HELDERSCHE COURANT
De verborgen Vallei
NIEUWSBLAD VOOR
HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA
Eerste Blad.
J. W. HEYDANUS,
KERSTBOOMEN,
No. 5184
DINSDAG 23 DECEMBER 1919
47e JAARGANG
ABONNEMENTEN BIJ VOORUITBETALING:
Heldersche Ct. per 3 rand. f 1.20. franco per post f 1.40. Buitenland f 2.40
Zondagsblad 0.50. 0.60. 1.05
Modeblad 0.951.051.30
Losse nummers der Courant 3 ct.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag en Zaterdagmiddag
REDACTEUR-UITGEVER: C. DE BOER Jr.. HELDER
Bureau: Koringstr at 29 - Interc. Telefoon 50
ADVERTENTIËN.
20 ct. p. regel. Ingez. mededeelingen (kolombr. als redacdoneele tekst) 60 ct.
Kleine advert. (gevr.. te koop, te huur) v. 1 tot 4 regels 50 ct., elke regel meer 10
ct. bij vooruitb. (adres: Bur. v. d. bl. en met br. onder nr. 10 ct. p. advert. extra).
Bew.-exempl. 3'/i ct Adv. op bep. aangew pl. worden 25 hooger berekend.
In verband met de
beide Kerstdagen,
verschijnt ons eerstvolgend
nummer Zaterdag a.s.
De beslissing van Ged. Staten van N.-Holland
Inzake de 100.000.— voor de
Weensche kinderen.
„Een belangrijke beslissing" schreef de
Heldersche Courant boven het berioht, waar
in de bovengenoemde beslissing werd ver
meld. Inderdaad is zij belangrijk. Wanneer
aan de hoofdstad dei lands een uitgaaf van
een ton wordt betwist door bet toezichthou
dend college, dan moeten daar zeer ernstige
redenen voor zijn.
Want Amsterdam is een machtige gemeen
te, die óók bij Ged. Staten een potje kan
breken.
Intusschen, het Provinciaal Bestuur heeft
gemeend, dat dit besluit van Amsterdam in
strijd met do Wet en met het algemeen be
lang in en heeft dit aan de betrokken ge
meente gemeld, tevens met de mededeeling,
dat het besluit ter vernietiging aan de kroon
in voorgedragen.
Do beslissing van deze zal zeker In het
geheele land met belangstelling worden tege
moet gezien.
Want er zijn verschillende andere gemeen
ten, waar óf dergelijke voorstellen aanhan
gig zijn óf op het punt zijn, to worden inge
diend.
In de grooto meerderheid der gevallen is
het College van B. en W. of de Burgemeester
er evenwel tegen en naar. wij meenen te weten,
zouden enkele Burgemeesters het plan heb
ben gehad, een door den Raad hunner ge
meente genomen besluit op grond van art. 70
Gemeentewet, niet uit te voeren, waardoor
eveneens een beslissing van do kroon via
Ged. Staten had moeten volgen.
Men zal nu echter de beslissing op het in
grijpende besluit onzer Noordhollandsche
Gedeputeerden wellicht liever afwachten.
Het schijnt ons niet ongewenscht, over
deze zaak iets uitvoeriger te zijn, omdat hier
twee vragen aan de orde komen, die voor
.ons gemeentelijk leven van zeer groot be
lang zijn.
Ten eerste: Hoever kunnen de gemeenten
eigenlijk gaan met hun uitgaven?
Ten tweede: Welke uitgaven zijn in strijd
met de Wet of het algemeen belang of
beiden?
Wie nu de Gemeentewet naslaat, zal daar
in, ten opzichte van deze zaak niets vinden,
waardoor hij veel wijzer wordt.
Het eerste hoofdstuk van den vierde titel:
„Van de begrooting van inkomsten en uit
gaven en de daartoe betrekkelijke rekening
en verantwoording" omspant feitelijk de
heelo kwestie, maar een begrenzing, hoever
de Raad, die de koorden der beurs toch
houdt, mag gaan, vindt men nergens.
Dit is te vreemder, waar de Wetgever wèl
heeft gezorgd voor een gansche rubriek van
verplichte uitgaven, welke de Raad en
indien deze zou weigeren, hooger gezag, op
de begrooting moet zetten.
Artikel 205 bevat niet minder dan 23 pun
ten van uitgaven, die do gemeente elk jaa^
uitdrukkelijk verplicht is te doen.
„Op de begrooting der uitgaven", zoo vangt
dit artikel aan, „die allo uitgaven der ge
meente, van welken aard ook, ver
meldt, worden gebracht"; en dan volgen de
23 verplichte uitgaven.
De Wetgever heeft dus alléén gezorgd, dat
de gemeenten in ©lk geval zouden voorzien
ln die behoeften, welke het Gemeente- of
het Rijksbelang vorderden.
Daarnaast liet hij den Raad vrij. Dit Is
ook geheel in overeenstemming met het zelf
standige karakter onzer Gemeenten, die to-
FEUILLETON.
Door
HULBERT FOOTNER.
81)
„Een enkel maal wil het voorkomen, dat
de man sterker van karakter is, en dan gaat
het minder gemakkelijk. Zij kan zich niet
omhoog werken tot zijn plan, en wordt zich
bewust, hoever zij bij hem achterstaat. Dan
komen alle slechte eigenschappen van het
roode ras, zijn koppigheid en haatdragend
heid, bij haar tot uiting. Wanneer je meer
van een vrouw verwacht dan zij geven kan,
en wanneer ze dat weet, maakt het haar tot
een duivelin. Onderstel eens, dat ze kinderen
krijgen. De man wil ze opvoeden zooals dat
bij de blanken gebeurt. Natuurlijk worden
de kinderen daardoor van de modder ver
vreemd, en geen mensch 2al er zich over ver
wonderen, noch er haar een verwijt van dur
ven maken, dat zij dit niet dulden wil. En
wat moet de vader later met zijn kinderen,
die noch rood, noch wit zijn, aanvangen,
wanneer zij grooter worden? wat zal hij met
de jongens doen? en wat met de meisjes? Op
die vragen kan geen mensch hem een ant
woord geven!"
Ralph dacht aan de twee aardige, donker-
getinte jongens met hun Schotsche namen,
en hij kreeg behoefte hun vader iets harte
lijks te zeggen. „Arme kerel!" dacbtbij. „Hij
is ongelukldg geweest!" HU beschouwde het
verhaal geen oogenblik in verband met zich
zelf; immers Nahnya was voor hem een uit
rens binnen zekere bij de Wet gestelde gren
zen, door eigen belastingen moeten zorgen,
die uitgaven te kunnen -doen.
Maar die vrijheid van de Gemeenten wordt
ln elk geval beperkt door het toezicht van
Gedeputeerde Staten.
Dit toezicht, wij herinnerden er vroeger
aan, mag niet ontaarden to een hinderlijke
voogdij; maar stelt toch aan de vrijheid der
gemeenteraden zekere grenzen,
Zoo moet de begrooting, wil zij kunnen
werken, door Ged. Staten worden goedge
keurd. (Art. 207).
Buiten de begroottog kan geen uitgaaf ge
schieden, dan met afzonderlijke, voorafgaan
de machtiging van Gedeputeerde Staten.
(Art. 213).
Af- en overschrijving op de posten der be
grooting van uitgaven kan evenmin zonder
goedkeuring van dit Ooilege. (Art. 214).
En zelfs over de post voor Onvoorziene uit
gaven kan door den Raad niet worden be-
schikt zonder goedkeuring van Ged. Staten,
zooals reeds eenmaal werd uitgemaakt.
Al is er daartegenover weer gewaakt tegen
willekeur van hooger gezag, door beroep
tegen de besluiten van Ged. Staten op de
Kroon te verleenen, wij hebben to het toe
zicht van het Provinciaal bestuur in elk ge
val te zien cene beplerking van 's Raads vrij
heid tot het doen van onverplichte uitgaven
uit de Gemeentekas.
En de Wetgever heeft gezorgd, dat overal,
waar to bijzondere wetten aan de gemeente
besturen bevoegdheid is gegeven, om gelden
uit de gemeentelijke schatkist te geven, dit
nimmer zonder goedkeuring van Ged. Staten
kan geschieden. Een voorbeeld is b.v. de
Armenwet en de Woningwet.
Wat is nu voor Ged. Staten richtsnoer bij
de beoordeeling der gemeentelijke uitgaven?
Thorbecke, de ontwerper van onze Ge
meentewet, schrijft op blz. 37 van zijn werk:
„Over plaatselijke begroottog";
„Blijkbaar moeten Ged. Staten to een
wèl geordend stelsel nóch post nóch cij
fer rechtstreeks voorschrijven.
Daarentegen moeten zij, in
het belang van het gemeente-
vermogen, kunnen weren of
b eper ken."
Echter, ook hij erkent, een lijn is niet aan
te geven. Elk geval zal op zich zelf be
schouwd. dienen te worden. Men kan, zonder
de zelfstandigheid te veel aan te tasten, niet
te veel reglementeeren en moet eenmaal veel
overlaten aan het verstandig beleid van
onze gemeentelijke en provinciale besturen.
Het beroep op de Kroon vormt bovendien
nog een waarborg te meer tegen al te wille
keurige en onvaste beslissingen.
Vrijwel algemeen wordt het gemeentebe
lang een der criteria geacht, waarnaar hier
zal moeten worden opgetreden.
Prof. Oppenhetoi zegt dan ook op blz. 601
deel I van zijn „Ned. Gemeenterecht":
„Dat Ged. Staten de innerlijke waar-
do eener uitgaaf mogen beoordeelen,
dat zij mogen treden to een onderzoek
naar hare doelmatigheid, hiernaar, of
zij al dan niet strekt to het belang en
ten behoeve der gemeente, schijnt de
gemeentewet zonder eenigen twijfel te
gedoogen."
en i a. p.:
„alleen als zeer stellig blijkt, dat de ge
meente door do uitgaaf to het gedrang
komen zal; als de omstandigheden zóó
aanleggen, dat het gemeentebestuur zelf
,,bij juister overleg'' moet erkennen, dat
lichtvaardigheid to 't spel is, of als
uitgaven »Un voorgenomen,
waarin het gemeentebelang
eelfa met de mikroskoop niet
Is teontdekken, is er voor de Ged.
Staten .aanleiding, aan de niet verplichte
uitgaven den doortocht te weigeren."
Ook hij noemt dit een zwevend criterium,
„dat aan 't bedillen van Ged. Staten vrij spel
zondering, en van geheel andor maaksel dan
eenige vrouw ter wereld.
Terwijl de twee mannen aan het spreken
waren, trad plotseling een vrouw binnen den
lichtkring van het vuur. Zij hadden haar
nietjiooren aankomen. Zij was een halfbloed,
en, ofschoon reeds haar eerste jeugd voorbij
was,nog van een eigenaardige, wilde schoon
heid. Haar gelaat was vertrokken van woede,
en zij stortte een vloed van scheldwoorden
in haar eigen taal over Cranston uit, nu en
dan kwaadaardige blikken werpend in
Ralph's richting.
Cranston klopte, in het minst niet ver
stoord, de asch uit zijn pijp, en stond op.
„Ga naar huis, kind!" sprak bq, op een toon,
die zoowel kracht als geduld uitdrukte..
De vrouw rukte zich, in hysterische ra
zernij de haren. Haar stem sloeg over
tot een heesch gegil.
„Ga naar huisl" herhaalde Cranston be
velend.
Hun oogen streden om de heerschappij.
Zij dolf in die worsteling het onderspit en
haar stem stierf weg. Zij wendde zich om en
de duisternis nam haar weer op.
Cranston maakte een gebaar van veront
schuldiging. „Je kunt je nu mijn geschie
denis wel zoo wat voorstellen,* sprak hij tot
Ralph. „En ook zonder dat, zou je haar gauw
genoeg gehoord hebben ik geloof dat ze
die overal kennen langs de rivier. Misschien
heeft de hemel mij tot afschrikwekkend voor
beeld voor anderen willen stellen," ging hij
met bitteren humor voort. „Laat het iedereen
een waarschuwing zijn! En nu, goeden nacht,
m'n jongen?"
Maar het aanschouwelijk onderricht, dat
Cranston hem had willen geven, droeg geen
vrucht, want met de gedachte hoe heel an-
laat"; maar acht het beroep op de Kroon
daartegen voldoende.
Op blz. 519 van het genoemde werk besluit
deze kenner van ons Gemeenterecht over
deze aangelegenheid dan aldus:
„Nagegaan moet worden, of met de
uitgaaf een rechtstreeksch, of verwij
derd, maar altijd meer of minder tast
baar, gemeentebelang is gemoeid. Van
het ja, of neen, dat deze vraag uitlokt,
is de vrijheid, of het verbod, afhan
kelijk."
Het is natuurlijk, de wetgever kan alleen
wetten maken, Indien de toepassing is over
gelaten aan verstandige menschen, die van
hun maebt geen misbruik en van de wetten
zelf geen karikatuur maken.
Maar waar ten slotte geheel aan het oor
deel van steeds wisselande Colleges is over
gelaten, om uit te maken, of een of andere
uitgave in 't belang der gemeente is of niet,
daar kan het niet uitblijven of de jurispru
dentie is to dit opzicht zeer onvast.
Een paar voorbeelden.
De gemeente Oldebroek had to 1882 S
op de begrooting gezet als subsidie aan de
N oordpool-exp editie.
Ged. Staten van Gelderland keurde de be
grooting niet goed op grond van dezen post,
maar de gemeente kwam tegen die beslis
sing to beroep bij de Kroon.
In strijd zelfs met hot advies van den Raad
van State vernietigde deze echter het besluit
van Ged. Staten op de volgende gronden;
„dat het administratief gezag aan zul
ke zelfstandige lichamen als de gemeen
ten geen uitgaven moet verbieden, waar
de Wet 't hun niet verbiedt. Alleen als
de geldmiddelen net niet toelaten of de
uitgaaf to verband daarmeêHe hoog is,
zou er reden tot weigering zijn."
Wel meende de Regeertog, dat de gemeen
te Oidebroek nu juist niet de meest aange
wezene was, om voor een dergelijk doel sub
sidie te verleenen; maar de uitgaaf was zoo
gering, dat haar die pret nu maar gegund
moest worden.
Prof. Oppenheim is het met deze beslis
sing echter lang niet eens.
Het is wel degelijk de aard, niet to de
eerste plaats het bedrag der uitgave, die
beoordeeld moet worden (blz. 503).
Zoo werd aan Stad Almelo bij Kon. Besluit
van 24 Sept. 3900 toegestaan voor zieke ge
meente-ambtenaren sanatorium-verpleging
te bekostigen, een post die ook door Ged.
Staten niet was goedgekeurd.
M.i. hadden Ged. Staten hier dan ook on
gelijk. Het gemeentebelang was bij deze uit
gaaf wel degelijk zeer na betrokken.
Daarentegen werd to 3902 aan de gemeen
te Deurne geweigerd 500.aan den pas
toor te geven als geschenk bij zijn 25-jarige
ambtsvervulling, eeno beslissing van Minis
ter Kuyper, die niet anders dan juist kan
worden geacht.
In de bekende Waalwijksche zaak besliste
deze zelfde Minister echter weer goheel an
ders. Deze gemeente had ƒ2500.uit de
gemeentekas bestemd als subsidie voor den
bouw van een R. O. kerk. Ged. Staten van
Brabant hadden dezen post goedgekeurd en
dr. Kuyper, gevraagd van uit( de gemeente,
het besluit te vernietigen, meende dit te
mogen nalaten,
„omdat deze subsidie niet ia to strijd met
de Wet en niet met het algemeen belang.
Art. 205 is niet limitatief. De Raad
heeft de bevoegdheid behoudens art. 160
alle zaken, die hij to 't belang der
gemeente acht, te steunen.0
Resumeerende, kunnen wij dus vrijwel
aannemen, dat, hoe vrij de gemeenteraad ook
is, om uitgaven te voteeren, zoolang hij zelf
voor de middelen tot dekking heeft te zor
gen, het gemeentebelang niet ge
heel mag worden voorbijgezien.
Dat, hoe sympathiek de daad van Amster
dam overigens zij, de 100.000.gevoteerd
voor Weenen, vreemd aan het belang der go
dera Nahnya was, viel Ralph dien avond
verrukt to slaap.
HOOFDSTUK XHL
Ver van het land der hoop.
Veertien dagen later bevond Ralph zich in
de metropolis van den Stillen Oceaan. In die
twee weken had hij den grooten omweg van
vijftienhonderd mijl gemaakt, zooals David
Cranston hom dien had beschreven, behalve
dat hij, toplaats van te Yewcroft ui tte stap
pen en noordwaarts te trekken naar Fort
Edward, de hoofdlijn verder had gevolgd tot
aan de kust. Daar meende hij een geschenk
te kunnen koopen, dat Nahnya waardig was.
Ook moest hij daar een uitrusting aanschaf
fen voor de reis terug naar haar vallei. Hg
had den heelen rit niet anders te doen, dan
het plan voor den tocht to alle bijzonder
heden op te maken, en telkens weer te her
zien. Alle kaarten, dio op de streek, waar hij
door zou gaan, betrekking hadden, ze ga
ven slechts weinig détails had hij zich in
het hoofd geprent.
Zijn eerste gang in de stad leidde naar het
munt- en essaieeringsgebouw. Het stofgoud
had een waarde ran juist tweeduizend dol
lar. Na het verlaten van het bureau volgden
hem bij zijn wandeling door de straten een
paar scherpe oogen, waaraan geen enkele
zijner bewegingen ontsnapte. Toen Ralph to
koopen deed in een magazijn, waren die
oogen schijnbaar gericht op artikelen, welke
op een dichtbij zijnde toonbank lagen uitge
stald: toen hij in een restaurant iets ge
bruikte, bespiedden die oogen hem over den
rand van een spijskaart op de tafel achter
hem; en toen hij terugliep naar het spoor-
meente bi, schijnt zonder meer wel vast te
staan.
Wat nu het in strijd met de Wet betreft,
voorzoover op de genoemde gronden al geen
strijd met de Gemeentewet zelf aanwezig is,
lijkt art. 14 der Armenwet toderdaad een zeer
sterk argument.
Het eerste lid van dit artikel luidt toch:
„Aan andere dan burgerlijke instellin
gen van weldadigheid worden subsidies
uit de gemeentefondsen niet verstrekt
dan to zeer bijzondere gevallen en bij
een met redenen omkleed, aan de goed
keuring van Gedeputeerde Staten onder
worpen, besluit van den gemeenteraad.
De armenraad wordt vooraf gehoord."
Het derde lid stelt dan aan de gewone
subsidies nog allerlei voorwaarden. Nu is
het zonder meer duidelijk, en Ged. Staten
schijnen zich ook op dit standpunt te hebben
gesteld, dat deze ton gouds het uitoefenen
van een bijzonderen vorm van weldadigheid
bedoelde mogelijk te maken.
Een vorm, die nóch aan het eerste nóch
aan het derde lid van art. 14 der Armenwet
voldoet.
In verband nu met de zorgelijke gemeen-
tetinanciën, die het voor de meeste gemeen
ten al onmogelijk maakt, om zelfstandig huis
te houden, een toestand, die, hoe dan ook
ontstaan, noodig maakt, te steunen op 's Rijks
kas, mag toch gevraagd worden: zijn onze
berooide gemeentekassen de eerst aangewe
zenen om hier zoo royaal met 't geld der
geraeentenaron om te springen, die zich toch
reeds voldoende voor hetzelfde doel op
offeren? Ik geloof met Ged. Staten van
N.-Holland van niet.
Het sympathieke besluit der georganiseer
de arbeiders in Nederland is daarom van zoo
groote beteekenis, omdat eerst zal worden
geproduceerd, (als 't ware boven eigen be
hoeften), hetgeen zal worden gegeven aan
hun ongelukkige klassegenooten to Oosten
rijk.
Maar het geven van geld uit de overheids
kassen zonder meer is geven van eigen
tekorten.
Het is tevens, waar millioenen uit 'sRijks
kas zullen moeten komen, beschikken over
de middelen, ook van andere burgers dan die
der eigen gemeente.
Wij gelooven niet, dat daar to Haarlem
minder voor het lot der Weensche kinderen
werd gevoeld dan to Amsterdam.
Maar dat de vorm, waarin onze Iandgenoo-
ten, to dien nood dienen te voorzien, een an
dere moet zijn, dan de Amsberdamsohe Raad
zich koos.
M.
Helder, 18 Deo. 1Ö18.
BUITENLAND.
OOSTENRIJK.
De foestand Ce Weenen.
Volgens statistische gegevens ïa het aan
tal sterfgevallen te Weenen to de eerste tien
maanden van dit jaar 62.016 grooter geweest
dan to 1913, het laatste jaar voor den oor
log, en is het aantal levend geborenen met
69.292 terug gegaan, zoodat eu een totale
achteruitgang is van 121.308.
ENGELAND.
Een aanslag op Lord French,
de onderkoning van Ierland,
Vrijdagmorgen is op Lord Frenoh, terwijl
hij to een auto door Dublin reed, een moord
aanslag gepleegd. Lord French was juist te
ruggekeerd uit het Westen van Ierland en
was op weg van het station naar zijn ver
blijf. Een militaire wacht vergezelde hem to
een tweede auto.
Op verschillende punten van den weg wa
ren konstabels geposteerd. Op de Bessbo-
wegstation en een kaartje nam naar Yew
croft en een bed reservcorde voor den slaap
wagen in den volgenden nachttrein, kochten
de oogen, die weer vlak to de buurt waren,
eenzelfde plaatsbewijs en bespraken zij een
slaapcoupé in denzelfden wagon.
Niet voor zij zich terdege er van over
tuigd hadden, dat Ralph den nacht veilig en
wel to zijn hotel zou doorbrengen, staakten
de oogen hun bewaking. Toen keken zij uit
naar een taxi-auto. Die oogen waren muis-
kleurig, hetgeen niet wil zeggen, dat zij de
kleur bezaten van een of ander soort muis,
maar dat zij geelachtig grijs waren. Zij ston
den in het hoofd van een kleinen, zenuw-
achtigen man met een ziekelijke gelaatstint
van een iets lichter gelig grijs; met muis-
kleurig haar dat pieken vertoonde naar alle
kanten, en een knevel met neerhangende
einden, die merkbare sporen droegen van
steeds door den eigenaar beknabbeld te
worden.
Hij liet zijn auto stil houden voor een
groot huis in het westelijk deel der stad.
Daar liet hij zich aandienen als John Stack.
Na geruimen tijd te hebben geanticham
breerd, werd hij door den bewoner van het
huis in diens bibliotheek ontvangen. Het
was een chevalier d'industrie wiens pad op
rozen ging, welgedaan van het goede leven,
en royaal met geld.
„Wel Stack, wat kom jij doen op dit nach
telijk uur?" zeide hjj, met goedaardige onge
geneerdheid.
Stack's kruiperigheid voelde zich door
deze wijze van ontvangst niet in het minst
gekwetst. Hij glimlachte vriendelijk welwil
lend. „Ik geloof dat ik nu een goed zaakje
aan de hand heb," zeide hij, beproevend den
zelfden hooghartigen toon aan te slaan als
Ingezonden mededeeling.
Bloemenmagazijn, Molengracht 6,
Telefoon 126,
bericht de belangrijke ontvangst van:
vanaf 80 cent.
Voorradig: Hulst en Kerst-geschenken.
roughroad kwam het gezelschap langs een
klein plantsoen, vlak waarvoor een konsta
bel stond.
Toen de auto van den Onderkoning daar
langs kwam, klonken twee schoten vlak ach
ter elkaar. Een kogel drong in den zijwand
van de auto, en de andere tot onder de plaats
waar Lord French zat. De auto reed door en
de militaire wacht beantwoordde dadelijk het
vuur, waarbij een salvo in het plantsoen
werd gelost. Het werd niet beantwoord, maar
aan het verste einde zag men een paar man
nen hard weg loopen.
Toen de soldaten in het plantsoen door
drongen, vonden zij een burger dood liggen.
Bij het lijk vond men een bom en twee re
volvers. Daarna ondernamen zij de verval-
ging van de anderen.
Het schijnt dat het verblijf van den On
derkoning al eenigen weken door mannen,
die een aanslag willen plegen, in het oog
gehouden was, en dat de aanslag van Vrij
dag ondernomen werd, omdat zij er niet to
hadden kunnen slagen, French onder dek
king van de duisternis to treffen.
Volgens latere berichten werden 4 bom
men geworpen en döor de aanranders ook
geweerschoten gelost. De auto, welke op dien
van den onderkoning volgde, werd bijna ge
heel vernield; de Inzittenden werden even
wel niet gewond. Do militairen, dio in den
derden auto zaten, beantwoordden het vuur
der aanvallers.
De ouderdomspensioenen.
In het Engelsche Lagerhuis is een voorstel
der regeertog aangenomen om de ouder
domsrente van 7 shilling 6 pence te verhoo-
gen tot 10 shilling. Bovendien werden bij
het nieuwe voorstel 220.000 nieuwe pensioe
nen ingesteld. De totale kosten zullen nu 28
millioon pond bedragen; de kosten der ver-
meerdrtog zijn 10.350.000 pond.
ITALIË.
De socialisten ln het parlement.
Volgens de „Tribuna" heeft de socialisti
sche Kamerfractie besloten de onverzoen
lijke maximaiistiscbe tactiek nog sterker to
voeren dan tot dusver, ten einde den arbeid
van het parlement onmogelijk te maken en
aldus parlements-ontbtocLLng en nieuwe ver
kiezingen uit te lokkon.
BULGARIJE.
Een communistisch succes.
Volgens een telegram aan de „N. R. C-t."
hebben bij de verkiezingen voor de gemeen
teraden to Bulgarije de communisten in allo
groote steden de overwinning behaald. Te
Sofia zijn slechts 11 nationalisten en demo
craten gekozen en verder 2 aanhangers van
Radoslawof. Alle andere gekozenen zijn
communisten.
Woorden zijn mooi,
Daden zijn beter.
Toont uw solidariteit met
uwe hongerende kame
raden door de daad.
de andere.
„Dat heb ik meer van je gehoord," zeide
de geldman, met aandacht zijn nagels be
schouwend.
„Maar zooiets prachtigs als ditf Je zult
zelf zeggen
„Nu, wat is het dan?"
„Ik heb het essaieeringsgebouw bewaakt"
zeide Stack gretig. „Een idéé van m ij. We
weten allemaal, dat er in het Noorden nog
massa's goud moeten zijn. Geld om me ia
mijnspeculaties te intcressceren heb ik niet
en evenmin om mijnwerkers om te koopen,
of om me bij hen in de gunst te dringen.
Daarom bewaak ik het essaieeringsbureau.
Alles wat opgegraven wordt, moet daar
terecht komen."
„Nu en dan verder?** vroeg de geldman.
Geen mensch die beter met die dingen
op de hoogte is, dan ik," vervolgde Stack,
op wiens gezicht zich langzamerhand twee
ongezonde rondo vlekken begonnen at te
teekenen. „Ik ken alle grooto mijnen en
goudwasscherijen. Ik ken alle oud-gedienden
uit de mijnstreken en de agenten der maat
schappijen hier in de stad. Vandaag kwam
er een nieuweling met een aardig zakje stof
goud. Een jongen- van een-jaar-of-vijfen
twintig: je kon aan zijn huidstint zien, dat
hij pas uit het hooggebergte kwam. Hij was
nog groen: wist niet waar hij wezen moest
om zijn rommel in te wisselen. Hij had het
in een hertenlecren zakje, Indiaansch werk
tweeduizend dollar. Hij kent hier geen
mensch. Ik heb hem geen oogenblik uit het
oog verloren."
'„En ais hij nu werkelijk daar wat gevon-r
den heeft, hoe wil jij er daar aan komen?,
Wat is je bedoeling dat ik zou doen?"
(Wordt vervolgd).