JACK DE ZANGER
VRAAGT UÜTÊVERMOER
NIEUWSBLAD VOOR
HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA
S. COLTOF,
irene»
Fantasie Stoffen
Heeren-Costuums
Eerste Blad.
ZUINIG GEMEENTEBEHEER.
No. 5323
ZATERDAG 13 NOVEMBER 1920
48e JAARGANG
(Wintertijd.)
FEUILLETON.
Garrod ademde sneL
KANAALWEG
voor
en Paletots naar maat
Gedurende verscheidene minuten werd er
geen woord gesproken. Garrod bemoeide
(Wordt vervolgd).
COURANT
ABONNEMENTEN BIJ VOORUITBETALING:
Heldereche Ct. per 3 mnd. 1.50, franco p. post 1.70. Buitenl. 2.50
Zondagsblad - 3 0.571/», 0.65. 1.05
Modeblad 3 „0.95, „1.051.30
Losse nummers der Courant 4 ct.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag
REDACTEUR-UITGEVER: C. DE ROER Jr., HELDER
Bureau: Koningstraat 29 Interc. Telefoon 50
Post-Girorekering No. 16066.
ADVERTENTIEN
20 ct. p. regel (gal jard). Ingez. meded. (kolombr. als redact, tekst) 60 ct.
Kleine adv. (gevr., te koop, te huur) v. 1—4 reg. 50 ct., elke regel meer
10 ct. bij vooruitb. (adresBur. v. d. bl. en met br. onder no. 10 ct. p. adv.
extra). Bew.-ex. 4 ct. Alle prijzen tijd. verh. m. 10% papierduurtetoesl.
Op- en ondergane van Zon en Maan
en tijd van hoogwater (Texel).
Maan Zon Hoogwater
Nov. op: ond.: op: ond.: v.m.:n.m.:
Zondag 14 m. 10.26 a. 7.13 7.204.9 10 10.10
Maand. 15 11.5 8.117.22 4.8 10.3510.40
Dinsdag 16 a. 11.87 9.13 7.24 4.6 11.1011.10
Woensd.17 0.5 10.15 7.26 4.4 11.3511.40
Dond.d. 18 0.31 11.19 7.28 4.2 0.20
Vrijdag 19 0.54 7.30 4.0 0.30 1.25
Zaterd. 20 1.16 m. 0.26 7.313.59 1.30 2.30
Of men het zich bekenne of
niet: leven in de brouwerij
brengt het aanslagbiljet.
Öpptnheim.
I.
Nietwaar, lezer, zoo is het toch, zooals
Oppenheim het zoo kernachtig heeft gezegd
in de woorden die wij hierboven hebben aan
gehaald. Deze kenner van ons gemeenterecht
bij uitnemendheid heeft toch geen ongelijk als
hij beweert, dat voor negenennegentig van
de honderd burgers het aanslagbiljet in de
plaatselijke belasting de thermometer is van
hun belangstelling in de publieke zaak. Is
het bedrag dat daarop vermeld staat hoog,
dan treft het gemeentebestuur scherpe critiek,
is het bedrag laag, dan zwijgt men en
betaalt. En omdat aanslagbiljetten met slechts
geringe bedragen langzamerhand in onbruik
zijn geraakt valt vrijwel overal critiek op het
gemeentebeleid waar te nemen. Het ligt in
onze bedoeling in de volgende regelen ook
van onze zijde enkele critische beschouwingen
te geven. Maar opzettelijk stohden wij een
oogenblik stil bij het feit, waajrin als regel
het afkeurend oordeel van de ingezetenen zijn
grond vindt om duidelijk te doen uitkomen,
dat wij aan dat soort critiek niet kunnen
meedoen. Indien wij dus pleiten voor zuinig
gemeentebeheer, moet eerst worden gezegd
wat wij daaronder verstaan. De gemeente
toch kan zuinig zijn op tweeërlei manier. Zij
kan haar streven erop richten om door ver
mijding van elke uitgave ten behoeve van
sociaal-economische doeleinden de lastenver-
meerdering zooveel doenlijk te voorkomen,
maar zij kan ook de zuinigheid betrachten
door op de besteding der gevoteerde sommen
een nauwlettend toezicht te oefenen zonder
daarmede de uitgaven zelf te doen stopzetten.
De eerstbedoelde zuinigheid is er o.i. eene
die zich zelve bedriegt. Natuurlijk, er zal
wel nimmer eenstemmigheid van oordeel we
zen omtrent de vraag, welke uitgaven nood
zakelijk zijn en welke niet. Zoolang er ver
schil bestaat van inzicht omtrent de rol welke
de overheid in het maatschappelijk leven moet
worden toebedeeld, zoolang zal de ééne de
oprichting eener schoolbioscoop, eener volks
badinrichting, van speelterreinen, enz. toe
juichen, terwijl de andere de kosten die met
die oprichting gemoeid zijn als onnutte uit
gaven bestempelt..
Over de zuinigheid nu welke wordt be
tracht door de hierbedoelde uitgaven na te
laten, willen wij het op dit oogenblik niet
hebben. Slechts brengen wij in herinnering
een der raadgevingen, die door de Brussel-
sche Conferentie tot den Volkenbond zijn
gericht en volgens welk# de staten en andere
openbare lichamen, hun uitgaven moeten in-
toomen en niet mogen leenen, om dingen te
betalen, die uit loopende ontvangsten dienen
te worden bestreden, en dat de vlotfende
door
HULBERT FOOTNER.
voor Nederland bewerkt door
J. KUYLMAN.
20)
En zjjn wij «ok niet gereed in (heit Noor
den? De Creeö, de Bevers, de Sapis, de
Kaki-sas, en al het vol'k aan gene zijde van
de bergen? Als Asoota zijn boodschappers
uitzendt, zal er een vuur over het land varen,
dat iederen blanke tot zachte asch zal ver
teren!"
En zoo ging het avond na avond. De vier
knapen luisterden met sombere blikken, ter
wijl er een diep besef van onrecht, het roode
ras aangedaan, in ieders borst gloeide. Dooh
het was als vuur in het gras, dat slechts op
laait om weder uit te dooven. Zij vielen in
slaap en vergaten de geheele kwestie, tot
Jean Paul er een volgende maal weder over
begon. Misschien voelden zij vagelijk, dat
Jean Paul hoofdzakelijk zoo tot hen sprak
om de zelfvoldoening die hem zijn eigen
welsprekendheid gaf.
Dezen avond sloeg Jean Paal Garrod gade.
Langzamerhand dwaalde Garrod weg van de
kampvuren, en J$an Paul volgde hem, Gar
rod doolde doelloos rond om de tenten, met
het hoofd op de borst gezonken, en liep
kriskas door het gras, en wierp zich dan
weder eens neer om even later weder op te
staan en verder te dolen. Langen tijd volgde
Jean Paul hem, In het schemerduister in het
schulden, die in sommige landen (gemeenten)
tot een ontzettende hoogte zijn gestegen,
moeten worden afgelost.
De zuinigheid, die wij hierboven in de
tweede plaats hebben genoemd, vraagt thans
onze aandacht.
Kan ef, zoo stellen wij de vraag, in onze
gemeentelijke uitgaven noemenswaardige be
sparing worden verkregen zonder den kring
der gemeentelijke bemoeiingen enger te
trekken? We moeten, Alvorens tot een nadere
behandeling dezer vraag over te gaan, reeds
aanstonds opmerken, dat het voor den bui
tenstaander niet zoo eenvoudig is inzicht te
krijgen in de feiten die voor een goede beant
woording dezer vraag zouden moeten worden
gekend. Want de tegenwerping immers, dat
veel van wat op het gemeentelijk financieel
beleid betrekking heeft, voor een ieder ter
raadpleging aanwezig is, is weinig afdoende.
Immers de gemeentebegrooting, en dit toch
is het voornaamste stuk waarop wij moeten
afgaan, geeft niet anders dan een raming van
kosten, die met de voorgestelde uitgaven zul
len zijn •gemoeid. Inzicht in de gestie van
eenig gemeentebedrijf, in de wezenlijke betée-
kenis, die de uitgaven voor de financiën der
gemeenten hebben en in een aantal andere
vragen, welke zich hierbij voordoen, is moei
lijk of in 't geheel niet te verkrijgen.
Misschien komt er verbetering, althans in
het dezer dagen verschenen Verslag van de
Staatscommissie tot voorbereiding van de
herziening der Gemeentewet, ingesteld bij
K. B. van 6 December 1918, No. 7, lezen wij
o.m.: „De door de Commissie voorgestelde
wijzigingen in de algemeene regelen der Ge
meentewet voor het financieel beheer hebben
ten doel: de gemeentebesturen te verplichten
tot een zoodanige inrichting daarvan, dat een
duidelijk overzicht wordt verkregen, zoowel
van het beheer in zijn geheel als van dat der
verschillende bedrijven en diensten; de nood
zakelijke, door de werking van artikel 114bis
te loor gegane, eenheid in regelingen en vor
men te waarborgen, en een streng en gere
geld toezicht op het financieel beheer te ver
zekeren."
Intusschen, dit is nog maar een verslag
van een Staatscommissie. Gedachtig aan het
feit, dat nu voor ruim 11 jaar geleden een
dergelijke commissie werd benoemd cm de
verruiming van het gemeentelijk belasting
gebied voor te bereiden en dat maar
we zijn ondankbaar, eerstdaags zal dit rap
port, al is er zijn inhoud bijna niet meer in
te onderkennen, tot een wet geleid hebben,
maar er zijn ook meer dan 11 jaren over
verloopen.
De wijze, waarop in het belang der zui
nigheid iets kan worden gedaan, is van
verschillenden aard. We willen b.v. geenszins
beweren, dat er in onze gemeente nog geen
aandacht aan zou zijn geschonken. Maar dit
willen wij in elk geval wel voorop stellen,
dat er niet is bereikt wat wij ons voorstellen
dat er te bereiken is. Om dit aan te toouen
willen wij in een volgend artikel onze be
schouwingen voortzetten. Wij stellen ons
voor, daaraan een overzicht te doen vooraf
gaan van hetgeen in enkele andere gemeenten
reeds in het belang der zuinigheid is gedaan.
Ingezonden mededeeling.
BUITENLAND.
De tweede herdenking van den
Wapenstilstand.
Donderdag werd te Parijs onder den Are
de TriGmphe de 1'Etoile en te Londen in de
Westminster Abdij, op dfen dag van de
tweede herdenking van den Wapenstilstand
na den grooten oorlog, een onbekende sol
daat ter ruste gelegd, als symbool van de
gras hurkend. Eindelijk ging Garrod aan
den rand der ooiilee zitten, en nu kwam Jean
Paul openlijk naar hem toe.
,,'n Mooie avond," zeide hij, met een non
chalant air.
Garrod mompelde een onverstaanbaar ant
woord.
„Ik mag ook graag 's avonds wat rond
wandelen, net als u," ging Jean Paul voort
met een onbeschrijfelijk gladde tong. Hij
nam naast den ander plaats.
„Ik zit ook graag bij zoo een zwart gat
te kijken. Het is zoo diepl Is u niet goed?"
voegde hiji er aan toe.
„Mijn hoofd," mompelde Garrod. „Ik kan
niet rusten 1"
„H'ml" zeide Jean PauL „Ik zal u gene
zen. Bjj mijtn volk ben ik wat u noeant een
dokter."
„Dokters kunnen mij geen goed doen,"
mompelde Garrod.
„Ik ben niet als andere dokters," zeide
Jean Paul kalm. „Eerst zal ik u zeggen wat
er met u is. Uw lichaam is ndet ziek; het is
wat u noemt uw zieL"
Garrod keek hem verschrikt aan.
Jean Paul liet zijn stem dalen. „U haat!"
siste hij.
„Wat is dat voor 'n vervloekte onzin?"
zeide Garrod bevend.
„Wat helpt 't u of u 't al probeert te ver
bergen?" zeide Jean, Paul schouderophalend.
„Ik ben 'n dokter toovenaar noemt men
mij. Ik weet het. Ik weet wat u weet."
Garrod's weerstand1 begon te verslappen.
„Wat weet je dan?" zeide hij. „Hoe weet je
d/at dan?"
„Ik weet 't omdat ik op dezelfde manier
haat," zeide Jean Paul zacht
naast „CASINO".
erkentelijkheid der natie.
De plechtigheid te Parijs en te Londen is,
ongetwijfeld, uit een schoone gedachte voort
gekomen: de gelijkheid van het offer, dat
met het leven betaald is, voor allen; de ge
lijkheid van dié allen voor den dood; de ge
lijkheid in de aanspraak op den dank in het
hart der natie, die te Londen buiten de kerk
ook voortaan verzinnebeeld zal zijn door de
Cenotaaf, de naald op het Ledige Graf.
De herdenking in Engeland.
Om elf uur 's ochtends werden door het
geheele Britsche rijk en alle Dominions over
de geheele wereld het verkeer en het maat
schappelijk -leven gedurende twee minuten
stop gezet; alle mannen stonden dien tijd
met ontbloot hoofd, ten einde een zwijgende
hulde te brengen aan hen, die een glorieuzen
dood voor de zaak van het Britsche rijk en
de geallieerden zijn gestorven. De oorlogs
offers van het Britsche volk zijn zóó alge
meen geweest, dat er naast geen gezin is,
dat niet een zoon in vreemden bodem lig
gen heeft. Al deze zonen zijn teruggekeerd,
belichaamd in den persoon van een Britschen
strijder, die uit de slagvelden in Frankrijk is
opgedolven om in de Westminster Abdy te
worden bijgezet.
Van de rouwkapel in het -Victoriastation,
werd de kist van den onbekende naar een
lijkwagen gebracht, overdekt met een door
boorde vlag van de slagvelden bij Yperen.
Het vertrek werd aangekondigd door negen
tien kanonnen. Vóór den wagen liep een af-
deeling der Coldstream Guards, terwijl ach
ter den wagen slipdragers, admiraals en Ge
neraals, waaronder Beatty en Ha,ö, uurt-
schreden.
Van Victoriastation trok de processie
naar White Hall, waar de conotaaf staat.
Hier hield de stoet, alvorens naar Westmin
ster Abdy te gaan voor de eindplechtigheid,
1stil om den koning, de prinsen, de leden van
het kabinet en vx-leden van het kabinet, ver
tegenwoordigers van de koloniën en afge
vaardigden van verschillende kerkgenoot
schappen in de gelegenheid te stellen, zich er
bij aan te sluiten. Hier had een korte, maar
buiténgemeen indrukwekkende godsdienstige
plechtigheid plaats en om 11 uur werd de
cenotaaf door den koning onthuld en bleef
de menigte onder diepe stilte gedurende twee
minuten in stil gebe<j ei) overpeinzing.
Deze plechtigheid vórmde het hoogtepunt
van de hulde der Britsche natie aan de roem-
.Zullen wij onzen haat bij elkaar voegen?"
mompelde Jean Paul zacht. N
Doch Gairod's rassentrots was nog niet
geheel dood.
„Dit is dwaasheid," zeide hij minachtend.
„Je praat onzin!"
Jean Paul haalde de schouders op. „Heel
goed," zeade hij. „Morgen dan imaar of een
andere dag. Er is tijd genoeg."
„Blijf me uit den weg," zeide Garrod. „Ik
wil niets met je te maken hebben."
De duisternis verborg den glimlach van
Jean Paul. „I'k geloof dat u vannacht erg
graag zou slapen. Den heelen naoht door."
Plotseling werden Garrod's zenuwen hem
de baas. „O! M'n God!" mompelde hij ter
wijl h(j zjjn hoofd op zijn knieën liet vallen.
„Heeft u uw pijp bij u?" vroeg Jean Paul.
„Geef hem mij, dan zal ik hem voor u stop
pen."
„Waarmee?" vroeg Garrod.
„Met 'n plantje dat ik pluk," zei Jean PauL
,,'t Doet niemand kwaad."
„Hier dan," zei Garrod, terwijl hij den
Indiaan met een bitteren lach zjjn pijp over
handigde. „Als ik er mee do cd ca, zooveel
te beter."
Jean Paul haalde een hertsleeren zakje
uit een binnenzak te voorschijn, en vulde de
pijp met bladeren, die 'hij «erst fijnwreef
voor hij ze in den kop stampte. Na de pijp
terug gegeven te hebben, streek hij een luci
fer aan. Garrod trok met een overdreven
onverechilig air, en er verspreidde zich een
doordringende lucht in het rond.
,3et smaakt afschuwelijk," zei Garrod.
„U rookt 't ook niet voor den smaak," zei
Jean PauL
rijke dooden. Vóór het gedenkteeken, dat
door twee groote Britsche vlaggen omhuld
was, stond de koning, met het gelaat naar
den naderenden stoet gekeerd en achter hem
de prinsen. In de nabijheid stonden de voor
naamste ministers en oud-ministers, onder
wie de premier en Asquith, die in 1914 Pre~
mier was. Toen het geluid der verschillende
muziekcorpsen, die den doodenmarsch speel
den, zwak in de verte gehoord werd, kwam er
stilte over de groote menigte en toen de
affuit met zes paarden, die het stoffelijk over
schot vervoerde en waarop alleen een stalen
helm, een bajonet en een koppel lagen, voor
de cenotaaf stilhield, trad de koning nader
en legde naast deze uitrustingstukken een
prachtigen krans van roode rozen. Eenige
oogenblikken stond hij daar, het saluut bren
gend aan zijn dooden soldaat. Vervolgens
gingen de muziekcorpsen de groote menigte
voor in het oude lied: „O God, our help in
ages past", waarna de aartsbisschop van
Canterbury de menigte voorging in het Onze
Vader. Deze eenvoudige dienst eindigde, toen
de groote klok van Westminster elf uur
sloeg en daarop trad de koning nader en vielen
de vlaggen om de cenotaaf weg, het eenvou
dige opschrift onthullend: „De roemrijke
dooden". Hierna stonden gedurende tweë mi
nuten de koning en zijn onderdanen met on-
gedekten hoofde. Daarop legden de koning
en. de prins van Wales twee groote kransen
naast de cenotaaf, een rooden en een witten.
De stoet werd opnieuw gevormd en de ko
ning volgde, als voornaamste rouwdrager des
lands, de „oodkist te voet naar de abdij, ter
wijl de prinsen, de ministers en de overige
stoet daarachter kwamen en de muziekcorp
sen den treurmarsch van Chopin speelden.
Met indrukwekkend en schoon ceremonieel
werd het lijk de abdij binnengedragen en al
daar bijgezet.
De herdenking in Frankrijk.
In Frankrijk heeft men den dag van het
vijftigjarig bestaan der republiek met dezen
dag doen samenvallen.
Evenals te Londen, was het te Parijs een
indrukwekkende plechtigheid. Aan het ver
slag van den Parijschen „Tel."-correspondent
ontkenen wij het volgende:
's Morgens vroeg vertrok de stoet van de
Chapelle Ardente, waar de onbekende sol
daat en het hart van Gambetta den nacht wa
ren overgebleven. De acht-, soms tiendubbele
menschenrijen ontblooten eerbiedig het hoofd
voor de vaandels, een bekend legerkorps, een
generaal krijgt een ovatie, stil en ingeto
gen Men staart met eerbied naar de
zegekar, waarop het hart van Gambetta wordt
vervoerd. Maar het groote oogenblik is daar,
als de affuit voorbijrijdt, die den poilu droeg.
Dan gaat een huivering van enthousiasme
door de menigte. Velen moeten een snik weg
slikken, als zij achter de kist, gedekt door de
Fransche vlag, moeders mee marcheeren zien,
een oude vrouw, die de moeder van een on
bekenden soldaat is; en de moeders van alle
onbekende soldaten moet voorstellen, aan den
arm van een jongere, een der duizenden we
duwen en een kind.
De plechtigheid in het Panthéon was roe
rend.
Millerand sprak er bij op enthousiaste wij
ze over het 50-jarig bestaan van de repu
bliek, van de revanche,' die genomen was, vin
Paul Déroulède, waarna hij het leven van
Gambetta nagaat (18701920). „Welks een
afgelegde weg", roept hij uit, „geen der
Fransche ministeries heeft ooit de gedachte
gehad om de vijandelijkheden aan te durven
voor de verovering der verloren provincie.
Het recht heeft het gewild. Wij hebben ruïnen
te herstellen. Laat het verleden ons het ver
trouwen geven voor de toekomst."
zich uitsluitend niet zijn pijp en ademde den
rook steeds langzamer in.
„Zoo is het goed," mompedtfe hij eindelijk.
In zijn stem klonk een onuitsprekelijke ver
lichting en ontspanning.
Jean Paul sloeg, hem nauwlebend igade.
Garrod s gestalte boog zich langzaam voor
over, en de hand die de p^p naair zi(jn mond
bracht, werd onzeker.
„Zoo heeft u genoeg gehad," zei Jean Paul
plotseling. „U kunt hier niet blijven slapen."
Garrod protesteerde slaperig, doch de
halfbloed trok hem met een ruk overeind,
en terwijl hij heim onder den arm nam, leidde
hij zijn aarzelende schreden terug naar de
tenten. Garrod deelde een kleine tent met
Vassall en Baldwin Ferrie. Het eene eind
stond met de opening-naar de groote tent,
het andere gaf toegang tot het vrije veld.
Jean Paul keek naaf binnen; ze was leeg,
en de flap was aan den binnenkant neerge
laten. In de groote tent was 'men bezig met
kaartspelen'.
Garrod zakte als een meelzak in elkaar.
Jean Paul ontkleedde hem handig, en na
hem in zijn deken te hebben gerold, liet hij
hem alleen, dood voor de wereld. Voor hij
de tent verliet, klopte hij zorgvuldig de asch
uit de pijjp, en stopte deze ln den zak van
Garrod's jas. Onmiddellijk daarna vertoonde
Jean Paul, in zijn nette, zwarte kleeding,
zich in het licht vam het vuur. En daar kon
men hem met een ernstig gelaat een bril
(zijn oogen varen zoo scherp als die van een
lynx) zien opzetten, en zich zien verdiepen in
zijn dagelijksoh hoofdstuk uit den bijbel, al
vorens hij zich ter ruste begaf.
Den volgenden morgen ontwaakte Garrod
met barstende hoofdpijn en een akeligen
smaak in den mond. Doch dit leek hem een
Ingezonden mededeeling.
DROS'ADVOCAAT
Vervolgens zette de stoet zich weer in be
weging over de Boulevard St. Germain, de
Place de la Concorde en bewoog zich verder
traag voort onder het donderen der kanonnen
door een eerbiedig zwijgende, het hoofd ont-
bloote menigte, in de richting van den Are
de Triomphe. Een simpel soldaat, die te voet
gevolgd wordt door den president van de
Republiek en drie maarschalken.
Een zeer aandoenlijk oogenblik was bij den
optocht het trekken langs het monument van
Straatsburg aan den voet waarvan mannen
en vrouwen uit Elzas-Lotharingen zich had
den opgesteld. Millerand volgde ondanks het
koude weer blootshoofds de baar. Een eind
verder bij de Champs Elysées lagen de ern
stige verminkten op draagstoelen en wagens.
Zij brachten het militair saluut toen het lijk
van den dooden kameraad voorbij gedragen
werd. Toen de stoet eindelijk .den Are de
Triomphe bereikte, werden de beide symbo
len daar opgesteld tusschen een overvloed van
bloemen. Daarna had het défilé van de Pa-
rijsche bevolking plaats, een eindelooze stoet
die tot vijf uur voorbij trok. Toen het stof
felijk overschot van den onbekenden soldaat
in een der kamers van de Are de Triomphe
voorloopig werd bijgezet tot bet graf gereed
zal zijn, werd het hart van Gambetta naar
het Panthéon teruggevoerd.
Ingezonden mededeeling.
Nleroverspanning
door hot werk.
Worden uw nieren overspannen door uw
beroep? Dit i$ vaak het gevaL
Werk, dat de zenuwen inspant, de spieren
en inwendige organen schokt, of u in aan
raking brengt met nadeelige gassen, veroor
zaakt dikwijls nierkwalen. Dit is oók 'het
geval bij werk op vochtige plaatsen, in wis
selende temperaturen of met stof bezwan
gerde lucht.
En daarom komen rugpijn, urinekwalen,
ontstoken nieren of blaas, nier-waterzuoht
en rheumatiek zooveel voor bij machinisten,
chauffeurs, stokers, spoorarbeiders, schil
ders, metselaars, mijnwerkers, visscherlie-
den, enz.
Als de urine sterk verkleurd is of slecht-
riekend, spaarzaam of te dikwijls komt, pijn
lijk ts bij de loozing en bezinksel achterlaat,
of als gij last krijgt van duizeligheid, rug
pijn en hartkloppingen, dient gij verdacht
te zijn op ernstige nierkwalen.
Verandering en rust zullen u goed doen
en de kwaal aanmerkelijk doen verminderen,
maar een speciaal niergeneesmiddel is even
eens onmiddellijk noodzakelijk.
Wekt de nieren op en versterkt deze door
Foster's Rugpijn Nieren Pillen. Zij zullen
de nieren in staat stellen om de vergiften
te verwerken, die het bloed bederven, deze
met de urine afvoeren en het' bloed rein en
krachtig maken tot onderhoud van de levens
organen.
Geen geneeslijke graad van nierzwakte of
urinestoornissen weerstaat Foster's Rugpijn
Nieren Pillen. Zij dienen enkel voor de nie
ren en blaas en daaruit voortkomende
kwalen.
Alleen echt, wanneer voorzien van de
handteekening van James Foster op het
etiket. Foster's Rugpijn Nieren Pillen zijn
te Den Helder verkrijgbaar bij A. ten Kloos
ter, Keizerstraat 98, 71.75 p. doos of 10.—
p. zes doozen. I 1
klein ongerief voor negen uren van onge-
stoorden, verkwikkenden slaap, en vergetel
heid.
Ook dezen dag trokken zij voort over de
prairie. Als Sir Bryson Jack iets mee te
deelen 'had, bezigde hij Garrod als zijn afge
zant, aoodat het tweetal elkaar wel ontmoe
ten en met elkaar spreken móést. Als Gar
rod naderde, trok Jack een lip in, en be
paalde zich uitsluitend tot dat, waarmede hij
bezig was. Voor Garrod waren deze bezoe
ken een ware kwelling. In den toestand
waarin 'hij verkeerde, -moest hij de scherpe
opgen van Ldmda ontgaan, en moest hij (haar
met Jack zien wegrijden, 'buiten het gezicht
van de rest van den troep. Des avonds was
hij dan weder in staat zijn zenuwen eeniger-
matè te beheersdhen.
Dezen avond zorgde Jean Paul er voor
Garrod uit den weg te gaan. Garrod zag
zich dus eindelijk wel verplicht den Indiaan
bij zijn vuur te gaan opzoeken.
„Kijk eens hier, Jean Paul, ik wil eens
met je praten," zeide hij norsch.
Na zjjn boek te hebben gesloten, en zijn
bril doodbedaard te hebben afgezet, volgde
de Indiaan Garrod, zoodot de anderen hen
niet konden verstaan.
„Toe, geef me nog een pijpvol van dat
slaapmiddel, Jean Paul," zeide Garrod op
vriendelijker toon.
De halfbloed liet nu zijn onderdanigen
toon varen. „Aha! Dus van avond komt u
er zelf al om," lachte 'hij spottend.
„Verduiveld nog toe! Ik zal er toch voor
betaden," gromde Garrod.
„Mijn medicijnen zijn niet te koop," ant
woordde Jean PauL