JACK DE ZANGER VRAAGT UÜTÊVERMOER NIEUWSBLAD VOOR HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA S. COLTOF, irene» Fantasie Stoffen Heeren-Costuums Eerste Blad. ZUINIG GEMEENTEBEHEER. No. 5323 ZATERDAG 13 NOVEMBER 1920 48e JAARGANG (Wintertijd.) FEUILLETON. Garrod ademde sneL KANAALWEG voor en Paletots naar maat Gedurende verscheidene minuten werd er geen woord gesproken. Garrod bemoeide (Wordt vervolgd). COURANT ABONNEMENTEN BIJ VOORUITBETALING: Heldereche Ct. per 3 mnd. 1.50, franco p. post 1.70. Buitenl. 2.50 Zondagsblad - 3 0.571/», 0.65. 1.05 Modeblad 3 „0.95, „1.051.30 Losse nummers der Courant 4 ct. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag REDACTEUR-UITGEVER: C. DE ROER Jr., HELDER Bureau: Koningstraat 29 Interc. Telefoon 50 Post-Girorekering No. 16066. ADVERTENTIEN 20 ct. p. regel (gal jard). Ingez. meded. (kolombr. als redact, tekst) 60 ct. Kleine adv. (gevr., te koop, te huur) v. 1—4 reg. 50 ct., elke regel meer 10 ct. bij vooruitb. (adresBur. v. d. bl. en met br. onder no. 10 ct. p. adv. extra). Bew.-ex. 4 ct. Alle prijzen tijd. verh. m. 10% papierduurtetoesl. Op- en ondergane van Zon en Maan en tijd van hoogwater (Texel). Maan Zon Hoogwater Nov. op: ond.: op: ond.: v.m.:n.m.: Zondag 14 m. 10.26 a. 7.13 7.204.9 10 10.10 Maand. 15 11.5 8.117.22 4.8 10.3510.40 Dinsdag 16 a. 11.87 9.13 7.24 4.6 11.1011.10 Woensd.17 0.5 10.15 7.26 4.4 11.3511.40 Dond.d. 18 0.31 11.19 7.28 4.2 0.20 Vrijdag 19 0.54 7.30 4.0 0.30 1.25 Zaterd. 20 1.16 m. 0.26 7.313.59 1.30 2.30 Of men het zich bekenne of niet: leven in de brouwerij brengt het aanslagbiljet. Öpptnheim. I. Nietwaar, lezer, zoo is het toch, zooals Oppenheim het zoo kernachtig heeft gezegd in de woorden die wij hierboven hebben aan gehaald. Deze kenner van ons gemeenterecht bij uitnemendheid heeft toch geen ongelijk als hij beweert, dat voor negenennegentig van de honderd burgers het aanslagbiljet in de plaatselijke belasting de thermometer is van hun belangstelling in de publieke zaak. Is het bedrag dat daarop vermeld staat hoog, dan treft het gemeentebestuur scherpe critiek, is het bedrag laag, dan zwijgt men en betaalt. En omdat aanslagbiljetten met slechts geringe bedragen langzamerhand in onbruik zijn geraakt valt vrijwel overal critiek op het gemeentebeleid waar te nemen. Het ligt in onze bedoeling in de volgende regelen ook van onze zijde enkele critische beschouwingen te geven. Maar opzettelijk stohden wij een oogenblik stil bij het feit, waajrin als regel het afkeurend oordeel van de ingezetenen zijn grond vindt om duidelijk te doen uitkomen, dat wij aan dat soort critiek niet kunnen meedoen. Indien wij dus pleiten voor zuinig gemeentebeheer, moet eerst worden gezegd wat wij daaronder verstaan. De gemeente toch kan zuinig zijn op tweeërlei manier. Zij kan haar streven erop richten om door ver mijding van elke uitgave ten behoeve van sociaal-economische doeleinden de lastenver- meerdering zooveel doenlijk te voorkomen, maar zij kan ook de zuinigheid betrachten door op de besteding der gevoteerde sommen een nauwlettend toezicht te oefenen zonder daarmede de uitgaven zelf te doen stopzetten. De eerstbedoelde zuinigheid is er o.i. eene die zich zelve bedriegt. Natuurlijk, er zal wel nimmer eenstemmigheid van oordeel we zen omtrent de vraag, welke uitgaven nood zakelijk zijn en welke niet. Zoolang er ver schil bestaat van inzicht omtrent de rol welke de overheid in het maatschappelijk leven moet worden toebedeeld, zoolang zal de ééne de oprichting eener schoolbioscoop, eener volks badinrichting, van speelterreinen, enz. toe juichen, terwijl de andere de kosten die met die oprichting gemoeid zijn als onnutte uit gaven bestempelt.. Over de zuinigheid nu welke wordt be tracht door de hierbedoelde uitgaven na te laten, willen wij het op dit oogenblik niet hebben. Slechts brengen wij in herinnering een der raadgevingen, die door de Brussel- sche Conferentie tot den Volkenbond zijn gericht en volgens welk# de staten en andere openbare lichamen, hun uitgaven moeten in- toomen en niet mogen leenen, om dingen te betalen, die uit loopende ontvangsten dienen te worden bestreden, en dat de vlotfende door HULBERT FOOTNER. voor Nederland bewerkt door J. KUYLMAN. 20) En zjjn wij «ok niet gereed in (heit Noor den? De Creeö, de Bevers, de Sapis, de Kaki-sas, en al het vol'k aan gene zijde van de bergen? Als Asoota zijn boodschappers uitzendt, zal er een vuur over het land varen, dat iederen blanke tot zachte asch zal ver teren!" En zoo ging het avond na avond. De vier knapen luisterden met sombere blikken, ter wijl er een diep besef van onrecht, het roode ras aangedaan, in ieders borst gloeide. Dooh het was als vuur in het gras, dat slechts op laait om weder uit te dooven. Zij vielen in slaap en vergaten de geheele kwestie, tot Jean Paul er een volgende maal weder over begon. Misschien voelden zij vagelijk, dat Jean Paul hoofdzakelijk zoo tot hen sprak om de zelfvoldoening die hem zijn eigen welsprekendheid gaf. Dezen avond sloeg Jean Paal Garrod gade. Langzamerhand dwaalde Garrod weg van de kampvuren, en J$an Paul volgde hem, Gar rod doolde doelloos rond om de tenten, met het hoofd op de borst gezonken, en liep kriskas door het gras, en wierp zich dan weder eens neer om even later weder op te staan en verder te dolen. Langen tijd volgde Jean Paul hem, In het schemerduister in het schulden, die in sommige landen (gemeenten) tot een ontzettende hoogte zijn gestegen, moeten worden afgelost. De zuinigheid, die wij hierboven in de tweede plaats hebben genoemd, vraagt thans onze aandacht. Kan ef, zoo stellen wij de vraag, in onze gemeentelijke uitgaven noemenswaardige be sparing worden verkregen zonder den kring der gemeentelijke bemoeiingen enger te trekken? We moeten, Alvorens tot een nadere behandeling dezer vraag over te gaan, reeds aanstonds opmerken, dat het voor den bui tenstaander niet zoo eenvoudig is inzicht te krijgen in de feiten die voor een goede beant woording dezer vraag zouden moeten worden gekend. Want de tegenwerping immers, dat veel van wat op het gemeentelijk financieel beleid betrekking heeft, voor een ieder ter raadpleging aanwezig is, is weinig afdoende. Immers de gemeentebegrooting, en dit toch is het voornaamste stuk waarop wij moeten afgaan, geeft niet anders dan een raming van kosten, die met de voorgestelde uitgaven zul len zijn •gemoeid. Inzicht in de gestie van eenig gemeentebedrijf, in de wezenlijke betée- kenis, die de uitgaven voor de financiën der gemeenten hebben en in een aantal andere vragen, welke zich hierbij voordoen, is moei lijk of in 't geheel niet te verkrijgen. Misschien komt er verbetering, althans in het dezer dagen verschenen Verslag van de Staatscommissie tot voorbereiding van de herziening der Gemeentewet, ingesteld bij K. B. van 6 December 1918, No. 7, lezen wij o.m.: „De door de Commissie voorgestelde wijzigingen in de algemeene regelen der Ge meentewet voor het financieel beheer hebben ten doel: de gemeentebesturen te verplichten tot een zoodanige inrichting daarvan, dat een duidelijk overzicht wordt verkregen, zoowel van het beheer in zijn geheel als van dat der verschillende bedrijven en diensten; de nood zakelijke, door de werking van artikel 114bis te loor gegane, eenheid in regelingen en vor men te waarborgen, en een streng en gere geld toezicht op het financieel beheer te ver zekeren." Intusschen, dit is nog maar een verslag van een Staatscommissie. Gedachtig aan het feit, dat nu voor ruim 11 jaar geleden een dergelijke commissie werd benoemd cm de verruiming van het gemeentelijk belasting gebied voor te bereiden en dat maar we zijn ondankbaar, eerstdaags zal dit rap port, al is er zijn inhoud bijna niet meer in te onderkennen, tot een wet geleid hebben, maar er zijn ook meer dan 11 jaren over verloopen. De wijze, waarop in het belang der zui nigheid iets kan worden gedaan, is van verschillenden aard. We willen b.v. geenszins beweren, dat er in onze gemeente nog geen aandacht aan zou zijn geschonken. Maar dit willen wij in elk geval wel voorop stellen, dat er niet is bereikt wat wij ons voorstellen dat er te bereiken is. Om dit aan te toouen willen wij in een volgend artikel onze be schouwingen voortzetten. Wij stellen ons voor, daaraan een overzicht te doen vooraf gaan van hetgeen in enkele andere gemeenten reeds in het belang der zuinigheid is gedaan. Ingezonden mededeeling. BUITENLAND. De tweede herdenking van den Wapenstilstand. Donderdag werd te Parijs onder den Are de TriGmphe de 1'Etoile en te Londen in de Westminster Abdij, op dfen dag van de tweede herdenking van den Wapenstilstand na den grooten oorlog, een onbekende sol daat ter ruste gelegd, als symbool van de gras hurkend. Eindelijk ging Garrod aan den rand der ooiilee zitten, en nu kwam Jean Paul openlijk naar hem toe. ,,'n Mooie avond," zeide hij, met een non chalant air. Garrod mompelde een onverstaanbaar ant woord. „Ik mag ook graag 's avonds wat rond wandelen, net als u," ging Jean Paul voort met een onbeschrijfelijk gladde tong. Hij nam naast den ander plaats. „Ik zit ook graag bij zoo een zwart gat te kijken. Het is zoo diepl Is u niet goed?" voegde hiji er aan toe. „Mijn hoofd," mompelde Garrod. „Ik kan niet rusten 1" „H'ml" zeide Jean PauL „Ik zal u gene zen. Bjj mijtn volk ben ik wat u noeant een dokter." „Dokters kunnen mij geen goed doen," mompelde Garrod. „Ik ben niet als andere dokters," zeide Jean Paul kalm. „Eerst zal ik u zeggen wat er met u is. Uw lichaam is ndet ziek; het is wat u noemt uw zieL" Garrod keek hem verschrikt aan. Jean Paul liet zijn stem dalen. „U haat!" siste hij. „Wat is dat voor 'n vervloekte onzin?" zeide Garrod bevend. „Wat helpt 't u of u 't al probeert te ver bergen?" zeide Jean, Paul schouderophalend. „Ik ben 'n dokter toovenaar noemt men mij. Ik weet het. Ik weet wat u weet." Garrod's weerstand1 begon te verslappen. „Wat weet je dan?" zeide hij. „Hoe weet je d/at dan?" „Ik weet 't omdat ik op dezelfde manier haat," zeide Jean Paul zacht naast „CASINO". erkentelijkheid der natie. De plechtigheid te Parijs en te Londen is, ongetwijfeld, uit een schoone gedachte voort gekomen: de gelijkheid van het offer, dat met het leven betaald is, voor allen; de ge lijkheid van dié allen voor den dood; de ge lijkheid in de aanspraak op den dank in het hart der natie, die te Londen buiten de kerk ook voortaan verzinnebeeld zal zijn door de Cenotaaf, de naald op het Ledige Graf. De herdenking in Engeland. Om elf uur 's ochtends werden door het geheele Britsche rijk en alle Dominions over de geheele wereld het verkeer en het maat schappelijk -leven gedurende twee minuten stop gezet; alle mannen stonden dien tijd met ontbloot hoofd, ten einde een zwijgende hulde te brengen aan hen, die een glorieuzen dood voor de zaak van het Britsche rijk en de geallieerden zijn gestorven. De oorlogs offers van het Britsche volk zijn zóó alge meen geweest, dat er naast geen gezin is, dat niet een zoon in vreemden bodem lig gen heeft. Al deze zonen zijn teruggekeerd, belichaamd in den persoon van een Britschen strijder, die uit de slagvelden in Frankrijk is opgedolven om in de Westminster Abdy te worden bijgezet. Van de rouwkapel in het -Victoriastation, werd de kist van den onbekende naar een lijkwagen gebracht, overdekt met een door boorde vlag van de slagvelden bij Yperen. Het vertrek werd aangekondigd door negen tien kanonnen. Vóór den wagen liep een af- deeling der Coldstream Guards, terwijl ach ter den wagen slipdragers, admiraals en Ge neraals, waaronder Beatty en Ha,ö, uurt- schreden. Van Victoriastation trok de processie naar White Hall, waar de conotaaf staat. Hier hield de stoet, alvorens naar Westmin ster Abdy te gaan voor de eindplechtigheid, 1stil om den koning, de prinsen, de leden van het kabinet en vx-leden van het kabinet, ver tegenwoordigers van de koloniën en afge vaardigden van verschillende kerkgenoot schappen in de gelegenheid te stellen, zich er bij aan te sluiten. Hier had een korte, maar buiténgemeen indrukwekkende godsdienstige plechtigheid plaats en om 11 uur werd de cenotaaf door den koning onthuld en bleef de menigte onder diepe stilte gedurende twee minuten in stil gebe<j ei) overpeinzing. Deze plechtigheid vórmde het hoogtepunt van de hulde der Britsche natie aan de roem- .Zullen wij onzen haat bij elkaar voegen?" mompelde Jean Paul zacht. N Doch Gairod's rassentrots was nog niet geheel dood. „Dit is dwaasheid," zeide hij minachtend. „Je praat onzin!" Jean Paul haalde de schouders op. „Heel goed," zeade hij. „Morgen dan imaar of een andere dag. Er is tijd genoeg." „Blijf me uit den weg," zeide Garrod. „Ik wil niets met je te maken hebben." De duisternis verborg den glimlach van Jean Paul. „I'k geloof dat u vannacht erg graag zou slapen. Den heelen naoht door." Plotseling werden Garrod's zenuwen hem de baas. „O! M'n God!" mompelde hij ter wijl h(j zjjn hoofd op zijn knieën liet vallen. „Heeft u uw pijp bij u?" vroeg Jean Paul. „Geef hem mij, dan zal ik hem voor u stop pen." „Waarmee?" vroeg Garrod. „Met 'n plantje dat ik pluk," zei Jean PauL ,,'t Doet niemand kwaad." „Hier dan," zei Garrod, terwijl hij den Indiaan met een bitteren lach zjjn pijp over handigde. „Als ik er mee do cd ca, zooveel te beter." Jean Paul haalde een hertsleeren zakje uit een binnenzak te voorschijn, en vulde de pijp met bladeren, die 'hij «erst fijnwreef voor hij ze in den kop stampte. Na de pijp terug gegeven te hebben, streek hij een luci fer aan. Garrod trok met een overdreven onverechilig air, en er verspreidde zich een doordringende lucht in het rond. ,3et smaakt afschuwelijk," zei Garrod. „U rookt 't ook niet voor den smaak," zei Jean PauL rijke dooden. Vóór het gedenkteeken, dat door twee groote Britsche vlaggen omhuld was, stond de koning, met het gelaat naar den naderenden stoet gekeerd en achter hem de prinsen. In de nabijheid stonden de voor naamste ministers en oud-ministers, onder wie de premier en Asquith, die in 1914 Pre~ mier was. Toen het geluid der verschillende muziekcorpsen, die den doodenmarsch speel den, zwak in de verte gehoord werd, kwam er stilte over de groote menigte en toen de affuit met zes paarden, die het stoffelijk over schot vervoerde en waarop alleen een stalen helm, een bajonet en een koppel lagen, voor de cenotaaf stilhield, trad de koning nader en legde naast deze uitrustingstukken een prachtigen krans van roode rozen. Eenige oogenblikken stond hij daar, het saluut bren gend aan zijn dooden soldaat. Vervolgens gingen de muziekcorpsen de groote menigte voor in het oude lied: „O God, our help in ages past", waarna de aartsbisschop van Canterbury de menigte voorging in het Onze Vader. Deze eenvoudige dienst eindigde, toen de groote klok van Westminster elf uur sloeg en daarop trad de koning nader en vielen de vlaggen om de cenotaaf weg, het eenvou dige opschrift onthullend: „De roemrijke dooden". Hierna stonden gedurende tweë mi nuten de koning en zijn onderdanen met on- gedekten hoofde. Daarop legden de koning en. de prins van Wales twee groote kransen naast de cenotaaf, een rooden en een witten. De stoet werd opnieuw gevormd en de ko ning volgde, als voornaamste rouwdrager des lands, de „oodkist te voet naar de abdij, ter wijl de prinsen, de ministers en de overige stoet daarachter kwamen en de muziekcorp sen den treurmarsch van Chopin speelden. Met indrukwekkend en schoon ceremonieel werd het lijk de abdij binnengedragen en al daar bijgezet. De herdenking in Frankrijk. In Frankrijk heeft men den dag van het vijftigjarig bestaan der republiek met dezen dag doen samenvallen. Evenals te Londen, was het te Parijs een indrukwekkende plechtigheid. Aan het ver slag van den Parijschen „Tel."-correspondent ontkenen wij het volgende: 's Morgens vroeg vertrok de stoet van de Chapelle Ardente, waar de onbekende sol daat en het hart van Gambetta den nacht wa ren overgebleven. De acht-, soms tiendubbele menschenrijen ontblooten eerbiedig het hoofd voor de vaandels, een bekend legerkorps, een generaal krijgt een ovatie, stil en ingeto gen Men staart met eerbied naar de zegekar, waarop het hart van Gambetta wordt vervoerd. Maar het groote oogenblik is daar, als de affuit voorbijrijdt, die den poilu droeg. Dan gaat een huivering van enthousiasme door de menigte. Velen moeten een snik weg slikken, als zij achter de kist, gedekt door de Fransche vlag, moeders mee marcheeren zien, een oude vrouw, die de moeder van een on bekenden soldaat is; en de moeders van alle onbekende soldaten moet voorstellen, aan den arm van een jongere, een der duizenden we duwen en een kind. De plechtigheid in het Panthéon was roe rend. Millerand sprak er bij op enthousiaste wij ze over het 50-jarig bestaan van de repu bliek, van de revanche,' die genomen was, vin Paul Déroulède, waarna hij het leven van Gambetta nagaat (18701920). „Welks een afgelegde weg", roept hij uit, „geen der Fransche ministeries heeft ooit de gedachte gehad om de vijandelijkheden aan te durven voor de verovering der verloren provincie. Het recht heeft het gewild. Wij hebben ruïnen te herstellen. Laat het verleden ons het ver trouwen geven voor de toekomst." zich uitsluitend niet zijn pijp en ademde den rook steeds langzamer in. „Zoo is het goed," mompedtfe hij eindelijk. In zijn stem klonk een onuitsprekelijke ver lichting en ontspanning. Jean Paul sloeg, hem nauwlebend igade. Garrod s gestalte boog zich langzaam voor over, en de hand die de p^p naair zi(jn mond bracht, werd onzeker. „Zoo heeft u genoeg gehad," zei Jean Paul plotseling. „U kunt hier niet blijven slapen." Garrod protesteerde slaperig, doch de halfbloed trok hem met een ruk overeind, en terwijl hij heim onder den arm nam, leidde hij zijn aarzelende schreden terug naar de tenten. Garrod deelde een kleine tent met Vassall en Baldwin Ferrie. Het eene eind stond met de opening-naar de groote tent, het andere gaf toegang tot het vrije veld. Jean Paul keek naaf binnen; ze was leeg, en de flap was aan den binnenkant neerge laten. In de groote tent was 'men bezig met kaartspelen'. Garrod zakte als een meelzak in elkaar. Jean Paul ontkleedde hem handig, en na hem in zijn deken te hebben gerold, liet hij hem alleen, dood voor de wereld. Voor hij de tent verliet, klopte hij zorgvuldig de asch uit de pijjp, en stopte deze ln den zak van Garrod's jas. Onmiddellijk daarna vertoonde Jean Paul, in zijn nette, zwarte kleeding, zich in het licht vam het vuur. En daar kon men hem met een ernstig gelaat een bril (zijn oogen varen zoo scherp als die van een lynx) zien opzetten, en zich zien verdiepen in zijn dagelijksoh hoofdstuk uit den bijbel, al vorens hij zich ter ruste begaf. Den volgenden morgen ontwaakte Garrod met barstende hoofdpijn en een akeligen smaak in den mond. Doch dit leek hem een Ingezonden mededeeling. DROS'ADVOCAAT Vervolgens zette de stoet zich weer in be weging over de Boulevard St. Germain, de Place de la Concorde en bewoog zich verder traag voort onder het donderen der kanonnen door een eerbiedig zwijgende, het hoofd ont- bloote menigte, in de richting van den Are de Triomphe. Een simpel soldaat, die te voet gevolgd wordt door den president van de Republiek en drie maarschalken. Een zeer aandoenlijk oogenblik was bij den optocht het trekken langs het monument van Straatsburg aan den voet waarvan mannen en vrouwen uit Elzas-Lotharingen zich had den opgesteld. Millerand volgde ondanks het koude weer blootshoofds de baar. Een eind verder bij de Champs Elysées lagen de ern stige verminkten op draagstoelen en wagens. Zij brachten het militair saluut toen het lijk van den dooden kameraad voorbij gedragen werd. Toen de stoet eindelijk .den Are de Triomphe bereikte, werden de beide symbo len daar opgesteld tusschen een overvloed van bloemen. Daarna had het défilé van de Pa- rijsche bevolking plaats, een eindelooze stoet die tot vijf uur voorbij trok. Toen het stof felijk overschot van den onbekenden soldaat in een der kamers van de Are de Triomphe voorloopig werd bijgezet tot bet graf gereed zal zijn, werd het hart van Gambetta naar het Panthéon teruggevoerd. Ingezonden mededeeling. Nleroverspanning door hot werk. Worden uw nieren overspannen door uw beroep? Dit i$ vaak het gevaL Werk, dat de zenuwen inspant, de spieren en inwendige organen schokt, of u in aan raking brengt met nadeelige gassen, veroor zaakt dikwijls nierkwalen. Dit is oók 'het geval bij werk op vochtige plaatsen, in wis selende temperaturen of met stof bezwan gerde lucht. En daarom komen rugpijn, urinekwalen, ontstoken nieren of blaas, nier-waterzuoht en rheumatiek zooveel voor bij machinisten, chauffeurs, stokers, spoorarbeiders, schil ders, metselaars, mijnwerkers, visscherlie- den, enz. Als de urine sterk verkleurd is of slecht- riekend, spaarzaam of te dikwijls komt, pijn lijk ts bij de loozing en bezinksel achterlaat, of als gij last krijgt van duizeligheid, rug pijn en hartkloppingen, dient gij verdacht te zijn op ernstige nierkwalen. Verandering en rust zullen u goed doen en de kwaal aanmerkelijk doen verminderen, maar een speciaal niergeneesmiddel is even eens onmiddellijk noodzakelijk. Wekt de nieren op en versterkt deze door Foster's Rugpijn Nieren Pillen. Zij zullen de nieren in staat stellen om de vergiften te verwerken, die het bloed bederven, deze met de urine afvoeren en het' bloed rein en krachtig maken tot onderhoud van de levens organen. Geen geneeslijke graad van nierzwakte of urinestoornissen weerstaat Foster's Rugpijn Nieren Pillen. Zij dienen enkel voor de nie ren en blaas en daaruit voortkomende kwalen. Alleen echt, wanneer voorzien van de handteekening van James Foster op het etiket. Foster's Rugpijn Nieren Pillen zijn te Den Helder verkrijgbaar bij A. ten Kloos ter, Keizerstraat 98, 71.75 p. doos of 10.— p. zes doozen. I 1 klein ongerief voor negen uren van onge- stoorden, verkwikkenden slaap, en vergetel heid. Ook dezen dag trokken zij voort over de prairie. Als Sir Bryson Jack iets mee te deelen 'had, bezigde hij Garrod als zijn afge zant, aoodat het tweetal elkaar wel ontmoe ten en met elkaar spreken móést. Als Gar rod naderde, trok Jack een lip in, en be paalde zich uitsluitend tot dat, waarmede hij bezig was. Voor Garrod waren deze bezoe ken een ware kwelling. In den toestand waarin 'hij verkeerde, -moest hij de scherpe opgen van Ldmda ontgaan, en moest hij (haar met Jack zien wegrijden, 'buiten het gezicht van de rest van den troep. Des avonds was hij dan weder in staat zijn zenuwen eeniger- matè te beheersdhen. Dezen avond zorgde Jean Paul er voor Garrod uit den weg te gaan. Garrod zag zich dus eindelijk wel verplicht den Indiaan bij zijn vuur te gaan opzoeken. „Kijk eens hier, Jean Paul, ik wil eens met je praten," zeide hij norsch. Na zjjn boek te hebben gesloten, en zijn bril doodbedaard te hebben afgezet, volgde de Indiaan Garrod, zoodot de anderen hen niet konden verstaan. „Toe, geef me nog een pijpvol van dat slaapmiddel, Jean Paul," zeide Garrod op vriendelijker toon. De halfbloed liet nu zijn onderdanigen toon varen. „Aha! Dus van avond komt u er zelf al om," lachte 'hij spottend. „Verduiveld nog toe! Ik zal er toch voor betaden," gromde Garrod. „Mijn medicijnen zijn niet te koop," ant woordde Jean PauL

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1920 | | pagina 1