HELDERSCHE COURANT De verborgen Vallei NIEUWSBLAD VOOR HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA Eerste Blad. J. W. HEYDANUS, KERSTBOOMEN, No. 5184 DINSDAG 23 DECEMBER 1919 47e JAARGANG ABONNEMENTEN BIJ VOORUITBETALING: Heldersche Ct. per 3 rand. f 1.20. franco per post f 1.40. Buitenland f 2.40 Zondagsblad 0.50. 0.60. 1.05 Modeblad 0.951.051.30 Losse nummers der Courant 3 ct. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag en Zaterdagmiddag REDACTEUR-UITGEVER: C. DE BOER Jr.. HELDER Bureau: Koringstr at 29 - Interc. Telefoon 50 ADVERTENTIËN. 20 ct. p. regel. Ingez. mededeelingen (kolombr. als redacdoneele tekst) 60 ct. Kleine advert. (gevr.. te koop, te huur) v. 1 tot 4 regels 50 ct., elke regel meer 10 ct. bij vooruitb. (adres: Bur. v. d. bl. en met br. onder nr. 10 ct. p. advert. extra). Bew.-exempl. 3'/i ct Adv. op bep. aangew pl. worden 25 hooger berekend. In verband met de beide Kerstdagen, verschijnt ons eerstvolgend nummer Zaterdag a.s. De beslissing van Ged. Staten van N.-Holland Inzake de 100.000.— voor de Weensche kinderen. „Een belangrijke beslissing" schreef de Heldersche Courant boven het berioht, waar in de bovengenoemde beslissing werd ver meld. Inderdaad is zij belangrijk. Wanneer aan de hoofdstad dei lands een uitgaaf van een ton wordt betwist door bet toezichthou dend college, dan moeten daar zeer ernstige redenen voor zijn. Want Amsterdam is een machtige gemeen te, die óók bij Ged. Staten een potje kan breken. Intusschen, het Provinciaal Bestuur heeft gemeend, dat dit besluit van Amsterdam in strijd met do Wet en met het algemeen be lang in en heeft dit aan de betrokken ge meente gemeld, tevens met de mededeeling, dat het besluit ter vernietiging aan de kroon in voorgedragen. Do beslissing van deze zal zeker In het geheele land met belangstelling worden tege moet gezien. Want er zijn verschillende andere gemeen ten, waar óf dergelijke voorstellen aanhan gig zijn óf op het punt zijn, to worden inge diend. In de grooto meerderheid der gevallen is het College van B. en W. of de Burgemeester er evenwel tegen en naar. wij meenen te weten, zouden enkele Burgemeesters het plan heb ben gehad, een door den Raad hunner ge meente genomen besluit op grond van art. 70 Gemeentewet, niet uit te voeren, waardoor eveneens een beslissing van do kroon via Ged. Staten had moeten volgen. Men zal nu echter de beslissing op het in grijpende besluit onzer Noordhollandsche Gedeputeerden wellicht liever afwachten. Het schijnt ons niet ongewenscht, over deze zaak iets uitvoeriger te zijn, omdat hier twee vragen aan de orde komen, die voor .ons gemeentelijk leven van zeer groot be lang zijn. Ten eerste: Hoever kunnen de gemeenten eigenlijk gaan met hun uitgaven? Ten tweede: Welke uitgaven zijn in strijd met de Wet of het algemeen belang of beiden? Wie nu de Gemeentewet naslaat, zal daar in, ten opzichte van deze zaak niets vinden, waardoor hij veel wijzer wordt. Het eerste hoofdstuk van den vierde titel: „Van de begrooting van inkomsten en uit gaven en de daartoe betrekkelijke rekening en verantwoording" omspant feitelijk de heelo kwestie, maar een begrenzing, hoever de Raad, die de koorden der beurs toch houdt, mag gaan, vindt men nergens. Dit is te vreemder, waar de Wetgever wèl heeft gezorgd voor een gansche rubriek van verplichte uitgaven, welke de Raad en indien deze zou weigeren, hooger gezag, op de begrooting moet zetten. Artikel 205 bevat niet minder dan 23 pun ten van uitgaven, die do gemeente elk jaa^ uitdrukkelijk verplicht is te doen. „Op de begrooting der uitgaven", zoo vangt dit artikel aan, „die allo uitgaven der ge meente, van welken aard ook, ver meldt, worden gebracht"; en dan volgen de 23 verplichte uitgaven. De Wetgever heeft dus alléén gezorgd, dat de gemeenten in ©lk geval zouden voorzien ln die behoeften, welke het Gemeente- of het Rijksbelang vorderden. Daarnaast liet hij den Raad vrij. Dit Is ook geheel in overeenstemming met het zelf standige karakter onzer Gemeenten, die to- FEUILLETON. Door HULBERT FOOTNER. 81) „Een enkel maal wil het voorkomen, dat de man sterker van karakter is, en dan gaat het minder gemakkelijk. Zij kan zich niet omhoog werken tot zijn plan, en wordt zich bewust, hoever zij bij hem achterstaat. Dan komen alle slechte eigenschappen van het roode ras, zijn koppigheid en haatdragend heid, bij haar tot uiting. Wanneer je meer van een vrouw verwacht dan zij geven kan, en wanneer ze dat weet, maakt het haar tot een duivelin. Onderstel eens, dat ze kinderen krijgen. De man wil ze opvoeden zooals dat bij de blanken gebeurt. Natuurlijk worden de kinderen daardoor van de modder ver vreemd, en geen mensch 2al er zich over ver wonderen, noch er haar een verwijt van dur ven maken, dat zij dit niet dulden wil. En wat moet de vader later met zijn kinderen, die noch rood, noch wit zijn, aanvangen, wanneer zij grooter worden? wat zal hij met de jongens doen? en wat met de meisjes? Op die vragen kan geen mensch hem een ant woord geven!" Ralph dacht aan de twee aardige, donker- getinte jongens met hun Schotsche namen, en hij kreeg behoefte hun vader iets harte lijks te zeggen. „Arme kerel!" dacbtbij. „Hij is ongelukldg geweest!" HU beschouwde het verhaal geen oogenblik in verband met zich zelf; immers Nahnya was voor hem een uit rens binnen zekere bij de Wet gestelde gren zen, door eigen belastingen moeten zorgen, die uitgaven te kunnen -doen. Maar die vrijheid van de Gemeenten wordt ln elk geval beperkt door het toezicht van Gedeputeerde Staten. Dit toezicht, wij herinnerden er vroeger aan, mag niet ontaarden to een hinderlijke voogdij; maar stelt toch aan de vrijheid der gemeenteraden zekere grenzen, Zoo moet de begrooting, wil zij kunnen werken, door Ged. Staten worden goedge keurd. (Art. 207). Buiten de begroottog kan geen uitgaaf ge schieden, dan met afzonderlijke, voorafgaan de machtiging van Gedeputeerde Staten. (Art. 213). Af- en overschrijving op de posten der be grooting van uitgaven kan evenmin zonder goedkeuring van dit Ooilege. (Art. 214). En zelfs over de post voor Onvoorziene uit gaven kan door den Raad niet worden be- schikt zonder goedkeuring van Ged. Staten, zooals reeds eenmaal werd uitgemaakt. Al is er daartegenover weer gewaakt tegen willekeur van hooger gezag, door beroep tegen de besluiten van Ged. Staten op de Kroon te verleenen, wij hebben to het toe zicht van het Provinciaal bestuur in elk ge val te zien cene beplerking van 's Raads vrij heid tot het doen van onverplichte uitgaven uit de Gemeentekas. En de Wetgever heeft gezorgd, dat overal, waar to bijzondere wetten aan de gemeente besturen bevoegdheid is gegeven, om gelden uit de gemeentelijke schatkist te geven, dit nimmer zonder goedkeuring van Ged. Staten kan geschieden. Een voorbeeld is b.v. de Armenwet en de Woningwet. Wat is nu voor Ged. Staten richtsnoer bij de beoordeeling der gemeentelijke uitgaven? Thorbecke, de ontwerper van onze Ge meentewet, schrijft op blz. 37 van zijn werk: „Over plaatselijke begroottog"; „Blijkbaar moeten Ged. Staten to een wèl geordend stelsel nóch post nóch cij fer rechtstreeks voorschrijven. Daarentegen moeten zij, in het belang van het gemeente- vermogen, kunnen weren of b eper ken." Echter, ook hij erkent, een lijn is niet aan te geven. Elk geval zal op zich zelf be schouwd. dienen te worden. Men kan, zonder de zelfstandigheid te veel aan te tasten, niet te veel reglementeeren en moet eenmaal veel overlaten aan het verstandig beleid van onze gemeentelijke en provinciale besturen. Het beroep op de Kroon vormt bovendien nog een waarborg te meer tegen al te wille keurige en onvaste beslissingen. Vrijwel algemeen wordt het gemeentebe lang een der criteria geacht, waarnaar hier zal moeten worden opgetreden. Prof. Oppenhetoi zegt dan ook op blz. 601 deel I van zijn „Ned. Gemeenterecht": „Dat Ged. Staten de innerlijke waar- do eener uitgaaf mogen beoordeelen, dat zij mogen treden to een onderzoek naar hare doelmatigheid, hiernaar, of zij al dan niet strekt to het belang en ten behoeve der gemeente, schijnt de gemeentewet zonder eenigen twijfel te gedoogen." en i a. p.: „alleen als zeer stellig blijkt, dat de ge meente door do uitgaaf to het gedrang komen zal; als de omstandigheden zóó aanleggen, dat het gemeentebestuur zelf ,,bij juister overleg'' moet erkennen, dat lichtvaardigheid to 't spel is, of als uitgaven »Un voorgenomen, waarin het gemeentebelang eelfa met de mikroskoop niet Is teontdekken, is er voor de Ged. Staten .aanleiding, aan de niet verplichte uitgaven den doortocht te weigeren." Ook hij noemt dit een zwevend criterium, „dat aan 't bedillen van Ged. Staten vrij spel zondering, en van geheel andor maaksel dan eenige vrouw ter wereld. Terwijl de twee mannen aan het spreken waren, trad plotseling een vrouw binnen den lichtkring van het vuur. Zij hadden haar nietjiooren aankomen. Zij was een halfbloed, en, ofschoon reeds haar eerste jeugd voorbij was,nog van een eigenaardige, wilde schoon heid. Haar gelaat was vertrokken van woede, en zij stortte een vloed van scheldwoorden in haar eigen taal over Cranston uit, nu en dan kwaadaardige blikken werpend in Ralph's richting. Cranston klopte, in het minst niet ver stoord, de asch uit zijn pijp, en stond op. „Ga naar huis, kind!" sprak bq, op een toon, die zoowel kracht als geduld uitdrukte.. De vrouw rukte zich, in hysterische ra zernij de haren. Haar stem sloeg over tot een heesch gegil. „Ga naar huisl" herhaalde Cranston be velend. Hun oogen streden om de heerschappij. Zij dolf in die worsteling het onderspit en haar stem stierf weg. Zij wendde zich om en de duisternis nam haar weer op. Cranston maakte een gebaar van veront schuldiging. „Je kunt je nu mijn geschie denis wel zoo wat voorstellen,* sprak hij tot Ralph. „En ook zonder dat, zou je haar gauw genoeg gehoord hebben ik geloof dat ze die overal kennen langs de rivier. Misschien heeft de hemel mij tot afschrikwekkend voor beeld voor anderen willen stellen," ging hij met bitteren humor voort. „Laat het iedereen een waarschuwing zijn! En nu, goeden nacht, m'n jongen?" Maar het aanschouwelijk onderricht, dat Cranston hem had willen geven, droeg geen vrucht, want met de gedachte hoe heel an- laat"; maar acht het beroep op de Kroon daartegen voldoende. Op blz. 519 van het genoemde werk besluit deze kenner van ons Gemeenterecht over deze aangelegenheid dan aldus: „Nagegaan moet worden, of met de uitgaaf een rechtstreeksch, of verwij derd, maar altijd meer of minder tast baar, gemeentebelang is gemoeid. Van het ja, of neen, dat deze vraag uitlokt, is de vrijheid, of het verbod, afhan kelijk." Het is natuurlijk, de wetgever kan alleen wetten maken, Indien de toepassing is over gelaten aan verstandige menschen, die van hun maebt geen misbruik en van de wetten zelf geen karikatuur maken. Maar waar ten slotte geheel aan het oor deel van steeds wisselande Colleges is over gelaten, om uit te maken, of een of andere uitgave in 't belang der gemeente is of niet, daar kan het niet uitblijven of de jurispru dentie is to dit opzicht zeer onvast. Een paar voorbeelden. De gemeente Oldebroek had to 1882 S op de begrooting gezet als subsidie aan de N oordpool-exp editie. Ged. Staten van Gelderland keurde de be grooting niet goed op grond van dezen post, maar de gemeente kwam tegen die beslis sing to beroep bij de Kroon. In strijd zelfs met hot advies van den Raad van State vernietigde deze echter het besluit van Ged. Staten op de volgende gronden; „dat het administratief gezag aan zul ke zelfstandige lichamen als de gemeen ten geen uitgaven moet verbieden, waar de Wet 't hun niet verbiedt. Alleen als de geldmiddelen net niet toelaten of de uitgaaf to verband daarmeêHe hoog is, zou er reden tot weigering zijn." Wel meende de Regeertog, dat de gemeen te Oidebroek nu juist niet de meest aange wezene was, om voor een dergelijk doel sub sidie te verleenen; maar de uitgaaf was zoo gering, dat haar die pret nu maar gegund moest worden. Prof. Oppenheim is het met deze beslis sing echter lang niet eens. Het is wel degelijk de aard, niet to de eerste plaats het bedrag der uitgave, die beoordeeld moet worden (blz. 503). Zoo werd aan Stad Almelo bij Kon. Besluit van 24 Sept. 3900 toegestaan voor zieke ge meente-ambtenaren sanatorium-verpleging te bekostigen, een post die ook door Ged. Staten niet was goedgekeurd. M.i. hadden Ged. Staten hier dan ook on gelijk. Het gemeentebelang was bij deze uit gaaf wel degelijk zeer na betrokken. Daarentegen werd to 3902 aan de gemeen te Deurne geweigerd 500.aan den pas toor te geven als geschenk bij zijn 25-jarige ambtsvervulling, eeno beslissing van Minis ter Kuyper, die niet anders dan juist kan worden geacht. In de bekende Waalwijksche zaak besliste deze zelfde Minister echter weer goheel an ders. Deze gemeente had ƒ2500.uit de gemeentekas bestemd als subsidie voor den bouw van een R. O. kerk. Ged. Staten van Brabant hadden dezen post goedgekeurd en dr. Kuyper, gevraagd van uit( de gemeente, het besluit te vernietigen, meende dit te mogen nalaten, „omdat deze subsidie niet ia to strijd met de Wet en niet met het algemeen belang. Art. 205 is niet limitatief. De Raad heeft de bevoegdheid behoudens art. 160 alle zaken, die hij to 't belang der gemeente acht, te steunen.0 Resumeerende, kunnen wij dus vrijwel aannemen, dat, hoe vrij de gemeenteraad ook is, om uitgaven te voteeren, zoolang hij zelf voor de middelen tot dekking heeft te zor gen, het gemeentebelang niet ge heel mag worden voorbijgezien. Dat, hoe sympathiek de daad van Amster dam overigens zij, de 100.000.gevoteerd voor Weenen, vreemd aan het belang der go dera Nahnya was, viel Ralph dien avond verrukt to slaap. HOOFDSTUK XHL Ver van het land der hoop. Veertien dagen later bevond Ralph zich in de metropolis van den Stillen Oceaan. In die twee weken had hij den grooten omweg van vijftienhonderd mijl gemaakt, zooals David Cranston hom dien had beschreven, behalve dat hij, toplaats van te Yewcroft ui tte stap pen en noordwaarts te trekken naar Fort Edward, de hoofdlijn verder had gevolgd tot aan de kust. Daar meende hij een geschenk te kunnen koopen, dat Nahnya waardig was. Ook moest hij daar een uitrusting aanschaf fen voor de reis terug naar haar vallei. Hg had den heelen rit niet anders te doen, dan het plan voor den tocht to alle bijzonder heden op te maken, en telkens weer te her zien. Alle kaarten, dio op de streek, waar hij door zou gaan, betrekking hadden, ze ga ven slechts weinig détails had hij zich in het hoofd geprent. Zijn eerste gang in de stad leidde naar het munt- en essaieeringsgebouw. Het stofgoud had een waarde ran juist tweeduizend dol lar. Na het verlaten van het bureau volgden hem bij zijn wandeling door de straten een paar scherpe oogen, waaraan geen enkele zijner bewegingen ontsnapte. Toen Ralph to koopen deed in een magazijn, waren die oogen schijnbaar gericht op artikelen, welke op een dichtbij zijnde toonbank lagen uitge stald: toen hij in een restaurant iets ge bruikte, bespiedden die oogen hem over den rand van een spijskaart op de tafel achter hem; en toen hij terugliep naar het spoor- meente bi, schijnt zonder meer wel vast te staan. Wat nu het in strijd met de Wet betreft, voorzoover op de genoemde gronden al geen strijd met de Gemeentewet zelf aanwezig is, lijkt art. 14 der Armenwet toderdaad een zeer sterk argument. Het eerste lid van dit artikel luidt toch: „Aan andere dan burgerlijke instellin gen van weldadigheid worden subsidies uit de gemeentefondsen niet verstrekt dan to zeer bijzondere gevallen en bij een met redenen omkleed, aan de goed keuring van Gedeputeerde Staten onder worpen, besluit van den gemeenteraad. De armenraad wordt vooraf gehoord." Het derde lid stelt dan aan de gewone subsidies nog allerlei voorwaarden. Nu is het zonder meer duidelijk, en Ged. Staten schijnen zich ook op dit standpunt te hebben gesteld, dat deze ton gouds het uitoefenen van een bijzonderen vorm van weldadigheid bedoelde mogelijk te maken. Een vorm, die nóch aan het eerste nóch aan het derde lid van art. 14 der Armenwet voldoet. In verband nu met de zorgelijke gemeen- tetinanciën, die het voor de meeste gemeen ten al onmogelijk maakt, om zelfstandig huis te houden, een toestand, die, hoe dan ook ontstaan, noodig maakt, te steunen op 's Rijks kas, mag toch gevraagd worden: zijn onze berooide gemeentekassen de eerst aangewe zenen om hier zoo royaal met 't geld der geraeentenaron om te springen, die zich toch reeds voldoende voor hetzelfde doel op offeren? Ik geloof met Ged. Staten van N.-Holland van niet. Het sympathieke besluit der georganiseer de arbeiders in Nederland is daarom van zoo groote beteekenis, omdat eerst zal worden geproduceerd, (als 't ware boven eigen be hoeften), hetgeen zal worden gegeven aan hun ongelukkige klassegenooten to Oosten rijk. Maar het geven van geld uit de overheids kassen zonder meer is geven van eigen tekorten. Het is tevens, waar millioenen uit 'sRijks kas zullen moeten komen, beschikken over de middelen, ook van andere burgers dan die der eigen gemeente. Wij gelooven niet, dat daar to Haarlem minder voor het lot der Weensche kinderen werd gevoeld dan to Amsterdam. Maar dat de vorm, waarin onze Iandgenoo- ten, to dien nood dienen te voorzien, een an dere moet zijn, dan de Amsberdamsohe Raad zich koos. M. Helder, 18 Deo. 1Ö18. BUITENLAND. OOSTENRIJK. De foestand Ce Weenen. Volgens statistische gegevens ïa het aan tal sterfgevallen te Weenen to de eerste tien maanden van dit jaar 62.016 grooter geweest dan to 1913, het laatste jaar voor den oor log, en is het aantal levend geborenen met 69.292 terug gegaan, zoodat eu een totale achteruitgang is van 121.308. ENGELAND. Een aanslag op Lord French, de onderkoning van Ierland, Vrijdagmorgen is op Lord Frenoh, terwijl hij to een auto door Dublin reed, een moord aanslag gepleegd. Lord French was juist te ruggekeerd uit het Westen van Ierland en was op weg van het station naar zijn ver blijf. Een militaire wacht vergezelde hem to een tweede auto. Op verschillende punten van den weg wa ren konstabels geposteerd. Op de Bessbo- wegstation en een kaartje nam naar Yew croft en een bed reservcorde voor den slaap wagen in den volgenden nachttrein, kochten de oogen, die weer vlak to de buurt waren, eenzelfde plaatsbewijs en bespraken zij een slaapcoupé in denzelfden wagon. Niet voor zij zich terdege er van over tuigd hadden, dat Ralph den nacht veilig en wel to zijn hotel zou doorbrengen, staakten de oogen hun bewaking. Toen keken zij uit naar een taxi-auto. Die oogen waren muis- kleurig, hetgeen niet wil zeggen, dat zij de kleur bezaten van een of ander soort muis, maar dat zij geelachtig grijs waren. Zij ston den in het hoofd van een kleinen, zenuw- achtigen man met een ziekelijke gelaatstint van een iets lichter gelig grijs; met muis- kleurig haar dat pieken vertoonde naar alle kanten, en een knevel met neerhangende einden, die merkbare sporen droegen van steeds door den eigenaar beknabbeld te worden. Hij liet zijn auto stil houden voor een groot huis in het westelijk deel der stad. Daar liet hij zich aandienen als John Stack. Na geruimen tijd te hebben geanticham breerd, werd hij door den bewoner van het huis in diens bibliotheek ontvangen. Het was een chevalier d'industrie wiens pad op rozen ging, welgedaan van het goede leven, en royaal met geld. „Wel Stack, wat kom jij doen op dit nach telijk uur?" zeide hjj, met goedaardige onge geneerdheid. Stack's kruiperigheid voelde zich door deze wijze van ontvangst niet in het minst gekwetst. Hij glimlachte vriendelijk welwil lend. „Ik geloof dat ik nu een goed zaakje aan de hand heb," zeide hij, beproevend den zelfden hooghartigen toon aan te slaan als Ingezonden mededeeling. Bloemenmagazijn, Molengracht 6, Telefoon 126, bericht de belangrijke ontvangst van: vanaf 80 cent. Voorradig: Hulst en Kerst-geschenken. roughroad kwam het gezelschap langs een klein plantsoen, vlak waarvoor een konsta bel stond. Toen de auto van den Onderkoning daar langs kwam, klonken twee schoten vlak ach ter elkaar. Een kogel drong in den zijwand van de auto, en de andere tot onder de plaats waar Lord French zat. De auto reed door en de militaire wacht beantwoordde dadelijk het vuur, waarbij een salvo in het plantsoen werd gelost. Het werd niet beantwoord, maar aan het verste einde zag men een paar man nen hard weg loopen. Toen de soldaten in het plantsoen door drongen, vonden zij een burger dood liggen. Bij het lijk vond men een bom en twee re volvers. Daarna ondernamen zij de verval- ging van de anderen. Het schijnt dat het verblijf van den On derkoning al eenigen weken door mannen, die een aanslag willen plegen, in het oog gehouden was, en dat de aanslag van Vrij dag ondernomen werd, omdat zij er niet to hadden kunnen slagen, French onder dek king van de duisternis to treffen. Volgens latere berichten werden 4 bom men geworpen en döor de aanranders ook geweerschoten gelost. De auto, welke op dien van den onderkoning volgde, werd bijna ge heel vernield; de Inzittenden werden even wel niet gewond. Do militairen, dio in den derden auto zaten, beantwoordden het vuur der aanvallers. De ouderdomspensioenen. In het Engelsche Lagerhuis is een voorstel der regeertog aangenomen om de ouder domsrente van 7 shilling 6 pence te verhoo- gen tot 10 shilling. Bovendien werden bij het nieuwe voorstel 220.000 nieuwe pensioe nen ingesteld. De totale kosten zullen nu 28 millioon pond bedragen; de kosten der ver- meerdrtog zijn 10.350.000 pond. ITALIË. De socialisten ln het parlement. Volgens de „Tribuna" heeft de socialisti sche Kamerfractie besloten de onverzoen lijke maximaiistiscbe tactiek nog sterker to voeren dan tot dusver, ten einde den arbeid van het parlement onmogelijk te maken en aldus parlements-ontbtocLLng en nieuwe ver kiezingen uit te lokkon. BULGARIJE. Een communistisch succes. Volgens een telegram aan de „N. R. C-t." hebben bij de verkiezingen voor de gemeen teraden to Bulgarije de communisten in allo groote steden de overwinning behaald. Te Sofia zijn slechts 11 nationalisten en demo craten gekozen en verder 2 aanhangers van Radoslawof. Alle andere gekozenen zijn communisten. Woorden zijn mooi, Daden zijn beter. Toont uw solidariteit met uwe hongerende kame raden door de daad. de andere. „Dat heb ik meer van je gehoord," zeide de geldman, met aandacht zijn nagels be schouwend. „Maar zooiets prachtigs als ditf Je zult zelf zeggen „Nu, wat is het dan?" „Ik heb het essaieeringsgebouw bewaakt" zeide Stack gretig. „Een idéé van m ij. We weten allemaal, dat er in het Noorden nog massa's goud moeten zijn. Geld om me ia mijnspeculaties te intcressceren heb ik niet en evenmin om mijnwerkers om te koopen, of om me bij hen in de gunst te dringen. Daarom bewaak ik het essaieeringsbureau. Alles wat opgegraven wordt, moet daar terecht komen." „Nu en dan verder?** vroeg de geldman. Geen mensch die beter met die dingen op de hoogte is, dan ik," vervolgde Stack, op wiens gezicht zich langzamerhand twee ongezonde rondo vlekken begonnen at te teekenen. „Ik ken alle grooto mijnen en goudwasscherijen. Ik ken alle oud-gedienden uit de mijnstreken en de agenten der maat schappijen hier in de stad. Vandaag kwam er een nieuweling met een aardig zakje stof goud. Een jongen- van een-jaar-of-vijfen twintig: je kon aan zijn huidstint zien, dat hij pas uit het hooggebergte kwam. Hij was nog groen: wist niet waar hij wezen moest om zijn rommel in te wisselen. Hij had het in een hertenlecren zakje, Indiaansch werk tweeduizend dollar. Hij kent hier geen mensch. Ik heb hem geen oogenblik uit het oog verloren." '„En ais hij nu werkelijk daar wat gevon-r den heeft, hoe wil jij er daar aan komen?, Wat is je bedoeling dat ik zou doen?" (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1919 | | pagina 1