Speciale aanbieding! J. DE WAARD, blauwe COLBERT- C0STUMES, De directeur-generaal en de C. B. P. T. T. Verordening op de melk. De staking van 8 Juni te Amsterdam. Uit den Zaandamschen Raad. Gemeentebegrootlng van Alkmaar. Ingezonden mededeellng. Als buitengewoon voordeellg bieden wij aan: Vicuna's Serges en Kamgaren, f78.00, f82.00, f88.00, f90.00, blauwe MANTEL-COSTUMES, f65.00, f70.00, f75.00, f80.00, Prima stof. Solide bewerking. Langestraat 1. De strijd tegen de Dultsche concurrentie. „Staat en gemeenten mogen niet aarzelen Arrondlssements-Rechtbank te Alkmaar. GEMENGD NIEUWS. Een oplichtster. Een oneerlijke brievenbesteller. Kogeltjes ln de plaats van diamanten. Iusewcdcn wvipdooliag. ren wordt door 21.000 sffcen erkend als het beste versterkingsmiddel voor Zenuwen en Lichaam. neerfde burgerlijke rijksambtenaren -van een vergoeding voor de door hen voor weduwen- en weetzenpensioen verschuldigde contribu tie de beteek'enis hebben van een verüiooging van hun pensioen Derhalve zou, aangezien volgens art. 63, vierde lid, der Grondwet, de pensioenen der ambtenaren door de wet worden geregeld, in het verleenen van zoodanige vergoeding aan bedoelde gepensionneerden langs wette- 1 ijk en weg m oeten worden voorzien. De regeering vindt echter, bepaaldelijk ook uit financieels overwegingen, geen vrijheid de indiening van het ontwerp eener wet met bedoelde strekking te bevorderen. Het Onderwijs. De heer Kolthek heeft aan den Minis ter van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap pen de volgende vragen gesteld: 1. Heeft de minister aandacht geschon ken aan onderstaande advertentiën, voorko mende in „De School met den Bijbel" van 6 Januari jJ.: „Den Ham (O.). Gevraagd aan de Herv. Christ. School te den Ham (O.) een onder wijzeres, in ibezit van de akte Nutt. Handw., of een onderwijzer van Geref. beginselen. Extra verhooging van het salaris uit parti culier fonds. Diploma Schoolraad (niet ver- eischt) ƒ100. Brieven aan het Hoofd der School 4 van Bruggen. Molkwerum. Gevraagd een onderwijzeres) met akte vak K aan de Qhr. School te Molk werum, gelegen aan de lijn (bij Stavoren). Toeslag uit een particulier fonds. Brieven aan het Hoofd der Schooi G. Krol." 2. Zoo ja, i^ de minister dan van oordeel, dat deze aanbiedingen van extra salaris uit een particulier fonds in overeenstemming" zijn met het bepaalde in art. 88 van de Lager Onderwijswet: „Zij (de bijzondere onderwijzers) genie ten boven en behalve die jaarwedden en wed den igeen toelage of verhooging, tenzij op grond van het bezit of het gebruik maken op de school van bevoegdheden, waarvoor ij geen wettelijke akten van bekwaamheid ver- j krijgbaar zijn, of op grond van hun aanwij- zing tot plaatsvervanger van het hoofd der j school." 3. Indien de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord, wat denkt de minister dan te doen om het gebruik van de particu liere fondsen voor dit doel tegen te gaan en te voorkomen, dat er unfaire concurrentie wordt gevoerd tusschen de bijzondere en openbare school, ibij het heerschend gebrek aan onderwijskrachten?- Tegen 1 Maart as. heeft de Centrale Bond van Nederlandisch Post-, Telegraaf- en Tele foonpersoneel alle Bonden en Vereenigmgen bij het Staatsbedrijf P. en T. uitgenood! gd, teneinde het schrijven te bespreken van den directeur-generaal, waarin werd medege deeld, dat voortaan audiëntie's over de alge meens belangen van het personeel niet meer zullen plaats vinden. In verband met boven bedoelde vergadering acht het bondsbestour der C. B. P. T. T. een weerlegging van het door den directeur-generaal P. en T. in de pers gelanceerde bericht niet gewenscht. Naar het Hdbl. verneemt, komen in de con ceptverordening op de melk en melkproducten, art. 17 der Warenwet, strenge bepalingen voor omtrent vetgehalte en deugdelijkheid, omtrent de eischen, waaraan gereedschappen enz., door distribuanten en veehouders in gebruik, moeten voldoen, omtrent stallen-inrichtinge.d. Het ligt volgens dit ontwerp niet in de be doeling, verplichte pasteurisatie voor te schrij ven. Het vetgehalte zal, naar gelang van het jaargetijde, niet mogen dalen, beneden 2.6,2.8 ot 3. Aan de gemeentebesturen zal eenige vrijheid worden gelaten, dit minimum hooger 1 te bepalen. De Amsterdamsdhe wethouders, de heeren De Vlugt en Wieridels, hebben den Gemeen teraad de volgende motie voorgesteld: „De Raad, kennis genomen hebbende van de opvatting van B. en W., dat de werklie den, die werkzaam zijn bij den Gem. Genees- kund. Dienst, ibij den Gem. Woningdienst en bij het Marktwezen en die 8 Juni zich hebben schuldig gemaakt aan verzuim van dienst zonder verlof en zonder dat dit verzuim nood zakelijk en onvermijdelijk was, deswege niet zouden kunnen worden gestraft, omdat de hoofden van die gemeentediensten geen strafvoorstellen wegens dat feit hebben in gediend, en omdat het Werfcliedenreglement strafoplegging anders dan op initiatief van het hoofd van dienst zou beletten; overtuigd, dat B. en W. de bevoegdheid tot straffêh ook van die werklieden niet missen; van meening, dat het gewenscht is, dat alle gemeentewerklieden, die een zelfde straf baar feit hebben gepleegd, gelijkelijk worden behandeld; noodigt B. en W. uit, aan de hier bedoelde werklieden dezelfde straf op te leggen als aan hen, ten aanzien van wie door hoofden van gemeentediensten wegens bet boven ge- noemde feit strafvoorstellen bij hen zijn in gediend." De reis der bedrijven-commissie. Woensdag heeft de buitenlandsche reis van de Commissie der Bedrijven in den Zaan damschen Raad een punt van bespreking uitgemaakt naar aanleiding van een interpel latie van den heer Kat (S.P.). Deze wees op den nood onder de burgerij tengevolge van de werkeloosheid en stolde o.m. de vraag of het aan B. en W. bekend was, dat de Com missie voornemens was op reis te gaan voor rekening der gemeente. Zoo ja, waarom de voorzitter van dat college de zaak dan niet aan de goedkeuring van den Raad had onder worpen, zoo neen, waarop dan de bevoegd heid van de Commissie steunde om op eigen gezag te handelen. De heer Duys hield een uitvoerige rede, waarin hij op de behaalde resultaten wees. Tegenover het verwijt, dat niet de goedkeu ring van den Raad is gevraagd, wees hij er op, dat hij reeds in Juni, toen de Commissie voor Openbare Werken de reis naar Ham burg zou maken, in den Raad had gezegd, dat deze niet noodig is en elke Commissie voor eigen verantwoording dergelijke reizen moest ondernemen. Hij voor zich, had hij toen uit drukkelijk gezegd, zou nimmer die goedkeu ring vragen. Toen is hiertegen geen enkel lid opgeko men, zoodat men dan ook nu het recht mist hem deswege een verwijt te maken. Als er toen maar één lid bezwaar had gemaakt, zou hij nu de zaak vooraf bij den Raad gebracht hebben. Spr. geloofde, dat de critiek voor een groot deel is voortgevloeid uit kleinzielige jalousie. De heer Fermie (Midd.) wilde niet spreken over het al of niet noodzakelijke van de reis, doch Stelde zich op heit formeel© standpunt, of de commissie, die een commissie van bij stand is en niet het beheer over de gelden heeft, bevoegd is buiten den Raad om over gelden van het bedrijf te beschikken. Dat men toen niet op die uitlating van den heer Duys is ingegaan, bewijst niet, dat men het met hem eens was. De heer Duys zegt soms zooveel en ais de leden zwijgen betee- kent dat „ook wel eens, dat dat gezwam be gint te vervelen." Spr. diende een motie in, waarin werd ge constateerd, dat de Commissie hare bevoegd heid te buiten gegaan was, en de verontwaar diging werd uitgesproken over het feit, dat de Commissie „zeer eigendunkelijk en licht zinnig" over dé gelden van het berdijf had beschikt. De heer Duys achtte deze motie zoo schan delijk, dat hij voorstelde deze zonder verder deibat in stemming te doen brengen. Er is hier qaestie, zeide de heer Duys, van verschil van inzicht of de raad al of niet gekend moet worden en nu gaat het niet aan van „sterke verontwaardiging en lichtzinnige wijze van doen" te spreken. De heer Fermie: U weet wel beter! De heer Duys: Als u begint te insinueeren, schei ik er uit! De heer Fermie: Dat is bestl De heer Duys (woedend): Dan zeg ik u, dat u een ploert bent. Burgemeester Ter Laan wees er op, dat de commissie krachtens de verordening het recht heeft, al het noodige te doen om haar adviezen aan B. en W. voor te bereiden, zoo dat zij bare bevoegdheid niet is te buiten gegaan. Na eenig verder debat stelde de heer Duys oen motie voor om uit te spreken, dat, wan neer een commissie van hijstand het noodig oordeelt ibuitenlandsche reizen te doen, zij verplicht zal zijn den Raad vooraf te kennen. Een dergelijke motie, waartegen hij zelf ech ter te kennen gaf te zullen stemmen, zou billijk zijn. Nadat de heer Fermie te kennen hal ge geven zijn doel ook met deze motie te berei ken, waarom hij de zijne dan introk, werd de motieHDuys met aigemeene stemmen aan genomen en werden ook de uitgaven van de commissie met eenparige stemmen goedge keurd. Het Rijk neemt de leening van de gemeente Zaandam over. In dezelfde Raadsvergadering kwam aan de orde een voorstel tot verlaging der gas- en electriciteitstarieven. In verband met dit voorstel, deelde de wet houder van financiën mede, dat de regeering zie bereid verklaard had, de leening ad 2500 duizend gulden over te nemen tegen 7 op voorwaarden, dat de gemeente maatregelen zal nemen om uit de bedrijven een behoor lijke winst te trekken. Op de begrooting komt voor een bedrag van 250.000 als uitkeering uit de O.W.-be- lasting. Dit bedrag 'keert het volgende jaar niet terug. De regeerinig vordert nu van de gemeente zich op andere wijze te voorzien. Naar aanleiding hiervan stelden B. en W. voor thans niet over te gaan tot verlaging van den gasprijs, omdat dit gelijk zou staar met een uitdaging. Het schrijven der Reigeering was Intus- sohen reeds door B. en W. beantwoord. Het college toekende daarin verzet aan tegen dit ingrijpen der regeering in de autonomie der gemeente, maar verklaarde ten slotte, dat, wanneer de regeering bij 'haar eisch blijft, men zich noodgedwongen zou onderwerpen. Uit de discussie bleek ook, dat de regee ring .bedenkingen had tegen de wijze, waarop sommige bestuurders der gemeente zich uiten, wat niet 'bevorderlijk is aan het crediet van Zaandam. De heer Duys, die begreep, dat deze uit lating op hem doelde, omdat hij eens gezegd had, niet (te zullen vragen of het geld be schikbaar is, maar te doen, wat hij als soc.- democraat noodig acht, protesteerde tegen het terrorisme van de regeering. Men zou gelijk hebben als van wanbeheer kon gespro ken worden. Doch spr. wees er op, dat de belastingen in Zaandam lager zijn dan in menig andere gemeente; dat de gemeente schuld niet is gestegen in de verhouding van vele andere plaatsen; de gasprijs lager is dan elders; men heeft te kampen gehad met een watersnood en zit met een nieuwe haven, waarin geen schip 'binnenkomt. Dat men nu in de misère zit, is de schuld van de regeering, die onwillig is een behoor lijke verhouding te scheppen tusschen Rijks- en gemeente-financiën. Spr. verklaart dan ook geen stuk van de verantwoordelijkheid voor zijn rekening te nemen, ook niet van een mogelijk faillissement van de gemeente. Hij wenscht, evenals B. en W., dat de Raad den 'gasprijs zal bepalen in verhand met de uitkamsten van het 'bedrijf zonder meer. Nadat verschillende leden hun meening ten opzichte van dit punt hebben kenbaar gemaakt, wordt het voorstel van de Oommis sie voor de Bedrijven om den gasprijs te ver lagen, met 9 tegen 8 stemmen verworpen. Voor stemden alle soc.-dem. leden met in begrip van de beide soc.-dem. wethouders, benevens de twee S. P.'ers. Men meldt uit Alkmaar: Uit de Woensdagavond verschenen Memo rie van Antwoord van B. en W. op het alge meen verslag der afdeelingen van den Raad betreffende het onderzoek der gemeentelbe- grooting 1921 blijkt, dat alsnog de inkomsten der gemeente in 1921 opgevoerd kunnen wor den met een bedrag van 107.000. Hiervan wenschen B. en W. 27.000 te bestemmen tot versterking van den wel wat laag geraam- den post voor onvoorzien, terwijl de restee- rende 80.000 in mindering kunnen gebracht worden van de geraamde opbrengst van den hoofdelijk en omslag: de opbrengst daarvan wordt dan 78.000. Bedenken wij nu, zeggen B. en W., dat 'bij de verschillende kohieren over 1920 aanslagen zijn vastgesteld, tot een gezamenlijk bedrag van ruim ƒ941.000 en dat moet worden verwacht, dat ƒ31.000 niet geïnd zal worden, dan is de opbrengst over 1920 te schatten op 910.000. Niettegenstaande Alfcmaar's bezittingen zijn schulden overtreffen, ondervindt het de grootste moeite met de voorziening in zijn gewone uitgaven; leenen daarvoor is niet geoorloofd en verdere opdrijving der belas tingen zou in strijd zijn met een verstandig beleid. In een belangwekkende beschouwing van den heer C. F. Stonk in het jongste nummer van Ec. Stat. Berichten over de scherpe Duitsohe concurrentie, waarvoor, naar de schrijver betoogt, twee voorname oorzaken zijn aan te geven, -namelijk de lage loonen in Duitschland en de afhankelijkheid onzer industrie van Duitsohe grondstoffen en ma terialen, wordt de vraag gesteld 6f, en zoo ja, welke, maatregelen kunnen worden geno men om verbetering te brengen. Hieromtrent betoogt de schrijver, dat in de eerste plaats de regeering veel meer dan zij tot dusverre deed haar invloed moeit aanwenden om de moeilijkheden, die Duitschland maakt en de lasten, die het oplegt ten nadeele speciaal van onze „veredelings"-industrie weg te ne men. Bij het sluiten van crediet-overeenkom- sten heeft men, naar de schrijver meent, wat dat punt aangaat een goede gelegenheid on gebruikt gelaten. Voorts mag met klem wor den gevraagd wegneming van onnoodige lasten in het eigen land. Met name noemt hier de heer Stork de korte arbeidstijd en de wenschelijkheid om bij nieuwe wetten, bijv. de ziektewet, in andere, voor de industrie minder kostbare banen te gaan. De hoofdvraag is echter deze: kan en moet de staat ingrijpen door invoering van be schermende rechten, of van invoerverboden met toepassing van consenten. Als men afziet van eén algemeen debat over vrijhandel en bescherming, moet toch, als men bizondere gevallen nagaat, van protectie worden ge zegd: zeker niet nü en en niet voor de thans meest bedreigde industrie. Zien we even, zoo schrijft de heer Stork, naar de meest gehandicapte bedrijven, dan treedt bijv. de houtzagerij op den voorgrond. Het is hoogst onaangenaam voor die indus trie te moeten aanzien, hoe voor den woning bouw naast de deur, gezaagd en ten deele getimmerd bout tegen een lageren prijs wordt ingevoerd, maar welkeh fabrikant met eenigszins ruimen blik zoude er over denken door uitzonderingsmaatregelen den volks woningbouw te willen belemmeren of nog duurder te maken dan ze reeds is. En geldt ditzelfde niet evenzeer voor zoo vele andere artikelen, bijv. schoenen en con- fectie-artikelen, die thans eindelijk na de schromelijke duurte wat lager in prijs komen te staan. Zoude één regeering den moed heb ben daartegen in te gaan? En bovendien, welke bezwaren rijzen on middellijk voor onze geheele export-indus trie! Wij kunnen het allerbest de moeilijk beden in het binnenland bestrijden door de export te verbeteren en de kans daartoe be staat, want de toenemende invoer kan niet anders dan met uitvoer gepaard gaan. Zullen we nu, terwijl elke gedegenheid tot export vermeerdering gebruikt moet worden, grond en hulpmaterialen door den invoer daarvan te bemoeilijken duurder maken? Zullen we terwille van metaal-, electrisohe- of papder- industrie bijv. de gebouwen en werktuigen en electrisohe apparaten voor de textiel industrie, die van export moet bestaan, of het papier dat deze voor verpakking gebruikt, door hooge invoerrechten treffen? Het is treffend, dat de grootste nijver- heidsvereenigingen zich togen bescherming of invoerverboden verzetten, dat, om een enkelen naam te noemen, de Handelsvereni ging van metaal-industriëelen, die lang niet alleen uit principieele vrijhandelaren bestaat, zich eenstemmig tegen bet nemen van uit zonderingsmaatregelen op dit terrein heeft uitgesproken. Ik geloof niet te boud te spreken, aldus de heer Stork, als ik meen te mogen zeggen, dat verreweg het belangrijkste deel van onze nijverheid door maatregelen als invoerrech ten, niet zouden worden gebaat en die niet wensebt. Moet men daarom, het andere kwaad kie zende, zeggen: geen bescherming, maar on beperkte steun aan werkloozen? Hierop antwoordt de schrijver, dat staat en gemeenten zoo voorzichtig mogelijk moe ten zijn in het verleenen van werkloozen steun door uitkeeringen of subsidies. Wan neer daardoor de noodzakelijke loonsdaling om tot betere toestanden te komen, of over gang van werklieden naar andere bedrijven wordt tegengegaan, is deze steun, zoo meent de schrijver, zeker uit den booze te achten. „De Staat", zoo besluit de heer Stork zijn beschouwing, „(moet en kan belemmeringen wegnemen, moet en kan zuiniger zijn in bet algemeen beheer. In dit verband mag zeker gewezen worden op het Wetsontwerp tot Staatselectrificatie. Zoude de minister onder druk van de tegen woordige omstandigheden niet terug komen op het zoo uiterst kostbar^ voorstel tot over neming en inbrenging van de bestaande electrisohe centrales in een staatsbedrijf? Behalve op vele andere gronden is dit denk beeld af te keuren, daar <^e uitvoering zeer kostbaar zal wezen en de exploitatie jaarlijks terugkeerende deficiten voor het Rijk zal brenigen. zoo noodig het voorbeeld te geven ook op het gebied van loonsverlaging, moeten terug- kernen op de dwaasheid van 45-urigen werk tijd in allerlei bedrijf, waar zulk een korte werktijd noodig noch nuttig is. Door meer arbeidslevering kan voorloopig loonsverla ging wellicht voorkomen worden. „Door verstandig en commercieel optre den van openbare besturen zal direct en in direct de industrie geholpen en gesteund kunnen worden. Dan zal deze zich verder zelf wel weten te helpen zonder de gevaarlijke hulp van het tweesnijdend zwaard van pro tectie of invoerverboden." Uitspraken: Zitting 15 Februari: C. v. V., Texel, diefstal rijwiellantaarn, f20 boete, subs. 20 dagen. A. E., Texel, mishandeling, f20 boete, subs. 20 dagen. Nieuwe zaken: Een minderwaardig surrogaat voor arbeid. De 20-jarige J. B., visscher alhier, is reeds 4 maal ter zake vermogensdelicten veroordeeld. Dit scheen hem niet te weerhouden, om in den nacht van 5 op 6 Januari weer eens op roof uit te gaan. Uit een boet, staande op het erf van D. G. in de Jan in 't Veltstraat, nam hy nu weg een rijwiel, 4 konijnen en 2 ledige zakken. De konijnen verkocht J. voor f3.25, de flets verborg hy achter een haag bij den spoordijk. Bekl., die zich nu in voorarrest be vind, beweert geen werk by de visschery te kunnen krijgen, op grond van zijn ongunstig verleden. Het O M. vordert 3 mnd. gev. De verdediger, mr. Kusters, kon in deze zaak niet veel lichtpunten vinden en refereert zich daarom aan het oordeel der rechtbank. Evenwel kon pleiter niet nalaten zyn verbazing uit. te spreken, dat de reclasseering zich nim mer met dezen recidivist had bemoeid. Beklaagde, gevraagd door den president, beweerd, dat hij te vergeefs zich had gewend tot de reclasseering om hulp en steun. Op 't verkaarda pad. De jeugdige slagersknecht S. C. C. was met Kerstmis 1919 in betrekking gekomen by den slager I. en bleef by hem in dienst tot Juni of Juli 1920, waarop hy, volgens mededeeling van I., eensklaps wegbleef. Na zyn vertrek kwam I. tot de ontdekking, dat zyn knecht verschillende bedragen, die hy van klanten had ontvangen, had verduisterd. Voor zoover dit nu was na te gaan, bedroeg dat f94, welk bedrag door de moeder van dezen jeugdigen zondaar werd vergoed. Het scheen echter wel, dat de slager later tot de conclusie kwam, dat C. nog veel meer geld zich had toegeeigend, aithans werd de zaak aangebracht by den officier van justitie en stond C. thans terecht. B'ekl. werd verdedigd door mr. Kusters, de verdediger, ook van voorgaande bekl. Getuige E. beweert gehoord te hebben, dat C. aan een dienstmeisje een spaarbankboekje had laten zien, waarop stond een bedrag van f 900. Hy was toen nog eens nagegaan, wat hy vroeger en thans ontving en meent nit dit onderzoek te moeten constateeren, dat hy wel voor f 900 benadeeld was. Beklaagde beweerde evenwel geen spaarbank boekje met een dergelijk bedrag te hebben gehad, terwyl hy ook ontkende meer te hebben verduisterd dan het bedrag van pl.m. f94, waarvoor hy thans terecht staat. De verdediger, mr. Kusters, wenschte eenige vragen te doen omtrent het particuliere leven van getuige I., die echter door den president niet werden toegestaan. Bekl. beweert, dat zyn patroon hem meermaleu op cognac had getrac- teerd, daardoor had hy smaak in den drank gekregen. Getuige I. daarentegen deelt mede, dat hij slechts éénmaal zyn knecht drank had geschonken. Het O. M. vorderde 3 mnd. gev., voorw. met 3 proefjaren en onder bijzondere voor waarden, door den Rechtbank vast te stellen. Pleiter, mr. Kusters, zegt, dat zyn taak moei lijk is, omdat hy zich ten opzichte van getuige E. hier niet vryelyk mag uitspreken. Mocht hy dat doen, dan zou er voorzeker een geheel ander licht op deze zaak worden geworpen. Naar pleiter's meening, is de patroon zelf da oorzaak van den val van den jongen. Hjj is begonnen met hem drank te geven. Toen hij eenmaal den smaak te pakken kreeg, is hy tot drinken en uitgaan gebracht en toen zyn eigen geld daarvoor te kort schoot, vergreep hij zich aan het geld van den patroon. De oorzaak van de mindere ontvangsten in de zaak waren echter niet toe te schrijven aan de ver duisteringen van beklaagde. Later, toen de beklaagde bij andere patroons in betrekking kwam, heeft men nimmer iets van verduiste ringen gemerkt. Voorts becritiseert pleiter de wijze, waarop de patroon met zijn knecht afre kent. Op deze wijze werd het als hel ware een soon; rekening-courant, waarin bekl. met den patroon stond. Het tekort op de rekening is onmiddellijk door de moeder van bekl. aan gezuiverd. De feiten staan dus wel vast, maar niet het juridisch begrip der verduistering, zooals pleiter door citaten uit werken van criminalisten aantoont. Pleiter acht de verduistering niet bewezen en dringt aan op vrijspraak, subsidair een zeer geringe straf. Bekl. zegt, dat hy thans als slager maga zijnmeester is by de Zuid-Afrika Lyn te R'dam. Hij draagt geen financieele verantwoorde lijkheid. Uitspraak a.s. week. Een oud-stadgenoot. Onze oud-stadgenoot, de 70-jarige varensgezel A. de V., een onverwoestbare schanstipplaar, stond nu weer terecht, omdat hy te Alkmaar aan een politie-agent om een aalmoes had gevraagd, natuurlijk met het doel om onder dak te komen. Beklaagde, die door den president zeer vriendschappelijk als ouwe kennis wordt be handeld, verzoekt een niet te zware straf en spoedig uitspraak. Hy hoopt het volgend jaar opgenomen te worden in het oude-mannen- huis op VeeDhuizen. De ofBcier wil aan zyn verlangen tegemoet komen en vordert 3 dagen héchtenis en 1 jaar opzending. De oude man is zeer verheugd over deze faciliteit en zegt de president vrien delijk-dank. „Dag Arie," zegt de president kostelijk, als Arie buigend de zaal verlaat. Rumoerige avondvisite. De koopman K. V., te Calantsoog, kreeg in den avond van 21 December bezoek van ziin nieuwen huisbaas, den bakker Jb. O Deze kwam de huishuur innen, die men hem wel wilde voldoen, mits hy een kwitantie gaf. Hierover wond de bakker zich zoo op, dat hy V. by den keel pakte, hem van de stoel sleurde en hem eenige malen met het hoofd tegen de deur bonkte, zoodat Y. een wond aan het ge laat bekwam. Tegen den ruwen huisheer vor derde het O. M. f50.— boete, subs 50 dagen hechtenis. Een maniak. De visscher C. v. d. V., te Texel, moest thans weer terecht staan ter zake diefstal van een flets van het erf van den landbouwer Bakker. Deze had onvoorzichtig genoeg zyn rywiel in den nacht van 26 Nov. op het erf laten staan, 's morgens was het .verdwenen, doch werd later teruggevonden aan den berm van den zeedyk. Het schynt, dat bekl. meermalen dergelyke vreemdsoortige grappen heeft ver kocht, zoodat deze fletsdiefetallen meer het karakter droegen van baldadigheid. Niettemin blijft het een wederrechteiyk toeëigening, voor welk feit het O. M. f 60 boete, subs. 30 dagen hechtenis vordert. Een onvoorzichtige uitlating. De rywielreparateur 8. d. J. alhier stond terecht terzake beleediging van den sergeant der mariniers H., die hy op 5 Juli 1920 in het openbaar een oplichter had genoemd. H. had van De J. een rywiel gekocht op af betaling. Daarop was nog een klein gedeelte niet afbetaald en op 7 Juli kwam De J. ten huize van H. met zyn kwitantie. Mej. H. zeide echter, dat haar man niet aanwezig was, waarop De J. in drift haar man beleedigde. Bekl. meende wel, dat hy iets dergelyks ge zegd had. Hy was boos, omdat H. de condities niet nakwam. Ook had men tegen zyn he iende gezegd dat die ouwe rotjood kon stikken, daarover was hy ook piet aangenaam gestemd. Sergeant H. deelde mede, dat destyds nog f 35 op de flets moest worden afbetaald. Later heeft hy 't verschuldigde voldaan. Bekl. had reparatie van het rywiel, dat niet voldeed, beloofd, maar was zyD belofte niet nagekomen. Dit was de oorzaak, dat het restant nietwerd betaald, en fin... iedere party had zyn grieven en het O. M. meent er maar een eind aan te moeten maken door tegen bekl. f15 boete, subs. 15 dagen te vorderen. Einde October vestigde zich te Zwolle een liefdezuster. Henxiette, Clemence H., die ge bleken is dezelfde to zijn als de te Boedapest gearresteerde Hallaindsche vrouw beschul digd van oplichting van anderhalf millioen kronen. I Zij kwam te Zwolle met zeer gunstige brie ven van aanbeveling, wist zicb door haar fantastische verhalen bij verschillende ge goede ingezetenen in te dringen en hun me delijden op te wekken. In den oorlog bad zij een kliniek in Brussel gehad, maar de Duifcschers hadden haar alles ontnomen, en zij was verpleegster aan het front geworden. Als zoodanig heeft zij gestaan in België, Frankrijk, Duitschland, Servië en zelfs in Turkije. Als zuster geplaatst in het Sophia ziekenhuis te Zwolle tzag zij geen kans di rect in al'le behoeften van haar en haar oude moeder te voorzien, vandaar dat zij bij som migen een beroep deed, en niet te vergeef» op financieelien steun. Haar connecties ge bruikte zij' om goederen te koopen en deze, wanneer ze thuis gebracht waren, niet te be talen. Ook drong zij zich in godsdienstige kringen, en tijdens de Missiefeesten beijver de zij zich zeer een persona grata te wor den. Het duurde echter niet lang of de po litie kreeg arpwaan en zij achtte den tijd be komen zich eldiers te vestigen. Men vond haar korten tijd daarna te Kampen terug, waar zij zich ook weer speciaal op godsdienstig terrein bewoog. Toen het haar Iner ook te benauwdi werd, verdween zij. Een onderzoek bracht aan het licht, dat zij in den Haag zich aan dezelfde praktij-ken had schuldig gemaakt, van 'Joodsche ouders was, 51 jaar oud, te Breda geboren en te Amsterdam ge huwd, terwijl zij thans gescheiden vrouw is. Op 28 Jan. j.1. ontving een van de heeren,, bij wie zuster M. niet tevergeefs bad' aange klopt, een brief uit Boedapest van een kape laan, die naar hij schreef vroeger in Neder land was geweest. Hij had gehoord, dat ge noemde heer veel deed voor de Hongaar- sobe kinderen, en nu verzocht hij dringend hem geld te zenden, want de nood onder de kleinen was groot. Hij zelf was kapelaan van een zeer arm© parochie, en wanneer daar eenige gelden voor bestemd' konden worden, dan weid daarmede een goed werk verricht. De geadresseerde vertrouwde het zaakje niet, men ging aam het speuren, en nu bleek, dat het schrift van den kapelaan heel veel over eenkomst vertoonde met dat van zuster M. Onmiddellijk stelde de politie zich in ver binding met dén Nederlandachen consul te Boedapest, en het bleek, dat de zuster daar juist een heel goede affaire in hand had. j Daar zij in 'het politie-bLald staat, werd zij gearresteerd. Het „U. D." vertelt, dat het reeds geralmen tyd ten hoofdpostkantore te Utrecht bekend was, dat postwissels, die te Utrecht waren ont vangen met bestemming voor inwoners van Utrecht, niet in het bezit van de geadresseerden waren gekomen. Gebleken was, dat de als „ver dwenen" aangegeven postwissels, die ten slotte toch waren uitbetaald aan onbevoegden, éllen het zoogenaamde bestelnummer misten. Het ontbreken van dit nummer gaf voorloopig de zekerheid, dat de schuldige moest worden ge zocht onder het personeel ten postkantore. Dinsdag vervoegde zich aan het hoofdpost kantoor iemand, die ter uitbetaling een post wissel aanbood van ongeveer f70. De dienst doende ambtenaar zag 'terstond, hier weer te maken te hebben met een wissel, waarop bet bestelnummer ontbrak. De wissel werd daarom niet uitbetaald «n de aanbieder voorloopig aangehouden. De politie bracht den man over naar het hoofdbureau, waar bleek, dat men to doen had met den zwager van een postbesteller, werkzaam aan het postkantoor. De aangehou dene erkende den postwissel gekregen te hebben van den postbesteller, zyn zwager. Een diamantkoopman uit Amsterdam zond aan zijn broeder, die te Antwerpen woont, een pakket, inhoudende briljanten tot een waarde van 120.000. Het pakket was geas sureerd verzonden en was bij aankomst uiterlijk ongeschonden. Toen men het ecihter opende, bemerkte men, dat het, in plaats van briljanten, slechts fietskogeltjes bevatte.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1921 | | pagina 2