HELDEISCIE COURANT
Tweede Blad.
VAN DONDERDAG '26 MEI 1921.
PLAATSELIJK NIEUWS.
Scheidsgerecht Gemeentewerklieden.
Leveringen1.
Se Periodieke Zeilwedstrijd
Stoomtramweg Schagen—van EwiJcfesluis.
Zwemclub „Frissche Morgen".
Tent-Campagne van het Leger des Heils
te Helder.
GEMEENTERAAD.
Voorstel-van Breda.
Gemeentelijke Strafverordeningen.
Bezoldiging Secr.penn. Alg. Weeshuis.
Vergoeding brigadier Jullanadorp.
Afschaffing drukken stenografisch verslag.
Pensioneering J. A. Koevoet.
Verhuring Zeestrand.
Benoeming personeel Gemeente-secretarie.
Commissie van Toezicht Lager Onderwijs.
Bouw gymnasium.
TWEEDE KAMER.
Vragen van Kamerleden.
De Rijksmiddelen.
Onze iroegere plaatsgenoot de heer O.
Scheurkogel slaagde voor 2e stuurman
groote vaart.
Het sedert kort Ingestelde diploma voor
machineschryven werd verworven door A.
Smit, H. Langerak, Th. Launspach, E. Tiel-
rooy, J. Simonse en A. Gomes, leerlingen der
Handelsavondschool alhier.
Onze vroegere plaatsgenoot, de heer H.
Haringa, tijdelijk beheerder van het torpedo
magazijn der landmacht te Helevoetsluis,
hoopt den 29en Mei a.s. 'den dag te herden
ken, dat hij voor 25 jaar bij bovengenoemd
magazijn te Helder in functie kwam.
Den 24 Mei j.1. hield het Scheidsgerecht
voor de Werklieden in dienst der gemeente
Helder zijn eerste zitting ter behandeling
van een ingesteld beroep.
Tevoren had dit Scheidsgerecht zich als
volgt geconstitueerd:
A. W. Michels, Voorzitter.
Jhr. H. Rappard, plaatsverv. Voorzitter.
Dr. O. H. Ketner, J. Helder en G. A. Min
nes, leden.
Plaatsvervangers van bovengenoemde le
den zijn respectievelijk:
D. van Brederode, Ir. J. O. S. S. Schokkdng,
O. de Boer Jr., O. Slot, H. J. van Wolferen.
Als secretaris is aan het Scheidsgerecht
toegevoegd, Mr. R. Veendorp, commies-
redacteur ter gemeente-secretarie.
De levering van bevroren vleesoh voor het
garnizoen Helder gedurende de maand Juni
'21, is toegewezen aan de N.V. van Stany's
Koel- en Vrieshuizen te Rotterdam.
op Vrijdag 27 Mei 1921.
Waarschuwingsschot - (halfstok hijSchen
vlag Z) ten 8 u. 25; Voor miodelsloepen B 3:
5 minuteiuschoit (voorhyscben vlag Z) ten 8 u.
25; Afvaartschot (strijken vlag Z) ten 8 u. 30;
Voor modelsloepen B 1 en B 2: 5 minuten-
schot (hijisoben vlag Z) ten 8 u. 35; Afvaart
schot (strijken vlag Z) ten 8 u. 40; Voor fan
tasiesloepen: 5 minu'tensdhot (hijschen vlag
Z) ten 8 u. 45; Afvaartschot (strijken vlag Z)
ten 8 u. 50.
Het geluidsignaal terugroepen wordt ge
geven met den misthoorn.
Willemsoord, 25 Mei 1921.
Uit eene advertentie in dit nummer blijkt,
dat op bovengenoemden tramweg met ingang
van 1 Juni een gewijzigde dienstregeling
wordt ingevoerd.
Hedenmorgen werd door bovengenoemde
Zwemclub het zwemseizoen1 geopend.
Onder aanwezigheid van een zevental leden
sprak de heer J. Dekker een woord van wel
kom en begaven zich allen, de (meesten voor
het eerst, te water, om te genieten van een
heerlijk frisdh zeebad.
Alle leden worden opgewekt morgen bij
gunstig weêr om 7 uur present te zijn.
Wij vestigen er de aandacht op, dat reeds
nu toegangsbewijzen voor de (groote Tent-
Oampagne van het Leger des Heils verkrijg
baar zijn en wel bij de Officieren Spoor-
gracbt 88, hij de Plaatselijke Heilssoldaten
en bij de Firma Egner Keizerstraat;
De prijs der kaarten, welke geldig zijn
voor slechts één samenkomst is 10 cents, ter
wijl programma's, welke recht van toegang
geven tot alle samenkomsten, verkrijgbaar
zijn 65 oents.
Men wordt dringend aangeraden zich
vroegtijdig van kaarten1 en programma's te
voorzien.
Het raadslid, de heer van Breda heeft het
volgende .schrijven aan den Raad gericht:
Ondergeteekende heeft de eer voor 4e
stellen:
le. Het voorstel der Commissie tot wijzi
ging der verordening op de invordering der
Plaatselijke Belasting en tot herziening der
Flaatselijke Directe Belasting naar het In
komen te verdagen.
2e. Burgemeester en Wethouders beleefd
uil te noodigen, om naast het voorgestelde
tarief door de Commissie, ook een tarief van
Burgemeester en Wethouders aan den Raad
voor te leggen.
Toeliohting.
Het wil ondergeteekende voorkomen, wat
punt 1 betreft, de Raad geen voldoende tijd
gehad heeft om beider voorstellen nauwlet
tend na te gaan. En wat punt 2 betreft, be
vreemd het mij geen prae-advies van Bur
gemeester en Wethouders op beide voorstel
len te hebben gezien.
•Naar aanleiding van het feit, dat dit jaar
het vijfjarig tijdvak is verloopen, binnen het
welk overeenkomstig artikel 178 der Ge
meentewet dé algemeene herziening der
plaatselijke strafverordeningen moet hebben
plaats gehad, hebben B. en W. aan den Raad
ter vaststelling aangeboden eeri staat van
verordeningen, tegen wier overtreding straf
is bedreigd.
Het Bestuur van het algemeen Weeshuis
alhier wensdht de bezoldiging van den Se
cretaris-Penningmeester te brengen van
300.— op 400 's jaars.
Ingevolge de artikelen 23 en 26 van het
Reglement voor het Algemeen Weeshuis,
wordt de belooning van den Secretaris en
van den Penningmeester door de Regenten
vastgesteld, onder goedkeuring van den Ge
meenteraad.
In verband hiermede en omdat B. en W. de
genoemde verhoogiug wel -billijk vinden, stel
len zij den Raad voor daaraan zijne goedkeu
ring te verleenen.
De brigadier van politie, gestationnesrd te
Julianadprp, ontvangt jaarlijks een vergoeding
van f 40* voor een rijwiel.
Met het oog op de surveillanee in het Uit
gestrekte Koegras is het doelmatig, dat deze
met een motorrijwiel gebeurt.
Voorts heeft de bedoelde functionaris dik
wijls met eenigen spoed vanwege het Gemeente
bestuur stukken uit te reiken.
Ook bij andere opdrachten is het van zeer
veel gewicht, dat hij zich snel kan verplaat
sen. Bjj brand behoort de brigadier voormeld
eveneens spoedig ter plaatse aanwezig te zijn,
terwijl het ook gewenscht is, dat hy zich by
de opsporing van strafbare feiten oogen-
blikkelyk in verbinding kan stellen met de
burgemeesters der omliggende gemeenten.
Het komt den Burgemeester, als hoofd der
politie, en ook den Commissaris van Politie
voor, dat het gebruik van een motorrijwiel
door den brigadier te Julianadorp ten zeerste
in het belang van den dienst is. Opgemerkt
wordt, dat het gewone rywiel in reserve zal
worden gehouden om dit voor den dienst te
gebruiken, als de motor defect mocht raken.
De vergoeding, welke de brigadier Hoving
verzocht heeft, n.1. f 100 per jaar, komt B.
en W. niet te hoog voor, in aanmerking ge
nomen het profyt, dat de gemeente van dit
motorrijwiel zal trekken.
Zy stellen mitsdien voor de vergoeding van
f 40 per jaar, welke de brigadier te Juliana
dorp tot dusverre ontvangt, met ingang van
1 Juli a.s. te verhoogen tot f 100 voor het
onderhoud en de onkosten van een motor
rijwiel.
B. en W. hebben aan den Raad het volgend
schrijven gericht
Reeds meermalen Is in Uw College gewezen
op de wenschelykheid om te bezuinigen op den
post schrijf' en bureaubehoeften, druk- en
bindwerk, enz. Wy hebben deze kwestie
nauwgezet overwogen en zyn tot de conclusie
gekomen, dat vermindering dezer uitgaven is
te bereiken, wanneer het gedrukte stenogra
fisch verslag wordt afgeschaft.
Dit verslag zou kunnen worden vervangen
door een gedrukt verkort verslag, dat alsdan
aan elk lid van Uw Raad zou worden toege
zonden. Wy zijn hiertoe (geleid door de ge
dachte, dat het stenografisch verslag betrek
kelijk weinig wordt gelezen, terwijl een zoo
genaamd analitisch verslag veel gemak biedt
voor het op- of naslaan van de genomen
besluiten en mede zy het dan ook in
beknopten vorm en dus eenigszins onvolledig
van de beraadslagingen over een bepaald
onderwerp.
Dit kort verslag kan gemakkelijk verkregen
worden door uitgave van een overdruk van
het Raadsverslag van de Heldersche Courant.
Op ons verzoek heeft de uitgever dezer
courant zich bereid verklaard om van dit
verslag afdrukken te leveren tegen oen ook
elders geldend onzes inziens billijk tarief.
Ofschoon het verslag in dezen vorm, behou
dens van onzentwege aan te brengen correctie,
niet meer geeft dan het verslag in de
Heldersche Courant, biedt toch, zoo meenen
wy, het vervaardigen er van een belangryk
voordeel, en wel, omdat het aldus gemakkelijker
en regelmatiger te bewaren is dan door middel
van het bewaren der betrekkelyke nummers
der courant.
Als proeve leggen wy hierby over het kort
verslag van U we vergaderingen van 29 en 80
Maart j.1.
Naast het analytisch verslag zon het, meenen
wy, gewenscht zyn het stenografisch verslag
in stand te houden, opdat dit verslag voorde
Raadsleden, die van het een of ander behan
delde onderwerp meer gedetailleerd willen
kennisi nemen, steeds ter inzage kan liggen.
Dit stenografisch verslag zou daartoe getypt
kunnen worden en na ter visieligging voor
de Raadsleden door Uw College kunnen wórden
vastgesteld, om aldus te gelden als de officieele
Raadsnotulen.
Gerekend naar het jaar 1920 zou de volgende
besparing worden verkregen:
Stenogr. Raadsversl. over 1920
1317 pag.) f 7817.828
Kort verslag van de
zelfde vergaderingen
650 pag. h f 1.— f 650.—
Correctiekosten van
dit verslag 800.
Kosten stenograaf en
typewerk2000.
2950.-
f4867 83»
Wy meenen, dat een bezuiniging van rond
f 5.000.— 's jaars niet achterwege mag biy ven,
weshalve wy U met verwyzing naar de over
gelegde stukken voorstellen overeenkomstig
het vorenstaande te besluiten en te bepalen,
dat'de nieuwe regeling zal ingaan met 1 Juli 1921.
Wy merken hierby nog op, dat het de be
doeling is, in het drukken en'rondzenden der
voorstellen e.d. (de z.g. Bylagen) geen wyziging
aan te brengen.
Den 30 Maart j.1. besloot de Raad het ver
zoek van den smid aan de gasfabriek J. A.
Koevoet oim toekenning eener (gratificatie als
nog in handen te stellen van de Commissie
voor de Water- en Lichtbedryven.
Zooals de Comissie ook in. haar advies
aangeeft, is eenerzyds, nu het personeel zyn
rechten reglementair vindt omschreven, het
toekennen eener gratificatie niet wel toe
laatbaar, doch anderzijds vindt zy het hard,
om Koevoet, die voor velen een voorbeeld
van plichtsbetrachting is geweest, en waar
van thans het bedrijf nog de vruchten plukt,
met een gering pensioen naar huis te moe-
tqn zfeniden.
Ofschoon Koevoet bijna 20 jaren in dienst
der gemeente is geweest, tellen slechts 6
dienstjaren voor de berekening van zijn pen
sioen mede.
'Hierin vindt de Commissie dan ook
aanleiding om Koevoet onder de gunstige
bepalingen der Pensioenverordening te la
ten vallen, n.1. door toepasing van art. 3, sub
c., in verband met art 5, sub c., der betrok
ken Verordening, waardoor een penisoen ge
lijk aan de helft van den pensioengrondslag
over de laatste vijf jaar of 696.— kan wor
den toegekend, welk bedrag nog met 391/»
toeslag of 233.43 behoort te worden ver
hoogd, zoodat het totaal bedrag aan pensioen
829.43 zal bedragen. Alzoo heeft de Com
missie een basis gevonden, waarop een hoo
ier pensioen kan worden toegekend, zonder
n een willekeurig besluit te vervalllen.
B. en W. stllen voor in dezen geest een
besluit te nemen.
In de vergadering van den Raad van 8
Februari j.1. werd in beginsel besloten het
strand te Huisduinen, hetwelk de gemeente
in staat is van het Ryk te huren, in onder
huur af te staan aan de op te richten N. V.
Zeebad Huisduinen.
De voorwaarden van verhuring, die het
Ryk thans stelt, zyn dezelfde als voorheen,
behalve dat de gemeente daarenboven de zorg
voor de helmbeplantingen en dergelyke in
het te huren strandvak heeft te dragen.
Het schynt B. en W. billyk, dat de hieruit
voor de gemeente voortvloeiende kosten op
de ondeAuurster worden verhaald. Deze ware
eveneens, voor zoover gelegenheid tot baden
wordt gegeven, te belasten met het nemen
van veiligheidsmaatregelen, zooals deze zyn
omschreven in een concept-contract Hierby
worde opgemerkt, dkt dezelfde bepalingen
ook voor de vorige onderhuurders hebben
gegolden.
De jaarlyksche huurprys voor de onder-
huurster zou in verband met het feit, dat de
gemeente aan het Ryk f40.— moet b6talen,
op hetzelfde bedrag zyn te stellen.
De N.V. kan zich met de concept-overeen
komst vereenigen. De Commissaris van Politie
en de Gezondheids-commissie, daarover ge
hoord, kunnen in hoofdzaak met het in het
ontwerp bepaalde medegaan.
Diensvolgens stellen. B. en W., met verwy
zing naar de overgelegde stukken, voor:
1. het College te machtigen voor 5 jaren
van het Ryk te huren het recht van gebruik
van het strandvak tusschen hectometerpaal
41 en hectometerpaal 46
2. een betreffende overeenkomst met de
op te richten N.V. Zeebad Huisduinen aan
te gaan.
Naar aanleiding van het feit, dat twee leden
van het personeel ter Secretarie (de klerken
S. Koning en A. J. de Wit) reeds geruimen
tyd door ongesteldheid hunne betrekking niet
kunnen waarnemen, terwyl het, althans wat
Koning betreft, nog vry lang zal kunnen
duren, eer ze weer te werk kunnen worden
gesteld, hébben B. en W. den Gemeente-
Secretaris op diens verzoek gemachtigd een
oproeping van sollicitanten voor klerk ter
Secretarie te doen.
Temeer is deze voorziening thans noodig,
omdat het seizoen, waarin het personeel suc-
cessievelyk met verlof gaat, is aangebroken.
De benoeming van deze klerk zal een
tydelyke zijn, doch zy kan naar de meening
van B. en W. zonder bezwaar er een zyn
voor den proeftyd van een jaar, voorafgaande
aan de vaste aanstelling, alzoo niet voor werk
zaamheden van tydelyken aard.
Dit, omdat de te benoemen klerk, wanneer
hy voldoet, bestemd kan worden voor uit
breiding van het personeel aan de Afdeeling
Bevolking en Verkiezingen, welke uitbreiding
noodzakeiyk is, hoofdzakelijk tengevolge van
het feit dat de bevolkingsboekhouding voor
het Marine- en Landmacht-personeel thans
ook geheel naar het Gemeente-bestuur is
overgegaan en in de tweede plaats door de
invoering van het vrouwenkiesrecht.
B. en W. stellen voor hen het noodige
crediet hiervoor te willen verleenen.
Tevens vragen B. en W. het crediet voor
de bezoldiging van een klerk aan de Afdeeling
Onderwys, Algemeene Personeels-aangelegen-
heden en Pensionneering van Gemeente-
Ambtenaren.
Ingevolge art. 216 der Lager-onderwyswet
1920 worden de plaatselyke commissiën van
toezicht, bedoeld in art. 92, 2e lid der Wet
van 1878 (oude Wet; met ingang van 1 Januari
1921 ontbonden.
Uit art, 176 o. v. van eerstgenoemde Wet
blijkt, dat er weder dergelyke commissiën
door den Gemeenteraad zullen moeten worden
ingesteld, welker samenstelling echter op een
andere leest is geschoeid dan voorheen. De
nieuwe commissiën zullen dus zoo spoedig
mogelyk na 1 Januari 1921 haar taak moeten
aanvangen. Over de instelling der nieuwe
Commissie zegt de Minister van Onderwy's,
Kunsten en Wetenschappen in de toelichting
op de nieuwe Onderwijswet het volgende
„Het oordeel over de werking der plaatselyke
commissiën van toezicht moet, zeer enkele
govallen uitgezonderd nu eeDmaal zoo lui
den, dat hare opheffing geen groot verlies
beteekent
Voor de plaatselyke Commissie kan een
goede taak weggelegd zyn, mits hare be
stemming wordt gewyzlgd. Eene uitoefening
van toezicht, die kan ïyden tot ingrijpen in
den gang der schoolzaken, is z. i. aan de
Commissie te onttrekken. Naar zy'ne meening
behoort deze niet anders te zyn dan een
raadgevend college, dat zijne adviezen geeft
aan het Gemeentebestuur en het Rykstoe-
zicht en desgevraagd ook aan de onderwy-
zers bystand verleent. Haar toezicht op de
scholen zal zich dus dienen te bepalen tot
dat eene, wat voor dit adviseurschap noodig
is.. Zy zal aldus een brug vormen tusschen
de school en de autoriteiten, welke het onder
wy's ten goede kan komen. In overeenstem
ming met dit doel behoort hare samenstelling
er op berekend te zyn, dat de verschillende
groepen van meest belanghebbenden by het
onderwys er in vertegenwoordigd zyn en dat
zy uit ee'n klein aantal personen bestaat.
De Commissie moet volgens art. 184 der
Lager-Onderwyswet 1920 uit tenminste 5
leden bestaan. Van deze vyf leden moet er
één behooren tot de ouders der in de ge
meente op een openbare lagere school inge
schreven leerlingen, één tot de ouders der in
'de gemeente op een byzondere lagere school
ingeschreven leerlingen, één tot de meerder
jarige onderwyzers der openbare lagere school
in de gemeente, één tot de meerderjarige on
derwyzers der byzondere lagere school in de
gemeente en één tot de overige meerder
jarige inwoners der gemeente. B. en W. ach
ten dit minimum-aantal leden voor onze ge
meente voldoende. Ten einde contact te ver-
krygen tusschen de Commissie en die van
Toezicht op het Middelhaar Onderwys, komt
het hen zeer wenschelyk voor één lid dezer
Commissie tevens deel uit te doen maken van
die van toezicht op het Lager Onderwys,
welk lid dan als voorzitter van laatstge
noemde Commissie zou moeten fungeeren.
Dit lid zou dan echter, om gelykheid in de
Commissie te verkrijgen, geen kinderen te
zynen laste moeten hebben. B. en W. merken
hierby nog op, dat de Commissie van toe
zicht op het Middelbaar Onderwys deze ziens-
wyze ten volle deelt.
Daar de Raad de geheele inrichting der
Commissie behoort te regelen, bieden B. en
W. een concept-verordening aan den Raad
ter goedkeuring aan.
Voorts stellen B. en W. den Raad voor te
besluiten
1. over te gaan tot instelling van een
Commissie van Toezicht op het lager onder
wys;
2. de overgelegde concept-verordening
vast te stellen, onder intrekking van de door
den Raad by besluit van 28 April 4908
vastgestelde verordening, voor de plaatselyke
Schoolcommissie in de gemeente Helder;
3. over te gaan tot de benoeming der ver
schillende leden, (dubbeltallen)
Categorie 1 (een der ouders der in de ge
meente op een o. 1. school ingeschreven
leerlingen).
1. Mevr. E. van Urk—Zwanenburg.
2. Mevr. A. Labout - Manse.
Categorie 2 (een der ouders der in de ge
meente op een byzondere lagere school in
geschreven leerlingen).
1. F Th. A. Cedee.
2. H. de Barbanson.
Categorie 3 (een der meerderjarige onder
wyzers der o. 1. scholen in de gemeente).
1. D. Blom.
2. W. Hgeröma.
Categorie 4 (een der meerderjarige onder
wyzers der byzondere lagere scholen in de
gemeente).
1. P. Storm.
2. E. H. Bos.
Categorie 5 (een der overige meerderjarige
inwoners der gemeente, tevens voorzitter).
1. C. M. Moolenburgh.
2. W. J. Bakker.
Den len September a.s. zal het tydvak
waarvoor aan deze gemeente ontheffing werd
verleend van de verplichting om een gymna
sium op te richten, verstreken zyn, zonder
dat zoodanige veranderingen plaats grepen,
dat de gemeente thans zonder overgroote
bezwaren wéltot stichting van zulk een
inrichting van onderwys zou kunnen overgaan
B. en W. stellen daarom den Raad voor,
van bedoelde verplichting opnieuw ontheffing
te vragen.
Zy teekenen hierby aan, dat de vraag of
maatregelen kunnen worden genomen in het
belang van die ingezetenen, welke hunne
kinderen een universitaire opleiding wenschen
te geven, de volle aandacht heeft van dat
College, maar dat, mede uit een met den
Inspecteur der Gymnasia gevoerde corres
pondentie gebleken is, dat de tyd voor derge
lyke maatregelen thans nog niet gunstig is.
Vergadering van Dinsdag.
'Voortgegaan wordt met bet onderwerp tot
invoering van den kinderrechter en onder
toezicht stelling van minderjarigen.
De heer Kleere koper (s.-d.) steunt het
amendement-Dresselhuys om aanstelling van
vrouwelijke plaatsvervangende kinderrech
ters mogelijk te maken en dient daarnaast
een motie in, uitsprekende de wensohelijk-
heid van benoembaarheid van de vrouw tot
een rechterlijk ambt.
Op voorstel van den voorzitter wordt met
33 tegen 29 stemmen besloten de motie te
behandelen op een nader te bepalen dag.
De beer Beumer (a.-r.) bestrijdt bet
amendement-Dresselhuys.
De beer Van Schaik (r.-fc.) wil gelyke
benoembaarheid voor alle openbare ambten
met uitzonderingen, noodig met het oog op
orde en zedelykheid. Spr. acht de vrouw ge
schikt voor kinderrechter. Het amendement
houdt evenwel geen rekening met de practi-
sohe vragen ten aanzien van de uitvoering.
De heer S c h e u r e r (a.-r.) betoogt, dat de
vrouw juist voor kinderrechter zeer onge
schikt is.
Mejuffrouw Groeneweg (s.-d.) komt
op tegen het betoog van den heer Scheurer.
De beer Schokklng(c.-h.) wenscht geen
principieele beslissing door stemming over
dit amendement. Spr. zal daarom tegen stem'
men.
De heer Van Veen (c.-h.) acht redactie'
verbetering in het amendement noodig.
Minister Heemskerk bestreed het
amendement door te wijzen op de practlsche
moeilijkheid voor een vrouw om steeds in
het reohtsgebouw te zyn en voorts met het
argument, dat de Wet op de Rechteriyke
Organisatie de vrouw nog uitsluit.
Dit laatste werd door den heer Mer
chant betwist, die overigens pok tegen) het
amendement-Dresselhuys was, omdat hij in
tegendeel de vrouw in 't algemeen wèl be
noembaar achtte. Een wijziging en beperking,
die de heter Dresselhuys aanbrengen wildé,
werd verworpen; een amendement der Oom
missie van Rapporteurs, waardoor verzoeken
of vorderingen tot ontheffing of ontzetting
uit de ouderlijke macht, als van te groot be
lang, niet zouden worden behandeld door den
kinderrechter, (maar door de meervoudige
Kamer met den kinderrechter erby, daaren
tegen aangenomen.
Het ontwerp werd vervolgens z. h. s. aan
genomen. Aangevangen wend met de wyzi
ging der Hooger Onderwyswet.
Vergadering van Woensdag.
Voortgegaan wordt met de behandeling
der hooger onderwyswet. In de promotie van
meesters in de rechten is verandering ge
bracht, zoodat in de toekomst hy, die den
Meesterstitel voert, niet door dat feit zelve
zal kunnen worden beschouwd als een jurist,
die op een „promotie" mag bogen. Eerst by
promoveeren verkry'gt hy den doctorstitel,
en daarvoor is een proefschrift noodig.
Voorts werd een interpellatie-W i n t e r-
m a n s behandeld over het niet-indienen der
wyziging van de Landarbeiders wet. Minister
Vanl.Tsselsteyn zette de redenen daar
van (wijzigingen, etc.) uiteen.
Rechtspositie Provinciaal personeel
Da heer D u y s heeft aan den minister van
binnenlandsche zaken gevraagd:
Is het juist, dat door het college van Ge
deputeerde Staten vain Noord-Holland reeds
geruimen: tijd geleden ter goedkeuring aan t
de regeering is opgezonden het door de Sta
ten dier provincie vastgestelde reglement be
treffende den rechtstoestand van het perso
neel in dienst dier provincie?
Zoo ja, is de regeering bereid mede te doe
len de redenen, waarom tot heden nog geen
goedkeuring door haar is verleend, en of ten
spoedigste die goedkeuring kan worden te
gemoet gezien?
De Zuiderzeeraad.
De heer Van de Bilt heeft aan den' mi
nister van waterstaat gevraagd:
1. „Wil de minister ook meedeelen, of het
rapport der oommissie uit den Zuiderzee
raad, betreffende de schadeloostelling aan
visschers en nijveren, reeds is ingekomen en
zoo ja, of dat rapport zal worden gepubli
ceerd?
2. Acht de minister het niet gewenscht,
reeds nu voorstellen' te doen, ten einde ook
de houders van het bedryf door een renteloos
voorschot te helpen, opdat zy dat bedrijf
langzamerhand kunnen omzetten?
Ansjovis.
Op vragen van den heer Duymaervan
Twist betreffende het nemen van maatre
gelen om de ansjovisvissoherij voor de Zui-
derzeevisschers loonend te maken, heeft de
minister van landbouw, nijverheid en handel
geantwoord:
In overleg met den minister van arbeid is
besloten, dat, evenals het vorige jaar, ook in-
dit vischseizoen ansjovis voor rijksrekening
van de visschers wordt opgekocht en inge
zouten. Hiermede is 'bereids op 9 Mei j.1. een
aanvang gemaakt.
Ofschoon niet in zoo sterke imate als in
Maart, toen de rijksmiddelen welhaast met
9 millioen de ontvangsten van een jaar te
voren waren te boven gegaan, valt er ook
voor April een stijging in de opbrengst
waar te nemen, die, in aanmerking genomen
de tijden van depressie, die wij nu op zoo
menig gebied beleven, wel opmerkelyk mag
worden genoemd. De vooruitgang vergele
ken met April '20, bedroeg nu nog J 3,210.000.
Ook by de beoordeeling van dit accres moet
men bedenken, dat de ontvangsten in de
ovengenoemde maand van het vorige jaar,
ofschoon die van Maart 1920 aanmerkelyfc te
boven gaande, toch nog voor een deel onder
den invloed stonden van de groote staiking
van de transportarbeider®, zoadat, zonder
dien1 belemmerenden factor, de 'baten der
schatkist ongetwyfeld hooger zouden zijn
geweest, en er nu van een vooruitgang wel
licht niet gesproken had kunnen worden.
Bovendien geldt ook voor dezen staat de
vroeger reeds gemaakte opmerking, dat men
den oorsprong van het voordeelige eindcij
fer veeleer moet zoeken bij de opbrengst der
belastingen, waarvan de grondslagen nog
dagteekenen uit de tijden van voorspoed,
dan bij die middelen, welke met den toestand
op het gebied van handel en verkeer recht
streeks verband houden, al zyn in dat op
zicht de verschillen op dezen staat minder
kenmerkend dan die in de opgaaf over Maart
j.1. Over het algemeen trouwens loopen de
oijfers dit keer, op een paar uitzonderingen
na, veel minder uiteen met die van verleden
jaar dan in de maand tevoren het geval was.
De beide uitzonderingen betreffen de re
gistratierechten en de grondbelasting. De
vooruitgang van 1.060.000 bij eerstgenoemd
middel, dat in de afgeloopen maand opmer
kelijk ruim gevloeid heeft (al kon de sedert
1 Januari ontstane achterstand nog bij lange
niet worden ingehaald) maakt de hernieuwde
daling, ditmaal tot een bedrag van bijkan#
1 millioen, by de grondbelasting 1.605.700
'minder binnengekomen dan in de eerste
vier maanden van 1920. Was er een jaar ge
leden op het eind van April op rekening van
het dienstjaar 1920/21 reeds ƒ2.445.300 ont
vangen, thans heeft, blykens de onder aan
den staat opgenomen splitsing, de ontvangst
op rekening van het loopende dienstjaar nog
maar 666.900 bedragen.
In tegenstelling hiermede is er bij de ove
rige heffingen, die vroeger als directe be
lastingen op den middelemstaat verantwoord
werden, reeds een1 vry behoorlyke voorsprong
op verleden jaar. De ontvangsten uit deze
belasting hebben intusschen de toch reeds
zeer hooge bate van verleden jaar April nog
met bijkans 9 ton overtroffen; zij vormen
dan ook met 12.4 millioen, zijnde niet
veel minder dan 1/8 van het totaal van alle
middelen een record. En sedert 1 Januari
is daar 88.767.000 uit binnengekomen, of
5.6 millioen meer dan verleden jaar. Bij de
dividend- en tantièmebelasting bedroeg het
accres over April 476.800 en over de eerste
vier maanden 8.4 millioen, terwyi er uit de
vermogensbelasting 836.000 meer werd ont
vangen in de afgeloopen maand en sedert 1
Januari 1.025.000 meer.
'Zullen voor de laatstgenoemde drie belas
tingen de baten In het loopende kalenderjaar
vermoedelijk nog op ruime schaal binnen
komen, aangezien zioh daarin nog niet de
wy'zigingen van de conjunctuur kunnen
weerspiegelen, er is stellig reden tot groote
bezorgdheid, wanneer men bedenkt, in welke
mate deze opbrengsten een volgend jaar den
invloed zullen ondervinden van de groote
veranderingen, die 'er in de oeconomische
verhoudingen hebben plaats gehad. Men
denke slechts aan de uitwerking, die de ge
weldige daling aan de effectenbeurs in het
laatst van het vorige jaar moet hebben op
de vermogens- en even goed op de successie
belasting (welke intusschen, ondanks een
aocres van 239.000 in April, sedert 1 Janu
ari 564.000 by verleden jaar ten achter is);
aan den invloed, welken de sterke achteruit
gang in de bedryfsresultaten van nijverheid,
van scheepvaart, handel en Indische cultures
op de inkomstenbelasting en de dividend- en
tantièmebelasting zal doen gelden en in welke
mate dan ook de accynzen en de overige mid
delen van de daling in het algemeene wel
vaartspeil te lijden zullen hebben, en men
zal beseffen, dat er zorgeiyke tijden voor de
schatkist op komst zyn. De gunstige resul
taten, die er thans nog met de inkomsten
worden behaald, mogen daarvan de aandacht
üiet afleiden.
Wat nu de overige middelen aangaat, op
welker opbrengst de gewtyzigde. conjunctuur
thans reeds vat kan hebben, merken wy op,
dat de zegelrechten 23.500 minder oplever
den dan verleden jaar. In werkelijkheid be
draagt echter het nadeelige verschil 355.000,
daar onder de ontvangsten 331.500 begre
pen was, wegens zegelrechten, die reeds in
Maart j.1. aan de postkantoren ontvangen
waren, maar toen op den middelenstaat nog