HELDEISCIE COURANT Tweede Blad. VAN DONDERDAG '26 MEI 1921. PLAATSELIJK NIEUWS. Scheidsgerecht Gemeentewerklieden. Leveringen1. Se Periodieke Zeilwedstrijd Stoomtramweg Schagen—van EwiJcfesluis. Zwemclub „Frissche Morgen". Tent-Campagne van het Leger des Heils te Helder. GEMEENTERAAD. Voorstel-van Breda. Gemeentelijke Strafverordeningen. Bezoldiging Secr.penn. Alg. Weeshuis. Vergoeding brigadier Jullanadorp. Afschaffing drukken stenografisch verslag. Pensioneering J. A. Koevoet. Verhuring Zeestrand. Benoeming personeel Gemeente-secretarie. Commissie van Toezicht Lager Onderwijs. Bouw gymnasium. TWEEDE KAMER. Vragen van Kamerleden. De Rijksmiddelen. Onze iroegere plaatsgenoot de heer O. Scheurkogel slaagde voor 2e stuurman groote vaart. Het sedert kort Ingestelde diploma voor machineschryven werd verworven door A. Smit, H. Langerak, Th. Launspach, E. Tiel- rooy, J. Simonse en A. Gomes, leerlingen der Handelsavondschool alhier. Onze vroegere plaatsgenoot, de heer H. Haringa, tijdelijk beheerder van het torpedo magazijn der landmacht te Helevoetsluis, hoopt den 29en Mei a.s. 'den dag te herden ken, dat hij voor 25 jaar bij bovengenoemd magazijn te Helder in functie kwam. Den 24 Mei j.1. hield het Scheidsgerecht voor de Werklieden in dienst der gemeente Helder zijn eerste zitting ter behandeling van een ingesteld beroep. Tevoren had dit Scheidsgerecht zich als volgt geconstitueerd: A. W. Michels, Voorzitter. Jhr. H. Rappard, plaatsverv. Voorzitter. Dr. O. H. Ketner, J. Helder en G. A. Min nes, leden. Plaatsvervangers van bovengenoemde le den zijn respectievelijk: D. van Brederode, Ir. J. O. S. S. Schokkdng, O. de Boer Jr., O. Slot, H. J. van Wolferen. Als secretaris is aan het Scheidsgerecht toegevoegd, Mr. R. Veendorp, commies- redacteur ter gemeente-secretarie. De levering van bevroren vleesoh voor het garnizoen Helder gedurende de maand Juni '21, is toegewezen aan de N.V. van Stany's Koel- en Vrieshuizen te Rotterdam. op Vrijdag 27 Mei 1921. Waarschuwingsschot - (halfstok hijSchen vlag Z) ten 8 u. 25; Voor miodelsloepen B 3: 5 minuteiuschoit (voorhyscben vlag Z) ten 8 u. 25; Afvaartschot (strijken vlag Z) ten 8 u. 30; Voor modelsloepen B 1 en B 2: 5 minuten- schot (hijisoben vlag Z) ten 8 u. 35; Afvaart schot (strijken vlag Z) ten 8 u. 40; Voor fan tasiesloepen: 5 minu'tensdhot (hijschen vlag Z) ten 8 u. 45; Afvaartschot (strijken vlag Z) ten 8 u. 50. Het geluidsignaal terugroepen wordt ge geven met den misthoorn. Willemsoord, 25 Mei 1921. Uit eene advertentie in dit nummer blijkt, dat op bovengenoemden tramweg met ingang van 1 Juni een gewijzigde dienstregeling wordt ingevoerd. Hedenmorgen werd door bovengenoemde Zwemclub het zwemseizoen1 geopend. Onder aanwezigheid van een zevental leden sprak de heer J. Dekker een woord van wel kom en begaven zich allen, de (meesten voor het eerst, te water, om te genieten van een heerlijk frisdh zeebad. Alle leden worden opgewekt morgen bij gunstig weêr om 7 uur present te zijn. Wij vestigen er de aandacht op, dat reeds nu toegangsbewijzen voor de (groote Tent- Oampagne van het Leger des Heils verkrijg baar zijn en wel bij de Officieren Spoor- gracbt 88, hij de Plaatselijke Heilssoldaten en bij de Firma Egner Keizerstraat; De prijs der kaarten, welke geldig zijn voor slechts één samenkomst is 10 cents, ter wijl programma's, welke recht van toegang geven tot alle samenkomsten, verkrijgbaar zijn 65 oents. Men wordt dringend aangeraden zich vroegtijdig van kaarten1 en programma's te voorzien. Het raadslid, de heer van Breda heeft het volgende .schrijven aan den Raad gericht: Ondergeteekende heeft de eer voor 4e stellen: le. Het voorstel der Commissie tot wijzi ging der verordening op de invordering der Plaatselijke Belasting en tot herziening der Flaatselijke Directe Belasting naar het In komen te verdagen. 2e. Burgemeester en Wethouders beleefd uil te noodigen, om naast het voorgestelde tarief door de Commissie, ook een tarief van Burgemeester en Wethouders aan den Raad voor te leggen. Toeliohting. Het wil ondergeteekende voorkomen, wat punt 1 betreft, de Raad geen voldoende tijd gehad heeft om beider voorstellen nauwlet tend na te gaan. En wat punt 2 betreft, be vreemd het mij geen prae-advies van Bur gemeester en Wethouders op beide voorstel len te hebben gezien. •Naar aanleiding van het feit, dat dit jaar het vijfjarig tijdvak is verloopen, binnen het welk overeenkomstig artikel 178 der Ge meentewet dé algemeene herziening der plaatselijke strafverordeningen moet hebben plaats gehad, hebben B. en W. aan den Raad ter vaststelling aangeboden eeri staat van verordeningen, tegen wier overtreding straf is bedreigd. Het Bestuur van het algemeen Weeshuis alhier wensdht de bezoldiging van den Se cretaris-Penningmeester te brengen van 300.— op 400 's jaars. Ingevolge de artikelen 23 en 26 van het Reglement voor het Algemeen Weeshuis, wordt de belooning van den Secretaris en van den Penningmeester door de Regenten vastgesteld, onder goedkeuring van den Ge meenteraad. In verband hiermede en omdat B. en W. de genoemde verhoogiug wel -billijk vinden, stel len zij den Raad voor daaraan zijne goedkeu ring te verleenen. De brigadier van politie, gestationnesrd te Julianadprp, ontvangt jaarlijks een vergoeding van f 40* voor een rijwiel. Met het oog op de surveillanee in het Uit gestrekte Koegras is het doelmatig, dat deze met een motorrijwiel gebeurt. Voorts heeft de bedoelde functionaris dik wijls met eenigen spoed vanwege het Gemeente bestuur stukken uit te reiken. Ook bij andere opdrachten is het van zeer veel gewicht, dat hij zich snel kan verplaat sen. Bjj brand behoort de brigadier voormeld eveneens spoedig ter plaatse aanwezig te zijn, terwijl het ook gewenscht is, dat hy zich by de opsporing van strafbare feiten oogen- blikkelyk in verbinding kan stellen met de burgemeesters der omliggende gemeenten. Het komt den Burgemeester, als hoofd der politie, en ook den Commissaris van Politie voor, dat het gebruik van een motorrijwiel door den brigadier te Julianadorp ten zeerste in het belang van den dienst is. Opgemerkt wordt, dat het gewone rywiel in reserve zal worden gehouden om dit voor den dienst te gebruiken, als de motor defect mocht raken. De vergoeding, welke de brigadier Hoving verzocht heeft, n.1. f 100 per jaar, komt B. en W. niet te hoog voor, in aanmerking ge nomen het profyt, dat de gemeente van dit motorrijwiel zal trekken. Zy stellen mitsdien voor de vergoeding van f 40 per jaar, welke de brigadier te Juliana dorp tot dusverre ontvangt, met ingang van 1 Juli a.s. te verhoogen tot f 100 voor het onderhoud en de onkosten van een motor rijwiel. B. en W. hebben aan den Raad het volgend schrijven gericht Reeds meermalen Is in Uw College gewezen op de wenschelykheid om te bezuinigen op den post schrijf' en bureaubehoeften, druk- en bindwerk, enz. Wy hebben deze kwestie nauwgezet overwogen en zyn tot de conclusie gekomen, dat vermindering dezer uitgaven is te bereiken, wanneer het gedrukte stenogra fisch verslag wordt afgeschaft. Dit verslag zou kunnen worden vervangen door een gedrukt verkort verslag, dat alsdan aan elk lid van Uw Raad zou worden toege zonden. Wy zijn hiertoe (geleid door de ge dachte, dat het stenografisch verslag betrek kelijk weinig wordt gelezen, terwijl een zoo genaamd analitisch verslag veel gemak biedt voor het op- of naslaan van de genomen besluiten en mede zy het dan ook in beknopten vorm en dus eenigszins onvolledig van de beraadslagingen over een bepaald onderwerp. Dit kort verslag kan gemakkelijk verkregen worden door uitgave van een overdruk van het Raadsverslag van de Heldersche Courant. Op ons verzoek heeft de uitgever dezer courant zich bereid verklaard om van dit verslag afdrukken te leveren tegen oen ook elders geldend onzes inziens billijk tarief. Ofschoon het verslag in dezen vorm, behou dens van onzentwege aan te brengen correctie, niet meer geeft dan het verslag in de Heldersche Courant, biedt toch, zoo meenen wy, het vervaardigen er van een belangryk voordeel, en wel, omdat het aldus gemakkelijker en regelmatiger te bewaren is dan door middel van het bewaren der betrekkelyke nummers der courant. Als proeve leggen wy hierby over het kort verslag van U we vergaderingen van 29 en 80 Maart j.1. Naast het analytisch verslag zon het, meenen wy, gewenscht zyn het stenografisch verslag in stand te houden, opdat dit verslag voorde Raadsleden, die van het een of ander behan delde onderwerp meer gedetailleerd willen kennisi nemen, steeds ter inzage kan liggen. Dit stenografisch verslag zou daartoe getypt kunnen worden en na ter visieligging voor de Raadsleden door Uw College kunnen wórden vastgesteld, om aldus te gelden als de officieele Raadsnotulen. Gerekend naar het jaar 1920 zou de volgende besparing worden verkregen: Stenogr. Raadsversl. over 1920 1317 pag.) f 7817.828 Kort verslag van de zelfde vergaderingen 650 pag. h f 1.— f 650.— Correctiekosten van dit verslag 800. Kosten stenograaf en typewerk2000. 2950.- f4867 83» Wy meenen, dat een bezuiniging van rond f 5.000.— 's jaars niet achterwege mag biy ven, weshalve wy U met verwyzing naar de over gelegde stukken voorstellen overeenkomstig het vorenstaande te besluiten en te bepalen, dat'de nieuwe regeling zal ingaan met 1 Juli 1921. Wy merken hierby nog op, dat het de be doeling is, in het drukken en'rondzenden der voorstellen e.d. (de z.g. Bylagen) geen wyziging aan te brengen. Den 30 Maart j.1. besloot de Raad het ver zoek van den smid aan de gasfabriek J. A. Koevoet oim toekenning eener (gratificatie als nog in handen te stellen van de Commissie voor de Water- en Lichtbedryven. Zooals de Comissie ook in. haar advies aangeeft, is eenerzyds, nu het personeel zyn rechten reglementair vindt omschreven, het toekennen eener gratificatie niet wel toe laatbaar, doch anderzijds vindt zy het hard, om Koevoet, die voor velen een voorbeeld van plichtsbetrachting is geweest, en waar van thans het bedrijf nog de vruchten plukt, met een gering pensioen naar huis te moe- tqn zfeniden. Ofschoon Koevoet bijna 20 jaren in dienst der gemeente is geweest, tellen slechts 6 dienstjaren voor de berekening van zijn pen sioen mede. 'Hierin vindt de Commissie dan ook aanleiding om Koevoet onder de gunstige bepalingen der Pensioenverordening te la ten vallen, n.1. door toepasing van art. 3, sub c., in verband met art 5, sub c., der betrok ken Verordening, waardoor een penisoen ge lijk aan de helft van den pensioengrondslag over de laatste vijf jaar of 696.— kan wor den toegekend, welk bedrag nog met 391/» toeslag of 233.43 behoort te worden ver hoogd, zoodat het totaal bedrag aan pensioen 829.43 zal bedragen. Alzoo heeft de Com missie een basis gevonden, waarop een hoo ier pensioen kan worden toegekend, zonder n een willekeurig besluit te vervalllen. B. en W. stllen voor in dezen geest een besluit te nemen. In de vergadering van den Raad van 8 Februari j.1. werd in beginsel besloten het strand te Huisduinen, hetwelk de gemeente in staat is van het Ryk te huren, in onder huur af te staan aan de op te richten N. V. Zeebad Huisduinen. De voorwaarden van verhuring, die het Ryk thans stelt, zyn dezelfde als voorheen, behalve dat de gemeente daarenboven de zorg voor de helmbeplantingen en dergelyke in het te huren strandvak heeft te dragen. Het schynt B. en W. billyk, dat de hieruit voor de gemeente voortvloeiende kosten op de ondeAuurster worden verhaald. Deze ware eveneens, voor zoover gelegenheid tot baden wordt gegeven, te belasten met het nemen van veiligheidsmaatregelen, zooals deze zyn omschreven in een concept-contract Hierby worde opgemerkt, dkt dezelfde bepalingen ook voor de vorige onderhuurders hebben gegolden. De jaarlyksche huurprys voor de onder- huurster zou in verband met het feit, dat de gemeente aan het Ryk f40.— moet b6talen, op hetzelfde bedrag zyn te stellen. De N.V. kan zich met de concept-overeen komst vereenigen. De Commissaris van Politie en de Gezondheids-commissie, daarover ge hoord, kunnen in hoofdzaak met het in het ontwerp bepaalde medegaan. Diensvolgens stellen. B. en W., met verwy zing naar de overgelegde stukken, voor: 1. het College te machtigen voor 5 jaren van het Ryk te huren het recht van gebruik van het strandvak tusschen hectometerpaal 41 en hectometerpaal 46 2. een betreffende overeenkomst met de op te richten N.V. Zeebad Huisduinen aan te gaan. Naar aanleiding van het feit, dat twee leden van het personeel ter Secretarie (de klerken S. Koning en A. J. de Wit) reeds geruimen tyd door ongesteldheid hunne betrekking niet kunnen waarnemen, terwyl het, althans wat Koning betreft, nog vry lang zal kunnen duren, eer ze weer te werk kunnen worden gesteld, hébben B. en W. den Gemeente- Secretaris op diens verzoek gemachtigd een oproeping van sollicitanten voor klerk ter Secretarie te doen. Temeer is deze voorziening thans noodig, omdat het seizoen, waarin het personeel suc- cessievelyk met verlof gaat, is aangebroken. De benoeming van deze klerk zal een tydelyke zijn, doch zy kan naar de meening van B. en W. zonder bezwaar er een zyn voor den proeftyd van een jaar, voorafgaande aan de vaste aanstelling, alzoo niet voor werk zaamheden van tydelyken aard. Dit, omdat de te benoemen klerk, wanneer hy voldoet, bestemd kan worden voor uit breiding van het personeel aan de Afdeeling Bevolking en Verkiezingen, welke uitbreiding noodzakeiyk is, hoofdzakelijk tengevolge van het feit dat de bevolkingsboekhouding voor het Marine- en Landmacht-personeel thans ook geheel naar het Gemeente-bestuur is overgegaan en in de tweede plaats door de invoering van het vrouwenkiesrecht. B. en W. stellen voor hen het noodige crediet hiervoor te willen verleenen. Tevens vragen B. en W. het crediet voor de bezoldiging van een klerk aan de Afdeeling Onderwys, Algemeene Personeels-aangelegen- heden en Pensionneering van Gemeente- Ambtenaren. Ingevolge art. 216 der Lager-onderwyswet 1920 worden de plaatselyke commissiën van toezicht, bedoeld in art. 92, 2e lid der Wet van 1878 (oude Wet; met ingang van 1 Januari 1921 ontbonden. Uit art, 176 o. v. van eerstgenoemde Wet blijkt, dat er weder dergelyke commissiën door den Gemeenteraad zullen moeten worden ingesteld, welker samenstelling echter op een andere leest is geschoeid dan voorheen. De nieuwe commissiën zullen dus zoo spoedig mogelyk na 1 Januari 1921 haar taak moeten aanvangen. Over de instelling der nieuwe Commissie zegt de Minister van Onderwy's, Kunsten en Wetenschappen in de toelichting op de nieuwe Onderwijswet het volgende „Het oordeel over de werking der plaatselyke commissiën van toezicht moet, zeer enkele govallen uitgezonderd nu eeDmaal zoo lui den, dat hare opheffing geen groot verlies beteekent Voor de plaatselyke Commissie kan een goede taak weggelegd zyn, mits hare be stemming wordt gewyzlgd. Eene uitoefening van toezicht, die kan ïyden tot ingrijpen in den gang der schoolzaken, is z. i. aan de Commissie te onttrekken. Naar zy'ne meening behoort deze niet anders te zyn dan een raadgevend college, dat zijne adviezen geeft aan het Gemeentebestuur en het Rykstoe- zicht en desgevraagd ook aan de onderwy- zers bystand verleent. Haar toezicht op de scholen zal zich dus dienen te bepalen tot dat eene, wat voor dit adviseurschap noodig is.. Zy zal aldus een brug vormen tusschen de school en de autoriteiten, welke het onder wy's ten goede kan komen. In overeenstem ming met dit doel behoort hare samenstelling er op berekend te zyn, dat de verschillende groepen van meest belanghebbenden by het onderwys er in vertegenwoordigd zyn en dat zy uit ee'n klein aantal personen bestaat. De Commissie moet volgens art. 184 der Lager-Onderwyswet 1920 uit tenminste 5 leden bestaan. Van deze vyf leden moet er één behooren tot de ouders der in de ge meente op een openbare lagere school inge schreven leerlingen, één tot de ouders der in 'de gemeente op een byzondere lagere school ingeschreven leerlingen, één tot de meerder jarige onderwyzers der openbare lagere school in de gemeente, één tot de meerderjarige on derwyzers der byzondere lagere school in de gemeente en één tot de overige meerder jarige inwoners der gemeente. B. en W. ach ten dit minimum-aantal leden voor onze ge meente voldoende. Ten einde contact te ver- krygen tusschen de Commissie en die van Toezicht op het Middelhaar Onderwys, komt het hen zeer wenschelyk voor één lid dezer Commissie tevens deel uit te doen maken van die van toezicht op het Lager Onderwys, welk lid dan als voorzitter van laatstge noemde Commissie zou moeten fungeeren. Dit lid zou dan echter, om gelykheid in de Commissie te verkrijgen, geen kinderen te zynen laste moeten hebben. B. en W. merken hierby nog op, dat de Commissie van toe zicht op het Middelbaar Onderwys deze ziens- wyze ten volle deelt. Daar de Raad de geheele inrichting der Commissie behoort te regelen, bieden B. en W. een concept-verordening aan den Raad ter goedkeuring aan. Voorts stellen B. en W. den Raad voor te besluiten 1. over te gaan tot instelling van een Commissie van Toezicht op het lager onder wys; 2. de overgelegde concept-verordening vast te stellen, onder intrekking van de door den Raad by besluit van 28 April 4908 vastgestelde verordening, voor de plaatselyke Schoolcommissie in de gemeente Helder; 3. over te gaan tot de benoeming der ver schillende leden, (dubbeltallen) Categorie 1 (een der ouders der in de ge meente op een o. 1. school ingeschreven leerlingen). 1. Mevr. E. van Urk—Zwanenburg. 2. Mevr. A. Labout - Manse. Categorie 2 (een der ouders der in de ge meente op een byzondere lagere school in geschreven leerlingen). 1. F Th. A. Cedee. 2. H. de Barbanson. Categorie 3 (een der meerderjarige onder wyzers der o. 1. scholen in de gemeente). 1. D. Blom. 2. W. Hgeröma. Categorie 4 (een der meerderjarige onder wyzers der byzondere lagere scholen in de gemeente). 1. P. Storm. 2. E. H. Bos. Categorie 5 (een der overige meerderjarige inwoners der gemeente, tevens voorzitter). 1. C. M. Moolenburgh. 2. W. J. Bakker. Den len September a.s. zal het tydvak waarvoor aan deze gemeente ontheffing werd verleend van de verplichting om een gymna sium op te richten, verstreken zyn, zonder dat zoodanige veranderingen plaats grepen, dat de gemeente thans zonder overgroote bezwaren wéltot stichting van zulk een inrichting van onderwys zou kunnen overgaan B. en W. stellen daarom den Raad voor, van bedoelde verplichting opnieuw ontheffing te vragen. Zy teekenen hierby aan, dat de vraag of maatregelen kunnen worden genomen in het belang van die ingezetenen, welke hunne kinderen een universitaire opleiding wenschen te geven, de volle aandacht heeft van dat College, maar dat, mede uit een met den Inspecteur der Gymnasia gevoerde corres pondentie gebleken is, dat de tyd voor derge lyke maatregelen thans nog niet gunstig is. Vergadering van Dinsdag. 'Voortgegaan wordt met bet onderwerp tot invoering van den kinderrechter en onder toezicht stelling van minderjarigen. De heer Kleere koper (s.-d.) steunt het amendement-Dresselhuys om aanstelling van vrouwelijke plaatsvervangende kinderrech ters mogelijk te maken en dient daarnaast een motie in, uitsprekende de wensohelijk- heid van benoembaarheid van de vrouw tot een rechterlijk ambt. Op voorstel van den voorzitter wordt met 33 tegen 29 stemmen besloten de motie te behandelen op een nader te bepalen dag. De beer Beumer (a.-r.) bestrijdt bet amendement-Dresselhuys. De beer Van Schaik (r.-fc.) wil gelyke benoembaarheid voor alle openbare ambten met uitzonderingen, noodig met het oog op orde en zedelykheid. Spr. acht de vrouw ge schikt voor kinderrechter. Het amendement houdt evenwel geen rekening met de practi- sohe vragen ten aanzien van de uitvoering. De heer S c h e u r e r (a.-r.) betoogt, dat de vrouw juist voor kinderrechter zeer onge schikt is. Mejuffrouw Groeneweg (s.-d.) komt op tegen het betoog van den heer Scheurer. De beer Schokklng(c.-h.) wenscht geen principieele beslissing door stemming over dit amendement. Spr. zal daarom tegen stem' men. De heer Van Veen (c.-h.) acht redactie' verbetering in het amendement noodig. Minister Heemskerk bestreed het amendement door te wijzen op de practlsche moeilijkheid voor een vrouw om steeds in het reohtsgebouw te zyn en voorts met het argument, dat de Wet op de Rechteriyke Organisatie de vrouw nog uitsluit. Dit laatste werd door den heer Mer chant betwist, die overigens pok tegen) het amendement-Dresselhuys was, omdat hij in tegendeel de vrouw in 't algemeen wèl be noembaar achtte. Een wijziging en beperking, die de heter Dresselhuys aanbrengen wildé, werd verworpen; een amendement der Oom missie van Rapporteurs, waardoor verzoeken of vorderingen tot ontheffing of ontzetting uit de ouderlijke macht, als van te groot be lang, niet zouden worden behandeld door den kinderrechter, (maar door de meervoudige Kamer met den kinderrechter erby, daaren tegen aangenomen. Het ontwerp werd vervolgens z. h. s. aan genomen. Aangevangen wend met de wyzi ging der Hooger Onderwyswet. Vergadering van Woensdag. Voortgegaan wordt met de behandeling der hooger onderwyswet. In de promotie van meesters in de rechten is verandering ge bracht, zoodat in de toekomst hy, die den Meesterstitel voert, niet door dat feit zelve zal kunnen worden beschouwd als een jurist, die op een „promotie" mag bogen. Eerst by promoveeren verkry'gt hy den doctorstitel, en daarvoor is een proefschrift noodig. Voorts werd een interpellatie-W i n t e r- m a n s behandeld over het niet-indienen der wyziging van de Landarbeiders wet. Minister Vanl.Tsselsteyn zette de redenen daar van (wijzigingen, etc.) uiteen. Rechtspositie Provinciaal personeel Da heer D u y s heeft aan den minister van binnenlandsche zaken gevraagd: Is het juist, dat door het college van Ge deputeerde Staten vain Noord-Holland reeds geruimen: tijd geleden ter goedkeuring aan t de regeering is opgezonden het door de Sta ten dier provincie vastgestelde reglement be treffende den rechtstoestand van het perso neel in dienst dier provincie? Zoo ja, is de regeering bereid mede te doe len de redenen, waarom tot heden nog geen goedkeuring door haar is verleend, en of ten spoedigste die goedkeuring kan worden te gemoet gezien? De Zuiderzeeraad. De heer Van de Bilt heeft aan den' mi nister van waterstaat gevraagd: 1. „Wil de minister ook meedeelen, of het rapport der oommissie uit den Zuiderzee raad, betreffende de schadeloostelling aan visschers en nijveren, reeds is ingekomen en zoo ja, of dat rapport zal worden gepubli ceerd? 2. Acht de minister het niet gewenscht, reeds nu voorstellen' te doen, ten einde ook de houders van het bedryf door een renteloos voorschot te helpen, opdat zy dat bedrijf langzamerhand kunnen omzetten? Ansjovis. Op vragen van den heer Duymaervan Twist betreffende het nemen van maatre gelen om de ansjovisvissoherij voor de Zui- derzeevisschers loonend te maken, heeft de minister van landbouw, nijverheid en handel geantwoord: In overleg met den minister van arbeid is besloten, dat, evenals het vorige jaar, ook in- dit vischseizoen ansjovis voor rijksrekening van de visschers wordt opgekocht en inge zouten. Hiermede is 'bereids op 9 Mei j.1. een aanvang gemaakt. Ofschoon niet in zoo sterke imate als in Maart, toen de rijksmiddelen welhaast met 9 millioen de ontvangsten van een jaar te voren waren te boven gegaan, valt er ook voor April een stijging in de opbrengst waar te nemen, die, in aanmerking genomen de tijden van depressie, die wij nu op zoo menig gebied beleven, wel opmerkelyk mag worden genoemd. De vooruitgang vergele ken met April '20, bedroeg nu nog J 3,210.000. Ook by de beoordeeling van dit accres moet men bedenken, dat de ontvangsten in de ovengenoemde maand van het vorige jaar, ofschoon die van Maart 1920 aanmerkelyfc te boven gaande, toch nog voor een deel onder den invloed stonden van de groote staiking van de transportarbeider®, zoadat, zonder dien1 belemmerenden factor, de 'baten der schatkist ongetwyfeld hooger zouden zijn geweest, en er nu van een vooruitgang wel licht niet gesproken had kunnen worden. Bovendien geldt ook voor dezen staat de vroeger reeds gemaakte opmerking, dat men den oorsprong van het voordeelige eindcij fer veeleer moet zoeken bij de opbrengst der belastingen, waarvan de grondslagen nog dagteekenen uit de tijden van voorspoed, dan bij die middelen, welke met den toestand op het gebied van handel en verkeer recht streeks verband houden, al zyn in dat op zicht de verschillen op dezen staat minder kenmerkend dan die in de opgaaf over Maart j.1. Over het algemeen trouwens loopen de oijfers dit keer, op een paar uitzonderingen na, veel minder uiteen met die van verleden jaar dan in de maand tevoren het geval was. De beide uitzonderingen betreffen de re gistratierechten en de grondbelasting. De vooruitgang van 1.060.000 bij eerstgenoemd middel, dat in de afgeloopen maand opmer kelijk ruim gevloeid heeft (al kon de sedert 1 Januari ontstane achterstand nog bij lange niet worden ingehaald) maakt de hernieuwde daling, ditmaal tot een bedrag van bijkan# 1 millioen, by de grondbelasting 1.605.700 'minder binnengekomen dan in de eerste vier maanden van 1920. Was er een jaar ge leden op het eind van April op rekening van het dienstjaar 1920/21 reeds ƒ2.445.300 ont vangen, thans heeft, blykens de onder aan den staat opgenomen splitsing, de ontvangst op rekening van het loopende dienstjaar nog maar 666.900 bedragen. In tegenstelling hiermede is er bij de ove rige heffingen, die vroeger als directe be lastingen op den middelemstaat verantwoord werden, reeds een1 vry behoorlyke voorsprong op verleden jaar. De ontvangsten uit deze belasting hebben intusschen de toch reeds zeer hooge bate van verleden jaar April nog met bijkans 9 ton overtroffen; zij vormen dan ook met 12.4 millioen, zijnde niet veel minder dan 1/8 van het totaal van alle middelen een record. En sedert 1 Januari is daar 88.767.000 uit binnengekomen, of 5.6 millioen meer dan verleden jaar. Bij de dividend- en tantièmebelasting bedroeg het accres over April 476.800 en over de eerste vier maanden 8.4 millioen, terwyi er uit de vermogensbelasting 836.000 meer werd ont vangen in de afgeloopen maand en sedert 1 Januari 1.025.000 meer. 'Zullen voor de laatstgenoemde drie belas tingen de baten In het loopende kalenderjaar vermoedelijk nog op ruime schaal binnen komen, aangezien zioh daarin nog niet de wy'zigingen van de conjunctuur kunnen weerspiegelen, er is stellig reden tot groote bezorgdheid, wanneer men bedenkt, in welke mate deze opbrengsten een volgend jaar den invloed zullen ondervinden van de groote veranderingen, die 'er in de oeconomische verhoudingen hebben plaats gehad. Men denke slechts aan de uitwerking, die de ge weldige daling aan de effectenbeurs in het laatst van het vorige jaar moet hebben op de vermogens- en even goed op de successie belasting (welke intusschen, ondanks een aocres van 239.000 in April, sedert 1 Janu ari 564.000 by verleden jaar ten achter is); aan den invloed, welken de sterke achteruit gang in de bedryfsresultaten van nijverheid, van scheepvaart, handel en Indische cultures op de inkomstenbelasting en de dividend- en tantièmebelasting zal doen gelden en in welke mate dan ook de accynzen en de overige mid delen van de daling in het algemeene wel vaartspeil te lijden zullen hebben, en men zal beseffen, dat er zorgeiyke tijden voor de schatkist op komst zyn. De gunstige resul taten, die er thans nog met de inkomsten worden behaald, mogen daarvan de aandacht üiet afleiden. Wat nu de overige middelen aangaat, op welker opbrengst de gewtyzigde. conjunctuur thans reeds vat kan hebben, merken wy op, dat de zegelrechten 23.500 minder oplever den dan verleden jaar. In werkelijkheid be draagt echter het nadeelige verschil 355.000, daar onder de ontvangsten 331.500 begre pen was, wegens zegelrechten, die reeds in Maart j.1. aan de postkantoren ontvangen waren, maar toen op den middelenstaat nog

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1921 | | pagina 5