Speciale aanbieding!
J. DE WAARD,
blauwe COLBERT- C0STUMES,
De directeur-generaal en de C. B. P. T. T.
Verordening op de melk.
De staking van 8 Juni te Amsterdam.
Uit den Zaandamschen Raad.
Gemeentebegrootlng van Alkmaar.
Ingezonden mededeellng.
Als buitengewoon voordeellg bieden wij aan:
Vicuna's Serges en Kamgaren,
f78.00, f82.00, f88.00, f90.00,
blauwe MANTEL-COSTUMES,
f65.00, f70.00, f75.00, f80.00,
Prima stof. Solide bewerking.
Langestraat 1.
De strijd tegen de Dultsche concurrentie.
„Staat en gemeenten mogen niet aarzelen
Arrondlssements-Rechtbank te Alkmaar.
GEMENGD NIEUWS.
Een oplichtster.
Een oneerlijke brievenbesteller.
Kogeltjes ln de plaats van diamanten.
Iusewcdcn wvipdooliag.
ren
wordt door 21.000 sffcen erkend
als het beste versterkingsmiddel
voor Zenuwen en Lichaam.
neerfde burgerlijke rijksambtenaren -van een
vergoeding voor de door hen voor weduwen-
en weetzenpensioen verschuldigde contribu
tie de beteek'enis hebben van een verüiooging
van hun pensioen
Derhalve zou, aangezien volgens art. 63,
vierde lid, der Grondwet, de pensioenen der
ambtenaren door de wet worden geregeld,
in het verleenen van zoodanige vergoeding
aan bedoelde gepensionneerden langs wette-
1 ijk en weg m oeten worden voorzien.
De regeering vindt echter, bepaaldelijk ook
uit financieels overwegingen, geen vrijheid
de indiening van het ontwerp eener wet met
bedoelde strekking te bevorderen.
Het Onderwijs.
De heer Kolthek heeft aan den Minis
ter van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap
pen de volgende vragen gesteld:
1. Heeft de minister aandacht geschon
ken aan onderstaande advertentiën, voorko
mende in „De School met den Bijbel" van
6 Januari jJ.:
„Den Ham (O.). Gevraagd aan de Herv.
Christ. School te den Ham (O.) een onder
wijzeres, in ibezit van de akte Nutt. Handw.,
of een onderwijzer van Geref. beginselen.
Extra verhooging van het salaris uit parti
culier fonds. Diploma Schoolraad (niet ver-
eischt) ƒ100.
Brieven aan het Hoofd der School 4 van
Bruggen.
Molkwerum. Gevraagd een onderwijzeres)
met akte vak K aan de Qhr. School te Molk
werum, gelegen aan de lijn (bij Stavoren).
Toeslag uit een particulier fonds.
Brieven aan het Hoofd der Schooi G. Krol."
2. Zoo ja, i^ de minister dan van oordeel,
dat deze aanbiedingen van extra salaris uit
een particulier fonds in overeenstemming"
zijn met het bepaalde in art. 88 van de Lager
Onderwijswet:
„Zij (de bijzondere onderwijzers) genie
ten boven en behalve die jaarwedden en wed
den igeen toelage of verhooging, tenzij op
grond van het bezit of het gebruik maken
op de school van bevoegdheden, waarvoor ij
geen wettelijke akten van bekwaamheid ver- j
krijgbaar zijn, of op grond van hun aanwij-
zing tot plaatsvervanger van het hoofd der j
school."
3. Indien de tweede vraag ontkennend
wordt beantwoord, wat denkt de minister
dan te doen om het gebruik van de particu
liere fondsen voor dit doel tegen te gaan en
te voorkomen, dat er unfaire concurrentie
wordt gevoerd tusschen de bijzondere en
openbare school, ibij het heerschend gebrek
aan onderwijskrachten?-
Tegen 1 Maart as. heeft de Centrale Bond
van Nederlandisch Post-, Telegraaf- en Tele
foonpersoneel alle Bonden en Vereenigmgen
bij het Staatsbedrijf P. en T. uitgenood! gd,
teneinde het schrijven te bespreken van den
directeur-generaal, waarin werd medege
deeld, dat voortaan audiëntie's over de alge
meens belangen van het personeel niet meer
zullen plaats vinden. In verband met boven
bedoelde vergadering acht het bondsbestour
der C. B. P. T. T. een weerlegging van het
door den directeur-generaal P. en T. in de
pers gelanceerde bericht niet gewenscht.
Naar het Hdbl. verneemt, komen in de con
ceptverordening op de melk en melkproducten,
art. 17 der Warenwet, strenge bepalingen voor
omtrent vetgehalte en deugdelijkheid, omtrent
de eischen, waaraan gereedschappen enz.,
door distribuanten en veehouders in gebruik,
moeten voldoen, omtrent stallen-inrichtinge.d.
Het ligt volgens dit ontwerp niet in de be
doeling, verplichte pasteurisatie voor te schrij
ven. Het vetgehalte zal, naar gelang van het
jaargetijde, niet mogen dalen, beneden 2.6,2.8
ot 3. Aan de gemeentebesturen zal eenige
vrijheid worden gelaten, dit minimum hooger 1
te bepalen.
De Amsterdamsdhe wethouders, de heeren
De Vlugt en Wieridels, hebben den Gemeen
teraad de volgende motie voorgesteld:
„De Raad, kennis genomen hebbende van
de opvatting van B. en W., dat de werklie
den, die werkzaam zijn bij den Gem. Genees-
kund. Dienst, ibij den Gem. Woningdienst en
bij het Marktwezen en die 8 Juni zich hebben
schuldig gemaakt aan verzuim van dienst
zonder verlof en zonder dat dit verzuim nood
zakelijk en onvermijdelijk was, deswege niet
zouden kunnen worden gestraft, omdat de
hoofden van die gemeentediensten geen
strafvoorstellen wegens dat feit hebben in
gediend, en omdat het Werfcliedenreglement
strafoplegging anders dan op initiatief van
het hoofd van dienst zou beletten;
overtuigd, dat B. en W. de bevoegdheid
tot straffêh ook van die werklieden niet
missen;
van meening, dat het gewenscht is, dat alle
gemeentewerklieden, die een zelfde straf
baar feit hebben gepleegd, gelijkelijk worden
behandeld;
noodigt B. en W. uit, aan de hier bedoelde
werklieden dezelfde straf op te leggen als
aan hen, ten aanzien van wie door hoofden
van gemeentediensten wegens bet boven ge-
noemde feit strafvoorstellen bij hen zijn in
gediend."
De reis der bedrijven-commissie.
Woensdag heeft de buitenlandsche reis van
de Commissie der Bedrijven in den Zaan
damschen Raad een punt van bespreking
uitgemaakt naar aanleiding van een interpel
latie van den heer Kat (S.P.). Deze wees op
den nood onder de burgerij tengevolge van
de werkeloosheid en stolde o.m. de vraag of
het aan B. en W. bekend was, dat de Com
missie voornemens was op reis te gaan voor
rekening der gemeente. Zoo ja, waarom de
voorzitter van dat college de zaak dan niet
aan de goedkeuring van den Raad had onder
worpen, zoo neen, waarop dan de bevoegd
heid van de Commissie steunde om op eigen
gezag te handelen.
De heer Duys hield een uitvoerige rede,
waarin hij op de behaalde resultaten wees.
Tegenover het verwijt, dat niet de goedkeu
ring van den Raad is gevraagd, wees hij er
op, dat hij reeds in Juni, toen de Commissie
voor Openbare Werken de reis naar Ham
burg zou maken, in den Raad had gezegd, dat
deze niet noodig is en elke Commissie voor
eigen verantwoording dergelijke reizen moest
ondernemen. Hij voor zich, had hij toen uit
drukkelijk gezegd, zou nimmer die goedkeu
ring vragen.
Toen is hiertegen geen enkel lid opgeko
men, zoodat men dan ook nu het recht mist
hem deswege een verwijt te maken. Als er
toen maar één lid bezwaar had gemaakt, zou
hij nu de zaak vooraf bij den Raad gebracht
hebben.
Spr. geloofde, dat de critiek voor een groot
deel is voortgevloeid uit kleinzielige jalousie.
De heer Fermie (Midd.) wilde niet spreken
over het al of niet noodzakelijke van de reis,
doch Stelde zich op heit formeel© standpunt,
of de commissie, die een commissie van bij
stand is en niet het beheer over de gelden
heeft, bevoegd is buiten den Raad om over
gelden van het bedrijf te beschikken.
Dat men toen niet op die uitlating van den
heer Duys is ingegaan, bewijst niet, dat men
het met hem eens was. De heer Duys zegt
soms zooveel en ais de leden zwijgen betee-
kent dat „ook wel eens, dat dat gezwam be
gint te vervelen."
Spr. diende een motie in, waarin werd ge
constateerd, dat de Commissie hare bevoegd
heid te buiten gegaan was, en de verontwaar
diging werd uitgesproken over het feit, dat
de Commissie „zeer eigendunkelijk en licht
zinnig" over dé gelden van het berdijf had
beschikt.
De heer Duys achtte deze motie zoo schan
delijk, dat hij voorstelde deze zonder verder
deibat in stemming te doen brengen. Er is
hier qaestie, zeide de heer Duys, van verschil
van inzicht of de raad al of niet gekend moet
worden en nu gaat het niet aan van „sterke
verontwaardiging en lichtzinnige wijze van
doen" te spreken.
De heer Fermie: U weet wel beter!
De heer Duys: Als u begint te insinueeren,
schei ik er uit!
De heer Fermie: Dat is bestl
De heer Duys (woedend): Dan zeg ik u,
dat u een ploert bent.
Burgemeester Ter Laan wees er op, dat de
commissie krachtens de verordening het
recht heeft, al het noodige te doen om haar
adviezen aan B. en W. voor te bereiden, zoo
dat zij bare bevoegdheid niet is te buiten
gegaan.
Na eenig verder debat stelde de heer Duys
oen motie voor om uit te spreken, dat, wan
neer een commissie van hijstand het noodig
oordeelt ibuitenlandsche reizen te doen, zij
verplicht zal zijn den Raad vooraf te kennen.
Een dergelijke motie, waartegen hij zelf ech
ter te kennen gaf te zullen stemmen, zou
billijk zijn.
Nadat de heer Fermie te kennen hal ge
geven zijn doel ook met deze motie te berei
ken, waarom hij de zijne dan introk, werd
de motieHDuys met aigemeene stemmen aan
genomen en werden ook de uitgaven van de
commissie met eenparige stemmen goedge
keurd.
Het Rijk neemt de leening van de gemeente
Zaandam over.
In dezelfde Raadsvergadering kwam aan
de orde een voorstel tot verlaging der gas-
en electriciteitstarieven.
In verband met dit voorstel, deelde de wet
houder van financiën mede, dat de regeering
zie bereid verklaard had, de leening ad 2500
duizend gulden over te nemen tegen 7 op
voorwaarden, dat de gemeente maatregelen
zal nemen om uit de bedrijven een behoor
lijke winst te trekken.
Op de begrooting komt voor een bedrag
van 250.000 als uitkeering uit de O.W.-be-
lasting. Dit bedrag 'keert het volgende jaar
niet terug. De regeerinig vordert nu van de
gemeente zich op andere wijze te voorzien.
Naar aanleiding hiervan stelden B. en W.
voor thans niet over te gaan tot verlaging
van den gasprijs, omdat dit gelijk zou staar
met een uitdaging.
Het schrijven der Reigeering was Intus-
sohen reeds door B. en W. beantwoord. Het
college toekende daarin verzet aan tegen dit
ingrijpen der regeering in de autonomie der
gemeente, maar verklaarde ten slotte, dat,
wanneer de regeering bij 'haar eisch blijft,
men zich noodgedwongen zou onderwerpen.
Uit de discussie bleek ook, dat de regee
ring .bedenkingen had tegen de wijze, waarop
sommige bestuurders der gemeente zich
uiten, wat niet 'bevorderlijk is aan het crediet
van Zaandam.
De heer Duys, die begreep, dat deze uit
lating op hem doelde, omdat hij eens gezegd
had, niet (te zullen vragen of het geld be
schikbaar is, maar te doen, wat hij als soc.-
democraat noodig acht, protesteerde tegen
het terrorisme van de regeering. Men zou
gelijk hebben als van wanbeheer kon gespro
ken worden. Doch spr. wees er op, dat de
belastingen in Zaandam lager zijn dan in
menig andere gemeente; dat de gemeente
schuld niet is gestegen in de verhouding van
vele andere plaatsen; de gasprijs lager is
dan elders; men heeft te kampen gehad met
een watersnood en zit met een nieuwe haven,
waarin geen schip 'binnenkomt.
Dat men nu in de misère zit, is de schuld
van de regeering, die onwillig is een behoor
lijke verhouding te scheppen tusschen Rijks-
en gemeente-financiën. Spr. verklaart dan
ook geen stuk van de verantwoordelijkheid
voor zijn rekening te nemen, ook niet van
een mogelijk faillissement van de gemeente.
Hij wenscht, evenals B. en W., dat de Raad
den 'gasprijs zal bepalen in verhand met de
uitkamsten van het 'bedrijf zonder meer.
Nadat verschillende leden hun meening
ten opzichte van dit punt hebben kenbaar
gemaakt, wordt het voorstel van de Oommis
sie voor de Bedrijven om den gasprijs te ver
lagen, met 9 tegen 8 stemmen verworpen.
Voor stemden alle soc.-dem. leden met in
begrip van de beide soc.-dem. wethouders,
benevens de twee S. P.'ers.
Men meldt uit Alkmaar:
Uit de Woensdagavond verschenen Memo
rie van Antwoord van B. en W. op het alge
meen verslag der afdeelingen van den Raad
betreffende het onderzoek der gemeentelbe-
grooting 1921 blijkt, dat alsnog de inkomsten
der gemeente in 1921 opgevoerd kunnen wor
den met een bedrag van 107.000. Hiervan
wenschen B. en W. 27.000 te bestemmen
tot versterking van den wel wat laag geraam-
den post voor onvoorzien, terwijl de restee-
rende 80.000 in mindering kunnen gebracht
worden van de geraamde opbrengst van den
hoofdelijk en omslag: de opbrengst daarvan
wordt dan 78.000. Bedenken wij nu, zeggen
B. en W., dat 'bij de verschillende kohieren
over 1920 aanslagen zijn vastgesteld, tot een
gezamenlijk bedrag van ruim ƒ941.000 en
dat moet worden verwacht, dat ƒ31.000 niet
geïnd zal worden, dan is de opbrengst over
1920 te schatten op 910.000.
Niettegenstaande Alfcmaar's bezittingen
zijn schulden overtreffen, ondervindt het de
grootste moeite met de voorziening in zijn
gewone uitgaven; leenen daarvoor is niet
geoorloofd en verdere opdrijving der belas
tingen zou in strijd zijn met een verstandig
beleid.
In een belangwekkende beschouwing van
den heer C. F. Stonk in het jongste nummer
van Ec. Stat. Berichten over de scherpe
Duitsohe concurrentie, waarvoor, naar de
schrijver betoogt, twee voorname oorzaken
zijn aan te geven, -namelijk de lage loonen
in Duitschland en de afhankelijkheid onzer
industrie van Duitsohe grondstoffen en ma
terialen, wordt de vraag gesteld 6f, en zoo
ja, welke, maatregelen kunnen worden geno
men om verbetering te brengen. Hieromtrent
betoogt de schrijver, dat in de eerste plaats
de regeering veel meer dan zij tot dusverre
deed haar invloed moeit aanwenden om de
moeilijkheden, die Duitschland maakt en de
lasten, die het oplegt ten nadeele speciaal
van onze „veredelings"-industrie weg te ne
men. Bij het sluiten van crediet-overeenkom-
sten heeft men, naar de schrijver meent, wat
dat punt aangaat een goede gelegenheid on
gebruikt gelaten. Voorts mag met klem wor
den gevraagd wegneming van onnoodige
lasten in het eigen land. Met name noemt
hier de heer Stork de korte arbeidstijd en de
wenschelijkheid om bij nieuwe wetten, bijv.
de ziektewet, in andere, voor de industrie
minder kostbare banen te gaan.
De hoofdvraag is echter deze: kan en moet
de staat ingrijpen door invoering van be
schermende rechten, of van invoerverboden
met toepassing van consenten. Als men afziet
van eén algemeen debat over vrijhandel en
bescherming, moet toch, als men bizondere
gevallen nagaat, van protectie worden ge
zegd: zeker niet nü en en niet voor de thans
meest bedreigde industrie.
Zien we even, zoo schrijft de heer Stork,
naar de meest gehandicapte bedrijven, dan
treedt bijv. de houtzagerij op den voorgrond.
Het is hoogst onaangenaam voor die indus
trie te moeten aanzien, hoe voor den woning
bouw naast de deur, gezaagd en ten deele
getimmerd bout tegen een lageren prijs
wordt ingevoerd, maar welkeh fabrikant met
eenigszins ruimen blik zoude er over denken
door uitzonderingsmaatregelen den volks
woningbouw te willen belemmeren of nog
duurder te maken dan ze reeds is.
En geldt ditzelfde niet evenzeer voor zoo
vele andere artikelen, bijv. schoenen en con-
fectie-artikelen, die thans eindelijk na de
schromelijke duurte wat lager in prijs komen
te staan. Zoude één regeering den moed heb
ben daartegen in te gaan?
En bovendien, welke bezwaren rijzen on
middellijk voor onze geheele export-indus
trie! Wij kunnen het allerbest de moeilijk
beden in het binnenland bestrijden door de
export te verbeteren en de kans daartoe be
staat, want de toenemende invoer kan niet
anders dan met uitvoer gepaard gaan. Zullen
we nu, terwijl elke gedegenheid tot export
vermeerdering gebruikt moet worden, grond
en hulpmaterialen door den invoer daarvan
te bemoeilijken duurder maken? Zullen we
terwille van metaal-, electrisohe- of papder-
industrie bijv. de gebouwen en werktuigen
en electrisohe apparaten voor de textiel
industrie, die van export moet bestaan, of het
papier dat deze voor verpakking gebruikt,
door hooge invoerrechten treffen?
Het is treffend, dat de grootste nijver-
heidsvereenigingen zich togen bescherming
of invoerverboden verzetten, dat, om een
enkelen naam te noemen, de Handelsvereni
ging van metaal-industriëelen, die lang niet
alleen uit principieele vrijhandelaren bestaat,
zich eenstemmig tegen bet nemen van uit
zonderingsmaatregelen op dit terrein heeft
uitgesproken.
Ik geloof niet te boud te spreken, aldus de
heer Stork, als ik meen te mogen zeggen, dat
verreweg het belangrijkste deel van onze
nijverheid door maatregelen als invoerrech
ten, niet zouden worden gebaat en die niet
wensebt.
Moet men daarom, het andere kwaad kie
zende, zeggen: geen bescherming, maar on
beperkte steun aan werkloozen?
Hierop antwoordt de schrijver, dat staat
en gemeenten zoo voorzichtig mogelijk moe
ten zijn in het verleenen van werkloozen
steun door uitkeeringen of subsidies. Wan
neer daardoor de noodzakelijke loonsdaling
om tot betere toestanden te komen, of over
gang van werklieden naar andere bedrijven
wordt tegengegaan, is deze steun, zoo meent
de schrijver, zeker uit den booze te achten.
„De Staat", zoo besluit de heer Stork zijn
beschouwing, „(moet en kan belemmeringen
wegnemen, moet en kan zuiniger zijn in bet
algemeen beheer.
In dit verband mag zeker gewezen worden
op het Wetsontwerp tot Staatselectrificatie.
Zoude de minister onder druk van de tegen
woordige omstandigheden niet terug komen
op het zoo uiterst kostbar^ voorstel tot over
neming en inbrenging van de bestaande
electrisohe centrales in een staatsbedrijf?
Behalve op vele andere gronden is dit denk
beeld af te keuren, daar <^e uitvoering zeer
kostbaar zal wezen en de exploitatie jaarlijks
terugkeerende deficiten voor het Rijk zal
brenigen.
zoo noodig het voorbeeld te geven ook op het
gebied van loonsverlaging, moeten terug-
kernen op de dwaasheid van 45-urigen werk
tijd in allerlei bedrijf, waar zulk een korte
werktijd noodig noch nuttig is. Door meer
arbeidslevering kan voorloopig loonsverla
ging wellicht voorkomen worden.
„Door verstandig en commercieel optre
den van openbare besturen zal direct en in
direct de industrie geholpen en gesteund
kunnen worden. Dan zal deze zich verder zelf
wel weten te helpen zonder de gevaarlijke
hulp van het tweesnijdend zwaard van pro
tectie of invoerverboden."
Uitspraken:
Zitting 15 Februari:
C. v. V., Texel, diefstal rijwiellantaarn, f20
boete, subs. 20 dagen.
A. E., Texel, mishandeling, f20 boete, subs.
20 dagen.
Nieuwe zaken:
Een minderwaardig surrogaat voor arbeid.
De 20-jarige J. B., visscher alhier, is reeds
4 maal ter zake vermogensdelicten veroordeeld.
Dit scheen hem niet te weerhouden, om in
den nacht van 5 op 6 Januari weer eens op
roof uit te gaan. Uit een boet, staande op het
erf van D. G. in de Jan in 't Veltstraat, nam
hy nu weg een rijwiel, 4 konijnen en 2 ledige
zakken. De konijnen verkocht J. voor f3.25,
de flets verborg hy achter een haag bij den
spoordijk. Bekl., die zich nu in voorarrest be
vind, beweert geen werk by de visschery te
kunnen krijgen, op grond van zijn ongunstig
verleden. Het O M. vordert 3 mnd. gev.
De verdediger, mr. Kusters, kon in deze
zaak niet veel lichtpunten vinden en refereert
zich daarom aan het oordeel der rechtbank.
Evenwel kon pleiter niet nalaten zyn verbazing
uit. te spreken, dat de reclasseering zich nim
mer met dezen recidivist had bemoeid.
Beklaagde, gevraagd door den president,
beweerd, dat hij te vergeefs zich had gewend
tot de reclasseering om hulp en steun.
Op 't verkaarda pad.
De jeugdige slagersknecht S. C. C. was met
Kerstmis 1919 in betrekking gekomen by den
slager I. en bleef by hem in dienst tot Juni
of Juli 1920, waarop hy, volgens mededeeling
van I., eensklaps wegbleef. Na zyn vertrek
kwam I. tot de ontdekking, dat zyn knecht
verschillende bedragen, die hy van klanten
had ontvangen, had verduisterd. Voor zoover
dit nu was na te gaan, bedroeg dat f94, welk
bedrag door de moeder van dezen jeugdigen
zondaar werd vergoed. Het scheen echter wel,
dat de slager later tot de conclusie kwam, dat
C. nog veel meer geld zich had toegeeigend,
aithans werd de zaak aangebracht by den
officier van justitie en stond C. thans terecht.
B'ekl. werd verdedigd door mr. Kusters, de
verdediger, ook van voorgaande bekl.
Getuige E. beweert gehoord te hebben, dat
C. aan een dienstmeisje een spaarbankboekje
had laten zien, waarop stond een bedrag van
f 900. Hy was toen nog eens nagegaan, wat hy
vroeger en thans ontving en meent nit dit
onderzoek te moeten constateeren, dat hy wel
voor f 900 benadeeld was.
Beklaagde beweerde evenwel geen spaarbank
boekje met een dergelijk bedrag te hebben
gehad, terwyl hy ook ontkende meer te hebben
verduisterd dan het bedrag van pl.m. f94,
waarvoor hy thans terecht staat.
De verdediger, mr. Kusters, wenschte eenige
vragen te doen omtrent het particuliere leven
van getuige I., die echter door den president
niet werden toegestaan. Bekl. beweert, dat zyn
patroon hem meermaleu op cognac had getrac-
teerd, daardoor had hy smaak in den drank
gekregen. Getuige I. daarentegen deelt mede,
dat hij slechts éénmaal zyn knecht drank had
geschonken.
Het O. M. vorderde 3 mnd. gev., voorw.
met 3 proefjaren en onder bijzondere voor
waarden, door den Rechtbank vast te stellen.
Pleiter, mr. Kusters, zegt, dat zyn taak moei
lijk is, omdat hy zich ten opzichte van getuige
E. hier niet vryelyk mag uitspreken. Mocht
hy dat doen, dan zou er voorzeker een geheel
ander licht op deze zaak worden geworpen.
Naar pleiter's meening, is de patroon zelf da
oorzaak van den val van den jongen. Hjj is
begonnen met hem drank te geven. Toen hij
eenmaal den smaak te pakken kreeg, is hy
tot drinken en uitgaan gebracht en toen zyn
eigen geld daarvoor te kort schoot, vergreep
hij zich aan het geld van den patroon. De
oorzaak van de mindere ontvangsten in de zaak
waren echter niet toe te schrijven aan de ver
duisteringen van beklaagde. Later, toen de
beklaagde bij andere patroons in betrekking
kwam, heeft men nimmer iets van verduiste
ringen gemerkt. Voorts becritiseert pleiter de
wijze, waarop de patroon met zijn knecht afre
kent. Op deze wijze werd het als hel ware
een soon; rekening-courant, waarin bekl. met
den patroon stond. Het tekort op de rekening
is onmiddellijk door de moeder van bekl. aan
gezuiverd. De feiten staan dus wel vast, maar
niet het juridisch begrip der verduistering,
zooals pleiter door citaten uit werken van
criminalisten aantoont.
Pleiter acht de verduistering niet bewezen
en dringt aan op vrijspraak, subsidair een
zeer geringe straf.
Bekl. zegt, dat hy thans als slager maga
zijnmeester is by de Zuid-Afrika Lyn te R'dam.
Hij draagt geen financieele verantwoorde
lijkheid.
Uitspraak a.s. week.
Een oud-stadgenoot.
Onze oud-stadgenoot, de 70-jarige varensgezel
A. de V., een onverwoestbare schanstipplaar,
stond nu weer terecht, omdat hy te Alkmaar
aan een politie-agent om een aalmoes had
gevraagd, natuurlijk met het doel om onder
dak te komen.
Beklaagde, die door den president zeer
vriendschappelijk als ouwe kennis wordt be
handeld, verzoekt een niet te zware straf en
spoedig uitspraak. Hy hoopt het volgend jaar
opgenomen te worden in het oude-mannen-
huis op VeeDhuizen.
De ofBcier wil aan zyn verlangen tegemoet
komen en vordert 3 dagen héchtenis en 1 jaar
opzending. De oude man is zeer verheugd
over deze faciliteit en zegt de president vrien
delijk-dank. „Dag Arie," zegt de president
kostelijk, als Arie buigend de zaal verlaat.
Rumoerige avondvisite.
De koopman K. V., te Calantsoog, kreeg in
den avond van 21 December bezoek van ziin
nieuwen huisbaas, den bakker Jb. O Deze
kwam de huishuur innen, die men hem wel
wilde voldoen, mits hy een kwitantie gaf.
Hierover wond de bakker zich zoo op, dat hy
V. by den keel pakte, hem van de stoel sleurde
en hem eenige malen met het hoofd tegen de
deur bonkte, zoodat Y. een wond aan het ge
laat bekwam. Tegen den ruwen huisheer vor
derde het O. M. f50.— boete, subs 50 dagen
hechtenis.
Een maniak.
De visscher C. v. d. V., te Texel, moest thans
weer terecht staan ter zake diefstal van een
flets van het erf van den landbouwer Bakker.
Deze had onvoorzichtig genoeg zyn rywiel
in den nacht van 26 Nov. op het erf laten
staan, 's morgens was het .verdwenen, doch
werd later teruggevonden aan den berm van
den zeedyk. Het schynt, dat bekl. meermalen
dergelyke vreemdsoortige grappen heeft ver
kocht, zoodat deze fletsdiefetallen meer het
karakter droegen van baldadigheid. Niettemin
blijft het een wederrechteiyk toeëigening, voor
welk feit het O. M. f 60 boete, subs. 30 dagen
hechtenis vordert.
Een onvoorzichtige uitlating.
De rywielreparateur 8. d. J. alhier stond
terecht terzake beleediging van den sergeant
der mariniers H., die hy op 5 Juli 1920 in het
openbaar een oplichter had genoemd.
H. had van De J. een rywiel gekocht op af
betaling. Daarop was nog een klein gedeelte
niet afbetaald en op 7 Juli kwam De J. ten
huize van H. met zyn kwitantie. Mej. H. zeide
echter, dat haar man niet aanwezig was, waarop
De J. in drift haar man beleedigde.
Bekl. meende wel, dat hy iets dergelyks ge
zegd had. Hy was boos, omdat H. de condities
niet nakwam. Ook had men tegen zyn he
iende gezegd dat die ouwe rotjood kon stikken,
daarover was hy ook piet aangenaam gestemd.
Sergeant H. deelde mede, dat destyds nog f 35
op de flets moest worden afbetaald. Later heeft
hy 't verschuldigde voldaan. Bekl. had reparatie
van het rywiel, dat niet voldeed, beloofd, maar
was zyD belofte niet nagekomen. Dit was de
oorzaak, dat het restant nietwerd betaald, en
fin... iedere party had zyn grieven en het
O. M. meent er maar een eind aan te moeten
maken door tegen bekl. f15 boete, subs. 15
dagen te vorderen.
Einde October vestigde zich te Zwolle een
liefdezuster. Henxiette, Clemence H., die ge
bleken is dezelfde to zijn als de te Boedapest
gearresteerde Hallaindsche vrouw beschul
digd van oplichting van anderhalf millioen
kronen. I
Zij kwam te Zwolle met zeer gunstige brie
ven van aanbeveling, wist zicb door haar
fantastische verhalen bij verschillende ge
goede ingezetenen in te dringen en hun me
delijden op te wekken. In den oorlog bad
zij een kliniek in Brussel gehad, maar de
Duifcschers hadden haar alles ontnomen, en
zij was verpleegster aan het front geworden.
Als zoodanig heeft zij gestaan in België,
Frankrijk, Duitschland, Servië en zelfs in
Turkije. Als zuster geplaatst in het Sophia
ziekenhuis te Zwolle tzag zij geen kans di
rect in al'le behoeften van haar en haar oude
moeder te voorzien, vandaar dat zij bij som
migen een beroep deed, en niet te vergeef»
op financieelien steun. Haar connecties ge
bruikte zij' om goederen te koopen en deze,
wanneer ze thuis gebracht waren, niet te be
talen. Ook drong zij zich in godsdienstige
kringen, en tijdens de Missiefeesten beijver
de zij zich zeer een persona grata te wor
den. Het duurde echter niet lang of de po
litie kreeg arpwaan en zij achtte den tijd be
komen zich eldiers te vestigen. Men vond haar
korten tijd daarna te Kampen terug, waar
zij zich ook weer speciaal op godsdienstig
terrein bewoog. Toen het haar Iner ook te
benauwdi werd, verdween zij. Een onderzoek
bracht aan het licht, dat zij in den Haag
zich aan dezelfde praktij-ken had schuldig
gemaakt, van 'Joodsche ouders was, 51 jaar
oud, te Breda geboren en te Amsterdam ge
huwd, terwijl zij thans gescheiden vrouw is.
Op 28 Jan. j.1. ontving een van de heeren,,
bij wie zuster M. niet tevergeefs bad' aange
klopt, een brief uit Boedapest van een kape
laan, die naar hij schreef vroeger in Neder
land was geweest. Hij had gehoord, dat ge
noemde heer veel deed voor de Hongaar-
sobe kinderen, en nu verzocht hij dringend
hem geld te zenden, want de nood onder de
kleinen was groot. Hij zelf was kapelaan van
een zeer arm© parochie, en wanneer daar
eenige gelden voor bestemd' konden worden,
dan weid daarmede een goed werk verricht.
De geadresseerde vertrouwde het zaakje niet,
men ging aam het speuren, en nu bleek, dat
het schrift van den kapelaan heel veel over
eenkomst vertoonde met dat van zuster M.
Onmiddellijk stelde de politie zich in ver
binding met dén Nederlandachen consul te
Boedapest, en het bleek, dat de zuster daar
juist een heel goede affaire in hand had. j
Daar zij in 'het politie-bLald staat, werd zij
gearresteerd.
Het „U. D." vertelt, dat het reeds geralmen
tyd ten hoofdpostkantore te Utrecht bekend
was, dat postwissels, die te Utrecht waren ont
vangen met bestemming voor inwoners van
Utrecht, niet in het bezit van de geadresseerden
waren gekomen. Gebleken was, dat de als „ver
dwenen" aangegeven postwissels, die ten slotte
toch waren uitbetaald aan onbevoegden, éllen
het zoogenaamde bestelnummer misten. Het
ontbreken van dit nummer gaf voorloopig de
zekerheid, dat de schuldige moest worden ge
zocht onder het personeel ten postkantore.
Dinsdag vervoegde zich aan het hoofdpost
kantoor iemand, die ter uitbetaling een post
wissel aanbood van ongeveer f70. De dienst
doende ambtenaar zag 'terstond, hier weer te
maken te hebben met een wissel, waarop bet
bestelnummer ontbrak. De wissel werd daarom
niet uitbetaald «n de aanbieder voorloopig
aangehouden. De politie bracht den man over
naar het hoofdbureau, waar bleek, dat men to
doen had met den zwager van een postbesteller,
werkzaam aan het postkantoor. De aangehou
dene erkende den postwissel gekregen te hebben
van den postbesteller, zyn zwager.
Een diamantkoopman uit Amsterdam zond
aan zijn broeder, die te Antwerpen woont,
een pakket, inhoudende briljanten tot een
waarde van 120.000. Het pakket was geas
sureerd verzonden en was bij aankomst
uiterlijk ongeschonden. Toen men het ecihter
opende, bemerkte men, dat het, in plaats van
briljanten, slechts fietskogeltjes bevatte.