i miss hmiiiehl-iiiuisd Tweede Blad. E I. Grunwald, Helder I. Grunwald, Helder. VAN ZATERDAG 8 MEI 1920. HET SOCIALISATIE RAPPORT OER S, O. A. P. IV. Het hoofdstuk der Schadevergoeding ia FEUILLETON. Zwarts Laken en Eolienne MANTELS. UNAUWEfi 71-74, b. h. Postkantoor san de beurt waren. Hiertegen verzet zich Ih* tnV?« billijkheid «gevoel. De gun- r* e klssee zcl «He kortten heb ben te drigen bij wtfze van vermogen*- beffing en staateer/recht, zooals dat hier onder nader uiteengezet wordt." OAMES-CCNFECTiE-AFSEELIKGEII Mantelcostumes, Mantels. sige Laken Mantels. XANAALWEfi 71-74, b. h Postkantoor. JAPONNEN en BLOUSES. GRUNWALD's splitsing van grooWgrondbeslt in bos- renplasMMn; ruilverkaveling; socialisatie van woningen, Verder moet gedwongen afkoop (ontei gening in oueigeniykeii zin) mogelijk zijn van kontraktueele rechten. Het praktisch belangrijkste geval is hier de afkoop Aan concessies, voor zoover deze niet vervallen kunnen worden verklaard door regelingen van hoogere organen. Deze concessies zijn vaak voor lange tijdperken verleend, ter- j wijl tusschentijdsche opzegging niet of in slechts bepaalde gevallen en onder bezwa rende voorwaarden mogelijk is. De wet be hoort beëindiging der bestaande concessies te allen tijde en op redelijke voorwaarden mogelijk te maken en voor het vervolg de concessieverleening (met name door ge meenten) onder streng toezicht te stellen. Waarom beeft de Oommissie hier niet de veel eenvoudiger weg gevolgd, zootls In D8P de Franse!}* Revolutie bij den verkoop der kerkelijke goederen toepeet©, n.1. het uitgeven ven êUsteobligatlën, die een rede lijke reu te geven aan de onteigende be zitters? PLAATSELIJK NIEUWS. verdeeld in drie gedeelten. Allereerst wordt behandeld de vraag: „Waarom schadevergoeding?" Nietwaar, er is ruimte voor de meening, dat het beheer over zekere ondernemingen, die een levensbelang der Maatschappij vor men, zonder schadevergoeding kan worden onteigend door de gemeenschap. Het bezit toch dient niet alleeerst tot per soonlijk genoegen, maar is een vorm van be heer, uitgeoefend voor en namens de ge meenschap. Overname der zaak door die gemeenschap zou niets anders te beteekenen hebben, dan dat de ondernemer zijn werk bleef doen, even als zijn personeel, voor de gemeenschap, die verder omtrent de gang der zaken en de be paling en bestemming der winst b.v. In de plaats des particulieren ondernemers treedt Zeker, dit alles klinkt logisch en zou een zeer ideëele oplossing der kwestie zijn. En zeker voor den socialist, die al dat gedoe van schadevergoeding als kapitalistisch gerust kan verwerpen. Maar ook hier blijft het rapport op den reëelen bodem der werkelijkheid. Zeer terecht zegt het, en de heer Anker smit doet dit nog eens uitvoeriger in zijn toelichting in het Populair Wetenschappelijk bijvoegsel van „Het Volk": „Stelt men zich de socialisatie het in- bezit-nemen door de gemeensohap van grond en produktiemiddelen voor als een gevolg van eene plotselinge omwente ling, die het kapitalistische stelsel met zijn op het privaat-bezit rustende produktie- wijze door het socialisme vervangt, dan zou er voor schadevergoeding aan de ont eigende bezitters geen reden zijn. Zij zou den onder den nieuwen maatschappijvorm in dezelfde positie verkeeren als de andere burgers en net feit, dat zij onder hét oude stelsel behoorden tot de bevoorrechten, zou allerminst aanleiding behoeven te zijn, om hun ook in de nieuwe maatschappij bijzondere rechten toe te kennen." Maar, herhaalt het rapport, de Socialisatie is een zeer geleidelijk proces, waar jaren over heen gaat. Vele bedrijven zullen naast de gesocialiseerden nog jaren blijven voort bestaan. En „onder deze groep zullen zeer belangrijke groote bedrijven kunnen vallen. Deze moe ten voorloopig onder partikulier beheer in stand blijven en tot de noodige ontwik keling komen. Dit zou niet mogelijk zijn, indien het vooruitzicht bestond op naas ting zonder vergoeding. De beleggers zouden zich van die bedrijven afwenden, waardoor uitbreiding uitgesloten zou zijn. Zelfs behoorlijke instandhouding zou niet verzekerd zijn; er zou waarschijnlijk een soort roofbouw plaats vinden. Degenen, die leidende functies in deze bedrijven uitoefenen, zouden er, in het vooruitzicht op den naderenden ondergang, op uit zijn zoo spoedig mogelijk elders plaatsing te vinden, waardoor de verkommering der bedrijven nog meer in de hand gewerkt zou worden. Noch aan kredieten, noch aan hypotheken zou het partikuliere kapitaal deze bedrijven meer willen helpen. Kortom, de produktiviteit zou ten zeerste geschaad worden. Ten einde dit noodlottige proces "te ontgaan, zou de gemeenschap hoogst waarschijnlijk zich genoopt zien de socia lisatie ook van die bedrijven in een zeer versneld tempo ten uitvoer te leggen en ertoe moeten overgaan, voordat zij nog over de noodige organisatie ervoor be schikt. Dit zou een nieuwe oorzaak worden van daling der produktiviteit." Maar niet alleen uit een oogpunt van doel matigheid acht de Commissie schadevergoe ding noodzakelijk, ook de billijkheid gebiedt zulks. „Indien de onteigening ten behoeve van de socialisatie zonder schadevergoeding plaats had, zou men de kosten dezer groote, in het belang der gansche gemeenschap op touw gezette, hervorming slechts laten drukken op de eigenaren van die bedrij ven, die toevallig voor socialisatie het eerst door JESSIE DOUGLAS KERRUISH, voor Nederland bewerkt door L. ALETR1NO. 24) Wij naderden haar van ter zijde, langs een vooruitspringende rots. Het eerste wat wij ervan merkten, was de ijzige wind, die er doorheen joeg, hevig genoeg, om de paarden plotseling te doen stilstaan. De Kloof.was niet meer dan een spleet, niet wijder dan tien voet, en slingerde zich onregelmatig door den rotsachtigen rand van een vroege- ren vulkaan. Zij moest minstens een halve mijl lang zijn. Op de lager gelegen plateau's had de wind weliswaar fel geblazen, maar deze vreeselijke storm, die uit de scheur kwam, als werd hij er door geperst, was ver lammend. Wij waren stevig ingepakt en hadden sjaals om onze lederen hoofdkappen gewonden, maar niettegenstaande die voor zorg, scheen de wind door alles heen te gaan, en ons te steken als met rood-gloeiende naalden. Mlksl uitte een doffen kreet en zou omge keerd zijn, als Ik niet zijn paard bij den teugel gegrepen, en het hem aldus belet had. „Ben je klaar, Evelyn?" riep ik achter me. Zij knikte, eenigszins aarzelend, en wij reden naar binnen. Het was er donker; de wind joeg wolken poedersneeuw tegen ons op. Zij benamen ons het gezicht, zoodat de Ook In speciale groote maten. Het tweede gedeelte bespreekt een niet minder belangrijke aangelegenheid, n.1.: ijiie maatiiai der Schadevergoe- d i n g". Die maatstaf zal hoog genoeg moeten ztjn, oni de bedrijven een ongestoorde voortzet ting te waarborgen, zoodat niet uit vrees voor te geringe vergoeding tóch weer verwaar- loozing der overige particuliere bedrijven voorkomt. Maar meer dan de reëele waarde behoeft die vergoeding niet te bedragen, gaat het verder, envoordervingvantoeko ra st i g e ondernemerswinsten be hoeft, naar het de Commissie voorkomt, geen vergoeding te worden gegeven. De ondernemer (in de groote bedrijven, die alleen voor socialisatie in aanmerking ko men, is er als regel geen persoonlijke onder- nemer-eigenaar meer), kan zijn verder leven immers in dienst van het gemeenschapsbe drijf door vrijwel even goed betaalde arbeid, slijten? Hij is alleen een stuk van zijn macht kwijt. Wij achten het theoretisch volkomen Juist, dat men niet verder gaat, maar vreezen toch voor practisohe bezwaren, omdat het de meesten niet genoegzaam zal zijn en dan toch onder die indruk, de kwade gevolgen in de overige bedrijven zich zullen gaan ver- toonen. Echter bestaat het doelmatigherdsmotief bij overname van bedrijven, waarbij geen particuliere ondernemingen overblijven, niet. Het rapport noemt het grond- en wo- ningbedrijf. Grond zou tegen de reëele landbouw- waarde onteigend moeten worden. En voor de woningen is er al evenmin aanleiding, verder te gaan ian de reëele waarde. Voorzoover toch die waarde door den wo ningnood en de daardoor zooveel duurdere nieuwbouw is gestegen, vormt zij voor den toevalligen eigenaar een volkomen arbeids loos inkomen. Er is juist alle aanleiding door socialisatie der woningvoorraad een fonds te vormen, waaruit op den duur de nieuwbouw zonder de groote offers der Overheidskassen moge lijk wordt. Zooals men weet, is een poging daartoe door het Gemeentebestuur van Amsterdam gedaan, door naar aanleiding van de aanhan gige wijziging der Huur-Commissiewet, die de huurverhooging geheel in handen zal laten der huiseigenaren, een adres voor de Regeering bij den Raad in te dienen, waarin gevraagd wordt, een geleidelijke huurver hooging voor alle vóór den duren tijd ge bouwde woningen mogelijk te maken; doch die te laten strekken tot vorminig van een fonds, waaruit de bijdragen in de veel te hooge huren der nieuwbouw kunnen worden worden bestreden. Het ontwerp-adres is echter In dien Raad verworpen. De maatstaf der schadevergoeding, het blijkt reeds, zal een heel* wat lagere zijn, dan nu bij onteigening gebruikelijk is, waar met allerlei speculatieve overwegingen wordt rekening gehouden. Of ze practisch zal zijn te handhaven, moet de toekomst echter nog leeren. Over de „Onteigenings-wetge- v i n g" handelt het derde en laatste stuk van hoofdstuk IH. Het rapport zegt daarover: „De omvang der mogelijke'onteigening moet aanzienlijk uitgebreid worden boven hetgeen thans wettelijk toegelaten is. Onteigening van onroerend goed moet wettelijk mogelijk zijn in al die gevallen, waarin het openbaar belang haar wenache- lijk maakt. Ali doeleinden, waarvoor volgens de be staande wetgeving niet kan worden ont eigend (of waarvoor het althans twijfel achtig is of onteigend kan worden) en waarvoor onteigening mogelijk moet wor den, zijn in het bijzonder te noemen: vestiging van overheids-land- en tuin bouwbedrijven; paarden meer dan eens tegen den rotswand liepen. Ik liet Miksi een eind voor mij rijden, om, wanneer hij weer neiging mocht krijgen om rechtsomkeert te maken, hem dat dadelijk te kunnen beletten. Evelyn was nu eens vlak bij mij, dan weer een weinig achter me, en zoo worstelden we een stuk voort. „Rathia," riep zij eindelijk haar stem klonk schril en moeilijk „kunnen we er door komen?" „We moeten er door," riep ik kortaf terug. „Maar de paarden raken uitgeput haar stem brak af. De jonge Evelyn Khatoum is niet zoo sterk als gij, Rathia Effen'," zeide Miksi. „Laat ons terug gaan." Aangegrepen door een dollen angst, zou hij omgekeerd zijn, als ik niet dadelijk naast hem was geweest. De uitgeputte dieren zou den het noodt tot Moesjat kunnen brengen, het fort van Ischaryar Beg was onze eenige redding. „Wij gaan door!" snauwde ik. Miksi gluurde over zijn schouder, blijk baar om te berekenen, of er kans bestond, dat hij langs mij kon ontsnappen. Ofschoon hij oud genoeg is, om mijn vader te kunnen zijn, hief ik mijn zweep op. Hij kromde de schouders, en reed voort, zonder een woord te zeggen. Evelyn begon achter te blijven, ik riep haar luid 'toe; zij antwoordde met een vreemde, ijle stem, die door den wind bijna niet te verstaan was. „Ik kan niet verder Rathia! Ik Ik ben óp." En toen ik mij omkeerde, liet zij den teugel uit de handen vallen, haar paard voelde geen leiding meer, aarzelde, en beiden botsten tegen den rotswand. Zij bleven in die houding staan, als waren zij aan de rots vastgekleefd; het paard trilde over alle leden. Evelyn was in net zadel voor Groote sorteering in Schitterende keuze in alle genres en nouveauté's Confectie-Af deelingen. Tot de concessies behooren ook de rech ten der partikuliere mijn-exploitanten. Ten slotte moet onteigening mogelijk zijn van een geheel bedrijf, grond met ge bouwen, machines en alle verdere toebe- hooren, desgewenscbt ook met de aanwe zige grond- en hulpstoffen en voorraden. In het bijzonder ook onteigening van schepen." Zooals men ziet, de Socialisatle-Commissie sluit zich met haar voorgestelde maatregelen volkomen aan bij hetgeen reeds bestaat, Uitbreiding der Onteigenings-Wetgeving is Inderdaad de meest eenvouaigen weg en deze weg gaat bovendien op geheel wettige wijze naar het doel. Natuurlijk moet de procedure veel eenvou diger en sneller zijn dan nu. Waar zullen de sommen, noodig voor de schadevergoeding, vandaan moeten komen? Niet uit de gewone belastingen, zegt de Commissie. Het ware dwaasheid, de gemeen schap zonder onderscheid de ondernemingen, die zij noodig heeft, te laten betalen. Die last zou dan al zeer onbillijk verdeeld zijn. „Waar de uitgaven tot verkrijging van de gesocialiseerde bedrijven, produktieve uitgaven zijn, is er geen bezwaar tegen, een heffing uit het vermogen te doen, waardoor het begin van het socialisatie- fonds gevormd zou kunnen worden. Ech ter zou het gevaarlijk zijn, zulk een heffing meermalen te doen plaats vinden, aange zien aldus het bedrijfskapitaal der nog partikulier blijvende-bedrijven te veel zou worden aangetast en het er toe zou leiden, dat de bezitters, bevreesd voor de komende heffingen, hun bezit zouden gaan interen. Beide gevolgen zouden alweer tot sohade komen van de produktiviteit. Deze bezwaren zijn echter in veel min dere mate verbonden aan het staatserf- recht, dat dan ook aangewezen is om de regelmatige versterking van het socialisa- tiefonds op te brengen. Waar Ieder jaar in Nederland omstreeks 850 millioen door erflaters aan erfgenamen wordt nagelaten, terwijl de opbrengst der tegenwoordige successiebelasting naar de 30 millioen loopt, is er zeker voor een staatserfrecht alle plaats. De opbrengst van dit staatserf recht dient niet als gewone belasting te worden gebruikt, doch dient gebezigd te worden om het gemeenschapsbezit te ver meerderen. Voorts zal een deel van de overschotten der gesocialiseerde bedrijven gebruikt moeten worden tot versterkte kapitaalvor ming. De socialisatie moet dienen om de ge meenschap sterker en rijker te maken en waar in haar stelsel elke kapitaalvorming, wijl ze in handen der gemeenschap komt» een verrijking is van allen, die de gemeen schap vormen, daar kan het niet anders of de behoefte tot kapitaalvorming zal ten zeerste versterken." Wij hebben over dit gedeelte lang nage dacht; doch zien inderdaad geen verschil in de heffingen van het vermogen bij leven en bij vererving. In beide gevallen tast men het kapitaal aan; indien men dus niet ts hooge vermo gensheffingen kan toepassen, kan men even min een te hooge confiscatie door Staatserf recht doorzetten. Belden zijn „onteigeningen" en het ls zeer de vraag, of dit bezit geschikt is, om als schadevergoeding te dienen voor de onteigende ondernemingen. over gevallen, met een hand had zij de ma nen van het dier gegrepen, de andere hield zij tegen de borst gedrukt. „Wat? Wil je bevriezen?" riep ik en dwong haar den teugel weer vast te grijpen, niet zonder moeite tengevolge van de stijfheid mijner eigen vingers. „Ik ben niet bang," hijgde zij. „Tot nu'toe heb ik me op trachten te houden, ik schaamde me je te zeggen hoe moe ik was. Maar nu kan ik niet meer. Ik ben óp, óp ik kan geen adem meer halen. Laat me maar." „Vooruit," antwoordde ik. „Even nog je best doen! Flink! Wanneer te toegeeft aan je moeheid, zul je bevriezen versta je, dood vriezen I" Zjj knikte, en ik wist, dat er een flauwe glimlach om haar mond speelde, dien ik niet zien kon. „Ik ben niet bang om dood te gaan. Ik kón niet verder." Er was geen tijd voor veel redeneeren. Ik had haar hier gebracht, het was mijn schuld, en ik moest haar, het kostte wat het wilde, uit de kloof krijgen. „Vooruit! Ik beveel het je!" siste ik. De eenige uitwerking van mijn woorden was, dat ze zich van het paard wilde laten vallen. „Neem Semiramisbegon zij zachtjes. En toen deed ik, wat ik moest doen. Bij elke beweging klopte het in mijn hart, zoo als het in je keel kan kloppen, wanneer je je zelf dwingt tot iets, dat je bijna niet dragen kunt; ondanks de koude parelde het op mijn voorhoofd maar tóch deed ik het. Ik hief mijn zweep op, en liet haar tweemaal neer komen op haar schouders. Is het alleen, omdat dezen dan weder ar beidsloos inkomen trekken door die rente? Maar als de Commissie hen in geld wil betalen, doet zij dat toch ook in de veron derstelling, dat zij aan dat geld wat zullen hebben, dus moet dat ook rentegevend belegd kunnen worden. En dat kan ook volgens het rapport ln de overblijvende particuliere bedrijven. In beide gevallen ia er dan toch sprake van arbeidsloos inkomen, zooals de Oom missie dit reeds in 't begin omschreef. Als men schadevergoeding aanvaardt, zfl het dan als onvermijdelijke consequentie, dan schept men nog jaren lang de gelegen heid, om arbeidsloos inkomen te trekken. •Het blijft dus, wat dat betreft gelijk, of men rentegevende Staataobligatiën geeft of geld. En in elk geval is de bepaling dier rente <lan aan de gemeenschap voorbehouden, terwijl men in het het door de Commissie aanbevolen stelsel de weg tot speculatie e.d. volkomen vrij geeft. ■Voor de gemeenschap is het ten slotte precies gelijk. Zij ontvangt een bedrijf, stel met een waarde van 100 millioen gulden, zij kan daartegenover wel een even groot bedrag aan Obligatlën uitzetten, waarvan de rente uit het gesocialiseerde bedrijf komt. Of is dit laatste juist een bezwaar? Maar renteverlies is er toch evengoed, in dien de betaling geschiedt uit een door Staatserfrecht verkregen fonds, dat toch ook wel belegd zal moeten worden. Bovendien, zal de opbrengst van het Staatserfrecht voldoende zijn, stel dat er overigens geen bezwaren tegen waren? Een som van 860 millioen wordt er jaar lijks vererfd, doch dit zal de Staat toch niet geheel aan zich kunnen trekken. Wat is echter 850 millioen voor het over nemen van „voor socialisatie ge schikte bedrijve n?" De pas gestichte „Vereenigde NederL Scheepvaart-Maatschappij" heeft alleen een maatschappelijk kapitaal van 200 millioen en de gezamenlijke waaide der onderne ming pleegt dit als regel zeer ver te over treffen. Intusschen, vóór we er aan toe zijn, zal er over de verschillende vormen en voorzie ningen nog wel meer gepraat, overlegd en gewijzigd worden dan over het beginsel zelve. Een volgend keer over den vorm van het gesocialiseeide bedrijf. Helder, 0/5 '20. A Sociale Wetgeving en Maatschappelijk Hulpbetoon. Op de bovenzaal van het Tehuis voor Mi litairen aan den Kanaalweg sprak over bo venstaand onderwerp Woensdagavond de Voorzitter van den Raad van Arbeid te Alk maar, de heer M. J. Th. Vas Dias. De bijeen komst ging uit van het Centraal Bureau voor Maatschappelijk Hulpbetoon (Bureau van den Armenraad) en be.trof de toepassing der verzekerings- en invaliditeitswetten. Een honderdtal belangstellenden, waaronder vele armbestuurders, woonde de lezing bij. Nadat de Voorzitter van den Armenraad, de heer da van Griethujjsen, met een kort woord den spr. had ingeleid, verkreeg deze het woord. De vele aanvragen, die dagelijks bij den Armenraad inkwamen, maakten het wenschelijk eens verschillende kwesties na der te doen bezien en de heer Vas Dias was daartoe gaarne bereid. Van eenige autoritei ten, o.a. den Burgemeester, was bericht van verhindering ingekomen. Daar van de door den heer Vas Dias uit gesproken rede een uittreksel aan de pers was verstrekt, kunnen wij dit uittreksel, dat de hoofdpunten weergeeft, weergeven. Deze heer wees er allereerst op, dat de ouder- doms- en invaliditeitswetten geenszins ten doel hebben armenzorg te beoefenen; dat zou ze spoedig impopulair maken. HOOFDSTUK VIL De wet der wedervergelding. Mijn berekening bleek Juist. Waartoe doodsangst niet in staat geweest was, werd nu bereikt door gekrenkten trots. Ik wist, dat Evelyn's gelaat te voren onder de sjaals dopdsbleek was geweest, maar dat het nu plotseling gloeiend rood was geworden. Ik zag haar gestalte krachtiger worden, en hoorde nieuw leven in haar stam, toen zij mij toeschreeuwde: „Hoe durf je?l In tegenwoordigheid van een knecht I" „Ik ben de oudste, en ik zal ten aanschouwe van heel Konstantinopel slaan, wanneer het voor je bestwil is," antwoordde ik. „Voor uit!" En, toen zij nog aarzelde, liet ik de zweep nog eenmaal neerkomen. Meer was niet noo dig; zij greep den teugel stevig vast, en schoot vooruit. Wij waren dichter bij bet einde dan wij gedacht hadden; worstelend tegen den ijzi- gen wind, stonden wij onverwachts aan den anderen kant van den berg, juist op het oogenblik, dat ik de vreeselijke benauwdheid voelde aankomen, die aan flauwvallen vooraf gaat. Wij kwamen uit op een terras; een voet- >ad liep Tan de plaats waar wij stonden naar et binnenste en laagste gedeelte van den krater: een massa glanzende sneeuw. Van een rijweg of menschelljke woningen was niets te bespeuren, bij de reeds vallende duisternis. Het opwekkend middel, dat ik op Evelyn had moeten toepassen, had boven verwach ting gewerkt. Toen wij uit de kloof en op 1 Spr. behandelde alleen het verband, dat gelegd kan worden tusschen maatschappe lijk hulpbetoon en de sociale verzeke ring s-wetgeving. Dit verband kan gemak fcelijk aangetoond worden, ai zou spr. daar bij niet gaarne onderschrijven, wat neerge legd werd in eene brochure uitgaande van een Armenraad in een van onze grootste ste den, als zouden de sociale verzekeringswet ten bedoelen, armlastigheid te voorkomen of te temperen. Dit laatste mag het gevolg z|jn van de venekeringswetten, maar het doel Inzonderheid by Ongevallenwet, Invi« Ildlteitswet en Ziektewet Is om uitdrukking te geven san het beginsel, dat de inkomsten =- (het k*m) gedurende den tyd, dit iemand werken kan en werken wil, zóó boog moet ztjn, dat daaruit ook de koeten van het levensonderhoud gedurende den tijd, dat U-niuiid door ongeval, invaliditeit, ouderdom ut ziekte niet werken kan, kunnen worden bestreden. Ware het doel van de verzekeringswetten alleen om armoede te voorkomen of te tem peren, dan zouden we ons kunnen afvragen of die wetten niet werden ingevoerd met de bijgedachte de voor armenzorg benoodigde bedragen te doen opbrengen onder de bena ming „Sociale Verzekering". Spr. zou zich dus bij deze verzekeringswet geving niet willen plaatsen op het standpunt, dat deze bevatten aanvullende wettelijke re geling der armenverzorging, maar dat zij be vatten een begin van verwezenlijking van een zedelijk recht. In de Ongevallenwet, de Invaliditeitswet en de Ziektewet, wordt dit recht echter ln het algemeen erkend voor arbeiders, terwijl er toch nog andere groepen zijn, wier inkom sten niet toereikend zijn om zelf voor de be hoeften van den ouden dag te zorgen. Deze groepen worden nu door de Vrijwillige Ouderdomsverzekering in de gelegenheid ge steld zich een Inkomen te verzekeren. Het bureau voor Maatschappelijk Hulpbe toon en verder alle Armbesturen en instellin gen van Weldadigheid kunnen er toe mede werken, dat de Wetten zoo goed mogelijk tot hun recht komen, door te zorgen, dat de wet telijke bepalingen zoo goed mogelijk bij de betrokkenen bekend worden, dat degenen, die eventueel recht op rente hebben, ook hunne aanspraken doen gelden, door de pre miebetaling in sommige gevallen voor goed óf tijdelijk over te nemen. Dit laatste geeft het voordeel-, dat de be trokkenen bij het bereiken van een bepaal den leeftijd enz. een vordering hebben op de Rijksverzekeringsbank en dus niet meer zoo geheel van armenzorg afhankelijk zijn. Willen echter de Armbesturen de taak, welke zij op zich kunnen nemen naar be hooren vervullen, dan is er eenige kennis van de wettelijke bepalingen inzonderheid der Ouderdomswet 1919 noodig. In de Ouderdomswet 1919 wordt geregeld de Vrijwillige Ouderdomsverze kering. Hier bestaat dus geen verplichting o m zich te verzekeren, ieder wordt daarin volkomen vrijgelaten. Er moet echter aan worden gedacht, dat de toetreding tot de vrijwillige ouderdoms verzekering niet voor ieder openstaat. In hetgeen volgt, zal worden nagegaan wie van de voordeelen der wet kunnen ge nieten. Om een gemakkelijk overzicht te ver krijgen, zullen we hen onderscheiden tn drie groepen naar den leeftijd. 1. De eerste groep vormen die personen, die op 3 December 1919 reeds den leeftijdvan65jaarhaddenbereikt of overschreden. PremievriJe rente. Deze personen hebben voor zoover zij aan onderstaande voorwaarden voldoen recht op eene rente van 3 gulden per week, zonder dat er eenige premie voor betaald is. De voorwaarden, welke vervuld moeten zijn om aanspraak op die rente te kunnen doen gelden zijn: a. de betrokkene zelf of zijn echtgenoot mag niet aangeslagen zijn in de vermogens belasting over het belastingjaar eindigende 30 April 1919; b. de betrokkene zelf of zijn echtgenoot mag niet zijn aangeslagen in de inkomsten belasting naar een inkomen van 1200 of meer; c. degene, die aan bovenstaande voorwaar den voldoet heeft toch geen recht op rente, wanneer hij, hoewel hij tot arbeiden in staat was, nagelaten heeft, regelmatig door arbeid in de behoeften van zich en zijn gezin te voorzien. Mochten er alsnog personen zijn, die op 3 December 1619 den leeftijd van 65 Jaar had den bereikt, dan kunnen zij, wanneer zij in verband met het bovehstaande, recht on ren te meenen te hebben, zich nog met eene aan vrage tot het bestuur der Rijksverzekerings bank te Amsterdam wenden. Natuurlijk hebben z" aan wie door «ro llet terras waren, waar de wind gelijkender- wijze niets te beduiden had, was zij de meest frissche van het gezelschap. Na even naar Semiraimis gekeken te hebben, die veilig in haar mantelzak was opgeborgen, wendde ze zich tot mij. „Ik ben je erg verplicht voor je middel om je doel te bereiken," zeide zij bitter. „Zij heeft u geslagen zeker, maar het was het eenige middel, Evelyn Effen'. Zij uw grootere-oudere zuster, wist het wel," zeide Miksi goedkeurend; ook hij had zicih van zijn doodsangst hersteld. Evelyn keek hem koel aan. „Het fort moet ten westen van het einde van dit pad liggen," ging hij zakelijk voort. Wij volgden het voet pad dus tot het einde; het ging betrekkelijk gemakkelijk, al lag de sneeuw wat hoog. Toen wij zoover waren, stond hij stil, en keek wanhopig om zich heen. „De sneeuw maakt ales zoo anders, Kha- tounl" jammerde hij. „Ik ben hier alleen maar in warm zomerweer geweest." Dat beteekende dus zooveel, als dat hij den weg niet verder wist. Dat was ernstig ge noeg, maar het is dom om in geval van nood het hoofd te verliezen. Ik keek dus scherp in het rond, overal zoekend, naar iets dat ons eenige aanwijzing zou kunnen geven. „Wat is dat donkere ding daar in de laagte?" vroeg Evelyn, wijzend op een kleine zwarte vlek tusschen de sneeuwnoopen. Wij reden er heen, toen wij dlohteubij kwamen, bleek het een ezel te zijn, die daar rillend in de sneeuw lag; een paar eksters pikten in de wonden van zijn verstijfden opengereten rug. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1920 | | pagina 5