COURANT
PLANTA
DE VEIDOIGEN VALLEI
•JURGENS'
Eerste Blad.
M
a
PLANTENBOTER
No. SI74
ZATERDAG 29 NOVEMBER 1919
«7e JAARGANG
Selder. ©plaag 7000 <ex. - &bonnem»ntcprl|» i in d> atad f 1.20, per post f 1.40, B»Htplmd f g.40 - Low» n, g #ti
regel 2Q ot.
Op- en ondergang van Zon en Maan
en tijd van hoogwater (Texel).
(Wintertijd.)
Zon
Hoogwater
November.
op:
onder:
op:
onder
v.m.:
n.m..
Zondag
20 a.
0.10
a.
11.52
7.47
8.49
0.85
December.
Maandag
1
0.38
7.48
3.49
0.40
1.85
Dinsdag
2
0.55
m.
1.6
7.49
8.48
1.40
2.45
Woensdag
3
1.20
2.28
7.51
3.48
2.55
4.-
Donderdag
4
1.49
3.48
7.52
3.47
4.15
5.10
Vrijdag
5
2.25
5.5
7.54
3.47
5.25
6.10
Zaterdag
6
3.12
6.25
7J55
3.47
6.40
7.10
Dit blad verschijnt
DinsdagDonderdag- en
Zaterdagmiddag
Onzg lozers, bulten de ge
meente, die de courant des
Zaterdagsavonds of uiterlijk des
Zondagsmorgens niet mochten
ontvangen, gelleven hierover te
reclameeren bij het plaatselijk
Postkantoor.
De Armenraad.
In onze artikelen over armen
zorg is er door ons op gewezen,
dat de benaming „armenzorg"
vooral in de laatste jaren dikwijls
tot verwarring aanleiding geeft.
Br is n.1. eene liefdadigheids-be
moeiing in e n g e r e n zin, en dan
verstaat men er gewoonlijk onder
de bemoeiing van de kerken en
van den staat, dus de zoogenaamde
ondersteunende armenzorg, welke
dan ook door den wetgever van
.1854 bedoeld wordt. Na dit jaar is
er geleidelijk echter veel veran
derd. Naarmate het maatschappe
lijk leven ingewikkelder werd en
de behoefte aan steunverleening
toenam, bleken de eigenlijke arm
besturen niet meer in staat om het
steeds broeder wordende veld be
hoorlijk te bestrijken. Er ontstond
zoodoende eene specialiseering van
de hulpverleening, welke in haar*
onderdeelen later dikwijls bij afzon
derlijke wet geregeld werd. Men
begon zich in het bijzonder het lot
aan te trekken van verwaarloosde
kinderen, onvermogende kraam
vrouwen en zuigelingen, tubercu-
lose-lijders, ontslagen gevangenen,
werkloozen, schipperskinderen en
meer categoriën van personen, die,
hetzij Avógens hun onvermogen,
hetzij om andere redenen speciale
hulp noodig hebben, zonder dat de
eigenlijke armbesturen zich afzon
derlijk met lien kunnen bemoeien.
Het gevolg is geworden, dat wij nu
hebben een zeer breede vertakking
op dit gebied, eene vertakking,
welke hog wel groeien zal. En daar
dë oude benaming „armenzorg" in
den regel in den engeren zin, alzoo
in dien van kerkelijke en burger
lijke zorg, wordt opgevat, heeft
men het noodig geoordeeld voor
taan een nieuwen naam te gebrui
ken, n.1. dien van „Maatschappelijk
Hulpbetoon", ter aanduiding van
alle hulpverleening aan on- en
minvermogenden, onder welken
naam, door Avelke instelling of
lichaam en met welk doel 7" ook
wordt geboden. Deze nieuwe bena
ming omvat dus de armenzorg in
haar vollen omvang, de zoogenaam
de ondersteunende evengoed als de
speciale, zoodat er van verwarring
geen sprake meer behoeft te zijn.
Het is begrijpelijk, dat de vertak
king, de speoialiseering der zorg
haai- voor- en nadeelen heeft. Zoo
schrijft o.a. mr. J. Everts in een
zijner brochures: „Voordeel is, dat
het door haar mogelijk wordt be
paalde onderdeelen van het groote
terrein veel nauwkeuriger te bestu-
deeren, te leeren kennen en inten
ser en deskundiger te bearbeiden,
dan anders mogeiük zou ziin. De
ervaring leert, dat verschillende
onderdeelen van het maatschappe
lijk hulpbetoon eerst tot ontplooi
ing kwamen, toen er speciale orga
nen voor in het leven Avaren getre
den en toen deze zich in meerdere
of mindere mate hadden geëmanci
peerd van de beginselen en tradi-
FEUILLETON.
DOOB
HULBERT FOOTNBR.
21)
„Dan zeggen Langlioorn: „Ik aldoor
zwemmen met mijn kop niet uit het
water. Dus jij moet voor mij zitten
uitkijken." Spin zegt: „Goed." Dan
zogt Langlioorn weer: „Wanneer kleine
avoI komt, moet je het mij zeggen. Dan
ik harder zwemmen en teruggaan naar
diep water."
Toen zegt Spin: „Oah, mijn jonge
broeder, en wat zal ik doen, Avanneer
ge hard zwemt, en teruggaat naar diep
water?"
Langhoom zeggen: „Wanneer je mij
dut zeggen en ik hard zwem en terug
ga, dun jij vallen op het strand. Wan
neer je togen mij zoggen: „Daar komt
je grootvader," dat beteekent hot ge
brul van donder."
tend op den hoorn.
„Zoo ging Spin over het water, zit-
En dicht bij anderen oever, daar
kwamen zwarte wolk opzetten. Dus
Spin zeggen: „Oah, mijn jonge broeder,
daar komt je grootvader!"
„Oah, oah, towasasuah! Overal rond
in het water springen on brullen en
wit schuimen! En waar Spin belanden,
hij niets meer van herinnert. Langen
tijd niets zich meer herinneren. Einde
lijk, wanneer zinnen weer terugkomen,
liggen half op het land en half in het
water. Hij kijken om zich heen, en al
het wuter is modderig, en hem dat
groot ding ippt logga herent «ak
ties der Armenwet en baar tradi
tioneel e organen."
Dezelfde schrijver ontkent ech
ter niet, dat er aan de vertakking
ook groote nadeelen verbonden
zjjn. HJj constateert bet feit, dat
door de specialisatie, helaas, bet
nooddge organische verband tus-
schen de vele onderdeelen zoek is
geraakt. Wel bad volgens hem
door een tijdige Avetgevlng op het
maatschappelijk hulpbetoon de on
misbare eenheid in hoofdzaak be-
waard kunnen blijven, doch door
dat een dergelijke wet niet kwam,
heerscht er op dit gebied de groot
ste verwarring, zoodat zelfs het
besef van den samenhang van al
len arbeid verloren is gegaan.
Dat dit een groote schaduwzijde
is, behoeft zeker geen verder be
toog, zoodat het een eerste eisch
mag worden genoemd bij de hui
dige Wetgeving nog zooveel moge
lijk organisch verband te leggen
tusschen de onderdeden. En het
leggen van dit verband tracht
men te verwezenlijken door aan
den reeds sedert eenige jaren be
sbaanden A v m e n r a a d een rui
mere beteekenis en een grooter
arbeidsveld te geven.
De Armenraad is een raad of
college, waarin zitting hebben af
gevaardigden van alle instellin
gen van weldadigheid, welke
voorkomen op de officieele, door
het betrokken Departement vast
gestelde „Lijst van Instellingen
van Weldadigheid". Voor de stad
onzer inwoning bedraagt het aan
tal dergelijke instellingen mis
schien een tAvintig, zoodat het col
lege dan evenveel leden tellen
kan. Verder heeft de Armenraad
hier van den beginne ai' een vas
ten secretaris en thans ook een
vasten armbezoeker (onderzoe
ker), welke laatste het buitenwerk
verricht. In grootere steden is
natuurlijk een uitgebreider perso
neel noodig. De instelling van
den Armenraad beoogde oor
spronkelijk, dat deze in hoofdzaak
zou zijn een bureau van onder
zoek en advies voor de lichamen,
welke doen aan armenzorg in
„engeren" zin. Reeds dadelijk
bleek echter, dat, wilde men orga
nisch verband leggen tusschen de
'talrijke vertakkingen, Avelke men
tegenwoordig kan opmerken aan
den grooten boom van de armen
zorg in den ruimsten zin van het
woord, dus van het maatschaone-
liik hulpbetoon in al zijn geledin
gen, de Armenraad daarvoor het
aangewezen orgaan zou zijn. En
zoo is die oude raad dan nu eigen
lijk opnieuw gedoopt en heet
thans „Centraal bureau voor
Maatschappelijk Hulpbetoon".
Wij meenen, dat uit deze ver
ruiming van de beteekenis en het
arbeid'-, eld van den Armenraad
veel goeds kan voortkomen. Deze
instelling toch zal nu meer dan
ooit te voren nog onderzoekend,
organiseerend en adviseerend
kunnen optreden en zoodoende
een band kunnen vormen tus
schen alle mogelijke instellingen,
vereenigingen en personen, welke
zich toeleggen op hulpverleening,
in welken vorm en op welke Avijze
dan ook.
Het centraal bureau houdt de
registers bij, waarin het resultaat
vaai elk onderzoek wordt opgetee-
kend; het verzamelt alle statisti
sche gegevens en bestudeert fen
onderzoekt alles, wat op het ge
bied der armenzorg gesproken en
geschreven wordt. Het is de
vraagbaak voor een ieder, die doet
aan maatschappelijk hulpbetoon,
meer zien, en hem hooren donders brul
len. Daarna, wordt verteld, Spin verder
reizen als ieder ander. Ahmet herinnert
zich er niet meer van."
De groep om het vuur brak op zon
der dat Ralph ook maar een oogenblik
gelegenheid had gehad, een. Avoord met
Nahnya to Avisselen. Zij stuitte iedere
poging, die hij aamvendde. Toen hij
haar de oude vrouAv naar de hut zag
leiden, voelde hij zich alle hoop ont
zinken: hij verwachtte haar niet voor
den \rolgcnden morgen weer te zien,
„Nahnya!" riep hij. „Wil je nu niet
met me praten? Je hebt h°t toch be
loofd?"
Zij draaide zich om. „Ik kom terug,"
zeide zij vast. „Wacht op me." Zij
zweeg een oogenblik, en voegde or
toen aan toe: „St. Jean, blijft gij ook
op. Mot ons drieën zullen wij spreken."
Ralph beet zich op de lippen. Dus
wilde zij hem toch nog op armslengte
afstand houden. Hij had geen getuige
bij dat onderhoud gewenscht.
HOOFDSTUK IX.
Nahnya's geschiedenis.
St. Jean Bateese, Nuhnya en Ralph
zaten om het vuur. Do vlammen Aviex--
pen een sterk, grillig licht op de drie
ongelijke gezichten: het eene ascïx-
bruin, het andere roodachtig bruin en
bet dorde roodachtig Avit. Het vuur
hield aller oogen geboeid; zij waren te
verlegen om elkander aan te zien. Nah
nya zat in het midden op haar hielen,
de handen gesloten in haar schoot.
Ralph deed zij deuken aan een schil
derij van Mariu. Magdalena, dat hij er-
|«u had geuit*. #ed*tmde kat heejc
en wanneer de inlichtingen om
trent een geval niet dadelijk kun
nen worden verstrekt, dan gaat de
onderzoelclngsdienst er oogen-
blikkelïjk op uit om de moodige
gegevens te verzamelen.
Menziet, dat de oude Armen
raad, thans herdoopt in „Centraal
bureau voor Maatschappelijk
Hulpbetoon", als instelling voor
onderzoek, advies en organisatie,
werkelijk een band kan leggen
tusschen alle organen, vereenigin
gen en personen, die op de eene
of andere Avijze zich interesseeren
voor maatschappelijk hulpbetoon.
Ook kan dit bureau een uitkomst
zijn voor allen, die steun zoeken,
doch niet weten, Avaar ze zich moe
ten vervoegen. Door zich aan te
melden zal hun zeker den goeden
Aveg worden gewezen.
Tot zoover juichen wij de uit
breiding van het arbeidsveld van
den ouden Armenraad ten zeerste
toe. Wij hopen van harte, dat er
in den vervolge in het belang van
het maatschappelijk 'hulpbetoon,
een ruim gebruik zal worden ge
maakt van de adviezen, van den
voorlichtingsdienst van het zooge
naamde „centraal bureau". Toch
spreken wij deze hoop uit onder
een zekere reserve. De ervaring
toch heeft ons geleerd, dat de
grens tusschen „adviseeren" en
„doen" niet altijd in het oog wordt
gehouden. De Armenraad, ook de
herdoopte, is niets anders dan een
bureau van onderzoek en advies;
de hulpveiieening op zichzelve, de
daad der zorg behoort niet tot zijn
competentie. Elke directe inmen
ginig in het werk der verschillende
organen van armenzorg ligt be
slist buiten zijn spheer. Zoodra het
„Centraal bureau voor Maatschap
pelijk Hulpbetoon" zich begeeft op
liet gebied der daadwerkelijke
hulpverleening en zelf bedoelen,
ondersteunen of helpen wil, waagt
het zioli op een 'terrein, waar het
beslist niet behoort. Wanneer dit
wèl mocht geschieden, dan voor
zien wij bij de bestaande instellin
gen en vereenigingen, die zich te
recht het werk niet uit de handen
zullen laten nemen, eene ontevre
denheid en een onwil, Avelke oor
zaak kan worden, dat men van het
Centraal Bureau zoo Aveinig moge
lük notitie neemt.
In liet belang van allen, die hulp
noodig hebbèn, en ook in het be
lang van een goed geregelde ar
menzorg in den ruimsten zin van
het Avoord, sympathiseeren wij
met de groote verruiming van ar
beidsveld, aan den ouden Armen
raad gegeven. Wij betwijfelen
zeer, of hier ter plaatse een groot-
sche bxueauuratlsulie opzet wel
noodig zal zijn. Daar is eigenlijk
al veel te A'eel bureaucratie in de
Avereld, niemand ten zegen, doch
alleen itot bezwaar van de belas
tingplichtigen.
Moge ons „Centraal Bureau voor
Maatschappelijk Hulpbetoon" i n
alle bescheidenheid zijn
arbeid weten te doen in het belang
van onze plaatselijke armenzorg.
BINNENLAND.
De Ruyter gehuldigd.
De état-niajor van de te Amster
dam binnen geloopen Deensche
kruiser „Valkyrien" had opdracht
van de Deensche regeerang, om bij
zijn bezoek aan de Nederlandsche
hoofdstad de nagedachtenis van
onzen grooten admiraal Michiel
Adriaanszoon de Ruyter te hul
digen.
Voor dat doel begaven zich, ver
gezeld door den Deenschen consul
alhier, den heer J. Boot, Donder
dagmorgen een drietal Deensche
zeeofficieren naar de Nieuwe Kerk.
Ter ontvangst dezer deputatie
waren aanwezig de kapitein ter zee
P. C. Coops, marine-commandant
te Amsterdam, de commandant der
marine-kazerne, de luitenant-kolo
nel A. H. Bakker en de luitenant
ter zee A. W. Turk.
De jongste 'Deensche officier
droeg een groote lauwerkrans met
linten in de rood-wit-Deensche
kleuren.
De heer O. Lagoni sprak, namens
de deputatie, het volgende:
lange verhaal veranderde zij niet van
houding.
Er hing een lange stilte vóór iemand
spralc. Toen zij te drukkend werd, be
gon St. Jean de geschiedenis van de
schopping der Avereld te vertellen,
maar Nahnya logde hem het zwijgen op.
„St. Jean," begon zij toon, „ik heb er
lang over nagedacht, wat ik doen zou.
Dikwijls Avas de dokter hoos op mij,
omdat ik hom niet over ons wi-lde ver
tollen. Nu zal ik hot hem vertellen. Ik
geloof, dat hij goed is. Ik geloof, dat
hij niet zoo begoerig naar goud is als
andere blanke mannen. Ik geloof dat
hij, wanneer ik hem alles vertel, heen
zal gaan, en vergeten wat hij gezien
hoeft."
Het klonk Ralph als een doodvonnis.
„Nahnyabegon hij.
„Wacht tot ik verteld heb," zeide zij.
Onbeweeglijk zat zij een oogenblik,
omlaag blikkend op haar handen, als
zocht zij naar de goede woorden om te
beginnen. Zij vertelde haar geschiede
nis mot zachte, haast toonlooze stem,
die uit de nevelige verten, vauAvaar zij
scheen te komen, scherpe beelden deed
opdoemen. Wanneer, op sommige
oogonblikken, haar stem dreigde to
breken, zweeg zij. tot zij haar Avcer
kon beheerschen. Nahnya waren phra-
ses vreemd; on daarin lag de kracht
van haar verhaal; de onopgesmuktheid
trof dieper dan pathos.
„Toen ik een klein meisje Avas," be
gon zij, „ga ik naar de zendingsschool
aan hot Rendier-meer. De nonnenschool.
Daar hen ik vier winters. Zij leeren
mij Engelseh spreken en Fransch; zij
loeren mij lezen en schrijven en tellen;
zaaien en koken en huishouden doen
als de blanke menschen. Ik ben het
aardigste meisje van de school, zeggen
zij. Ik h9«d rui leoroa w b»»ben; de
Ingezonden mededeellng.
Heldersohe Meubeltransportonderneming
Jb. HARJER en Zn.
Spoorslr. 49. VERHUIZINGEN. sÏÏ.T.'.ls
Door het gebruik van groote wagens en vakkundig personeel,
het meest aangewezen en tevens hst goedkoopste adres ter plaatse
Eischt vlugge en nette bediening.
„Als vertegenwoordigers van
de Deensche regeering en hare
marine staan wij hier om een eer
biedige hulde te brengen aan de
nagedachtenis van admiraal De
Ruyter en om geheel Nederland te
danken, voor wat het door hem in
den jare 1659 voor ons land heeft
gedaan. God zegene het land, dat
zulk een held zijn zoon mocht noe
men. Hij zegene ook de nagedach
tenis van admiraal De Ruyter."
De marine-commandant, kapitein
ter zee Coops, bedankte namens de
Nederlandsche vloot voor de daad
van piëteit, waardoor de nagedach
tenis van onzen meest beroemden
zeeheld zoo groote eer werd be-
Avezen,
De krans is daarna bij de velen
gevoegd, die de graftombe sieren.
De Rijksmiddelen.
De opbrengst der Rijksmiddelen
over de maand Ootober is weder
buitengewoon hoog geweest. De
gewone middelen hebben in Octo
ber 33.432.000 opgebracht, tegen
21.467.000 verleden jaar, d. i. dus
een stijging met meer dan 50
Ter vergelijking diene, dat in
1914 in October f 16.371.000 was
ontvangen en in Ootober 1916
13.543.000. Tegenover deze nog
vrij recente cijfers ié de opbrengst
derhalve verdubbeld, respectieve
lijk bijna verdrievoudigd.
Natuurlijk is een belangrijk deel
van dezen grooten vooruitgang op
rekening te stellen van het ver
zwaren van den belastingdruk. Dit
blijkt avoI heel sterk bij middelen
als de zegel- en registratierechten.
Verleden jaar Avas uit de zegelrech
ten 1.290.000 ontvangen, thans
daarentegen 2.280.000. Sinds 1913
is het provenu dus verviervoudigd.
Naast de bovengenoemde midde
len trekt vooral de gedistilleerd-
accijns de aandacht, door een onge
kend hoog eindcijfer. Als het zoo
doorgaat, dan belooft de jenever-
accijns bedragen in de schatkist te
gaan brengen, die zelfs ongekend
waren in den tijd, toen de op
brengst van het gedistilleerd de
kurk heette te zijn, waarop onze
staatsfinanciën dreven.
HetzolfHo-w^wschijKSel, dat VQ01'
den gedistilleerd accijns geldt, is
ook van invloed op de opbrengst
van den bieraccijns. Deze was van
309.000 in 1917 tot 94.000 in '18
teruggeloopen, ondanks de ver-
hooging van het heffingspercen
tage. De lage opbrengst was een
gevolg van den gedwongen stil
stand van het bedrijf. De bierbrou-
Averij leeft thans langzamerhand
weder op, en dit weerspiegelt zich
in een verhooging van den betaal
den accijns tot 192.000, d. i. meer
dan het dubbele van het vorige
jaar, maar nog altijd belangrijk
minder dan op grond van de ac-
cijnsverhooging kon worden ver
wacht.
De overige accijnzen, n.1. op sui
ker, zout en geslacht, zijn bij het
vorig jaar ten achter gebleven.
Uit den geslachtaccijns kwam
1.377.000 in, tegen 1.605.000 in
1918. Sinds eenige maanden had
deze accijns bijzonder ruim ge
vloeid, doordien de schaarschte
aan varkensvleesch aanleiding gaf
tot een veel grooter gebruik van
het duurdere- rundvleesch, waarop-
een hooger bedrag aan accijns moet
worden betaald. De achteruitgang
in October wijst wellicht op een
verandering in dezen toestand.
De inkomstenbelasting bracht in
hoofdsom 3.601.000 op, tegen
3.831.000 in October 1918. Hier
staat evenwel tegenover, dat de be
lasting op de naamlooze vennoot
schappen uit de inkomstenbelasting
gelicht is en hiervoor de dividend
en tantièmebelasting in de plaats
is gekomen, die over de afgeloopen
maand 1.780.000 in de schatkist
bracht. Deze beide cijfers 'tezamen
andere kinderen niet. Wanneer er
zoek komt, laten de nonnen mij mijn
lessen opzeggen in de sprooklcamer. Ilc
houd niet van de andere meisjes. Ze
zijn dom en dwaas, vind ik. Zij houden
ook niet a'an mij. Ik anders dan zij.
„Bij het Rendier-meer zijn vele blan
ke menschen. Ik houd van hen. Ik houd
ervan hoe de blanken leven, met mooie
dingen en prettige gewoonten. Ik zit
graag bij hot eten in een stoel, ©n houd
van een wit kleed op de tafel, en por-
celoinen borden. Altijd denk ik aan de
blanken en hun eigen land, ver Aveg.
Ilc verlang zoo er heen te gaan, en alles
te zien Avat or te zion is.
„Er was een jongen op school, twee
jaren meer ouder dan ik. Hij' is half-
blank, als ik. Hij houdt niet van boe
ken, maar ik kijk hem aan, en ik Aveel,
hij voelt hetzelfde als ik van binnen.
Ilc zou graag vrienden mot hem zijn.
Maar van de nonnen mogen d© jongens
de meisjes niet met elkaar spreken.
Maar hij kijkt mij aan, en ik kijk x
hom, en 's nachts, wanneer ze allemaal
slapen, ga ik uit de slaapzaal, zoo zacht
als een lynx, en hij is op wacht naar
mij in den groententuin. Wij spreken
samen. Hij is als mijn broeder. Hij ver
telt mij, hij is van plan weg te loopen
van de school, en ver weg te gaan. Ik
voel me ongelukkig. Ilc wil ook ver
weg.
„Wanneer ik in huis terugkom, wordt
oen non wakker en snapt me. Zo maken
vrooselïjko drukte. Zij zeggen, ilc ben
een slecht meisjo. Zij sluiten mij op, en
geven mij alleen brood on water. Ilc
ben kwaad, omdat ze mij slecht noemen
en mij boos aankijken. Omdat ik eerst
geloofde, dat zij van mij hielden. Ik
weet, ik ben niet slecht, maar ik wil
niets zeggen. Zij zeggen dat ik verhard
l»e*. Ik Imk aiet hard, ik Üea zaoht.
geven dus een belangrijke verhoo
ging ten opzichte van 1918.
Van de overige middelen hebben
vooral de invoerrechten weder bij
zonder ruim gevloeid, dank zij de
uitbreiding van het handelsverkeer
en meer nog de hooge prijzen, die
een sterken invloed oefenen op de
opbrengst der rechten, voor zoo
verre deze ad valorum worden ge
heven. De hoogste opbrengst, die
ooit vóór den oorlog was verkregen,
was n.1. 1.672.000 in Maart 1914,
de hoogste October - opbrengst
1.482.000 in 1913. In de afgeloopen
maand is daarentegen 2.954.000
ontvangen (v. j. 837.000). Dat. dit
inderdaad grootendeels te danken
is aan de booge prijzen, blijkt uit
de loodsgelden. Hieruit is 162.000
binnengekomen, tegen 29.000 ver
leden jaar. Vóór den oorlog be
droeg de opbrengst omstreeks drie
ton per maand, zoodat trots de
heuglijke verbetering tegenover
1918, de omvang van het handels
verkeer, zoover het in de loodsgel
den tot uiting komt, toch nog sterk
bij dat der laatste vredesjaren blijkt
achter te staan.
Het statistiekrecht toont in ver
band met de algemeene opleving in
zaken natuurlijk eveneens veel hoo-
gere cijfers aan. Het bracht in Oc
tober 412.000 op, tegen 97.000
in 1918. Een recordbedrag werd we
der ontvangen uit de belasting op
jouden en zilveren werken, namel.
85700, tegen 67.242 verleden
jaar, en een hoogste cijfer van
51.317 vóór den oorlog, n.1. in
Januari 1914. Vermelden wij ten
slotte nog, dat ook de Successie
rechten bijzonder ruim blijven
vloeden. Zij brachten 3.385.000 óp,
tegen 2.258.000 in 1918, wat op
zichzelf voor October reeds een
recordbedrag was.
Uit de buitengewone middelen
werd in de afgeloopen maand
14.143.000 ontvangen, tegen
17.248.000 in Oct. 1918. Deze ver
mindering komt op rekening van
de oorlogswinstbelasting.
In totaal is uit de gewone en
buitengewone middelen over de
maand October 51.71 millioen in
de schatkist gevloeid, tegen 41.77
millioen in Oct. van bet vorig jaar.
In vergelijking met de eerste 10
maanden van 1918 bedraagt de
vooruitgang in de opbrengst der
gewone middelen niet minder dan
ruim 73 millioen en van alle mid
delen tezamen 85.83 millioen.
Vergeleken met 10/12 der raming,
die 186.03 millioen bedraagt, is de
verbetering in de eerste 10 maan
den reeds 77.29 millioen.
Postpakketten en St. Nlcolaas-
drukte.
De Directeur-Generaal der Pos
terijen en Telegrafie maakt bekend,
dat bij gelegenheid van het aan
staande St. Nicolaasfeest de ver
gunning om meerdere pakketten
aan hetzelfde adres van slechts één
enkele adreskaart te doen verge
zeld gaan, voor het tijdvak van 2
tot en met 6 December wordt inge
trokken.
Voorts wordt, ter verzekering
van eene goede overkomst van de
pakketten, aanbevolen:
lo. in het bijzondér zorg te dra
gen voor eene doelmatige, stevige
verpakking van den inhoud, zoo-
dat deze op voldoende wijze tegen
vallen en beschadigen is gevrij
waard;
2o. zooveel mogelijk de adressen
op de pakketten te schrijven, en
Avaar opplakken of aanhechten van
een adres onvermijdelijk is, dit zoo
danig te bevestigen, dat voor het
verloren gaan daarvan gedurende
het vervoer geen wees behoeft te
bestaan;
3o. in de pakketten een los adres
te sluiten, opdat, wanneer het oor
spronkelijke adres verloren gaat,
Aldoor Avanneer ik alleen ben, buil ik.
Maar ik wil hen niet laten zien, dat ik
huil.
„Heel lang ben ik opgesloten. liet is
bijna lente, waixneer ik er uit gelaten
word. De jongen is weg a'an de school.
Ik ben veranderd. Ik haat die school
nu. Ik wil wegloopen. Ik doe goed m'ii
host, nu, dat ik kans krijg oxn Avog to
loopen. De nonnen zeggen ik ben tot
inkeer gekomen, en glimlachen av
Zij Aveton niet, Avat in mij is. Eindelijk
beginnen zij mij uit te laten gaan al
leen met mijzelf; omdat ik een van dt
grootste meisjes ben, sturen ze mij
naar den Aviixkel om thee en suiker.
„Er is een blanke man in den Fraxx-
seheu kleerenAvinkel, en die is vrien
delijk tegon mij. Hij geeft mij dingen
uit zijn winkel voor mijzelf, en ik denk
hij is een goede man. Ik vei-tel hem.
dat ilc zoo verlang weg te komen, en
hij zegt, hij zal me meenemen, wanneer
hij Aveggaat in den zomer. Ik ben zoo
blij, bijxxn dol. Ilc denk .xxiets kwaads,
oindat hij oen oudo man is met grijs
haar, en hij zegt, hij neemt mij mee
naar zijn dochters, ver weg. Mij, ik ben
nog niet zestien jaar oud.
„Dus wanneer hot ijs uit hot moer
weg is, en verteld wordt, de eerste
boot naar New-York zal van Grior's
Point afgaan, zoo gauw bet den vol
genden morgen licht is, zegt hij hot
mij. Dien nacht ga ik uit bed. Er slaapt
een nou naast de deur, maar ik kruip
onder alle bedden als een wezel en
kom buiten. Den heelen Aveg naar
Grior's Point loop ik bard. Het is vijf
mijl. Weldra is het dag, en ze zetten
de boot af. Ik ben zoo vreeselijk blij,
ik ben Wehti-go, dol.
„Gauw zie ik, ik heb mij vergist. Die
blanke is niet goed. Hij begint leelijk
tegen mjj te does, e* ik ben bang. Er
het pakket later toch kan worden
uitgereikt;
4o. de ter post bezorging zoo tij
dig mogelijk te doen geschieden én
deze niet uit te stellen tot enkele
dagen voor het St. Nicolaasfeest.
Voorts wordt er op gewezen, dat
in verband met de buitengewone
toeneming van het aantal binnen-
landsohe en buitenlandsche pakket
ten, vertraging in de uitreiking in
zonderheid bij de te verwachten St.
Nicolaasdrukte onvermijdelijk zal
zijn.
Tenslotte wordt de aandacht ge
vestigd op de gelegenheid tot aan
gifte van waarde van pakketten,
hetgeen voor die, welke kostbaar
heden bevatten, dringend is aan te
bevelen en tengevolge waarvan het
eventueel verloren gaan tijdens het
vervoer het volle bedrag der aan
gegeven waarde van de pakketten
kan worden vergoed.
Initiondtn mGdodeolIng.
PLAATSELIJK NIEUWS.
Een moeilijke redding.
De bemanning van de redding-
vlet der sleepboot „Hectór", welke
de schipbreukelingen van de „Nep-
tun II" veilig aan land bracht, ont
ving van een bekend Amsterdam
mer eene som van 300.—. Deze
gift wordt des 'te meer gewaar
deerd, daar het hier betrof een
particuliere reddingboot, welker
bemanning voor haar menschlie-
veuid werk geen geldelijke beloo-
ninig ontvangt.
„Pelgrimsrelze" Heilige Land.
Wij herinneren bij deze aan de
lezing, die a.s. Zondag- en Maan
dagavond gehouden wordt (mis
schien Dinsdag ook) over de H.
Landstichting te Nijmegen en Pa
lestina, dooi- den HoogEenv. Heer
Amold Suys, Vicaris van de
H. Landstichting te Nijmegen. De
lezing wordt met 160 lichtbeelden
opgeluisterd. Bizonderhecen hier
omtrent per advertentie.
School voor draad looze telegrafie.
Gaarne vestigen wij de aandacht
op eeno advertentie in dit num
mer, Avaarin wordt aangekondigd
de oprichting van de „Eerste Hel
dersohe School voor Draadlooze
telegrafie". Een dergelijke instel
ling zal ongetwijfeld voor menig
een in een behoefte voorzien, in
dien nu maar de belangstelling vol
doende is om den cursus te kunnen
laten doorgaan. Men leze overigens
de adverintie.
Kathlecn Parlow.
Aan deze kunstenares, die 8 Dec. a.s.
hier ter plaatse, weder optreedt, wijdde
de „Held. Courant" indertijd een arti
kel, dat ook in het maandblad „De
Nieuwe Gids" is opgenomen en waar
aan wij bet volgende ontleencn:
Dit is eene vrouw, die geleid is door
de hoogste heerlijkheden van haar he
vige kuxxstenaarsleven, langs doornige
paden, waarlangs zij zich moeizaam
een weg heeft gebaand. Dit is eene
vrouw, voor wie de felste ontroeringen
tot eene reactie voeren van opperste
uitputting; ene vrouw, die door den
kus, dien het genie haar op bet voor
hoofd drukte, veroordeold werd tot lij
den, tot het ondergaan van de felle
passies harer kunst, eene vrouw,
die op is van geweldige, Innerlijke ont
roeringen, die vol-leefd is, die in haar
kuixst haar grootsten vriend en troos
ter, maar tevens lioar hevigsten vijand
heeft, de vijaixd, die haar sloopt, die
haar genadeloos vermoordt met zijn
verrukkelijke innerlijke llefkoozlngen.
Eene vx-ouw, die in de twee uren, dat
zij haar instrument bespeelt, een
gaixsch leven doorleeft van hoogheid
en schoonheid, maar die daarna, moe en
gebroken, den bittex-en. dood sterft dar
uitputting. Eene vrouw is zij, voor wie
Oscar Wilde's woorden geschreven zijn;
For he who lives more lives than one
More deaths than ono must die.
Zij speelten haar glimlach heeft.
plaats gemaakt voor eene uitdrukking
van smart, van melancholie; zij voelt
hoe de muziek haar overweldigt, hoe
zij tenonder gaat en zij wil overwinnen!
Zij perst de lippen opeen; zij Bpeelt,
haar teere, ragfijne vingers beAverken
de snaren; dubbele flageoletten, dub
bele trillers, dubbele pizzicati, in alle
mogelijke posities, ach, zij zijn immers
Spielereien voor haar, Avaar zij de ziel
vertolkt van do kunstenaars, die het
leed der wereld en do opperste blijd
schap des horten vertolken in de mu
ziek.
In haar concert van Max Bruch,
waaraxede zij opende, steeg zij omhoog,
steeds omhoog, zij wild© naar het glan
zende, vreugde en leed negeerende
Nirwana der ziel, en zij worstelde en
steende.
De viool vertelde zacht en klagend,
van de onzegbare ellende, van de barre
wildernis der melancholieke gedachten,
van de smart van het leven, van den
vloek, die op het mensohelijk geslacht
ügt.
Maar de klanken rezen, rezen, rezen;
zij rolden aaneen tot geurige rozen, tot.
boupuettén van wonderbare bloemen, tot
een toovertuin van exotische flora, tot
een tropisch woud van warme, weelde
rige gewassentot zij, in den klan-
kenrythmue vtux het Adagio en hot. Al
legro energico, uiteenspatten in oppor-
ste extase van menschel ijk geluk
Verslag
der Gemeente-Arbeidsbeurs over
de mauuid October 1919.
Aanvragen vim werkgevers kwa
men In om:
3 asrdappelnohdlsters, 1 aardap-
pelsohilater ben. 18 jaar, 1 boek
drukker, 1 betonvlechter, 2 brood
bakker», 1 banketbakker, 8 boe
renarbeiders, 2 bankwerkers ben.
18 jaar, 1 barbiersleerling ben. 18
jaar, 8 dagdienstboden, 7 dagmeis
jes ben. 18 jaar, 8 elektriciens, 57
grondwerkers, 1 huishoudster, 2
kantoorbedienden, 1 kantoorbe
diende ben. 18 jaar, 1 kantoorbe
diende vrouwelijk, 81 losse werk
lieden, l loodgieter ben. 18 jaar,
3 loopjongens ben. 18 jaar, 2 met
selaars, 1 magazQhkneoht, 1 melk
venter, 1 opzichter-bouwkundig,
1 plakker ben. 18 jaar, 1 stoker, 2
smeden, 1 smid ben. 18 jaar, 4
schilders, 1 steenbikker, 1 tuin
man, 6 timmerlieden, 3 winkeljuf
frouwen, 6 werksters, 1 werkmeis
je ben. 18 jaar. Totaal: 210 per
sonen.
Aanbiedingen kwamen in van:
7 aardappelsohilstérs, 1 aardap
pelschilster ben. 18 jaar, 1 boek
drukker, 2 betonvlechters, 2 brood
bakkers, 2 banketbakkers, 1 bag-
jerman, 2 boerenarbeiders, 2
>ahkwerkers ben. 18 jaar, 8 con
ciërges, 8 controleurs, 2 dek-
gaan veel menschen mee op do boot
New-York, en met zooveel ben ik
voilig. Ik blijf dicht bij de atouw van
den Engelschen schoolmeester en ver
zorg haar kindje, en hij kan mij niet
krijgen. Hij is doi. Wij zijn op de New-
York boot vijf dagen. Wanneer wij aan
de landingsplaats zijn aangekomen, en
hij in een café zit to drinken, loop ik
weg en verberg mij in de bosscben.
„Ik loop alleen naar 1'rince George.
Ze zeggen dat het honderd mijl is. Ik
vruag een beetje eten aan do stopplaat'
sen. Ik slaap in de dichte bosechen,
want ik ben bang vóór mannen. Wan
neer ik in de stad kom, ben ik verbluft
van alles wat ik zie. Zooveel leven en
bewoging; zooveel menschen ik weet
niet Avat te doen. Ik voel me ongelxxk-
kig omdat er geen plaats schijnt voor
mij. En al do mannen kijken net zoo
naar me als die oude man op de boot.
Aldoor verberg ik me voor hen. Ik ge
loof, dat or iets bijzonders aan mij is.
Misschien ben ik slecht, zooals de non
nen zeggen, en ik wóot het niet.
„Ik loop en ik loop in de straten. Ik
heb zoo'n honger. Eindelijk krijg Ik
werk in oen wasscherij. Daar werken
ook nog andere roode meisejs, en ik
denk: ik hen veilig. Zij zullen me ver
tellen, wat ik doen moet. Maar zij pla
gen mij, omdat de baas tegen.mij
spreekt en lacht, en alleen vloekt ti
hen. De baas is als de andere mannen
en gauw moet ik gaan zonder nxijn geld.
„Ik krijg gauw weer ander werk,
want ik ben sterk. Ik krijg veel betrek
kingen. Ik kan ze niet tellen. Altijd is
er een blanke man, die slecht van
wil en ik moet gaan. Het is bijxxa drie
jaar, dat ik in Prince George werk.
liet is niet noodig alles to vertellen,
Avaut het ia aldoor hetzelfde.
„Eindelijk ben ik werkelijk rorhari
Lts, 3 dagdienstboden, 5 dag
meisjes ben. 18 jaar, 2 electrioiens,
59 grondwerkers, 2 grondwerkers
ben. 18 }a«r, 1 handelsagent, 2 in
casseerders, 2 kantoorbedienden,
1 kantoorbediende ben. 18 jaar, 1
kantoorbediende vrouwelijk, 1 kan-
toórbeddende vrouwelijk bon. 18
a4r, 1 kraandrijver, 1 loodgieter
>en. 18 jaar, 101 losse werklieden,
13 losse werklieden ben. 18 jaar,
1 Joopknëoht, 2 loopjongens ben.
18 Jaar, l melkventer, 2 machinis
ten, 1 mariüne-bainlcw erker, 1 ma-
gazijimewter,'1 magazijnlcnecht, 1
eJtseloar, 1 matroos koopvaardij,
matrozen binnenvaart, 2 opper
lieden, 1 opzichter-bouwkundig,
1 pakhuisknecht, 1 politieagent, 1
plakker ben. 18 jaar, 1 reiziger,
1 reiniger, 1 rijwielhersteller ben.
18 jaar, 0'stokers, 2 schilders, 1
schilder ben. 18 'jaar, 1 steenbik
ker, 1 smid, 1 smid ben. 18 jaar,
1 scheepstimmerman ben. 18 jaar,
4 timmerlieden, 1 tuinman, 1 voer
man, 1 viaseher, 2 wakers, 1 win-
kelbedieüde,' 4 wisselloopers, 1
winkeljuffrouw ben. 18 jaar, 4
werksters. Totaal: 279 personen.
Geplaatst werden:
3 aardappelsohilstérs, 1 aardap
pelschilster ben. 18 jaar, 1 boek
drukker, 1 betonvleohter, 1 brood
bakker, 1 banketbakker, 2 boeren
arbeiders, 2 bankwerkers ben. 18
jaar, 2 dagddenstboden, 5 dagmeis
jes, ben. 18 jaar, 2 electriciens, 57
Ldwerkers, 2 kantoorbedien-
1 kantoorbediende ben. 18
jaar, 1 kantoorbediende vrouwel,,
71 losse werklieden, 2 loopjongens
ben. 18 jaar, 1 melkventer, 1 ma-
fijnknecht, 1 opzichter-bouw-
wig, 1 plakker ben. 18 jaar, 1
stoker, 2 schilders, 1 steenbikker,
1 smid, 1 smid bea. 18 jaar, 4 tim
merlieden, 1 tuinman, 4 werksters.
van'binnen, als d© nonnen zeggen.-Ik
geef er niet meer om. Ik zeg tegen me
zelf: wat is het nut van een leven als
dit? Het geeft een meisje geen vrien
den, Ik ben alleen maar een opgejaagd
beest. En ik zog, ik zal niet langer
meer wegloopen, maar nemen wat
komt. Ik kan niet slechter worden.
Maar aldoor moet ik wegloopen, wan
neer de thy. zoover komt. Het is iets
in mij, dat mi] (loet wegloopen.
„Eindelijk was er een man, die slech
ter was dan een van de andoren. Hij
volgde mij van t'eene plaats naar de
andere, en sprak kwaad van ine, zoo
dat ik aldpor wijn betrekkin# verloor-
Hij doohValfl hij mij kon ulthongoreD,
zou Ik bij hem komexx. Ik zou eerder
nog in de rivier gesprongen zijn. Ein
delijk kan. ik In Prince George geen
werk meer krijgen; en lk ga er weg.
XKorift vervolgd).