige ouders eenig
toezicht op lectuur en „ontspanning'
kinderen liehtelljk-ouder-
ra onnoodig. Hetgeen in
knipsels - uit kranten, als waaruit
ik hier citeerde, te lezen is, 't volgt
onafwendbaar uit zulk „paedagogisch
inzicht-up to date"
Mr. Antonio.
Vergadering van Donderdag
avond 3 Juli.
Afwezig met kennisgeving de
heer Michels en de lieer de Zwart.
Aanvankelijk nog afwezig de hee
ren Zander, Verfaille en Spruit,
die later -ter vergadering komen.
De Voorzitter doet voorle
zing van een schrijven van den
heer Michels, dat heden is ingeko
men. Het luidt:
Helder, 3 Juli 1919.
Mijne Heeren,
Nu ik op 2 Juli j.1. door de
Staten dezer Provincie tot lid van
Gedeputeerde Staten ben gekozen,
rust op mij volgens art. 25 Ge
meentewet, in verband met het
voorgaand artikel, de verplichting,
als lid van den Raad te bedanken.
Tic doe dit met leedwezen, omdat
liet werk der publieke zaak mij lief
was, maar ik doe het met een ge
voel van oprechte dankbaarheid
voor de wijze waarop ik in de af
geloopen jaren met U kon samen
werken trots alle verschil in le
vensbeschouwing.
Moge het u gegeven zijn, ook in
den nieuwen Raad in de moeilijke
jaren, die ons nog wachten, met
dezelfde arbeidzaamheid en met
dezelfde geeöt van samenwerking
bezield, in het belang der Gemeen
te werkzaam te zijn.
Ook op de nieuwe Overheids
plaats zal het myn ernstig streven
zijn, de belangen der teveel piis-
kende Gemeente Helder naar' be-
hooren te behartigen.
Het ga n allen wel.
Hoogachtend,
A. W. MICHELS.
De Voorzitter meent de ge
voelens van den Raad te vertolken
door zijne instemming, namens
den Raad, te betuigen niet deze
onderscheiding, den heer Michels
ten deel gevallen. In de jaren, dat
hij werkzaam is als lid van den
raad, heeft hij getoond een man te
zijn, die steeds de belangen van de
gemeente voorstond, en ondanks
alle verschil van opvattingen, dat
dikwijls wel eens tot ernstige mee-
ningsverschillen leidde, was hij
steeds de man, waarmede aange
name samenwerking mogelijk was.
Van harte wenscht spr. den heer
Michels geluk met zijne onder
scheiding.
Deze woorden werden met ap
plaus- beantwoord.
Aan de orde kwam thans aller
eerst:
Onderzoek geloofsbrieven.
Onderzoek der geloofsbrieven
an het nieuw gekozen raadslid
O. Bot.
De vergadering wordt geschorst,
teneinde de commissie van onder
zoek, bestaande uit de heeren Bok,
ran Breda en Zondervan gelegen
heid te geven de geloofsbrieven te
onderzoeken. Na heropening con
cludeert de heer Van Breda tot
toelating. Copform besloten.
Ingekomen stukken en
mededceliugen.
Dankzegging van het bestuur
der Kon. Marine Jachtclub, voor
de hem toegekende medaille voor
de algeineene zeilwedstrijden.
Vo \r kennisgeving aangenomen.
Proces-verbaal der opneming
van boeken en kas van den ge
meente-ontvanger op 13 Juni 1919.
Als boven.
Adres van de „Ver. Pensioensbe-
lang", inzake verhooging der duur-
tetoeslag der gepensionneerden en
algeheele verhooging van pen
sioenen, van hen die reeds werden
gepensionneerd vanwege de ge
meente.
Gerenvoyeerd naar B. en W. ten
fine van prae-advies.
Beschikking van Gedeputeerde
Staten op het bezwaarschrift van
G. van Hoek, inzake de plaatselijke
dir. bel. n. b. inkomen.
Goedkeuring van Gedeputeerde
Staten op:
a. de Verordening betreffende
het financieel beheer van de ge-
meente-bedr ij ven
b. het raadsbesluit van 3 Juni
1919 inzake verhuring land;
c. het raadsbesluit van 3 Juni
1919 tot bet doen van betalingen
uit den post voor onvoorziene uit
gaven, dienst 1918, tot een bedrag
van 25.
d. het raadsbesluit van 3 Juni
1919 tot het doen van af- en over
schrijvingen op de begrootiug
dienst 1918;
e. het raadsbesluit van 14 Juni
1919 tot het aangaan van 2 geld-
leeningen.
Alle voor kennisgeving aange
nomen.
Outslag.
Verzoek van mej. A. G. Brou
wer om ontslag als onderwijzeres
aan school no. 8, met -ingang van
1 Sept. 1919.
Verleend.
In afwijking van de agenda en
omdat te negen uur een comité
vergadering is belegd waarin de
schoolopziener aanwezig is, wordt
thans behandeld:
Vacantie en vacantietoeslag.
Voorstel inzake het uitbreiden
van het aantal vacantiedagen en
het verleenen van een vacantie
toeslag.
Hierop is ingekomen een amen
dement van den heer Zondervan,
strekkende: om ook het politic
corps onder de vacantie-regeling
te doen vallen; om voor arbeiders
in continu-bedrijven de werkweek
te stellen op zes dagen; en 3e om
den toeslag te geven wanneer de
betrokkene zes achtereenvolgende
dagen vacantie geniet (en niet,
zooals het voorstel luidt vier).
Ter toelichting merkt de heer
Z o n d e r v a n op, dat ook de po
litic-beambten <gjem#ente-ambj;ena-
ron zijn en hen du?r evengoed als
de andere ambtenaren een vacantie
toekomt. Verder acht spr. het on-
bfllijk, dat de z.g. losse werklieden
niet in deze regeling zijn betrok
ken, terwijl er onder hen vele
menschen zijn, die al verscheidene
jaren als los werkman in dienst
zijn. Spr. heeft in zijn amendement
dus die losse werklieden betrok
ken, dien minstens een jaar in ge
meentedienst zijn. Voor de arbei
ders in continu-bedrij ven heeft spr.
deze regelinggemaakt, teneinde
hen gelijk te stellen met de ande
ren. Tenslotte is vier dagen vacan
tie wat weinig, ook in het nieuwe
ontwerp voor de rechtspositie
wordt al gesproken van zes dagen.
De heer A d r i a a n s e, hoewel
principieel het voorstel aanvaar
dend, vindt het tijdstip der indie
ning niet zeer gunstig gekozen.
Ook had het voorstel niet de volle
instemming van het college, en het
amendement-Zondervan bewijst
wel zijn onvolledigheid. Het bevat
nog menig strijdpunt, dat niet op
gelost is. Zoo wordt tusschen ge
huwden en ongeliuwden geen on
derscheid gemaakt en er zijn nog
tal van andere kwestieuze punten.
Het voorstel is nog te vaag, dc Mi
nister zelf noemt in zijn schrijven
enkele bedrijven maar de bijlage
van B. en W. spreekt daar niet van.
Zooals het voorstel thans Is, is het
voor spr. onaannemelijk, omdat hot
te vaag is.
De heer d e G e u s vindt, dat de
wijze van den heer Zondervan, om
staande de vergadering met deze
amendementen te komen, niet de
goede is. In de vorige vergadering
is deze zaak ampel besproken en
men mocht verwachten, dat derge
lijke ingrijpende veranderingen in
tijds aan den Raad zouden zijn be
kend gemaakt. Bovendien valt de
politie buiten de rechtspositie, en
de Commissie, die dit voorstel deed,
heeft alleen te maken met de amb
tenaren, die binnen de rechtspo
sitie vallen. Deze amendementen
zijn in strijd met het karakter der
rechtspositie en de indiening er
van, zoo laat, is niet bevorderlijk
aan hun aanneming. Men kan de po
litie later afzonderlijk regelen. Wat
de onvolledigheid betreft, wij kon
den deze voorstellen niet tijdig ge
noeg indienen om geheel volledig
te zijn, vandaar, .dat er slechts voor
een deel aan tegemoetgekomen is.
Maar als men nu door amendemen
ten de finantieele lasten ervan zoo
opdrijft, zou de kans op aanneming
wel eens minder kunnen worden.
Men vergete niet, dat de losse
werklieden steeds betaald zijn
naar de bestaande behoefte, en
bovendien, wat is den het verschil
tusschen los en vast? Het stand
punt van den heer Zondervan is
niet zuiver, het nieuwe ontwerp
rechtspositie spreekt alleen van
vaste en tijdelijke. Spr. geeft den
heer Zondervan in óverweging zijn
amendement terug te trekken.
De, heer d e V en meent, dat er
bij den heer de Geus een misver
stand bestaat ten opzichte van de
bedoeling des heeren Zondervan.
Deze heer bedoelt niet losse werk-
lièden, die welke om verschillende
redenen geen vaste aanstelling
kuntfen krijgen en niettemin jaren
in z.g. los-vasten dienst zijn. Zij
hebben ook recht op een toeslag.
Maai- de .werkelijke „losse" werk
lieden is het niet de bedoeling
daarvan te doen profiteeren.
De heer Zondervan beaamt
dit. Spr. heeft daarom ook gespro
ken van werklieden, die minstens
een jaar in gem. 'dienst, zijn. Zoo
zijn er talloozen.
De heer Biersteker merkt
op, dat uit de toelichting van den
Voorzitter der Commissie tot rege
ling van de rechtspositie blijkt, dat'
die Commissie het zelve niet eens
is. B. en W. spreken zelf in hun
advies van het „verwekken van
verwachtingen", hetgeen al onvoor
zichtig is. Dit is geen verwijt aan
de Commissie, die nog niet gereed
kon zijn met haar arbeid. Alleen,
zij had voorzichtiger moeten zijn.
Nu spreekt de Voorzitter der Com
missie van de onderscheiding in
het nieuwe ontwerp van „vaste" en
„tijdelijke" werklieden. Óns is van
een dergelijke onderscheiding nog
niets bekend, en het is ook nog
zeer goed mogelijk, dat de Raad
haar niet aanvaardt en een heel
andere regeling maakt. Het is dus,
door thans te beslissen over een
vacantietoeslag, een vooruitloopen
op een betere beslissing. De Com
missie had eenvoudig kunnen zeg
gen: wij zijn nog niet gereed, maar
willen alvast iets geven. Gevaarlijk
is het echter dit partieel te regelen
zonder de draagwijdte ervan te
kennen, en de draagwijdte van het
amendement is ook niet te over
zien. Valt bijvoorbeeld het distri-
butiepersoneel hier ook onder? De
heer de Ven had deze ambtenaren
niet op het oog. De Commissie was
trouwens zelf ook verdeeld. Spr.
wil voor dit jaar een apart voorstel
maken tot uitkeering van een va
cantietoeslag, waaronder dan ook
de politie valt. Later kan de zaak
dan definitief worden geregeld.
De heer Baak vindt de klan
ken, die de heer Biersteker doet
hooren, aangenamer dan die van
den heer Adriaanse. Moge deze
heer spoedig bekeerd worden! Toen
de Commissie voor de rechtspositie
deze herzien moest, behoorde het
niet tot haar taak hierin de poli
tic-beambten te betrekken. Het
ware zelfs onkiesch geweest tegen
over het hoofd der politie diens
taak over te nemen. Nu zegt men:
de Commissie was het niet eens.
Ja, maar dat gebeurt in den Raad
ook wel eens, en toch komt men
tenslotte tot een oplossing. Het
voorstel-Biersteker om een toeslag
ineens voor 1919 te geven, heeft
spr. sympathie, ook om hèt ont
werp conform aan het ontwerp-
Dresselhüys te maken. Maar de
Commissie wilde den veiligsten
weg bewandelen en la niet zoover
gegaan als het rapport-Dressel-
liuys. Gaarna wil zij echter verder
gaan.
De heer Zondervan spreekt van
zes dagen verlof, die moeten zijn
genoten alvorens een toeslag wordt
gegeven. Het rapport Dresselhuys
spreekt echter van veertien dagen
en de Commissie heeft daarvan
12 dagen gemaakt. Van die twaalf
moeten er minstens vier aan één
stuk als vacantie worden genoten,
anders blijft het karakter van „va
cantie" niet gehandhaafd. Als de
heer Zondervan dus zes dagen
vacantie wil geven, zou hij het
voorstel verslechteren. Het is toch
buitengesloten, dat een arbeider
een volle week aaneen op reis kan
gaan, maar men moet ze niet bin
den aan die zes dagen.
Spr. stelt voor in de plaats van
den heer Michels nog een lid in
de Oommissie te benoemen.
De heer Grunwald heeft met
belangstelling de amendementen
an den heer Zondervan begroet,
doch kan niet nagaan welke kosten
daarmede zijn gemoeid. Het voor
stel van de Commissie voor de
rechtspositie zal een 6500.kos
ten. Terecht betreurt de heer
Adriaanse het, dat men thans met
een voorstel komt, omdat het voor
stel Dresselhuys nog niet in staat
van wijzen verkeert. De heer Bier
steker spreekt van een toeslag in
eens en noemt als bedrag 30.--,
de heer Baak zegt, dat de Raad
steeds goedertierend is om den
arbeider te helpen. Ook B. en W.
zijn inderdaad steeds geneigd het
volk te helpen. In een van de jong
ste wethoudersvergaderingen nog
Ontving het college een deputatie
van werkeloozen, die om werk vroe
gen en klaagden dat zij reeds nu,
midden in den zomer, werkeloos
waren. Aanstonds hebben B. en W.
den heer Krijnen uitgenoodigd
om hierin te voorzien en deze heeft
getracht volk aan het werk te stel
len aan de kanaalwerken. Maar dit
kost geld aan de gemeente. (Ge
roep: Wat heeft dit nu met de zaak
te maken?)
Men vraagt wat dit met de zaak
te maken heeft. Spr. brengt dit
punt daarom ter sprake, omdat, als
wij geld voteeren, wij ook trachten
daarvoor dekking te vinden. In de
eerste plaats willen B. en W. zor
gen, dat gedaan wordt wat met mo
gelijkheid bereikbaar is. De toe
stand der werkeloosheid is niet'
zóó, dat een dergelijke uitgave als
thans wordt voorgesteld gewettigd
is. Wil men het geven om nochtans
te helpen, dan moeten ook de mid
delen ter dekking worden aange
wezen. Als straks de werkeloos
heid grooter wordt, zal de gemeen
te zich zeer zeker offers moeten
getroosten, maar dat wettigt toch
niet, deze uitgave. Spr. zal zich
daarom tegen de voorstellen ver
zetten.
De heer de Geus had deze
houding wel verwacht van den
heer Grunwald. Spr. heeft van dien
heer wel andere klanken gehoord
als liet om andere dingen ging. Nu
gaat de heer Grunwald vergelijken
en spreekt over de goedheid van
B. en W. ten opzichte van werke
loozen. Wat heeft dat ermee t'e
maken? We hebben hier te maken,
niet met een groep werkeloozen,
maar met arbeiders, die in vasten
dienst der gemeente zijn. Wij heb
ben te zorgen, dat de menschen in
onzen dienst billijk worden behan
deld. Straks bij de behandeling
der vele adressen om salarisver-
hooging kan de heer Grunwald
dezelfde redeneering volgen en
dezelfde werklieden staan dan
weer voor u. Wachten we tot de
zaak definitief geregeld is, dan
kunnen de werklieden dit jaar
niet profiteeren van hun vacantie
toeslag en dit zouden B. en W.
niet gaarne willen. Laat de Raad
dit onderdeel dus voorloopig aan
nemen. Het wetsontwerp Dressel
huys zal wel aangenomen worden
en dat gaat verder dan dit voorstel.
Finantieele bezwaren kan men niet
altijd laten gelden; geld is er toch
niet, en het is bovendien wel wat
opgeschroefd om nu te spreken
van „dit gaat de finantieele draag
kracht der gemeente te boven".
Dat is geen argument.
De beer Zonder van betreurt
van het College niet de noodige
sympathie te "hebben ontvangen.
Zooveel geld zullen deze amende
menten niet kosten, dat zij daar
door onaannemelijk worden. Nog
onlangs werd een veel verder
strekkenden duurtetoeslag gege
ven, zonder dat de Raad precies
de draagwijdte daarvan wist. Spr.
wil de distributie-ambtenaren er
natuurlijk ook in betrekken, van
wie trouwens 15 Juli het grootste
gedeelte weggaat. De werkeloos
heid is zoo groot, zegt de heer
Grunwald. Wij hebben dat al
maanden lang geweten en voor
stellen daaromtrent ingediend, die
echter zijn verworpen. De kanaal
werkzaamheden zijn thans nood
zakelijk, hoe langer men wacht
hoe duurder dat wordt. De gelden
daarvoor zijn nu eenmaal gevo
teerd. u
De Voorzitter verzoekt den
heer Zondervan zich aan het on
derwerp te houden.
- De heer Zonder van merkt
op, dat hetgeen hij ter sprake
brengt, geschiedt naar aanleiding
van hetgeen de heer Grunwald
zeide. Het principe van den heer
Baak deelt spr. niet; een vacantie
is er niet om verbrokkeld - te wor
den. Spr. handhaaft zijn amende
menten. Mocht hij van den Voor
zitter toezegging krijgen, dat ook
de politie erin zal worden betrok
ken, dan zal spr. dat gedeelte van
zijn amendement loslaten.
De Voorzitter: Hoewel sym
pathiek staand tegenover het voor
stel van het College, was spr. toch
een dergenen, die het afwezen. We
hebben een begrooting en dienen
ons daaraan te bouden. Dat verlof
komt er toch, men kan nog wel een
jaar'wachten. Deze voorstellen zijn
wat te vlug ingediend. Natuurlijk
valt ook de politie eronder, het
zou groote ontevredenheid wekken
als dat niet geschiedde. Ook de
onderwijzers, maar dat alles valt
niet onder de rechtspositie en de
Commissie kan het daarom niet bij
baar voorstellen onderbrengen.
Maar deze ambtenaren kunnen niet
worden uitgesloten. Door een en
ander wordt het bedrag echter
groot. We hebben ook nog tal van
verzoeken om salarisverhoogingen,
duurtetoeslagen, die zullen moeten
geconsolideerd in eene loonsver-
hooging. Wij zullen er aan moeten
gelooven, zooals iedere gemeente
tegenwoordig en hoe moet de be
grooting sluitend worden gemaakt?
Spr. wil de zaak uitstellen tot het
volgend jaar.
De heer "^.driaanse: Spr.
heeft in eerste instantie reeds ge
zegd het principe te willen aan
vaarden, maar dit vage voorstel
onaannemelijk te achten. Uit de be
sprekingen blijkt wel, dat er nog
veel personeel is, dat allemaal ge
regeld moet worden. Nu spreekt
men van een „vriendelijkheid".
Jawel, maar dit alles gaat buiten
de begrooting om. Dit zou nog zoo
erg niet zijn, maar er is een Com
missie voor de Rechtspositie en
een voorstel Dresselhuys. Beter is
het dan ook wat de heer Bierste
ker wil, hoewel spr. ook dat niet
verantwoord vindt.
De lieer Grunwald repliceert.
Spr. is genoodzaakt als wethou
der van finantiën den heer de Geus
te bestrijden, omdat spr. al te goed
de groote bezwaren voelt. Reeds
zijn tal van bedragen buiten de be
grooting om gevoteerd, waarmede
dus straks bij de begrooting reke
ning zal moeten worden gehouden.
Ook dienen we rekening te houden
met de finantieele draagkracht der
gemeente. Nu mag de heer de Geus
zeggen „er is toch geen geld" en
dan moeten we maar zien het te
krijgen. Maai- als dat mislukt, wat
dan? (Géroep: Dan gaan we maar
op de flesch!) Juist, dan gaan we
op de flesch, maar spr. zou niet
gaarne dat van den Helder zien.
We moeten weten welke de finan
tieele gevolgen ziin. Laten de ar
beiders en werklieden tevreden
zijn, er is buiten hen een groote
categorie van menschen, die dit
geld in hun belasting zullen moe
ten opbrengen.
De heer Baak: Dit laatste ar
gument van den heer Grunwald is
uit het oogpunt van een penning
meester wel aardig. Maar of het
ook goed is. Een penningmeester
moet zuinig zyn, maar hij dient
te weten wat hij geven moet. Ze
moeten tevreden zijn, zegt de heer
Grunwald. Maar er zijn weinig ge
meenten van onze grootte, waar de
loonen zoo laag ziin. Te Schoten,
dat veel kleiner is, bedraagt h$
minimumloon 29. Spr. zou een
heele lijst kunnen geven. Zóó lief
heeft men de arbeiders, dat men
ze evenals men dat bij de apen
Ziet, uit louter liefde dooddrukt.
Het principe aanvaardt men, maar
het gaat niet om liet principe, maar
om de duiten. En wy als Commis
sie vragen: geeft ons die. Men zal
heusch niet veel vacantierelsjes
van dat bedrag"' kunnen maken,
maar het kan dan dienen om de
linnenkast wat aan te vullen.
De lieer de G-eus repliceert.
Men krijgt straks dezelfde redenee
ringen van thans. Het is maar de
kwestie of men sympathie voor
een voorstel voelt of niet. De heer
Adriaanse noemt het voorstel on
volledig. Spr. betwist dit, niets is
volmaakt, ook een voorstel als dit
niet. Maar mocht hieraan iets ont
breken, dan komen de betrokkenen
zelf wel met een verzoek. Dat is
gebeurd met den duurtetoeslag
ook." De politie en" het onderwijs
vallen er buiten, omdat dit andere
regelingen zijn. Voor de onderwij
zers geldt trouwens het vacantie-
voorstel niet, die zouden alleen in
en toeslag vallen.
De heer de Ven voelt voor het
idee Biersteker om een toeslag in
eens van 30 te geven. Spr. geeft
den heer Zondervan in overweging
zijn amendement niet verder uit te
strekken dan de politie en de los-
vaste werklieden. De onderwijzers
vallen er buiten, dat is spr. met
den heer de Geus eens, zij zijn
rijksambtenaren en krijgen een
duurtetoeslag van het rijk en eerst
daags een tweede.
De heer Grunwald betoogt,
dat hetgeen de heer Baak wil
apenliefde is. Als we straks niet
■meer hebben, ziet het er veel slim
mer uit. Er wordt veel te.lichtvaar
dig over al die uitgaven gedacht.
De heer Biersteker dient,
na nog eenig heen en weer ge
praat een motie in, waarin de Com-
missle voor de Rechtspositie wordt
uitgenoodigd met een voorste] te
komen tot toekenning van een va
cantietoeslag ineens, los van het
in bewerking zijnde reglement.
Uitdrukkelijk wordt hierbij opge
merkt, dat de Commissie ook hel
recht heeft de politie hierin te be
trekken. In verband hiermede
trekt do heer Zondervan, na de
toezegging te hebben ontvangen,
dat ook met zijne voorstellen reke
ning zal worden gehouden, zijn
amendement in.
De motie-Biersteker wordt aan
genomen met 14 stemmen vóór.
Tegen de heeren Grunwald en
Verfaille, terwijl blanco stemden
do heeren Boon en de Geus.
Aankoop grond.
Voorstel tot het aankoopen van
perceelen grond naby het Tuin
dorp.
Aangenomen met 16 tegen 1
stem (die van den heer Zander).
De Raad gaat than9 in comité-
generaal ter bespreking van de
plaats voor de nieuw te bouwen
school. Na heropening deelt de
Voorzitter mede, dat door
B. en W. wordt voorgesteld deze
school te plaatsen op een terrein,
toebehoorende aan de gemeente en
gelegen aan het einde der van
Galenstraat.
Burgerwacht.
Voorstel om aan den Burgemees
ter voor 1919 een crediet te ver
leenen van ten hoogste ƒ800.—
inzake kosten der Burgerwacht, en
tot vaststelling van een verorde
ning op de Burgerwacht.
De heer Spangenberg stelt
voor dit punt bij de begrooting te
behandelen.
De Voorzitter merkt op, dat
liet dan te laat is. Dan is er mis
schien geen Burgerwacht meer,
Wil de neer Spangenberg er een
voorstel van maken?
De heer d e V e n merkt op, dat
de bedoeling is om de kosten voor
de burgerwacht dit jaar te dekken
en dat het dus te laat is om het
punt bij de begrooting ter sprake
te brengen.
De heer Spangenberg zegt,
dat in de bijeenkomst op 21 Jan.
1919 van burgemeesters en com
mandanten der burgerwacht de
vraag ter sprake kwam ten wiens
laste de kosten der burgerwacht
komen. De Minister heeft daarop
geantwoord, dat het Rijk zorgt
voor bewapening en kleeding, en
dat bevorderd moet worden het
verkrijgen van vrijwillige bijdra
gen van de ingezetenen. Is dat ge
schied? vraagt spr. Spr. doet voor
lezing van art. 192 der gemeente
wet en van de door Prof. Oppen-
heim, die op dit gebied een autori
teit is, daaraan gegeven interpre
tatie. En wat betreft het op de be
grooting brengen, er zijn wel
meer posten, die van terugwerken
de kracht zijn op de begrooting.
De Voorzitter meent, dat
hetgeen de heer Spangenberg wil
onmogelijk is. Gevraagd worden
niet .verwijzen naar 1920. Daardoor
verwezen naar de begrooting. Het
betreft hier een versterking van
de politiemacht en men kan dan
niet verwijzen naar 192o. Daardoor
stelt men de burgerwacht ook uit
tot 1920.
De heer Spangenberg: Is al
getracht van particuliere zijde geld
te krijgen?
De Voorzitter is daar per
soonlijk tegen. Waarom wil de heer
Spangenberg het niet voteeren?
De heer /Spangenberg: Om
dat de burgerwacht opgericht is-
tegen een zeker deel der gemeen
tenaren. En waar B. en W. zich
beroepen op art. 192 der gemeen
tewet, merkt spr. on. dat dit artikel
niet spreekt van betaling door de
gemeenten.
De Voorzitter: Bij uwe par-
tijgenooten bestaat een verkeerd
idee omtrent de burgerwacht. Deze
is niet opgericht tegen 0, maar wil
slechts de democratie beschermen
en waken voor de handhaving ha-
rer beginselen. Zij wil voorkomen,
dat een kleine minderheid eene
groote meerderheid de wet voor
schrijft. Als men particuliere bij
dragen vraagt, wordt het juist eon
klasse-instituut.
De heer Spangenberg: De
regeering heeft gezegd, in eerste
instantie moest getracht worden
het tekort bij particulieren te krij
gen. Art. 192 en ook 193 gaat uit
van dei gedachte, dat de burger
wacht een instituut der overheid
is, en B. en W. beamen in hun toe
lichting, dat het een uitvloeisel is
van het particulier initiatief. De
voorgestelde verordening is onvol
ledig. De wetgever spreekt uit
drukkelijk van gebleken noodzake
lijkheid. Hier waar het rustig
was, is die noodzakelijkheid niet
gebleken. Spr. kan dan ook niet
begrijpen, dat drie vrijzinnige wet
houders een dergelijk voorstel in
dienen. De woordvoerder der vrij
zinnigen heeft, ook in 't debat Bier-
steker-Michels, zich tegen de bur
gerwacht verklaard. Verder zal
spr. niet op de kwestie ingaan. Als
,er werkelijk behoefte bestaat aan
een burgerwacht, moet die ge
maakt worden, steunende op art.
192 en art. 193 legt aan ieder bur-
Art. 192 gemeentewet luidt.als
volgt: Ter handhaving der open
bare orde, of in het algemeen be
lang, kunnen, wanneer de bijstand
der plaatselijke beambten of vrij
willige hulp ongenoegzaam is en
de plaatselijke middelen het beta
len van hulp niet pedoogen, de in
woners der gemeente tijdelijk tot
het doen van persoonlijke diensten
worden opgeroepen.