NIEUWSBLAD VOOR HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA Eerste Blad. No. 5352 DONDERDAG 20 JANUARI 1921 49e JAARGANG Gemeenteraad van Helder, op Dinsdag 18 Januari. Nieuwjaarsrede. Notulen. Ingezonden mededeeling. Een voortreffelijk laxeermiddel, COURANT ABONNEMENTEN BIJ VOORUITBETALING: Heldersche Ct. per 8 mud. 1.50, franco p. post 1.70. Buitenl. 2.50 ZondagsWad 8 „0.57V., 0.65. „1.05 Modeblad 3 „0.95„1.05. „1.30 Losse nummers der Courant 4 ct. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag REDACTEUR-UITGEVER: O. DE BOER Jr„ HELDER Bureau: Koningstraat 29 Interc. Telefoon 50 Post-Girorekening No. 16066. ADVERTENTIEN 20 ct. p. regel(galjard). Ingez. meded. (kolombr. als redact, tekst) 60 ct. Kleine adv. (gevr„ te koop, te huur) v. 1—4 reg. 50 ct., elke regel meer 10 ct. bij vooruitb. (adresBur. v. d. bl. en met br. onder no. 10 ct. p. adv. extra). Bew.-ex. 4 ct. Alle prijzen tijd. verh. m.,10% papierduurtetoeel. Voorzitter de Burgemeester, de (heer W. Houwing. Afwezig niet kennisgeving we gens ziekte de heer Van Breda; voorts de heer SchoeffeLenbergear. Alvorens de vergadering te openen, neemt de Voorzitter het woord voor het uit spreken van de volgende Geachte Vergadering. In deze onze eerste vergadering in het nieuwe jaar wensch ik u allen hartelijk alle mogelijke heil en voorspoed in het jaar 1921, zoowel voor u als voor uwe gezinnen. Tot mijn leedwezen mis ik onder ons door onge steldheid, nog steeds ons geacht mede-lid, de heer v. Breda. Ik ben overtuigd ook namens u allen te spreken wanneer ik hem eene spoedige ge nezing toewensch. Spr. wendt zich thans tot den ter verga dering aanwezigen heer P. de Geus, thans Burgemeester van Hellevoetsluis, en welke tengevolge van die benoeming als lid van den Helderschen Raad heeft bedankt. Het doet spr. genoegen, dat de heer De Geus deze vergadering nog persoonlijk bijwoont. Ten opzichte van mijne persoonlijke mee rling over. U, aldus gaat de Voorzitter verder, refereer ik mij aan het destijds door mij gesprokene bij Uw aftreden. Ik betreur het, dat U, die'n sieraad waart van den Raad, ons gaat verlaten. Maar wij moeten dit be sluit billijken en wij mogen U gelukwen- schen met Uwe eervolle onderscheiding, welke U ten deel gevallen is. Moogt gij Sla gen in de behartiging van het welzijn Uwer nieuwe gemeente, aldus eindigt' spr (Ap plaus). Voortgaande, zegt spr. verder: Ook onze burgerij wensch ik dit jaar alle goeds toe, ik hoop, dat het voor haar zoo gunstig mogelijk moge verloopen, dat zij zooveel mogelijk gespaard moge blijven voor de gevolgen van de thans heerschende ma laise. Ben ik blijkens dezen wensch in bet alge meen niet optimistisch gestemd omtrent de naaste toekomst, toch meen ik dat wat onze gemeente betreft wij de zaken niet ;al te somber moeten inzien. Ik zou haast willen zeggen: in dezen is onze zwakte oiize kracht. Wij hebben nu eenmaal geen bloedende groote industrie, noch bloeiende groothandel en scheepvaart, die in tijden van malaise geduchte slagen kun nen krijgen, terwijl de hoofdfactoren voor ons .bestaan, namelijk onze maritieme en mi litaire inrichtingen, uit den aard der zaak niet aan den directen invloed van tijdelijke depressies in zaken zijn onderworpen, doch onder andere invloeden staan. In dit verband is het misschien nog een eenigszins verblij dend verschijnsel, dat wij nog steeds niet in staat zijn het daaraan annexe personeel in onze gemeente huisvesting te verleenen, hoe droevig dit overigens anders moge zijn. Ben ik derhalve van meening, dat wat de tegenwoordige malaise betreft, onze burgerij in 'gunstiger positie verkeert dan in menig andere gemeente, waar zij thans een harde dobber zal hebben, dit neemt niet weg, dat ik geenszins van oordeel ben, dat zij de za ken maar kalm kan aanzien. Integendeel, wie weinig te verliezen heeft, ban ook weinig missen en dus zal het ook voor onze burgerij zaak zijn te trachten met de meest mogelijke energie aan de minder gunstige tijden het hoofd te bieden niet al leen door de grootst mogelijke zuinigheid en spaarzaamheid te betrachten, doch ook door het opsporen en aanboren van nieuwe bronnen van bestaan. En nu hebben zich in het afgeloopen jaar een paar gebeurtenissen voorgedaan, die m.1. blijk geven, dat onze burgerij in dit laatste opzicht de goede richting uitgaat. Ik bedoel namelijk de oprichting der N. V. „E.S.O.N.A." en „Zeebad Huisduinen". Zooals U allen bekend is, bestond er ook al onder den druk der tijden dit jaar ernstig gevaar, dat wij een onzer bestaande ver- keersmrichtïngen zouden verliezen. Door het energieke initiatief van .twee onzer mede burgers, daarbij krachtig gesteund door het gemeentebestuur, is het niet alleen gelukt dit verkeersmiddel te behouden, doch dit ook op een soliade basis te herstellen, zooals mij van zeer bevoegde zijde werd verzekerd. Wij mogen derhalve gegronde hoop koesteren, dat hieruit in de toekomst een krachtig in stituut geboren zal worden, om mede te wer ken tot den bloei onzer gemeente. Dit resul taat is verkregen door eigen energie en door eigen kracht. Hartelijk hoop ik, dat de thans op initiatief onzer Économische Commissie tot een feit geworden stichting van de N. V. „Zeebad Huisduinen" hetzelfde succes moge hebben. Zijn naar mijne meening deze gebeurtenis sen teekenen, dat wij de goede richting uit gaan, toch meen ik hun beteekenis niet te mogen overschatten. Zij betreffen nog maar bijzaken. Het groote doel, waarnaar wij m. i. met alle krachten moeten1 streven, is de op leving onzer zeehaven. Een1 van de eerste resultaten door de In stelling der Economische Commissie verkre gen, is, dat bij de plannen van de droogma king der Zuiderzee, waarbij vroeger de be langen onzer gemeente absoluut werden ge negeerd., thans daarmede rekening wordt ge houden door onze gemeente vrijwel in directe verbinding te brengen met den te" leggen spoorweg over den afsluitdijk N.-Holland— WieringenFriesland. Wat dit voor onze haven kan bsteekenen, daaromtrent vinden wij leerrijke beschouwingen in het op ver zoek van het Gemeentebestuur van Gronin gen door eenige vooraanstaande mannen op het gebied van het verkeerswezen en econo mie opgemaakte rapport omtrent de vraag of met het oog op het in de .toekomst te ver wachten verkeer voor die gemeente een kop- of een doorgangsstation het meest gewenscht was, welk rapport door genoemd gemeente bestuur welwillend ter onzer beschikking werd gesteld. Uit die beschouwingen zien wij toch, dat in verband met de gewijzigde omstandigheden bij de spoorwegen o. a. de fusie van de Hollandsche en de Staatsspoor en de vereeniging der Duitsche spoorwegen, verwacht wordt, dat er na de totstandkoming van dien spoorweg, deze.een belangrijke rol zal spelen in het internationaal verkeer. Deze spoorweg zal dan toch de kortste route geven voor het verkeer naar Noord-Duiitschland, Scandinavië en Rusland over Holland met En'geland. Beschouwen wij de ligging van onze haven ten opzichte van deze route, dan springt het direct in het oog, dat onze haven belangrijke voordeelen biedt om daarover de snelste ver binding tot stand te brengen. Het zeetraject HelderYarmouth of Southwold komt vrij wel overeen met dat van Hoek van Holland of IJmuiden naar de Engelsche kust. Belde Engelsche plaatsen liggen voor het verkeer met Noord- en Midden Engeland stellig niet minder gunstig gelegen dan het zooveel zuidelijker gelegen Harwich, terwijl IJmuiden op dezelfde plaatsen zou zijn aan gewezen. De afstand HelderHamburg be draagt echter slechts 428 KM., is dus 50 K.M. korter dan de afstand HamburgUmuiden, die 478 K.M. bedraagt, terwijl zij zuiver 120 KM. korter os dan HamburgHoek van Hol land over de kortste route (660 KM. over AmersfoortZutfen). Het is duidelijk, dat waar In de toekomst een scherpe concurrentie zal ontstaan voor het verkeer van Engeland met N.-Duitseh- land, enz., onze zoo gunstig gelegen haven een belangrijke rol zal kunnen spelen. Wat echter wel kon gebeuren, geschiedt daarom nog niet altijd. Aan ons de taak om de mogelijkheden, die zich in de toekomst voor onze haven openen, werkelijkheid te doen worden. Ons gemeentebestuur heeft verleden jaar blijk gegeven van verstandig inzicht door op dracht te verstrekken voor plannen voor een behoorlijk ingerichte haven. De noodige gel den voor de uitvoering van dergelijke plan nen zullen allicht boven de draagkracht van onze gemeentefinanciën gaan. Steun van het Rijk kunnen wij1 daarbij derhalve niet ont beren. Om dien steun te verkrijgen, zal het noodig zijn om de Regeering de levensvat baarheid van onze haven aan te toonen. Bet zal dus noodig zijn, dat voor onze haven reclame gemaakt wordt, opdat daarop de aan dacht van belanghebbende kringen wordt ge vestigd/Een voordeel zal het daarbij zijn, in dien wij' onze haven, zooals zij thans is, reeds aandeel in het tegenwoordige verkeer konden doen verkrijgen, waarvoor het oogeniblik we gens de inkrimping der groote schepen bij Marine thans gunstig is. Daarvoor zal samenwerking met onze ge meentelijke buren gezocht moeten worden, waarbij er naar getracht zal moeten worden, samen te kunnen aantoonën, dat het voor hen voordeelig is hunne producten uit onze haven te verschepen. Onze Economische Oommissie houdt zich thans bezig met daartoe de noodige plannen uit te werken. Met den wensch, dat zij1 daarbij ook weder dit jaar den vollen steun onzer vergadering moge ondervinden, open ik deze eerste ver gadering in 1921. De heer Bok spreekt ais oudste raadslid namens den Raad woonden van dank voor de goede wenischen, zoowel wat betreft de ge zinsleden der raadsleden alsook de belangen der gemeente. Onze gemeente, aldus spr., heeft mannen noodig als onze Burgemeester, die optimistisch gestemd zijn ten opzichte van de toekomst. Want, hoewel de door U verkondigde meeningen niet door iedereen gedeeld worden, zijn wij ioch allen overtuigd, dat een betere spoorwegverbinding de ont wikkeling der plaats zal ten goede komen. Ook een eventueele stoomvaartlijn zal door naburige gemeenten gesteund dienen te wor den, naar wij van harte hopen. Met den steun en den invloed van den Burgemeester zal dat wellicht gemakkelijker gaan. Het is spr. voorts eene behoefte aan den heer De Geus uitdrukking te geven van zijne gevoelens over diens benoeming tot burge meester van Hellevoetsluis. Spr. was aange naam getroffen door de onderscheiding, die den heer De Geus ten deel viel. Wij hopen, dat de heer De Geus te Hellevoetsluis de rechte man op de rechte plaats zal zijn. Aan energie en werklust zal het U geenszins ont breken; de gemeente Helder, wier belangen jarenlang door den heer De Geus zijn behar tigd', verliest veel in U, al had uw arbeid dan niet de instemming van ieder. De heer DeGeus vraagt thans het woord om te zeggen, dat het hom eene behoefte was, alvorens hij de gemeente gaat verlaten, nog een oogeniblik te midden van den Raad te mogen vertoeven. De vorige maal had spr. zijne officieele benoeming nOg niet ontvan gen, zoodat hij toen nog geene mededeeling ervan kon doen. Spr. dankt voor de door den Voorzitter en den heer Bok gesproken woor den. Veel gaat thans in spr. om, in de vele jaren, waarin hij zitting had in den Raad, is veel voorgevallen, zoowel lief als leed. Deze laatste herinnering evenwel zal voor spr. de aangenaamste zijn om de daarbij gesproken woorden. Om die herinnering te bewaren, zal spr. dan de verdere vergadering niet bijwo nen en heengaan. Spr. hoopt, dat het de ge meente goed moge gaan, en wenscht verder allen leden het beste toe. Do-heer D e G eus, na van alle leden per soonlijk afscheid te hebben genomen, verlaat hierop de vergadering. De y o o r z i 11 e r doet voorlezing van het schrijven van den heer Van Breda, waarin medegedeeld wordt, dat deze wegens ziekte verhinderd is deze-vergaderingen bij te wo nen. In dat schrijven wijst de heer Van Breda op den zorgvollen financiëelen toestand der gemeente en doet een beroep op den Raad om slechts de noodigste uitgaven te voteeren en steeds daarvoor dekking aan te wijzen. Aan de orde zijn thans: Notulen van 30 November en 21 Decem ber 1920. Deze worden zonder op- of aanmerkingen vastgesteld. De volgende Ingekomen stukken worden voor kennisgeving aangenomen. a. Bericht van aanneming der 'benoeming Van mej. E. Verheus tot onderwijzeres aan de o. 1. school no. 8; b. Beschikking van Ged. Staten op het be roep van H. Keijser tegen zijn aanslag in de plaatselijke belasting naar het inkomen, dienst 1919. 0. Besluit van Ged. Staten, waarbij de ge- meente-rekeningj (dienst 1919, wordt vast gesteld. d. Verdagingsbesluit van Ged. Staten op de Raadsbesluiten van 23 November 1920. 1. tot aankoop van grond in het belang der Volkshuisvesting, 2. tot verlenging der huur vwn een per ceel weiland aan L. S. Beek, 8. tot aankoop van grond van J. Hendriks®. Goedkehring van Ged. Staten op: 1. de raadsbesluiten van 23 November J.L tot verkoop van grond aan en ruiling van grond met J. Hendrikse; 2. de kohieren van schoolgeldheffing nos. 4 en 5 en de kohieren der pL dir. bel. naar het inkomen no. 4 (le suppl. kohier) en nio. 8 (le navorderingskohier), dienst 1920; 3. de raadsbesluiten van 21 December j.L tot het doen van betalingen uit den post voor onvoorziene uitgaven der begrooting, dienst 1920; 4. het raadsbesluit vgm 19 October 1920 tot toekenning van ea<ji verhoogd voorsohot voor woningbouw aan de Marine-Woning- bouwvereenlgingAlgemeen Belang". Daarna is aan de orde de behandeling der GEMEENTE-BEGROOTING. De algemeene beschouwingen worden ge opend. De heer Grunwald: Mijnheer de Voorzitter. Wanneer ik eeni ge algemeene beschouwingen houd, dan doe ik dit niet krachtens gewoonte in de latere jaren aangenomen, doch om mijn meening weer te geven over de toestand van de be grooting en de leiding van het Dagelijksch bestuur. Hoewel de Algemeene Rappor ie ge tracht heeft een zoo getrouw mogelijk beeld te geven van de Algemeene beschouwingen in de afdeelingen gehouden, is m. i. zeer sober weergegeven hetgeen door mij in de tweede afdeeling is gezegd. M. de V. Het spijt mij te moeten zeggen dat B. en W. getracht hebben zich op een gemakkelijke wijze te moeten afmaken van hetgeen in mijn afdeeling door mij naar voren is gebracht en zich met een jantje van Leien van de zaak afmaken. In de allereer ste plaats M. de V. gaat het niet aan om te zeggen dat vroeger men evenmin zoo'n „voorwoord" kende. Waarom heeft het vo rige college gemeend dat „voorwoord" te moeten geven? Omdat zij, den grooten ernst van de Gemeentefinanciën onder de oogen ziende, meende te moeten verklaren, waar om de begrooting zooveel hooger was dan voorheen, waardoor die meerdere uitgaven zijn ontstaan en waaruit de Regeering kon kenbaar gemaakt worden, de reden waar om de Gemeentefinanciën in een toestand verkeerden, welke noodige voorziening eischte door hulp van het Rijk. Als B. en W. het beginsel dbt daaraan ten grondslag ligt, meenen te moeten toejuichen, dan hadden zij daarop moeten voortbouwen en niet met de frase moeten aankomen dat de sombere beschouwingen omtrent den financieelen toestand van de Gemeente overdreven zijn gebleken. Dergelijke uitingen toonen m. i. dat het College de zaken te licht inziet en het aan den noodigen ernst ontbreekt, althans wat de financieele politiek betreft, welke de grond zuil moet zijn waarop de Gemeente moet be stuurd worden. Is er geen geld dan moeten hervormingen blijven rusten, hoe noodig deze ook mogen zijn. Is de toestand niet ernstig te noemen wan neer in 1917 een hoofdelijke omslag was van 200.000.opgebracht ƒ214.553.55; 1918 een hoofdelijke omslag was van 283.000. opgebracht ƒ303.000.1919 een hoofde lijke omslag was van f 800.000.opgebracht 422.379.1920 een hoofdelijke omslag was van 550.000.opgebracht waar nog een suppletoire post bijkwam van 200.000.zoodat voor 192Ó moest worden opgebracht 750.000.welk bedrag vermoedelijk niet zal worden overschreden m.a.w. waarboven geen bedrag zal inkomen zooals de meevaller in 1919 toen boven de geraamde 8 ton ruim ƒ122.000— meer is ingekomen? Thans komen B. en W. met een hoofde- lijken omslag van 8 ton op de begrooting (volgnummer 14), schijnbaar dus slechts 50.000 hooger dan voor 1920, doch nu volgt iets anders; op volgnummer 62 meenen B. en W. als bijdrage van het Rijk uit de op brengst der oorlogswinstbelasting, buiten gewone Rijksuitkeering bij wijze van nood maatregel en vermoedelijke winst van de Gasfabriek te mogen rekenen op 400.000. M. de V. Meennen B. en W. in ernst, dat wij daarop mogen rekenen, dat bet Rijk dus onze Gemeente zooveel zal tegemoet komen, 50 pet van den Hoofdelijken Omslag? Ik help bet B. en W. wenschen, doch wanneer het Rijk dat niet doet en het bedrag lager zal zijn, dan zal de hoofdelijke omslag daar mede verhoogd moeten worden. B. en W. zeggen zelf in de toelichting, dat, naar hunne meening, de hoofdelijke omslag al tot het hoogst toelaatbare bedrag is uitgetrokken. M. de V. Wanneer wij dus niet 4 ton, doch slechts 2 ton van het Rijk ontvangen, dan moet de hoofdelijke omslag met die 2 ton, welke wij volgens de begrooting te kort ont vangen, worden verhoogd, en hebben wij dus ƒ1.000.000 op te brengen alleen aan hoof delijken omslag. Bij de belastingen welke de burgerij dan heeft op te brengen komt nog bij 80 opcenten op gebouwen ƒ32300—, 20 opcenten op ongebouwde ƒ900.—, 125 opcenten op het personeel ƒ44.000.—, 80 opcenten op dividend en tan tième belasting ƒ1000, totaal ƒ78200.—. Zoodat dus uit de Gemeente betaald moet worden, wanneer wij niet 4 doch 2 ton krij gen, 1.078.000. B. en W. zullen daar wel tegen aanvoeren, dat in het jaar 1919 op de nevenbelasting 54.399 is gerekend en in 1920 op 56.250, dan moet toch in 1921 door de dubbele ver hooging van de opcenten op gebouwen en ongebouwd ongeveer ƒ22.000 meer wordea opgebracht. Waar deze cijfers spreKen, vraag ik mij af, M. de V., zijn B. en W. wel van den ernst overtuigd, dat wij aan het eind zijn gekomen van datgene, wat door de bur gerij kan worden opgebracht? Wanneer B. en W. van den grooten ernst overtuigd waren, dan zouden zij in de be antwoording van het Algemeen Rapport niet hebben gezegd (blz. 7): „zoo zijn o. a. de sombere beschouwingen omtrent den finan cieelen toestand der gemeente, aan verschil lende begrootingen der laatste jaren over gegaan, gelukkig overdreven gebleken, want waren zij werkelijkheid geweest, dan zou het gemeentelijk raderwerk al niet meer kunnen functionneeren." Hierbij toonen B. en W. een optimisme, hetwelk mij, op z'n zachtst uitgedrukt, hoogst onverklaarbaar voorkomt en wanneer ik scherp zou willen zijn, zelfslaakbaar is. B. en W. zeggen verder: „en voorts moet, wat betreft het maken van plannen tot de uitvoering van werken, zoowel als tot het in het leven roepen van instellingen, in den tegenwoordigen tijd vooral ook met het oog op de in verschillende gemeenten onder vonden leening smoeilijkheden wel met de meest mogelijke omzichtigheid worden te werk gegaan." Om deze redenen, en ook omdat sombere beschouwingen omtrent de financiën on verdeeld gunstige mededeelingen zijn nu eenmaal niet te doen het gemeentekrediet moeten schaden, achtten B. en W. het beter, thans geen voorwoord te geven. Meenen B. en W., dat waar nu het voor woord niet bij de begrooting is gevoegd, dat het nu gemakkelijker zal gaan om leeningen en crediet te erlangen? Wanneer B. en W. dit meenen, dan wil ik wel zeggen, kom maar ruiterlijk voor den dag met uw cijfers. Toon aan hoe noodig het is, dat de gemeente wordt geholpen, dan hebt ge kans, dat het Rijk er toe overgaat, doch* zooals ge het nu hebt ge daan, is het struisvogelpolitiek en wat het ergste is, hiermee worden de gemeente-fi- nanciën benadeeld, omdat het Rijk nu uit de begroeting imioeit visschen hoe de finan cieele toestand van onze gemeente is (zie volgn. 16 art. 1). Ik meen te mogen zeggen, dat het vorig ooilege van B. en W. dan beter de financiën van de gemeente heeft uiteengezet, waardoor de Regeering een duidelijk beeld voor oogen kreeg en waardoor wij zulke belangrijke be dragen uit de oorlogswinstbelasting mochten ontvangen. M. de V.I Het komt mij voor, dat het voor woord daarom is weggebleven, omdat het College van B. en W. niet tot overeenstem ming kon komen over de bewoordingen, waarin het voorwoord vervat moest worden. Doch wanneer dat juist is, vraag ik mij af, of het College wel intens overtuigd is, dat niet ieder op zijn eigen houtje politiek heeft te voeren, doch het geheele College verant woordelijk is voor de daden van B. en W. M. de V. Ik betreur het ten zeerste, dat het verschil van meening op deze wijze tot uiting is gekomen. Had de S.D.A.P. gehan deld zooals het behoorde en een door de Vrijzinnige Partij aangewezen wethouder mee helpen benoemén, dan zóu dit zeker ten goede gekomen zijn aan het werk van het College. Mijne opmerking in de 2e afdeeling daarover is door een der woordvoerders van de S.D.A.P. aldus beantwoord, dat het een stommiteit was van de Vrijz., om een voor de S.D.A.P. niet geschikt persoon voor wethouder aan te wijzen. M. de' V. Ik laat de beoordeeling van die stommiteit over aan het oordeel van de ver gadering. Doch dit meen ik te mogen zeg gen, dat de geschiktheid wel bewezen is in de jaren, dat de heer De Geus in het College zitting heeft gehad. Van verwarring bij ons was daaromtrent geen sprake. Met nadruk moet ik afwijzen wat sommige leden beweerden omtrent het monsterver bond, door de burgerlijke partijen gesloten tegen de voorstellen van het College na*de benoeming van den tweeden S.D. wethouder; dit is absoluut onwaar en hebben de stem mingen bewezen, dat, waar voorstellen kwa men in het belang van de gemeente, de Vrijz. ik mag dit gerust zeggen, al spreek Ik ook geheel voor mijzelf, nimmer het College heb ben tegengewerkt. M. de V. Ik kan niet onverdeeld onder schrijven de hulde aan het College gebracht voor den betoonden ijver in het afgeloopen jaar. Zeker, de agenda's waren overvuld, doch ik vraag mij af, of het College zich wel be wust is geweest, dat door de overvulde agenda's te kort is gedaan aan een behoor lijke behandeling van zaken met een Raad, waarvan een groot gedeelte zich nog moest inwerken in de zaken en de wijze van be handeling. Zoo heeft het College m. i. te weinig aan dacht geschonken aan het groote belang van een tijdig ingediende begrooting. Wat in de oorlogsjaren niet mogelijk was, had nu toch moeten geschieden. Veel grootere Gemeenten met meer ad ministratieve beslommeringen waren tijdig klaar met de begrooting en het zou dit jaar ook best hebben gekund wanneer meer aan dacht daaraan was geschonken; de begnoo- ting toch is de fundeering waarop de ge meente in het jaar waarover deze is inge diend, moet worden bestuurd. Er mag niet dan bij groote noodzakelijkheid meer wor den uitgegeven, dan in de posten daarvoor vermeld is uitgetrokken; wordt dat ndet ge-, daan, dan komen wij voor een débftole te staan die niet te overzien is. Wij zijn niet verantwoord door te kijken naar andere ge meenten welke er even slecht voor staan als "^ij. Wat d'e Centrale Boekhouding betreft, hierover zal ik niet te lang uitwijden, mijn standpunt is hierover voldoende bekend en heb ik dit bij de behandeling van de vorige begrooting reeds uitvoerig uiteen gezet. Ik heb de overtuiging, dat de tijd wel zal komen dat deze afd., zoo niet opgeheven, dan toch op zoodanige Ingrijpende wijze zal worden veranderd dat de bedrijfschefs weer op de hoogte van hun eigen bedrijven komen, wat nu niet bet geval is. Ik behoef slechts te wij zij op de Reiniging waarvan bij bet indienen van de begrooting door'de Centrale Boek houding de Directeur daarvan niet eens op de hoogte was. Wel verzekerde de admini strateur dat de gegevens van de directie kwamen, doch de begrooting in haar geheel was door hem niet met den directeur bespro ken en behandeld. Met belangstelling zal ik afwachten op welke wijze de Centrale Boek houding in de naaste toekomst zal moeten worden uitgebreid, al komt het mij voor dat deze al zoo uitgebreid is als met eenige mo gelijkheid bestaanbaar is. Ernstig moet ik bij B. en W. aandringen om met den meesten spoed verandering te brengen in de afdeelingen, welke in het ge bouw aan de Dijkstraat zijn gehuisvest; dit gebouw deugt absoluut niet voor die dien sten; de stukken, welke daar geborgen zijn, mogen daar niet blijven, omdat zij er vergaan van de vocht. Herhaaldelijk is reeds aangedrongen om de brandassurantie van onze eigendommen niet alleen te herzien, doch alles onder te brengen op een polis met een verzekering op beurspolis, wat zeker in het belang van de financiën van de gemeente zal zijn. Wanneer onverhoopt brand mocht uit breken in een der gemeente-gebouwen, zou blijken deze veel te laag geassureerd te zijn. Betreffende de Gasfabriek moet mij de op merking van het hart dat de inkomsten ge flatteerd zijn; B. en W. zeggen in hun be antwoording: „Waar er tot en met Nov. 1920 de gas productie en dus ook de afname nog is toe genomen, komt het geraamde cijfer vam 600.000 M8. B. en W. niet te hoog voor." B. en W. zeggen echter niet hoe groot de gasproductie tot Nov. 1920 As geweest en zou ik dit toch gaarne vernemen. Betreffende volgno. 2a zeggen B. en W. o.m. dat, omdat de cijfers van verschillende posten op elkander oorrespondeeren moet geen wijziging in de prijzen van de ookes ge bracht worden. Dus omdat de cijfers oorres pondeeren moeten wij de ookesprijs zoo la ten. Blijkt hieruit niet, dat de geheele begroo- ting van de Gasfabriek geflatteerd is, om aan de winst te komen van f1800,— moet de Cokes hoog genoteerd worden; ammoni- umsulfaat f 6,per 100 K.G. hooger gesteld worden dan waarop wij hoogstens kunnen rekenen. Zoodoende wordt nog 1800,winst ge raamd; toch verkeert onze Gemeente in don ker, en wanneer men bij donkere avonden op straat loopt dient men als in ouden tijd een lantaarn bij zich te hebben om niet op eén gegeven oogenblik met den neus tegen een Gemeente-lantaarn te loopen. En dan juichen nog eenige leden dat de winst? tot 1300,gereduceerd is. Of is het een be langrijke verliespost wanneer ook behoor lijke straatverlichting plaats heeft waarop de Burgerij met haar 1.078.000 belasting toch wel recht heeft. Wanneer een behoorlijke verlichting zou plaats hebben, dan zou de Gasfabriek trots de hooge prijzen een belangrijk verlies op- leveren. Het is beslist noodzakelijk, dat dit verlies wordt ingehaald niet alleen, doch een goede bedrijfs politiek brengt mee dat een zoo belangrijk bedrijf zeker een behoorlijke winst aan de Gemeentekas mag afwerpen. Met belangstelling zal ik vernemen hoe B. en W. de zware druk van de kapitaal- waarvan de dosis niet voortdurend verhoogd behoefd te worden,, dat zeer zacht werkt en niet heftig purgeert, en zich gemakkelijk laat innemen, vindt men in Foster's Maag- illen. Prijs 0.65 per flaoon, alom verkrijg- ar. I

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1921 | | pagina 1