NIEUWSBLAD VOOR
HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA
Eerste Blad.
No. 5352
DONDERDAG 20 JANUARI 1921
49e JAARGANG
Gemeenteraad van Helder,
op Dinsdag 18 Januari.
Nieuwjaarsrede.
Notulen.
Ingezonden mededeeling.
Een voortreffelijk laxeermiddel,
COURANT
ABONNEMENTEN BIJ VOORUITBETALING:
Heldersche Ct. per 8 mud. 1.50, franco p. post 1.70. Buitenl. 2.50
ZondagsWad 8 „0.57V., 0.65. „1.05
Modeblad 3 „0.95„1.05. „1.30
Losse nummers der Courant 4 ct.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag
REDACTEUR-UITGEVER: O. DE BOER Jr„ HELDER
Bureau: Koningstraat 29 Interc. Telefoon 50
Post-Girorekening No. 16066.
ADVERTENTIEN
20 ct. p. regel(galjard). Ingez. meded. (kolombr. als redact, tekst) 60 ct.
Kleine adv. (gevr„ te koop, te huur) v. 1—4 reg. 50 ct., elke regel meer
10 ct. bij vooruitb. (adresBur. v. d. bl. en met br. onder no. 10 ct. p. adv.
extra). Bew.-ex. 4 ct. Alle prijzen tijd. verh. m.,10% papierduurtetoeel.
Voorzitter de Burgemeester, de (heer W.
Houwing. Afwezig niet kennisgeving we
gens ziekte de heer Van Breda; voorts de
heer SchoeffeLenbergear.
Alvorens de vergadering te openen, neemt
de Voorzitter het woord voor het uit
spreken van de volgende
Geachte Vergadering.
In deze onze eerste vergadering in het
nieuwe jaar wensch ik u allen hartelijk alle
mogelijke heil en voorspoed in het jaar 1921,
zoowel voor u als voor uwe gezinnen. Tot
mijn leedwezen mis ik onder ons door onge
steldheid, nog steeds ons geacht mede-lid,
de heer v. Breda.
Ik ben overtuigd ook namens u allen te
spreken wanneer ik hem eene spoedige ge
nezing toewensch.
Spr. wendt zich thans tot den ter verga
dering aanwezigen heer P. de Geus, thans
Burgemeester van Hellevoetsluis, en welke
tengevolge van die benoeming als lid van
den Helderschen Raad heeft bedankt. Het
doet spr. genoegen, dat de heer De Geus
deze vergadering nog persoonlijk bijwoont.
Ten opzichte van mijne persoonlijke mee
rling over. U, aldus gaat de Voorzitter
verder, refereer ik mij aan het destijds door
mij gesprokene bij Uw aftreden. Ik betreur
het, dat U, die'n sieraad waart van den Raad,
ons gaat verlaten. Maar wij moeten dit be
sluit billijken en wij mogen U gelukwen-
schen met Uwe eervolle onderscheiding,
welke U ten deel gevallen is. Moogt gij Sla
gen in de behartiging van het welzijn Uwer
nieuwe gemeente, aldus eindigt' spr (Ap
plaus).
Voortgaande, zegt spr. verder:
Ook onze burgerij wensch ik dit jaar alle
goeds toe, ik hoop, dat het voor haar zoo
gunstig mogelijk moge verloopen, dat zij
zooveel mogelijk gespaard moge blijven voor
de gevolgen van de thans heerschende ma
laise.
Ben ik blijkens dezen wensch in bet alge
meen niet optimistisch gestemd omtrent de
naaste toekomst, toch meen ik dat wat onze
gemeente betreft wij de zaken niet ;al te
somber moeten inzien.
Ik zou haast willen zeggen: in dezen is onze
zwakte oiize kracht. Wij hebben nu eenmaal
geen bloedende groote industrie, noch
bloeiende groothandel en scheepvaart, die
in tijden van malaise geduchte slagen kun
nen krijgen, terwijl de hoofdfactoren voor
ons .bestaan, namelijk onze maritieme en mi
litaire inrichtingen, uit den aard der zaak
niet aan den directen invloed van tijdelijke
depressies in zaken zijn onderworpen, doch
onder andere invloeden staan. In dit verband
is het misschien nog een eenigszins verblij
dend verschijnsel, dat wij nog steeds niet in
staat zijn het daaraan annexe personeel in
onze gemeente huisvesting te verleenen, hoe
droevig dit overigens anders moge zijn.
Ben ik derhalve van meening, dat wat de
tegenwoordige malaise betreft, onze burgerij
in 'gunstiger positie verkeert dan in menig
andere gemeente, waar zij thans een harde
dobber zal hebben, dit neemt niet weg, dat
ik geenszins van oordeel ben, dat zij de za
ken maar kalm kan aanzien.
Integendeel, wie weinig te verliezen heeft,
ban ook weinig missen en dus zal het ook
voor onze burgerij zaak zijn te trachten met
de meest mogelijke energie aan de minder
gunstige tijden het hoofd te bieden niet al
leen door de grootst mogelijke zuinigheid
en spaarzaamheid te betrachten, doch ook
door het opsporen en aanboren van nieuwe
bronnen van bestaan.
En nu hebben zich in het afgeloopen jaar
een paar gebeurtenissen voorgedaan, die
m.1. blijk geven, dat onze burgerij in dit
laatste opzicht de goede richting uitgaat. Ik
bedoel namelijk de oprichting der N. V.
„E.S.O.N.A." en „Zeebad Huisduinen".
Zooals U allen bekend is, bestond er ook
al onder den druk der tijden dit jaar ernstig
gevaar, dat wij een onzer bestaande ver-
keersmrichtïngen zouden verliezen. Door
het energieke initiatief van .twee onzer mede
burgers, daarbij krachtig gesteund door het
gemeentebestuur, is het niet alleen gelukt
dit verkeersmiddel te behouden, doch dit ook
op een soliade basis te herstellen, zooals mij
van zeer bevoegde zijde werd verzekerd. Wij
mogen derhalve gegronde hoop koesteren,
dat hieruit in de toekomst een krachtig in
stituut geboren zal worden, om mede te wer
ken tot den bloei onzer gemeente. Dit resul
taat is verkregen door eigen energie en door
eigen kracht. Hartelijk hoop ik, dat de thans
op initiatief onzer Économische Commissie
tot een feit geworden stichting van de N. V.
„Zeebad Huisduinen" hetzelfde succes moge
hebben.
Zijn naar mijne meening deze gebeurtenis
sen teekenen, dat wij de goede richting uit
gaan, toch meen ik hun beteekenis niet te
mogen overschatten. Zij betreffen nog maar
bijzaken. Het groote doel, waarnaar wij m. i.
met alle krachten moeten1 streven, is de op
leving onzer zeehaven.
Een1 van de eerste resultaten door de In
stelling der Economische Commissie verkre
gen, is, dat bij de plannen van de droogma
king der Zuiderzee, waarbij vroeger de be
langen onzer gemeente absoluut werden ge
negeerd., thans daarmede rekening wordt ge
houden door onze gemeente vrijwel in directe
verbinding te brengen met den te" leggen
spoorweg over den afsluitdijk N.-Holland—
WieringenFriesland. Wat dit voor onze
haven kan bsteekenen, daaromtrent vinden
wij leerrijke beschouwingen in het op ver
zoek van het Gemeentebestuur van Gronin
gen door eenige vooraanstaande mannen op
het gebied van het verkeerswezen en econo
mie opgemaakte rapport omtrent de vraag
of met het oog op het in de .toekomst te ver
wachten verkeer voor die gemeente een kop-
of een doorgangsstation het meest gewenscht
was, welk rapport door genoemd gemeente
bestuur welwillend ter onzer beschikking
werd gesteld. Uit die beschouwingen zien
wij toch, dat in verband met de gewijzigde
omstandigheden bij de spoorwegen o. a. de
fusie van de Hollandsche en de Staatsspoor
en de vereeniging der Duitsche spoorwegen,
verwacht wordt, dat er na de totstandkoming
van dien spoorweg, deze.een belangrijke rol
zal spelen in het internationaal verkeer. Deze
spoorweg zal dan toch de kortste route geven
voor het verkeer naar Noord-Duiitschland,
Scandinavië en Rusland over Holland met
En'geland.
Beschouwen wij de ligging van onze haven
ten opzichte van deze route, dan springt het
direct in het oog, dat onze haven belangrijke
voordeelen biedt om daarover de snelste ver
binding tot stand te brengen. Het zeetraject
HelderYarmouth of Southwold komt vrij
wel overeen met dat van Hoek van Holland
of IJmuiden naar de Engelsche kust.
Belde Engelsche plaatsen liggen voor het
verkeer met Noord- en Midden Engeland
stellig niet minder gunstig gelegen dan het
zooveel zuidelijker gelegen Harwich, terwijl
IJmuiden op dezelfde plaatsen zou zijn aan
gewezen. De afstand HelderHamburg be
draagt echter slechts 428 KM., is dus 50 K.M.
korter dan de afstand HamburgUmuiden,
die 478 K.M. bedraagt, terwijl zij zuiver 120
KM. korter os dan HamburgHoek van Hol
land over de kortste route (660 KM. over
AmersfoortZutfen).
Het is duidelijk, dat waar In de toekomst
een scherpe concurrentie zal ontstaan voor
het verkeer van Engeland met N.-Duitseh-
land, enz., onze zoo gunstig gelegen haven
een belangrijke rol zal kunnen spelen.
Wat echter wel kon gebeuren, geschiedt
daarom nog niet altijd. Aan ons de taak om
de mogelijkheden, die zich in de toekomst
voor onze haven openen, werkelijkheid te
doen worden.
Ons gemeentebestuur heeft verleden jaar
blijk gegeven van verstandig inzicht door op
dracht te verstrekken voor plannen voor een
behoorlijk ingerichte haven. De noodige gel
den voor de uitvoering van dergelijke plan
nen zullen allicht boven de draagkracht van
onze gemeentefinanciën gaan. Steun van het
Rijk kunnen wij1 daarbij derhalve niet ont
beren. Om dien steun te verkrijgen, zal het
noodig zijn om de Regeering de levensvat
baarheid van onze haven aan te toonen. Bet
zal dus noodig zijn, dat voor onze haven
reclame gemaakt wordt, opdat daarop de aan
dacht van belanghebbende kringen wordt ge
vestigd/Een voordeel zal het daarbij zijn, in
dien wij' onze haven, zooals zij thans is, reeds
aandeel in het tegenwoordige verkeer konden
doen verkrijgen, waarvoor het oogeniblik we
gens de inkrimping der groote schepen bij
Marine thans gunstig is.
Daarvoor zal samenwerking met onze ge
meentelijke buren gezocht moeten worden,
waarbij er naar getracht zal moeten worden,
samen te kunnen aantoonën, dat het voor hen
voordeelig is hunne producten uit onze haven
te verschepen.
Onze Economische Oommissie houdt zich
thans bezig met daartoe de noodige plannen
uit te werken.
Met den wensch, dat zij1 daarbij ook weder
dit jaar den vollen steun onzer vergadering
moge ondervinden, open ik deze eerste ver
gadering in 1921.
De heer Bok spreekt ais oudste raadslid
namens den Raad woonden van dank voor de
goede wenischen, zoowel wat betreft de ge
zinsleden der raadsleden alsook de belangen
der gemeente. Onze gemeente, aldus spr.,
heeft mannen noodig als onze Burgemeester,
die optimistisch gestemd zijn ten opzichte
van de toekomst. Want, hoewel de door U
verkondigde meeningen niet door iedereen
gedeeld worden, zijn wij ioch allen overtuigd,
dat een betere spoorwegverbinding de ont
wikkeling der plaats zal ten goede komen.
Ook een eventueele stoomvaartlijn zal door
naburige gemeenten gesteund dienen te wor
den, naar wij van harte hopen. Met den steun
en den invloed van den Burgemeester zal dat
wellicht gemakkelijker gaan.
Het is spr. voorts eene behoefte aan den
heer De Geus uitdrukking te geven van zijne
gevoelens over diens benoeming tot burge
meester van Hellevoetsluis. Spr. was aange
naam getroffen door de onderscheiding, die
den heer De Geus ten deel viel. Wij hopen,
dat de heer De Geus te Hellevoetsluis de
rechte man op de rechte plaats zal zijn. Aan
energie en werklust zal het U geenszins ont
breken; de gemeente Helder, wier belangen
jarenlang door den heer De Geus zijn behar
tigd', verliest veel in U, al had uw arbeid dan
niet de instemming van ieder.
De heer DeGeus vraagt thans het woord
om te zeggen, dat het hom eene behoefte was,
alvorens hij de gemeente gaat verlaten, nog
een oogeniblik te midden van den Raad te
mogen vertoeven. De vorige maal had spr.
zijne officieele benoeming nOg niet ontvan
gen, zoodat hij toen nog geene mededeeling
ervan kon doen. Spr. dankt voor de door den
Voorzitter en den heer Bok gesproken woor
den. Veel gaat thans in spr. om, in de vele
jaren, waarin hij zitting had in den Raad, is
veel voorgevallen, zoowel lief als leed. Deze
laatste herinnering evenwel zal voor spr. de
aangenaamste zijn om de daarbij gesproken
woorden. Om die herinnering te bewaren, zal
spr. dan de verdere vergadering niet bijwo
nen en heengaan. Spr. hoopt, dat het de ge
meente goed moge gaan, en wenscht verder
allen leden het beste toe.
Do-heer D e G eus, na van alle leden per
soonlijk afscheid te hebben genomen, verlaat
hierop de vergadering.
De y o o r z i 11 e r doet voorlezing van het
schrijven van den heer Van Breda, waarin
medegedeeld wordt, dat deze wegens ziekte
verhinderd is deze-vergaderingen bij te wo
nen. In dat schrijven wijst de heer Van Breda
op den zorgvollen financiëelen toestand der
gemeente en doet een beroep op den Raad
om slechts de noodigste uitgaven te voteeren
en steeds daarvoor dekking aan te wijzen.
Aan de orde zijn thans:
Notulen van 30 November en 21 Decem
ber 1920.
Deze worden zonder op- of aanmerkingen
vastgesteld.
De volgende Ingekomen stukken worden
voor kennisgeving aangenomen.
a. Bericht van aanneming der 'benoeming
Van mej. E. Verheus tot onderwijzeres aan de
o. 1. school no. 8;
b. Beschikking van Ged. Staten op het be
roep van H. Keijser tegen zijn aanslag in de
plaatselijke belasting naar het inkomen,
dienst 1919.
0. Besluit van Ged. Staten, waarbij de ge-
meente-rekeningj (dienst 1919, wordt vast
gesteld.
d. Verdagingsbesluit van Ged. Staten op
de Raadsbesluiten van 23 November 1920.
1. tot aankoop van grond in het belang
der Volkshuisvesting,
2. tot verlenging der huur vwn een per
ceel weiland aan L. S. Beek,
8. tot aankoop van grond van J. Hendriks®.
Goedkehring van Ged. Staten op:
1. de raadsbesluiten van 23 November J.L
tot verkoop van grond aan en ruiling van
grond met J. Hendrikse;
2. de kohieren van schoolgeldheffing nos.
4 en 5 en de kohieren der pL dir. bel. naar
het inkomen no. 4 (le suppl. kohier) en nio. 8
(le navorderingskohier), dienst 1920;
3. de raadsbesluiten van 21 December j.L
tot het doen van betalingen uit den post
voor onvoorziene uitgaven der begrooting,
dienst 1920;
4. het raadsbesluit vgm 19 October 1920
tot toekenning van ea<ji verhoogd voorsohot
voor woningbouw aan de Marine-Woning-
bouwvereenlgingAlgemeen Belang".
Daarna is aan de orde de behandeling der
GEMEENTE-BEGROOTING.
De algemeene beschouwingen worden ge
opend.
De heer Grunwald:
Mijnheer de Voorzitter. Wanneer ik eeni
ge algemeene beschouwingen houd, dan doe
ik dit niet krachtens gewoonte in de latere
jaren aangenomen, doch om mijn meening
weer te geven over de toestand van de be
grooting en de leiding van het Dagelijksch
bestuur.
Hoewel de Algemeene Rappor ie ge
tracht heeft een zoo getrouw mogelijk beeld
te geven van de Algemeene beschouwingen
in de afdeelingen gehouden, is m. i. zeer
sober weergegeven hetgeen door mij in de
tweede afdeeling is gezegd.
M. de V. Het spijt mij te moeten zeggen
dat B. en W. getracht hebben zich op een
gemakkelijke wijze te moeten afmaken van
hetgeen in mijn afdeeling door mij naar
voren is gebracht en zich met een jantje van
Leien van de zaak afmaken. In de allereer
ste plaats M. de V. gaat het niet aan om te
zeggen dat vroeger men evenmin zoo'n
„voorwoord" kende. Waarom heeft het vo
rige college gemeend dat „voorwoord" te
moeten geven? Omdat zij, den grooten ernst
van de Gemeentefinanciën onder de oogen
ziende, meende te moeten verklaren, waar
om de begrooting zooveel hooger was dan
voorheen, waardoor die meerdere uitgaven
zijn ontstaan en waaruit de Regeering kon
kenbaar gemaakt worden, de reden waar
om de Gemeentefinanciën in een toestand
verkeerden, welke noodige voorziening
eischte door hulp van het Rijk. Als B. en W.
het beginsel dbt daaraan ten grondslag ligt,
meenen te moeten toejuichen, dan hadden
zij daarop moeten voortbouwen en niet met
de frase moeten aankomen dat de sombere
beschouwingen omtrent den financieelen
toestand van de Gemeente overdreven zijn
gebleken.
Dergelijke uitingen toonen m. i. dat het
College de zaken te licht inziet en het aan
den noodigen ernst ontbreekt, althans wat de
financieele politiek betreft, welke de grond
zuil moet zijn waarop de Gemeente moet be
stuurd worden. Is er geen geld dan moeten
hervormingen blijven rusten, hoe noodig
deze ook mogen zijn.
Is de toestand niet ernstig te noemen wan
neer in 1917 een hoofdelijke omslag was
van 200.000.opgebracht ƒ214.553.55; 1918
een hoofdelijke omslag was van 283.000.
opgebracht ƒ303.000.1919 een hoofde
lijke omslag was van f 800.000.opgebracht
422.379.1920 een hoofdelijke omslag was
van 550.000.opgebracht
waar nog een suppletoire post bijkwam
van 200.000.zoodat voor 192Ó moest
worden opgebracht 750.000.welk bedrag
vermoedelijk niet zal worden overschreden
m.a.w. waarboven geen bedrag zal inkomen
zooals de meevaller in 1919 toen boven de
geraamde 8 ton ruim ƒ122.000— meer is
ingekomen?
Thans komen B. en W. met een hoofde-
lijken omslag van 8 ton op de begrooting
(volgnummer 14), schijnbaar dus slechts
50.000 hooger dan voor 1920, doch nu volgt
iets anders; op volgnummer 62 meenen B.
en W. als bijdrage van het Rijk uit de op
brengst der oorlogswinstbelasting, buiten
gewone Rijksuitkeering bij wijze van nood
maatregel en vermoedelijke winst van de
Gasfabriek te mogen rekenen op 400.000.
M. de V. Meennen B. en W. in ernst, dat
wij daarop mogen rekenen, dat bet Rijk dus
onze Gemeente zooveel zal tegemoet komen,
50 pet van den Hoofdelijken Omslag? Ik
help bet B. en W. wenschen, doch wanneer
het Rijk dat niet doet en het bedrag lager
zal zijn, dan zal de hoofdelijke omslag daar
mede verhoogd moeten worden. B. en W.
zeggen zelf in de toelichting, dat, naar hunne
meening, de hoofdelijke omslag al tot het
hoogst toelaatbare bedrag is uitgetrokken.
M. de V. Wanneer wij dus niet 4 ton, doch
slechts 2 ton van het Rijk ontvangen, dan
moet de hoofdelijke omslag met die 2 ton,
welke wij volgens de begrooting te kort ont
vangen, worden verhoogd, en hebben wij dus
ƒ1.000.000 op te brengen alleen aan hoof
delijken omslag. Bij de belastingen welke
de burgerij dan heeft op te brengen
komt nog bij 80 opcenten op gebouwen
ƒ32300—, 20 opcenten op ongebouwde
ƒ900.—, 125 opcenten op het personeel
ƒ44.000.—, 80 opcenten op dividend en tan
tième belasting ƒ1000, totaal ƒ78200.—.
Zoodat dus uit de Gemeente betaald moet
worden, wanneer wij niet 4 doch 2 ton krij
gen, 1.078.000.
B. en W. zullen daar wel tegen aanvoeren,
dat in het jaar 1919 op de nevenbelasting
54.399 is gerekend en in 1920 op 56.250,
dan moet toch in 1921 door de dubbele ver
hooging van de opcenten op gebouwen en
ongebouwd ongeveer ƒ22.000 meer wordea
opgebracht. Waar deze cijfers spreKen,
vraag ik mij af, M. de V., zijn B. en W. wel
van den ernst overtuigd, dat wij aan het eind
zijn gekomen van datgene, wat door de bur
gerij kan worden opgebracht?
Wanneer B. en W. van den grooten ernst
overtuigd waren, dan zouden zij in de be
antwoording van het Algemeen Rapport niet
hebben gezegd (blz. 7): „zoo zijn o. a. de
sombere beschouwingen omtrent den finan
cieelen toestand der gemeente, aan verschil
lende begrootingen der laatste jaren over
gegaan, gelukkig overdreven gebleken, want
waren zij werkelijkheid geweest, dan zou het
gemeentelijk raderwerk al niet meer kunnen
functionneeren."
Hierbij toonen B. en W. een optimisme,
hetwelk mij, op z'n zachtst uitgedrukt, hoogst
onverklaarbaar voorkomt en wanneer ik
scherp zou willen zijn, zelfslaakbaar is.
B. en W. zeggen verder: „en voorts
moet, wat betreft het maken van plannen tot
de uitvoering van werken, zoowel als tot het
in het leven roepen van instellingen, in den
tegenwoordigen tijd vooral ook met het
oog op de in verschillende gemeenten onder
vonden leening smoeilijkheden wel met de
meest mogelijke omzichtigheid worden te
werk gegaan."
Om deze redenen, en ook omdat sombere
beschouwingen omtrent de financiën on
verdeeld gunstige mededeelingen zijn nu
eenmaal niet te doen het gemeentekrediet
moeten schaden, achtten B. en W. het beter,
thans geen voorwoord te geven.
Meenen B. en W., dat waar nu het voor
woord niet bij de begrooting is gevoegd, dat
het nu gemakkelijker zal gaan om leeningen
en crediet te erlangen? Wanneer B. en W.
dit meenen, dan wil ik wel zeggen, kom maar
ruiterlijk voor den dag met uw cijfers. Toon
aan hoe noodig het is, dat de gemeente wordt
geholpen, dan hebt ge kans, dat het Rijk er
toe overgaat, doch* zooals ge het nu hebt ge
daan, is het struisvogelpolitiek en wat het
ergste is, hiermee worden de gemeente-fi-
nanciën benadeeld, omdat het Rijk nu uit
de begroeting imioeit visschen hoe de finan
cieele toestand van onze gemeente is (zie
volgn. 16 art. 1).
Ik meen te mogen zeggen, dat het vorig
ooilege van B. en W. dan beter de financiën
van de gemeente heeft uiteengezet, waardoor
de Regeering een duidelijk beeld voor oogen
kreeg en waardoor wij zulke belangrijke be
dragen uit de oorlogswinstbelasting mochten
ontvangen.
M. de V.I Het komt mij voor, dat het voor
woord daarom is weggebleven, omdat het
College van B. en W. niet tot overeenstem
ming kon komen over de bewoordingen,
waarin het voorwoord vervat moest worden.
Doch wanneer dat juist is, vraag ik mij af,
of het College wel intens overtuigd is, dat
niet ieder op zijn eigen houtje politiek heeft
te voeren, doch het geheele College verant
woordelijk is voor de daden van B. en W.
M. de V. Ik betreur het ten zeerste, dat
het verschil van meening op deze wijze tot
uiting is gekomen. Had de S.D.A.P. gehan
deld zooals het behoorde en een door de
Vrijzinnige Partij aangewezen wethouder
mee helpen benoemén, dan zóu dit zeker ten
goede gekomen zijn aan het werk van het
College. Mijne opmerking in de 2e afdeeling
daarover is door een der woordvoerders
van de S.D.A.P. aldus beantwoord, dat het
een stommiteit was van de Vrijz., om een
voor de S.D.A.P. niet geschikt persoon voor
wethouder aan te wijzen.
M. de' V. Ik laat de beoordeeling van die
stommiteit over aan het oordeel van de ver
gadering. Doch dit meen ik te mogen zeg
gen, dat de geschiktheid wel bewezen is in
de jaren, dat de heer De Geus in het College
zitting heeft gehad. Van verwarring bij ons
was daaromtrent geen sprake.
Met nadruk moet ik afwijzen wat sommige
leden beweerden omtrent het monsterver
bond, door de burgerlijke partijen gesloten
tegen de voorstellen van het College na*de
benoeming van den tweeden S.D. wethouder;
dit is absoluut onwaar en hebben de stem
mingen bewezen, dat, waar voorstellen kwa
men in het belang van de gemeente, de Vrijz.
ik mag dit gerust zeggen, al spreek Ik ook
geheel voor mijzelf, nimmer het College heb
ben tegengewerkt.
M. de V. Ik kan niet onverdeeld onder
schrijven de hulde aan het College gebracht
voor den betoonden ijver in het afgeloopen
jaar. Zeker, de agenda's waren overvuld, doch
ik vraag mij af, of het College zich wel be
wust is geweest, dat door de overvulde
agenda's te kort is gedaan aan een behoor
lijke behandeling van zaken met een Raad,
waarvan een groot gedeelte zich nog moest
inwerken in de zaken en de wijze van be
handeling.
Zoo heeft het College m. i. te weinig aan
dacht geschonken aan het groote belang van
een tijdig ingediende begrooting. Wat in de
oorlogsjaren niet mogelijk was, had nu toch
moeten geschieden.
Veel grootere Gemeenten met meer ad
ministratieve beslommeringen waren tijdig
klaar met de begrooting en het zou dit jaar
ook best hebben gekund wanneer meer aan
dacht daaraan was geschonken; de begnoo-
ting toch is de fundeering waarop de ge
meente in het jaar waarover deze is inge
diend, moet worden bestuurd. Er mag niet
dan bij groote noodzakelijkheid meer wor
den uitgegeven, dan in de posten daarvoor
vermeld is uitgetrokken; wordt dat ndet ge-,
daan, dan komen wij voor een débftole te
staan die niet te overzien is. Wij zijn niet
verantwoord door te kijken naar andere ge
meenten welke er even slecht voor staan als
"^ij.
Wat d'e Centrale Boekhouding betreft,
hierover zal ik niet te lang uitwijden, mijn
standpunt is hierover voldoende bekend en
heb ik dit bij de behandeling van de vorige
begrooting reeds uitvoerig uiteen gezet. Ik
heb de overtuiging, dat de tijd wel zal komen
dat deze afd., zoo niet opgeheven, dan toch
op zoodanige Ingrijpende wijze zal worden
veranderd dat de bedrijfschefs weer op de
hoogte van hun eigen bedrijven komen, wat
nu niet bet geval is. Ik behoef slechts te wij
zij op de Reiniging waarvan bij bet indienen
van de begrooting door'de Centrale Boek
houding de Directeur daarvan niet eens op
de hoogte was. Wel verzekerde de admini
strateur dat de gegevens van de directie
kwamen, doch de begrooting in haar geheel
was door hem niet met den directeur bespro
ken en behandeld. Met belangstelling zal ik
afwachten op welke wijze de Centrale Boek
houding in de naaste toekomst zal moeten
worden uitgebreid, al komt het mij voor dat
deze al zoo uitgebreid is als met eenige mo
gelijkheid bestaanbaar is.
Ernstig moet ik bij B. en W. aandringen
om met den meesten spoed verandering te
brengen in de afdeelingen, welke in het ge
bouw aan de Dijkstraat zijn gehuisvest; dit
gebouw deugt absoluut niet voor die dien
sten; de stukken, welke daar geborgen zijn,
mogen daar niet blijven, omdat zij er vergaan
van de vocht.
Herhaaldelijk is reeds aangedrongen om
de brandassurantie van onze eigendommen
niet alleen te herzien, doch alles onder te
brengen op een polis met een verzekering
op beurspolis, wat zeker in het belang van
de financiën van de gemeente zal zijn.
Wanneer onverhoopt brand mocht uit
breken in een der gemeente-gebouwen, zou
blijken deze veel te laag geassureerd te zijn.
Betreffende de Gasfabriek moet mij de op
merking van het hart dat de inkomsten ge
flatteerd zijn; B. en W. zeggen in hun be
antwoording:
„Waar er tot en met Nov. 1920 de gas
productie en dus ook de afname nog is toe
genomen, komt het geraamde cijfer vam
600.000 M8. B. en W. niet te hoog voor."
B. en W. zeggen echter niet hoe groot de
gasproductie tot Nov. 1920 As geweest en zou
ik dit toch gaarne vernemen.
Betreffende volgno. 2a zeggen B. en W.
o.m. dat, omdat de cijfers van verschillende
posten op elkander oorrespondeeren moet
geen wijziging in de prijzen van de ookes ge
bracht worden. Dus omdat de cijfers oorres
pondeeren moeten wij de ookesprijs zoo la
ten. Blijkt hieruit niet, dat de geheele begroo-
ting van de Gasfabriek geflatteerd is, om aan
de winst te komen van f1800,— moet
de Cokes hoog genoteerd worden; ammoni-
umsulfaat f 6,per 100 K.G. hooger gesteld
worden dan waarop wij hoogstens kunnen
rekenen.
Zoodoende wordt nog 1800,winst ge
raamd; toch verkeert onze Gemeente in don
ker, en wanneer men bij donkere avonden
op straat loopt dient men als in ouden tijd
een lantaarn bij zich te hebben om niet op
eén gegeven oogenblik met den neus tegen
een Gemeente-lantaarn te loopen. En dan
juichen nog eenige leden dat de winst? tot
1300,gereduceerd is. Of is het een be
langrijke verliespost wanneer ook behoor
lijke straatverlichting plaats heeft waarop de
Burgerij met haar 1.078.000 belasting toch
wel recht heeft.
Wanneer een behoorlijke verlichting zou
plaats hebben, dan zou de Gasfabriek trots
de hooge prijzen een belangrijk verlies op-
leveren. Het is beslist noodzakelijk, dat dit
verlies wordt ingehaald niet alleen, doch een
goede bedrijfs politiek brengt mee dat een
zoo belangrijk bedrijf zeker een behoorlijke
winst aan de Gemeentekas mag afwerpen.
Met belangstelling zal ik vernemen hoe
B. en W. de zware druk van de kapitaal-
waarvan de dosis niet voortdurend verhoogd
behoefd te worden,, dat zeer zacht werkt en
niet heftig purgeert, en zich gemakkelijk
laat innemen, vindt men in Foster's Maag-
illen. Prijs 0.65 per flaoon, alom verkrijg-
ar.
I